25 000 V
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 1997

25 243
Uitbreiding van de NAVO en de stabiliteit in Europa

nr. 94
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 9 september 1997

De vaste commissies voor Buitenlandse Zaken1 en voor Defensie2 hebben op 25 juni 1997 overleg gevoerd met minister Van Mierlo van Buitenlandse Zaken en minister Voorhoeve van Defensie ter voorbereiding van de NAVO-top in Madrid op 8 en 9 juli 1997, mede op basis van de volgende stukken:

– verslag OVSE-topconferentie in Lissabon (25 000-V, nr. 61);

– verslag halfjaarlijkse ministeriële vergaderingen van NAR en NASR op 10/11 december 1996 (25 000-V, nr. 61);

– verslag halfjaarlijkse ministeriële vergaderingen van NAR en NASR op 29 en 30 mei 1997;

– stichtingsakte betreffende wederzijdse betrekkingen, samenwerking en veiligheid tussen de NAVO en de Russische Federatie (25 243, nr. 3);

– verslag halfjaarlijkse ministeriële raad van de WEU op 13 mei 1997 (25 000-V, nr. 80).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Verhagen (CDA) vernam graag de voor het kabinet belangrijkste vraagpunten voor de aanstaande NAVO-top, ook nadat de Kamer hedenochtend een brief heeft bereikt waarin de minister komt met enkele verduidelijkingen en mogelijke opties. De CDA-fractie heeft bij de vorige behandeling van de begroting voor Buitenlandse Zaken en ook bij het recente debat over de uitbreiding van de NAVO al duidelijk aangegeven waarom zij voorstander is van deze uitbreiding. Zij ziet de NAVO niet alleen als militair bondgenootschap en een veiligheidsalliantie, maar zeker ook als een waardegemeenschap. Het kabinet stelt in zijn brief terecht dat de NAVO voor Midden- en Oost-Europese landen kan doen wat zij na de Tweede Wereldoorlog ook voor West-Europa heeft gedaan, nl. stabiliteit brengen. Uitbreiding van de NAVO zag de heer Verhagen dan ook zeker niet als een nieuwe scheiding.

Waar de NAVO vroeger vooral een organisatie was die de statische verdediging langs de Duits-Duitse grens verzorgde is zij nu een organisatie die nieuwe taken op zich heeft genomen op het gebied van crisisbeheersing.

Ook de relatie met Rusland is sinds 1989 fundamenteel gewijzigd en neemt Rusland nu ook deel in het partnership for peace en SFOR. Deze nieuwe relatie moet goed blijven.

Wat dat betreft kan de founding act als een doorbraak worden gezien in het na het begin van de uitbreidingsdiscussie voortdurende streven om het Russische onbehagen over die uitbreiding weg te nemen. Het is van groot belang dat inmiddels de Russische leider akkoord is gegaan, maar de functie van de Doema is nog niet helemaal duidelijk. De heer Verhagen ging ervan uit dat de Doema die founding act niet meer behoeft te ratificeren.

Uit de founding act blijkt duidelijk dat Rusland geen veto krijgt, maar wat houdt nu precies dat medebeslissingsrecht in zoals dat geformuleerd is in die founding act?

Hij was het zeer eens met de stelling in de act dat er nog geen voornemen, plannen of redenen zijn om op dit moment kernwapens te plaatsen op het grondgebied van nieuwe leden en de formulering van het stationeren van vreemde troepen in het gebied van de nieuwe leden, maar dat mag niet leiden tot tweederangsleden!

Hij herhaalde de voorkeur van zijn fractie voor een geleidelijke en stapsgewijze uitbreiding. Het is duidelijk dat Polen, Tsjechië en Hongarije in principe klaar zijn voor toetreding, want de militaire, economische en democratische hervormingen zijn geconsolideerd en zij voldoen derhalve aan de vereisten, hoe vaag die ook geformuleerd mogen zijn.

Een van de argumenten die met name de VS aandragen is dat de NAVO de nieuwe leden ook militair moet kunnen absorberen. De uitbreiding mag niet leiden tot een verzwakking van de militaire en politieke effectiviteit van de organisatie en ook mag art. 5 niet aan geloofwaardigheid inboeten. Daarom willen de VS de eerste uitbreiding beperken tot drie landen. Wat is de mening van de bewindslieden over dit toch vrij essentiële argument?

