25 000 VIII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 1997

nr. 106
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 9 juni 1997

Tijdens het vragenuurtje van 11 maart 1997 naar aanleiding van vragen van de heer Rabbae over de in een uitzending van NOVA gesignaleerde budgettaire problemen bij het Vervangingsfonds sprak ik de verwachting uit dat de rapportage van de in te schakelen externe onderzoeksbureaus eind april zou worden uitgebracht. Ook in mijn schriftelijke beantwoording van 4 april 1997 van de vragen van de Tweede Kamer over het rapport «Beheersing van de vervangingsuitgaven in het primair en voortgezet onderwijs» ben ik op deze onderzoeken nader ingegaan. Inmiddels is duidelijk geworden dat deze termijn, als gevolg van de complexiteit van de materie, voor de onderzoekers te krap was. Er bestaat op dit moment wel uitzicht op de termijnen waarop de bedoelde rapportage zal worden uitgebracht en daarom wil ik u over de meest recente stand van zaken nader informeren.

Op 26 maart hebben mijn departement en het Vervangingsfonds tezamen aan het Verwey-Jonker Instituut de opdracht gegeven het traject van de uitvoering van de zogenaamde WAO-conforme regeling te onderzoeken en daarbij de vraag te beantwoorden in hoeverre daarin oorzaken zouden kunnen zijn gelegen voor de kas- en exploitatietekorten, zoals die zich bij het Vervangingsfonds voordoen.

Parallel daaraan is door beide opdrachtgevers aan de VB-groep gevraagd een nieuw budgetmodel op te stellen, dan wel het model dat in februari 1996 aan de toenmalige budgetafspraken ten grondslag lag te wijzigen, zodanig dat het nieuwe/bijgestelde model tot nieuwe besluitvorming in het Bestuurlijk Overleg tussen OCenW en het Vervangingsfonds zou kunnen leiden. In het kader van deze onderzoeken zijn ook de gegevensbestanden bevraagd van het CASO-systeem en het administratieve systeem van USZO/Heerlen als uitvoerder van het FAOP.

De VB-groep heeft het gehele onderzoek gecoördineerd. Een begeleidingscommissie, waarin naast de onderzoekers beide opdrachtgevers zitting hebben, heeft het onderzoek intensief begeleid.

Op dit moment leggen de beide onderzoeksbureaus de laatste hand aan hun rapporten. Deze zullen in finale concept-vorm op woensdag 11 juni 1997 aan de begeleidingscommissie worden aangeboden. Als de commissie met de concepten instemt zullen ze definitief worden vastgesteld. Zodra dat het geval is zal ik u de rapporten toezenden.

Op dat moment zal ik uiteraard nog niet in staat zijn mijn beleidsreactie op de rapporten te formuleren. In die beleidsreactie wil ik de uitkomsten verdisconteren van het Bestuurlijk Overleg dat deze maand met het VF wordt gevoerd.

Naar verwachting zal dat overleg op 26 juni 1997 worden afgerond. Over de uitkomsten van dat overleg als onderdeel van mijn beleidsreactie zal ik u eveneens zo snel mogelijk op de hoogte brengen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Naar boven