25 000 VIII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 1997

nr. 121
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 juni 1997

De vaste commissies voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 hebben op 23 april 1997 overleg gevoerd met minister Ritzen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en minister Borst-Eilers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de voortgang van de totstandkoming van een samenhangend stelsel van opleidingen voor verpleging en verzorging (25 000 VIII, nr. 83).

Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Sterk (PvdA) had in de brief van 18 april gelezen dat na overleg met de NZf en de HBO-raad op korte termijn een plan van overdracht van het inserviceonderwijs zal kunnen worden vastgesteld. De constructie kwam haar wat gekunsteld voor en zij betwijfelde of er met deze afspraken een flitsende start kan worden gemaakt. Zij stemde schoorvoetend in met een propedeutisch jaar en recht op studiefinanciering, waarbij de meerkosten worden gecompenseerd door de zorginstellingen. Wat moet in dit verband worden verstaan onder «op korte termijn»? Waarop is de instroombeperking van het aantal studenten tot 2700 per jaar gebaseerd?

Gaat het kabinet akkoord met de afspraken van negentien hogescholen met HBO-V, neergelegd in een hedenmorgen ontvangen brief van de HBO-raad?

Mevrouw Sterk stelde tevreden vast dat er sinds kort met de centrales overeenstemming is over de rechtspositie. Kan het kabinet erop toezien dat half mei de overdracht van het personeel aan ROC of HBO wordt gerealiseerd en dat er duidelijkheid komt over de rechtspositie van het over te dragen personeel ten tijde van de overgang en in de periode daarna?

Zij meende dat studenten van de oude opleiding MDGO-VP in de gelegenheid moeten worden gesteld om na de driejarige opleiding door te stromen naar een applicatiejaar dat via een leerpraktijkroute kan worden afgerond met een diploma op kwalificatieniveau 4, wat leidt tot registratie als verpleegkundige. Haars inziens is de overheid een dergelijke creatieve overgangsregeling verplicht aan deze studenten.

Tot slot vroeg mevrouw Sterk of er al enig schot zit in het creëren van een assistentenniveau 1.

Mevrouw Van Vliet (D66) was verheugd dat het plan van overdracht vastgesteld kan worden, omdat er een akkoord is over de manier waarop met de onderwijsarbeidsovereenkomst zal worden omgegaan. Het had haar verbaasd dat het zo lang heeft geduurd en dat dit niet was voorzien. Toch heeft de minister van VWS kennelijk bij de officieuze overdracht van VWS aan OCW gezegd dat het door het verschil van opzet van het inserviceonderwijs en het duale leerstelsel van het MBO niet zo vlot zou verlopen als OCW wel dacht. Het is zaak dat de instellingen zo snel mogelijk van start kunnen gaan. Vooralsnog lijkt terecht besloten tot een instroombeperking. Mevrouw Van Vliet wilde de bevestiging dat het in te stromen aantal studenten ieder jaar opnieuw zal worden vastgesteld aan de hand van de arbeidsmarktsituatie en de verwachte ontwikkeling daarvan.

Is er een oplossing gevonden voor het probleem dat een aantal instellingen geld claimt voor de overdracht, terwijl de overdracht al in een eerder stadium heeft plaatsgevonden? Ook mevrouw Van Vliet wenste een reactie op de brief van de HBO-raad.

Zij was principieel van mening dat het assistentenniveau in de verzorging er moet komen. IVBO-leerlingen aan een afdeling verzorging hebben geklaagd dat zij geen mogelijkheid tot een vervolgopleiding hebben. Kamer en kabinet hebben gesteld dat VBO, dus ook IVBO, geen eindonderwijs is. Dus moet er een vervolgopleiding zijn. Aangezien deze leerlingen naar het schijnt niet kunnen instromen in niveau 2 (helpende) zal er dus een assistentenniveau moeten worden gecreëerd. Hoe wil men dit probleem op de korte termijn opgevangen? Wordt het die leerlingen bijvoorbeeld mogelijk gemaakt om extra certificaten te behalen waarmee ze naar niveau 2 kunnen doorstromen? Wordt er een assistentenopleiding in het leven geroepen?

Ook mevrouw Van Vliet wilde goede overgangsregelingen en applicatiecursussen. Mensen met MDGO-VP worden nu verzorgende in de individuele gezondheidszorg, terwijl zij verpleegster waren en als zodanig een baan hebben gekregen. Wat gebeurt er met de mensen die zo'n baan hebben en met mensen die een opleiding volgens het oude MDGO-VP volgen?