De uitbreiding van de NAVO was naar de mening van de heer Verhagen hoe dan ook gerelateerd aan de uitbreiding van de Europese Unie. Er is zijns inziens sprake van een samenhang in het integratieproces, temeer als je de NAVO ook als waardegemeenschap ziet. Al eerder had hij aangegeven dat in eerste instantie wordt gedacht aan Polen, Hongarije en Tsjechië. Na de top van Amsterdam is wel duidelijk geworden dat uitbreiding van de Unie nog wel geruime tijd zal vragen. Leggen eventuele problemen bijvoorbeeld als de institutionele hervormingen niet afdoende zijn geregeld geen hypotheek op de verdere discussie over uitbreiding van de NAVO? Voor toetreding tot de NAVO en tot de Unie worden vaak dezelfde criteria gehanteerd. Ook in brieven van het kabinet klinkt in wezen door dat het in beide gevallen gaat om economische en democratische hervormingen. Desgevraagd erkende hij dat bijvoorbeeld Roemenië zeker op de goede weg is waar het gaat om democratisering, economische opbouw en minderhedenbeleid, maar moest hij ook constateren dat het niveau daarvan nog zeer verschilt met dat van Polen en Hongarije.

Bij toetreding moet zeker worden uitgegaan van enkele criteria. Het verbaasde hem van de adviseur van de Franse regering als belangrijkste argument voor de toetreding van Roemenië te horen dat men wel een ander standpunt had dan de VS. Dergelijke argumenten mogen natuurlijk niet worden gebruikt. Als wordt erkend dat de NAVO open moet blijven voor toetreding van nieuwe lidstaten, zal duidelijk moeten worden gemaakt dat dit slechts een eerste fase van de uitbreiding is. Landen die nu buiten de boot vallen zal uitzicht moeten worden geboden op toetreding in de toekomst. Er zal die landen nog meer economische ondersteuning en militaire samenwerking moeten worden aangeboden opdat zij in de tweede fase wel degelijk lid van de NAVO kunnen worden.

De heer Weisglas (VVD) merkte op dat in de tekst van het Verdrag van Amsterdam is afgezien van het op afzienbare termijn opnemen van de WEU in de Europese Unie, waarmee feitelijk is afgezien van een onafhankelijke Europese defensie-identiteit binnen de Europese Unie. In ieder geval vond zijn fractie dat een goede ontwikkeling die ook de nodige duidelijkheid biedt, ook omdat zo meer ruimte is gekomen voor Europese veiligheids- en defensiesamenwerking binnen de NAVO die past binnen eerdere desbetreffende NAVO-besluitvorming. Terecht wordt onderstreept dat de NAVO centraal moet staan in het Europese veiligheidsbeleid. Kan de regering nog iets meer inzicht geven dan zij in de vandaag ontvangen brief heeft verschaft in de uitwerking van een Europese veiligheids- en defensie-identiteit binnen de NAVO en met name in de commandoarrangementen? Heeft zij al enig inzicht in de opvattingen van de nieuwe Franse regering terzake en in de ideeën over Franse deelname in het algemeen aan de militaire structuur van de NAVO?

Het lag niet in zijn bedoeling om het plenaire debat over de NAVO-uitbreiding van enkele maanden geleden over te doen. De VVD-fractie stond nog steeds op het standpunt dat onder de huidige omstandigheden uitbreiding van de NAVO niet gewenst en ook niet nodig is. Met de akte mag dan de samenwerking met Rusland voor de korte termijn verbeterd zijn, maar het valt nog steeds niet in te zien dat door de uitbreiding de stabiliteit in geheel Europa wordt bevorderd, vooral niet omdat uitbreiding met een beperkt aantal landen – of dat er nu drie, vier of vijf zijn – altijd zal resulteren in een nieuwe scheidslijn die Europa zal verdelen. Ook zijn er nog steeds geen doorslaggevende veiligheidspolitieke overwegingen aan te dragen op grond waarvan de NAVO een goede zaak zou zijn. In de brief die de Kamer vandaag heeft ontvangen wordt bovendien ook erkend dat er op dit moment van een dreiging geen sprake is. Desgevraagd herhaalde hij dat hij nog steeds zijn twijfels heeft over de effecten van de founding act op langere termijn in Rusland. Als daadwerkelijk tot uitbreiding van de NAVO wordt overgegaan moet de reactie van Rusland daarop nog maar worden afgewacht. Vandaar zijn onderscheid tussen de korte en de langere termijn. Hij waardeerde het natuurlijk positief dat het belang van een goede verhouding tussen de NAVO en Rusland met deze akte is onderstreept en met de regering zag hij die als een mijlpaal in de ontwikkeling van een nieuwe Euro-Atlantische veiligheidsarchitectuur, maar de prijs die zo aan Rusland wordt betaald voor uitbreiding van de NAVO bleef hij te hoog vinden. Alleen in geval van dreigende agressie mag de NAVO-infrastructuur naar nieuwe leden worden uitgebreid, maar dan zou het wel eens te laat zullen zijn. Er zullen daar ook geen nieuwe NAVO-troepen worden gelegerd en zo ontstaan er als het ware twee categorieën NAVO-leden en leidt uitbreiding toch tot erosie; van een collectieve verdedigingsorganisatie – wat toch nog steeds het hoofddoel van de NAVO zou moeten zijn – naar een collectieve veiligheidsorganisatie. Inderdaad zijn in sommige huidige lidstaten ook geen NAVO-troepen gelegerd of nemen zij ook geen deel aan de NAVO-infrastructuur, maar dat is dan een vrije keuze en geen keuze die wordt opgedrongen door de akte.