De heer Cornielje (VVD) was verheugd over de duidelijkheid betreffende het akkoord met de hogescholen, al was hij wel van mening dat een akkoord zo helder behoort te zijn dat er geen discussie meer over mogelijk is. Van dit akkoord doen al verschillende interpretaties de ronde, bijvoorbeeld ten aanzien van de capaciteitsafspraak, die volgens de HBO-raad geen betrekking heeft op de duale leerweg.

De heer Cornielje was van oordeel dat de Kamer een fundamentele discussie dient te voeren over de wenselijkheid of onwenselijkheid van duale leerroutes in het HBO. Alle beroepenvelden in het hoger beroepsonderwijs stellen eigen eisen en beperken de mogelijkheid van duale trajecten, terwijl her en der sluipenderwijs duale trajecten worden ingevoerd.

Kunnen de huidige studenten hun opleiding afmaken onder dezelfde condities als waaronder zij eraan begonnen zijn? Krijgen de instellingen vóór 1 mei bericht dat zij de opleiding kunnen starten?

De heer Cornielje sloot zich aan bij de hartenkreten over de assistentenopleiding in het MBO. Tijdens het vorige overleg hebben ook de bewindspersonen zich hiervoor uitgesproken. De minister van VWS wilde de instelling van deze opleiding via «management bij speech» bereiken.

De heer Reitsma (CDA) vroeg naar de stand van zaken ten aanzien van de rechtspositie bij het implementeren van het inserviceonderwijs in de ROC's. Ook hij vond het verheugend dat er op de valreep een akkoord is gesloten over de algemene voorwaarden, toegespitst op de pensioenen. Het getreuzel op nationaal niveau heeft zijns inziens geleid tot hogere kosten voor de ministeries. De overdracht van het inserviceonderwijs aan het HBO zou op 1 februari plaatsvinden, dat werd vervolgens 1 maart, maar de overdracht heeft nog niet plaatsgevonden. Er mag niet meer tijd worden verspild. De instellingen moeten voor 1 mei weten dat de zaak rond is.

De ingediende plannen sporen absoluut niet met het akkoord, gesloten tussen kabinet en HBO-raad. De heer Reitsma maakte er zich zorgen over dat de instellingen zich niets meer aantrekken van afspraken tussen kabinet en HBO-raad en een sterkere positie hebben. De HBO-raad zal zich moeten inspannen om draagvlak te behouden en de bewindsman zal zich moeten vergewissen van steun van de instellingen voor die afspraken. De nieuwe voorstellen van de HBO-raad staan op gespannen voet met het akkoord dat zij met de bewindsman hadden gesloten. Wat gaat de minister van OCW nu doen? De heer Reitsma betoogde dat de kwaliteit van het onderwijs en het aansluiten van dat onderwijs op de arbeidsmarkt het leidend beginsel moeten zijn en niet het feit dat dit consequenties zou kunnen hebben voor de studiefinanciering, kennelijk de grootste zorg van de bewindsman. Nu wordt de rekening eigenlijk aan de zorginstellingen gepresenteerd. Is dat wel juist? Zijn daar wel harde afspraken over gemaakt?

Merkwaardig genoeg heeft de bewindsman aan de Kamer niets over de fiscale voorziening gemeld, terwijl hij zijn voornemens op dat stuk wel heeft gemeld aan de Nederlandse zorgfederatie. Kan hij dit nader toelichten? Desgevraagd beaamde de heer Reitsma dat dit punt bij de begroting aan de orde is geweest, maar hij wees erop dat zoiets in de fiscale wetten moet worden geregeld en dat daarin stond dat die fiscale voorziening voorlopig zou gelden voor de technische en commerciële sectoren. Zijns inziens behoort de voorziening ook te gelden voor de sectoren landbouw en zorg.

De heer Reitsma was het eens met de vrijwillige instroombeperking. Hij sloot zich aan bij de opmerkingen over het assistentenniveau. Hij vroeg nogmaals of de afbakening tussen de kwalificatieniveaus 4 en 5 voldoende aandacht krijgt.

Tot slot vroeg de heer Reitsma of de huidige leerlingen in de oude opleidingen zowel op MBO- als op HBO-niveau in aanmerking komen voor de fiscale regeling.

Antwoord van de regering

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen herinnerde eraan dat de Kamer jarenlang heeft gevraagd of de integratie nu eens zou worden gerealiseerd. En eindelijk is het zover gekomen in een voor dit soort processen ongekend snel proces met herkenbaarheid van einddoelen en kwaliteitsverbeteringen. Vanuit zijn bestuurlijke verantwoordelijkheid oordelend, stelde hij dat dit proces goed is verlopen en ten voorbeeld kan worden gesteld. Zijns inziens horen «rafels» bij zo'n lastig bestuurlijk proces. Die «rafels» moeten nog weggewerkt worden.

Wat het hoger beroepsonderwijs betreft, is er sprake van instellingen die welbewust de afgelopen jaren een redelijke mate van vrijheid hebben gekregen, voorzien van de eis dat zij verantwoordelijkheid afleggen. Dat leidt tot processen waarbij intern de energie maximaal wordt benut om vorm te geven aan de kwaliteit van het eigen onderwijs. In retrospectief blijken er ook ontwikkelingen te zijn geweest waarbij men de grenzen van de autonomie heeft overschreden. Dat geldt bijvoorbeeld voor de voorschotten die zijn genomen op de overdracht van het inserviceonderwijs. Nadat het akkoord was gesloten, bleek dat een aantal HBO-instellingen studenten hadden ingeschreven voor een niet-duale opleiding. Deze praktijk viel in feite ook buiten de hoofdlijnen van beleid die in het verleden waren bepaald. Die opleiding had in het kader van de WHW geregistreerd moeten worden. Een strikte toepassing van de wet zou een te harde benadering zijn, gezien tegen de achtergrond van de ruimte die het kabinet had willen bieden. Als deze gang van zaken op het ministerie bekend was geweest, dan zou dit anders hebben gehandeld, maar het bleek pas bij de overdracht. Het ministerie heeft toen geprobeerd een oplossing te vinden, rekening houdend met de gegroeide situatie, al was die feitelijk contra legem. Blijkbaar is op grond van het proces de verwachting ontstaan – overigens gewekt door Kamer noch bewindsman – dat dit tot de reële mogelijkheden behoorde.

Samen met de instellingen van gezondheidszorg heeft het ministerie een uitweg gezocht. Besloten is het eerste jaar, dat toch al veelal een theoriejaar was, aan te merken als theoriejaar in de nieuwe structuur van het HBO. Daarin moeten dus 42 studiepunten worden gehaald. De studiefinanciering is daarbij voor de minister niet doorslaggevend. Dat geldt wel voor de manier waarop in de nieuwe structuur kwaliteitsverbeteringen kunnen worden bereikt, bij voorkeur tegen dezelfde kosten. De kostenontwikkeling waarbij de studiefinanciering in totaliteit een rol zou spelen, is nooit aan de orde geweest. De brief van de HBO-raad had hem in dit verband verbaasd. Daarin is sprake van 63 studiepunten en mogelijke afwijkingen. Gezondheidszorginstellingen hebben er micro gezien belang bij het proces in deze richting te stuwen. Scholen hebben er geen belang bij het anders te doen. Daarom vroeg de minister de steun van de Kamer voor zijn benadering vanuit de maatschappelijke verantwoordelijkheid: de wet uit te voeren en kosteneffectief een kwaliteitsverbetering tot stand te brengen. Een aantal instellingen heeft overigens wel een eerste jaar met een echt duaal karakter en doorlopend in vervolgjaren.

Desgevraagd zei de minister dat een traject dat niet meteen vanaf het eerste moment duaal is, níét noodzakelijkerwijs betekent dat de kwaliteit minder gegarandeerd is dan bij een volledig duaal traject, maar wél dat er beperkingen zijn. Ook in een land als Frankrijk wordt sterk gepleit voor dualisering, omdat er maatschappelijk gezien veel extra ruimte mee te verwerven valt. Werkgevers zijn evenwel tegen, omdat het hun tijd en geld kost en onderwijsinstellingen bieden liever voltijdonderwijs aan. Misschien bestaat er inderdaad behoefte aan een bredere verkenning. In het kader van de WVA zal bij de begroting de ondersteuning aan de orde komen van opleiding en scholing door middel van lastenverlichting. Duale opleidingen zouden daarbij een belangrijke component kunnen zijn.