Wat betreft het aantal landen dat in de eerste shift tot de NAVO zou moeten toetreden bestaat er nog steeds een meningsverschil tussen de VS enerzijds en Frankrijk en Duitsland anderzijds. Welke argumenten dragen zij voor hun standpunten aan? Kennelijk zijn zij zo belangrijk voor de regering dat zij nog steeds geen duidelijk standpunt heeft ingenomen maar van plan is dat in te nemen op 4 juli a.s., dus tijdens het reces. De heer Weisglas zag niet in waarom het standpunt nu al niet kenbaar kan worden gemaakt, temeer niet omdat andere landen ook al hun standpunt hebben bepaald.

In de WEU-ministerraad van 13 mei jl. is besloten tot de oprichting van een militair comité van de WEU. Wat is zijn taak en wat het nut en de noodzaak ervan, zeker nu in Amsterdam de plannen voor een defensie- en veiligheidsbeleid, waarbij de WEU betrokken zou zijn, feitelijk in de ijskast zijn gezet en het toch altijd NAVO-middelen en structuren zijn die bijvoorbeeld in de CJTF-exercities zullen worden gebruikt?

De heer Rouvoet (RPF) was met de regering doordrongen van het belang van de founding act. Het is een begin van een fundamenteel gewijzigde verhouding tussen Rusland en de NAVO, hetgeen iets anders is dan een verbetering van de onderlinge relaties op de korte termijn, waarover de heer Weisglas sprak. Uiteraard heeft dit te maken met de sinds 1998 fundamenteel gewijzigde omstandigheden op het Europese continent, het eind van de koude oorlog en van de bipolariteit in de veiligheidssituatie. De ontwikkeling naar een nieuwe NAVO heeft nu een complement gevonden in een nieuwe onderlinge positiebepaling van de voornaamste spelers in die oude situatie. Zowel het plaatsvinden ervan alsook de inhoud, de akte zelf, zijn reden voor tevredenheid voor de RPF-fractie.

Het ligt voor de hand dat tegen die achtergrond op de komende NAVO-top in Madrid ook de nodige stappen zullen worden gezet voor aanpassing van het strategisch concept van het bondgenootschap dat alweer uit 1991 dateert. Zijn daarover al voornemens of richtinggevende voorstellen bekend?

In de inleiding van de brief van 21 mei jl. stelt de regering dat de bereikte overeenstemming alles te maken heeft met de op handen zijnde uitbreiding van de NAVO, waardoor het vastleggen van een basis voor nauwe samenwerking tussen NAVO en Rusland hoge prioriteit heeft gekregen. In het plenaire debat daarover heeft zijn fractie al uitgesproken uitbreiding van de NAVO in de richting van Oost-Europa wenselijk te vinden, niet in de laatste plaats op grond van het morele argument. In een reactie op de inbreng van de heer Bolkestein is door verschillende fracties duidelijk gesteld dat Rusland geen veto mag hebben – ook de facto niet – tegen uitbreiding, omdat haar daarmee op zijn minst een informele zeggenschap zou worden toegekend in de veiligheidssituatie van voormalige satellietstaten. Om allerlei redenen achtte de RPF-fractie het van belang dat ten aanzien van de uitbreiding in Madrid spijkers met koppen worden geslagen. Natuurlijk zal Rusland nooit gelukkig zijn met uitbreiding, maar dat behoeft de NAVO er niet van te weerhouden.

Dat een daad wordt gesteld in de vorm van toetreding van nieuwe landen is ook belangrijk omdat naarmate uitstel plaatsvindt het politieke draagvlak in betrokken landen kan teruglopen. Zijn de eerste signalen daarvan, met name vanuit Hongarije, al gekregen?