Bij interruptie werd het verstandiger geacht om eerst op basis van kwaliteitsoverwegingen een beleidsmatige uitspraak te doen, om te voorkomen dat de financiën de Kamer in een bepaalde richting dwingen. De minister antwoordde hierop dat er bij de overdracht sprake is van het verloren gaan van een duaal onderdeeltje. Er is in het kader van lastenverlichting extra geld beschikbaar voor het ondersteunen van duale projecten. Oorspronkelijk was het de bedoeling de overdracht kostenneutraal te doen geschieden. Als bij de overdracht het eerste jaar wordt geoormerkt als theoriejaar, dan is dat nieuw en dan gaat daar de kostenneutraliteit verloren. De NZf heeft erop gewezen dat er ook geen sprake is van kostenneutraliteit aan de kant van de zorginstellingen, als er collegegeld moet worden betaald. De stagevergoeding zou moeten worden gezien als gedeeltelijke dekking van de studiefinanciering t.b.v. de OCW-begroting. Het ministerie is bereid na te gaan in hoeverre er een fiscale faciliteit mogelijk is, vergelijkbaar met die bij het economisch en het technisch hoger beroepsonderwijs om kosten van zorginstellingen te compenseren. Alleen als er geen sprake is van disproportionele groei van het voltijdonderwijs zou de financiering rondlopen.

De instroom in het voltijdonderwijs HBO-V omvatte tot op heden jaarlijks circa 2600 studenten. Rekening houdend met enige groei, gaat men ervan uit dat er zo'n 2700 studenten zullen instromen die op eenzelfde manier over de HBO-instellingen verdeeld moeten worden als nu het geval is. De minister zei problemen te hebben met de brief van de HBO-raad. Hij wees erop dat de ruimte voor zijn bestuurlijk handelen beperkt is doordat er sprake moet zijn van eenheid in onderwijskundige opvattingen.

Dat volgens de bestaande inzichten het eerste jaar van de opleiding binnenschools zal zijn, betekende volgens de minister niet dat het buiten het duale traject moet worden gebracht. Het zou ook in de vorm van de bestaande leerarbeidsovereenkomst kunnen gebeuren. Gegeven de ontwikkelingen, was hij van oordeel dat het ook kan op de in de brief van 18 april genoemde en met de NZf overeengekomen wijze.

Bij interruptie werd er bezwaar tegen gemaakt dat de minister de rekening van een deel van het voltijdonderwijs wil doorschuiven naar het bedrijfsleven in casu de zorginstellingen. Betoogd werd dat het risico bestaat dat hij dit ook in andere sectoren van het HBO gaat doen, terwijl dit een nadere analyse en een nadere discussie vergt. De minister kon deze redenering niet volgen, omdat het eerste jaar altijd door de instellingen werd betaald, terwijl dat nu door het Rijk gaat gebeuren. Hij was van oordeel dat het akkoord met de HBO-raad nog overeind staat, al is er op één punt enige ruimte geschapen. Beide soorten instellingen zullen de serieuze problemen die nu opdoemen zelf moeten oplossen. Aan instellingen die aan de richtlijnen voldoen, kan een opleiding worden toegekend en aan de andere niet, alle vervelende gevolgen voor zo'n instelling ten spijt. De bewindsman zegde toe de Kamer op de kortst mogelijke termijn hierover te zullen informeren.

De Kamer zal voorts een kopie ontvangen van de regeling van de arbeidsvoorwaarden.

Als er sprake is van versnelling kunnen leerlingen MDGO-VP via een applicatiecursus het noodzakelijke niveau proberen te bereiken. Hieraan moet binnen de instelling vormgegeven worden.

De inserviceopleiding blijft voor hetzelfde diploma opleiden, maar dan binnen de ROC's.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport was het ermee eens dat er een kwalificatieniveau 1 moet komen. Daar de sociale partners bereid moeten zijn hieraan mee te werken, is het bereiken van zo'n niveau een kwestie van «management bij speech». Immers, de stichting OVDB stelt samen met de sociale partners de eindtermen van opleidingen vast en bepaalt of er nieuwe opleidingen nodig zijn.

Medewerkers van het ministerie zijn bezig de meningen van de werkgevers en werknemers te peilen en benadrukken dat dit niveau er moet komen.