De toetreding van Hongarije, Polen en Tsjechië genieten algemene steun en in de laatste brief van het kabinet wordt een viertal opties geschetst. Van de eerste optie – het toetreden van alleen die landen – wordt gesteld dat een perspectief op verdere uitbreiding geloofwaardiger zou zijn dan wanneer nu al zoveel mogelijk landen zouden worden toegelaten. Kunnen de ministers dat onderbouwen? Van de derde optie – toelating van de drie genoemde landen en een getemporiseerde toelating van Slovenië en Roemenië – wordt gesteld dat daardoor het lidmaatschap van onder meer Bulgarije en de Baltische landen nog verder naar de toekomst zou worden doorgeschoven. Waarom daarvoor dan ook niet tot een getemporiseerde toelating besloten? Als bovendien over Slovenië en Roemenië wordt gesteld dat feitelijke toetreding afhankelijk is van voortgang en verdieping van de democratisering, rijst de vraag in hoeverre de situatie in Roemenië afwijkt van die in Hongarije. Is dat verschil inderdaad zo groot dat voor Roemenië echt die extra tijd nodig is? De heer Rouvoet miste een zijns inziens voor de hand liggende optie, nl. toetreding van Hongarije, Polen, Tsjechië en Roemenië. Wat is de mening van de regering daarover? Kan zij nogmaals ingaan op de precieze argumenten voor de aangeduide opties? Het stelde ook hem teleur dat de regering pas op 4 juli a.s. haar positie wil bepalen. Zij stelt in haar brief dat een groot deel van de bondgenoten van plan is ongeveer hetzelfde te doen. Dat geldt dan in ieder geval niet voor de VS. Is het bovendien niet zo dat Spanje, Italië, Griekenland, Turkije, Canada, Frankrijk en Duitsland al te kennen hebben gegeven dat in ieder geval Roemenië bij de eerste toetreders zou moeten horen? Geldt nog steeds wat de minister van Buitenlandse Zaken in Trouw van 30 mei jl. stelde, nl. dat de Nederlandse regering neigt naar een spoedige toetreding van vijf nieuwe leden? De formulering uit haar laatste brief – Nederland staat open voor argumenten die pleiten voor een eerste groep van vijf met Slovenië en Roemenië – is dan wel een afzwakking. Is het juist dat vooral het VK zich verzet tegen een al te forse uitbreiding ineens? Zo ja, waarom?

De RPF-fractie was, zoals bekend, de mening toegedaan dat in ieder geval ook Roemenië tot de eerste groep dient te behoren. Daarvoor heeft de heer Stellingwerf in zijn schriftelijke vragen in maart jl. al goede argumenten aangedragen. Niet alleen is het draagvlak onder de bevolking aanzienlijk, maar bovendien wordt vaak een koppeling gelegd tussen Hongarije en Roemenië, o.a. tot uitdrukking komend in de in ieder geval al verbeterde positie van de Hongaarse minderheid in Roemenië. Gelet op die positieve ontwikkeling zou toelating van alleen Hongarije wel eens een negatief effect kunnen hebben.

De heer Van Middelkoop (GPV) vroeg zich, mede sprekend namens de fractie van de SGP, af in hoeverre nu niet over voldongen feiten wordt gesproken, met name waar het gaat om de uitbreiding van de NAVO en de nieuwe relatie tussen de NAVO en Rusland. In het algemeen heeft hij er geen bezwaar tegen als de VS leiding geven aan de NAVO, maar in dit geval zou hij het toch wel op prijs hebben gesteld als de Nederlandse regering wat eerder een zelfstandige positie had ingenomen. In hoeverre is Nederland overigens betrokken geweest bij het proces van het totstandkomen van de founding act en welke inbreng heeft het daarbij gehad? Op zichzelf zegt het natuurlijk niets dat die akte een mijlpaal wordt genoemd, want het gaat er maar om in welke richting die staat, de goede of de slechte kant op! Het gaat dus vooral om de kwaliteit en de inhoud ervan.

De akte is een politiek en geen juridisch bindend document, want in dat laatste geval zou, zoals de regering in haar brief stelt, het moeizame proces van parlementaire goedkeuring moeten worden gevolgd. De heer Van Middelkoop gaf toe dat dit wellicht in de Doema of de Amerikaanse senaat op grote problemen zou kunnen stuiten, maar de NAVO is toch een organisatie van landen waarin de parlementaire democratie een groot goed is. Is het dan wel zo passend om in zo'n organisatie zo'n belangrijke vernieuwing van de NAVO welbewust buiten die parlementaire goedkeuring te houden?