De minister was van mening dat nog in deze kabinetsperiode de beslissing moet vallen over een kwalificatieniveau 1. Het komende leerjaar zou kunnen worden gebruikt voor pilots in enkele regio's. De medewerkers gaan ook na of men daartoe bereid is. Sommige werkgevers, bijvoorbeeld in de thuiszorg, hebben eigen brancheopleidingen en willen daarmee doorgaan. Dit leidt evenwel tot te veel variatie, zodat er niet kan worden gesproken van een kwalificatieniveau 1 met landelijke eindtermen. Desgevraagd verklaarde de bewindsvrouwe dat ernaar wordt gestreefd die eigen brancheopleidingen binnen de kwalificatiestructuur en de ROC's te brengen. Het kan wel even duren, maar wij zullen overwinnen, aldus de minister.

Het is de bedoeling dat de afgestudeerden van de huidige MDGO-VP-opleidingen de wettelijk beschermde titel «verzorgende in de individuele gezondheidszorg» krijgen. De algemene maatregel van bestuur waarbij het noodzakelijke generaal pardon wordt geregeld, hangt momenteel voor bij de Tweede Kamer.

In het rapport «Gekwalificeerd voor de toekomst» staan heldere eindtermen voor de niveaus 4 en 5 in de verpleegkunde. Een inspectieonderzoek heeft geleerd dat dit onderscheid overal helder wordt gehanteerd.

De minister deelde mee dat de opleiding voor niveau 2 (helpende) een drempelloze opleiding is. Als daar in de praktijk problemen mee zijn, zoals bij interruptie werd gesteld, dan moet de instellingen nogmaals op de drempelloosheid van deze opleiding worden gewezen.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Sterk (PvdA) was het niet duidelijk of de jongste brief van de HBO-raad geldt of dat de minister van OCW op deze punten nog stappen gaat ondernemen.

Mevrouw Van Vliet (D66) was van mening dat de brief van 18 april het uitgangspunt moest zijn, omdat daarin de afspraken tussen HBO-raad en bewindsman zijn vastgelegd.

Zij was dankbaar voor de woorden over de thuiszorg.

Ook de heer Cornielje (VVD) stelde zich achter de brief van 18 april. Wel wilde hij dat de instellingen voor 1 mei weten waaraan ze toe zijn.

Hij herhaalde zijn vraag of de huidige studenten de opleiding kunnen afmaken.

Wie is verantwoordelijk geweest voor de situatie die in feite contra legem was: de minister van OCW of de minister van VWS?

Het verheugde de heer Cornielje dat er pilots zullen komen voor de assistentenopleiding. Krijgen alle instellingen die een dergelijke algemene opleiding hebben, de kans zich voor zo'n pilot aan te melden? Komt er een redelijke spreiding van de pilots over het land?

De heer Reitsma (CDA) leidde uit het antwoord van de bewindsman af dat er voor 1 mei duidelijkheid is voor de instellingen.

Voorts had hij begrepen dat de minister zijn beleid zal baseren op de brief van 18 april, wat betekent dat hij in discussie gaat met de HBO-raad. De heer Reitsma zou het op prijs stellen wanneer de Kamer zo snel mogelijk over het resultaat van die discussie werd geïnformeerd.

Hij riep de minister op om de fiscale faciliteit zo mogelijk nog dit jaar ook te doen gelden voor het duaal HBO-VP. Kan de bewindsman mededelen of de restgroep op MBO-niveau onder de fiscale faciliteit van de BBO-regeling valt?

Bewust heeft de heer Reitsma de principiële vraag aan de orde gesteld waar het onderscheid ligt tussen voltijd en deeltijd. Hij stemde ermee in dat voorhands de nu gekozen lijn bij het inserviceonderwijs wordt gevolgd, maar dit mag volgens hem absoluut geen precedent zijn. Een eventueel verdere verschuiving richting duaal onderwijs mag zijns inziens pas worden ingezet als de Kamer daarmee in een afzonderlijke discussie heeft ingestemd. Bekostigingsmotieven zijn volgens hem het slechtste argument voor zo'n verschuiving.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zegde toe de Kamer schriftelijk te zullen informeren over het resultaat van de pogingen om in twee of drie regio's voldoende medewerking te krijgen voor een pilot met de opleiding kwalificatieniveau 1.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen was dankbaar voor de steun voor de bestuurlijk nogal lastige lijn, neergelegd in de brief van 18 april. De instellingen die aan de criteria voldoen, zullen de komende dagen bericht krijgen. Over de andere instellingen zal nog worden overlegd. Dat overleg zal ook voor 1 mei tot resultaat moeten leiden.