Hiermee is de motie van de heer Bolkestein, in ieder geval op onderdelen, bijna kwadratisch uitgevoerd. Daarin is onder meer uitgesproken dat Rusland niet onnodig mag worden beschadigd en dat er geen nieuwe scheidslijn mag komen en wat dat betreft is hij zeker aan zijn trekken gekomen, want volgens de heer Van Middelkoop belichaamt de stichtingsakte bijna een soort omhelzing van de NAVO en Rusland die in elk geval voor de NAVO adembenemend kan zijn. Hij had grote moeite met de veel te grote zeggenschap materieel en politiek die Rusland krijgt in die nieuwe permanente gezamenlijke raad, want ook daar kan er sprake zijn van besluitvorming. Hoe groot is nu het risico die nieuwe raad een overschaduwing blijkt te zijn van de bestaande Noord-Atlantische raad? In de brief van 21 mei staat dat die nieuwe raad alleen met instemming van Rusland besluiten kan nemen en dat, indien de raad niet in staat blijkt te zijn besluiten te nemen, de NAVO-landen kunnen besluiten om zonder Rusland verder te gaan en dat de NAVO derhalve waar nodig vrijheid van handelen behoudt. Inderdaad wordt er in de akte een onderscheid gemaakt in zaken waarover Rusland wordt geconsulteerd of mag mee beslissen, maar in de praktijk zal dat gemakkelijk op één hoop worden gegooid. Is er met andere woorden geen sprake van een hiërarchie: eerst de permanente raad en daarna de NAVO? Rusland krijgt bovendien zijn vaste staf op het hoofdkwartier in Brussel, zal zich daar gaan gedragen als lidstaat en zal, voorzover nodig, ongetwijfeld gebruik maken van alle gelegenheden om verdeeldheid te zaaien onder de huidige lidstaten. Daarom had de heer Van Middelkoop toch grote bezwaren tegen die nieuwe constructie.

Wanneer komt de permanente gezamenlijke raad voor het eerst bijeen? Hij moest er niet aan denken dat op die raad nog de uitbreiding van de NAVO geagendeerd kan worden en Rusland zo daarover mee kan spreken. Kan met andere woorden de verzekering worden gegeven dat eerst over de uitbreiding wordt besloten en daarna die raad zal worden geïnstitutionaliseerd?

In NRC Handelsblad van 4 april jl. stond een uitstekend artikel van de heer Kissinger waarin onder meer stond dat na aanvaarding van deze stichtingsakte Rusland in Madrid zal moeten worden aangesproken om op te houden met agitatie tegen uitbreiding en expliciet de grenzen met eigen buurlanden te erkennen. Voorts zag de heer Van Middelkoop graag dat in Madrid expliciet zal worden herbevestigd dat de Noord-Atlantische raad het hoogste orgaan is binnen de NAVO.

Wat de uitbreiding op zich betreft, vond hij het jammer dat de regering de afgelopen jaren daarover zo zwijgzaam is geweest. Als de NAVO zou worden uitgebreid met Hongarije, Tsjechië en Polen – dat zal wel zo gebeuren gelet op het standpunt van de VS – dan zou Roemenië er naar zijn mening ook bij moeten. Als de inspanningen van Roemenië van de laatste jaren worden bezien, ook in de relatie met Hongarije en gelet op de Nederlandse historische betrekkingen met dat land, zou zeker van een land als Nederland mogen worden verwacht dat het ervoor zou pleiten om ook Roemenië toe te laten.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks) had laatst de kop boven een krantenartikel gelezen: «De VS en de NAVO gaan de eenentwintigste eeuw binnen». Het gevoel dat een en ander wordt gedomineerd door de VS kreeg zij ook uit de voorgelegde stukken. Als die eenentwintigste eeuw wordt binnengegaan is het wel de vraag hoe dat gebeurt, want het antwoord daarop is nog steeds niet gegeven. In het plenaire debat van enkele maanden geleden is van verschillende zijden benadrukt dat de relatie met Rusland zo belangrijk is en dat er geen nieuwe scheidslijnen mogen ontstaan en heeft de minister-president dat onderstreept. Zij betreurde het dan ook zeer dat de regering nog steeds geen duidelijk besluit heeft genomen, terwijl dit toch de laatste mogelijkheid voor de Kamer is om erover van gedachten te wisselen voordat in Madrid het definitieve besluit wordt genomen.

De stichtingsakte met Rusland is inderdaad een politiek bindend akkoord dat niet geratificeerd behoeft te worden. De een vindt het veel te ver gaan, maar je zou je net zo goed kunnen afvragen of dat wel ver genoeg gaat. Het akkoord is voor velerlei uitleg vatbaar. Jeltsin vindt het een geweldig akkoord, mede omdat hij het vetorecht heeft. Clinton vindt het een goede en historische stap, maar ontkent dat er sprake is van een vetorecht. Wat schiet de NAVO dan precies met dat akkoord op, bijvoorbeeld waar het gaat om de toekomstige positie van de kernwapens? Mevrouw Sipkes had begrepen dat Jeltsin meer tussen de bedrijven door heeft verklaard dat de resterende kernkoppen verwijderd zullen worden, maar waarom heeft de NAVO op zijn minst geen no first use verklaring afgegeven? Waarom is niet afgesproken dat verder zal worden afgezien van kernwapens in Europa?

Van verschillende zijden zijn zeer kritische geluiden gehoord. Zo is door Zuid-Afrika in de Algemene vergadering van de Verenigde Naties gesteld dat een mogelijke uitbreiding van de NAVO in strijd zou zijn met het non-proliferatieverdrag. Je kunt dat de jure wel bestrijden omdat in de nieuwe lidstaten geen kernwapens komen, maar de atoomparaplu van de NAVO wordt wel uitgebreid en is het de facto dan niet in strijd met in ieder geval de geest van het non-proliferatieverdrag?

Vanaf het begin is wel duidelijk geweest dat het uiteindelijk de drie genoemde landen zouden worden die in de eerste tranche tot de NAVO zouden mogen toetreden ook al werd van alle zijden met klem gesteld dat alles nog open lag. De VS willen het in ieder geval beperken tot Hongarije, Tsjechië en Polen, maar welke optie kiest Nederland uit de vier voorgelegde opties? De regering laat weten dat zij open staat voor argumenten, ook van andere lidstaten, maar waarom krijgt de Kamer vier opties voorgelegd? Het gaat toch niet meer om het voorzitterschap van de EU waarvan de minister van Buitenlandse Zaken bij herhaling heeft gezegd dat hij iedereen op één lijn moet zien te krijgen, maar om de Nederlandse regering die het Nederlandse standpunt moet verkondigen? Heeft de regering als voorzitter van de EU wel bezien hoe zij de Europese partners op één lijn kon krijgen? Zo neen, waarom niet? Het afgelopen jaar is constant gesproken over de uitbreiding van de NAVO en dan moet de regering toch wel voldoende argumenten hebben gehoord, meer dan zij nu bij de vier opties noemt? Waarom zijn Frankrijk en Duitsland dan wel zo duidelijk?

Voor de toetreding wordt een lijst gehanteerd van zo'n vijftien criteria. Uit de voorliggende stukken valt niet op te maken welke landen daar nu wel en niet aan voldoen. Zo was mevrouw Sipkes gebleken dat bijvoorbeeld in Tsjechië de reorganisatie van de krijgsmacht nog niet rond is en dat de steun onder de bevolking voor het lidmaatschap duidelijk afneemt. Afgesproken is dat de NAVO in ieder geval open blijft staan voor nieuwe leden, maar is dat geen open deur? Bestond die bereidheid niet al vanaf de oprichting?

Hoe schat de regering het overige traject in? Van Bulgarije heeft de minister van Defensie gezegd dat hij op geen enkele manier kan zeggen wanneer dat in aanmerking komt voor toetreding. Het partnership for peace zal worden uitgebreid, maar in de Baltische staten is men daarover toch niet zo tevreden. Het is dus al met al helemaal niet zeker dat die scheidslijnen in Europa zullen verdwijnen.

In het plenaire debat heeft de fractie van GroenLinks al laten weten geen behoefte te hebben aan deze uitbreiding van de NAVO, dat zij echt een andere NAVO wil, een die een heel andere kant opgaat. Nu de uitbreiding inderdaad een voldongen feit lijkt te zijn, is zij de mening toegedaan dat de NAVO met drie nieuwe leden te weinig verwaterd en met vijf iets meer. De fractie bleef de voorkeur geven aan een Europees veiligheidsstelsel en zou de NAVO oude stijl zo snel mogelijk willen opheffen en willen omzetten in een NAVO die de eenentwintigste eeuw aan kan.

Wat de financiën betreft, leek het volgens mevrouw Sipkes erop alsof de regering de Kamer een blanco cheque vraagt. Het is nog steeds niet duidelijk wat de uitbreiding exact gaat betekenen voor de nationale begroting. Wel wordt gesteld dat de kosten voor de toetredende landen waarschijnlijk relatief bescheiden zullen blijven. Als het Nederland al zo'n 10 mln. à 13 mln. per jaar extra gaat kosten, wat zal het de toetredende landen dan niet kosten?