Instellingen is gevraagd creatief te zijn en de markt op te gaan. Dat heeft ook tot zaken geleid die door VWS noch OCW bedoeld waren. Academische ziekenhuizen willen eigenlijk alleen nog maar mensen op HBO-niveau en dan bij voorkeur met een voltijdopleiding. Het is de vraag of dat allemaal wel zo goed doordacht is. Het contra legem had aan de bewindsman moeten worden gemeld en hij sloot niet uit dat als zich nog eens zo'n situatie voordoet, de instellingen hierop hard aangesproken zullen worden.

De Wet vermindering afdrachtskorting (WVA) voorziet voor het gehele beroepsbegeleidend onderwijs in een algemene ondersteuning van in totaal zo'n f 6000. Dat geldt dus ook voor de opleidingen in de sfeer van verpleging en verzorging. Volgens de belastingdienst is er geen ruimte om de restgroep inserviceonderwijs die nu overgeheveld wordt naar de ROC's, onder de WVA te brengen. Er is al overleg over geweest met Financiën.

De bewindsman wees erop dat dualisering van het onderwijs algemeen door deskundigen wordt aangemerkt als kwaliteitselement om een gemakkelijke overgang tot stand te brengen tussen onderwijs en arbeid. De jeugdwerkloosheid, die overigens snel afneemt, is nog steeds twee keer zo groot als de gemiddelde werkloosheid. Uit de concurrentietoets van EZ bleek dat de jeugdwerkloosheid in Nederland bijna 50% groter is dan in omringende landen. Er is dus alle reden om na te denken over de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en de scharnierfunctie onderwijs-arbeidsmarkt. Een tweede kwaliteitsaspect is de wijze waarop jonge mensen zich laten motiveren. In 1991 en 1995 hebben Kamer en bewindsman al eens gesproken over de rol en vormgeving van dualisering. Dit onderwerp zal onderdeel zijn van de begroting voor Onderwijs.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

M. M. H. Kamp

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Van Nieuwenhoven

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Mattijssen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Vlies (SGP), Van Nieuwenhoven (PvdA), M.M.H. Kamp (VVD), voorzitter, De Cloe (PvdA), Janmaat (CD), Van Gelder (PvdA), ondervoorzitter, Van de Camp (CDA), Mulder-van Dam (CDA), Hendriks, Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Koekkoek (CDA), J.M. de Vries (VVD), Liemburg (PvdA), Stellingwerf (RPF), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Cherribi (VVD), Dijks- ma (PvdA), Sterk (PvdA), Van Vliet (D66), Bremmer (CDA).

Plv. leden: Reitsma (CDA), Schutte (GPV), Lilipaly (PvdA), Klein Molekamp (VVD), Valk (PvdA), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Ten Hoopen (CDA), Van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Bakker (D66), Van 't Riet (D66), De Haan (CDA), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Rehwinkel (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Versnel- Schmitz (D66), Essers (VVD), Korthals (VVD), Passtoors (VVD), Huys (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Verhagen (CDA), Lansink (CDA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Schutte (GPV), Van Nieuwenhoven (PvdA), voorzitter, Van der Heijden (CDA), ondervoorzitter, Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), M.M.H. Kamp (VVD), Doelman-Pel (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Versnel-Schmitz (D66), Middel (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels), Fermina (D66), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Marijnissen (SP), Essers (VVD), Oudkerk (PvdA), Cherribi (VVD), Sterk (PvdA), Van Boxtel (D66), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD).

Plv. leden: Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van der Vlies (SGP), Lilipaly (PvdA), Th.A.M. Meijer (CDA), Rijpstra (VVD), Voûte-Droste (VVD), Smits (CDA), Dijksman (PvdA), Houda (PvdA), Beinema (CDA), Van den Bos (D66), Van der Burg (PvdA), Rouvoet (RPF), R.A. Meijer (groep-Nijpels), Van Waning (D66), Sipkes (GroenLinks), De Jong (CDA), Passtoors (VVD), Apostolou (PvdA), J.M. de Vries (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Brem- mer (CDA), Bakker (D66), Hoogervorst (VVD).

Naar boven