Wat de Europese Unie betreft, vroeg zij zich af, welke zin het heeft, zeker gezien de laatste resultaten Amsterdam, om het verdrag het volgend jaar nog te verlengen. In het kader van de OVSE had zij begrepen dat Turkije heeft aangeboden om de volgende top in Istanbul te laten plaatsvinden, waarvan men «notice» heeft genomen. Zij hoopte dat dit aanbod nadrukkelijk van de hand wordt gewezen, want dat leek haar niet zo gepast en een beloning die dat land toch niet echt verdient.

De heer Valk (PvdA) erkende dat de komende top als historische gebeurtenis kan worden gezien als daar daadwerkelijk wordt besloten tot toetreding van enkele landen uit Oost-Europa, ook omdat Europa daarmee definitief heeft gekozen voor een inclusief beleid, een beleid waarin de stabiliteit van Midden- en Oost-Europa wordt ervaren als een Europees, een NAVO-belang nadat de regio al langer dan een eeuw is opgeofferd om geopolitieke redenen van Europese grootmachten. De PvdA-fractie zei mede daarom van harte «ja» tegen toetreding van nieuwe lidstaten, want dat kan de stabiliteit in de regio alleen maar ten goede komen, waarmee zeker niet in de laatste plaats ook een NAVO-belang is gediend. Als de VVD-opvatting – uitbreiding is op dit moment ongewenst – in juli westers beleid zou blijken te zijn, zou het zich daarmee volstrekt ongeloofwaardig maken voor landen als Polen, Hongarije en Tsjechië. De vraag is niet of de NAVO wordt uitgebreid, maar met welke landen.

De VS hebben ingezet op toetreding van Hongarije, Tsjechië en Polen, terwijl een aantal Europese NAVO-lidstaten, vooral die met christen-democratische regeringsleiders – Italië, Duitsland, België, Luxemburg, maar ook Frankrijk – tevens toetreding bepleit van het christen-democratische Roemenië en van Slovenië. Voor dat laatste valt om verschillende redenen veel te zeggen. Slovenië en Roemenië voldoen aan NAVO-voorwaarden voor toetreding, maar belangrijker is nog dat hun toetreding juist een stabiliserende factor op onder meer de Balkan heeft, hoe dan ook de achilleshiel van en de grootste bedreiging voor de Europese veiligheid en stabiliteit. Juist het verder inkaderen van deze regio door de NAVO kan een stabiliserend effect hebben. Bovendien geldt ook voor Roemenië dat het goede relaties onderhoudt met zowel Turkije als Griekenland en ook die kunnen derhalve worden ingezet om de verhouding tussen die twee lidstaten te verbeteren. Door toetreding van Slovenië en in zekere zin ook van Roemenië wordt een sterk signaal afgegeven richting nabuurlanden, zoals Kroatië, dat een beleid gericht op democratie, vrede en respect voor mensenrechten loont. Het toetredingsperspectief heeft wat dat betreft nu al geleid tot een belangrijke verbetering in relaties tussen buurlanden. Zo heeft Polen bijvoorbeeld een akkoord gesloten met de Oekraïne, Slovenië over Istrië met Italië, en Roemenië belangrijke akkoorden met onder meer Hongarije. Bovendien is gebleken dat het toetredingsperspectief van die landen ook een investering in de democratie is geweest. Zeker voor Roemenië geldt dat uitsluiting van het NAVO-lidmaatschap op dit moment een destabiliserend effect kan hebben. Dat heeft niet alleen negatieve consequenties voor het interne proces van democratisering, maar ook voor de relaties van dat land met landen als Hongarije. Ten slotte valt gemakkelijk in te zien dat de economische opbouw van deze regio zeer is gebaat bij goede verwachtingen over de toekomstige stabiliteit.

Naar de mening van de heer Valk behoeft uitbreiding vanwege de kosten niet te worden gelaten. De schatting van het Amerikaanse Congres uit 1995, nl. dat daarmee een bedrag van 200 mld. dollar zal zijn gemoeid, is inmiddels wel achterhaald. Die schatting ging er immers van uit dat nieuwe lidstaten hun militaire apparaat op eenzelfde wijze zouden moeten gaan optuigen als de huidige lidstaten. Een recente NAVO-studie gaat uit van een veel geringer bedrag; voor Nederland zo'n 13 mln. tot 23 mln. extra per jaar, afhankelijk van het aantal toetreders, dus peanuts voor stabiliteit in de desbetreffende regio. De toetredende landen zullen moeten afwegen of de kosten die zij zullen moeten maken toetreding wel de moeite waard maakt.

In haar brief stelt de regering dat zij open staat voor alle vier voorgelegde opties. De heer Valk begreep daaruit dat ook uitbreiding met landen als Roemenië en Slovenië voor de regering bespreekbaar is.

De thans voorziene uitbreiding is een eerste stap in een proces. Meer landen staan op de nominatie, zoals Bulgarije en wellicht in de verdere toekomst ook Slowakije en de Baltische staten. Vooral toetreding van die laatste is problematisch, maar het is wel belangrijk dat die landen een perspectief wordt geboden.

De heer Valk vond ook de stichtingsakte een belangrijke historische stap. Het verheugde hem dat de vrees die de VVD nog in maart uitsprak – namelijk dat de Russische beer los zou barsten als de NAVO tot uitbreiding zou besluiten – niet is bewaarheid, integendeel. Hij constateerde dat de tijden echt zijn veranderd. Kunnen de bewindslieden bevestigen dat er in ruil voor deze stichtingsakte toch geen afspraken tussen Rusland en de VS zijn gemaakt, nl. dat de NAVO-uitbreiding nu of altijd beperkt zou moeten blijven tot de drie genoemde staten?

De heer Hoekema (D66) wilde allereerst ingaan op de OVSE en de bewindslieden vragen of zijn indruk juist is dat de dynamiek en de samenhang in de werkzaamheden van de OVSE er zo'n beetje uit zijn. Er is in Lissabon een ambitieus programma afgesproken – platform voor coöperatieve veiligheid, het Europese veiligheidshandvest, versterking uitvoerend vermogen van de OVSE, de OVSE als rechtspersoon – maar daar hoorde hij toch heel weinig van, terwijl op het terrein van de wapenbeheersing belangrijke ontwikkelingen gaande zijn. Lopen de wapenbeheersingsonderhandelingen in Wenen goed? Nu die flankovereenkomst van kracht is, is het natuurlijk wel nodig om het CSE-verdrag aan te passen. Wat is voor de komende maanden de politieke agenda van de OVSE? Op het punt van de civiele aspecten van Dayton is er sprake van permanente moeilijkheden in de uitvoering. Hetzelfde geldt voor Albanië en dat alles is toch niet echt reden voor optimisme.

In Lissabon is in de verklaring over het veiligheidsmodel vastgelegd dat staten het recht hebben op eigen veiligheidsarrangementen, dus ook het lidmaatschap van bondgenootschappen, en dat dit niet ten koste mag gaan van de veiligheid van andere staten. Dat leek de heer Hoekema de logische brug naar het thema dat in dit overleg centraal staat, nl. uitbreiding van de NAVO. Hij dankte de regering niet alleen voor de uitvoerige informatie, maar ook voor haar inzet over de aanpassing van de NAVO die verder gaat dan alleen de uitbreiding. Zo wordt op Nederlands initiatief ook het strategisch concept van de NAVO aangepast. Op welke termijn moet dat zijn afgerond?

Ook de NAVO als organisatie verdiende zijns inziens een compliment, met name de wijze waarop dit bondgenootschap als geheel heeft onderhandeld met Rusland. Er is in korte tijd een goede en collectieve prestatie geleverd. Er is zeker geen te hoge prijs betaald en er zijn geen onnodige concessies gedaan, maar er is wel voor gezorgd dat Rusland volwaardig betrokken wordt bij de veiligheidsdiscussie en de toekomstige Europese veiligheidsarchitectuur. De heer Hoekema vroeg zich af wat er nog meer nodig is om de tegenstanders van of twijfelaars over de uitbreiding over de streep te krijgen.

Met de heer Valk hoopte hij dat er in Parijs met Rusland geen geheime afspraken zijn gemaakt over het aantal toetreders en vroeg hij wanneer die gemeenschappelijke permanente raad wordt ingesteld. Zal de heer Jeltsin nu wel of niet in Madrid aanwezig zijn? Zo ja, zal er dan ook een vergadering van die raad plaatsvinden? Hij wilde nog wel de opmerking kwijt dat deze nieuwe raad niet ten koste mag gaan van de bestaande NAVO-raad – de lidstaten hebben immers het recht om eigen zaken in eigen kring te bespreken – en ook niet van de Europees-Atlantische samenwerkingsraad met de nieuwe partnerlanden die nog geen NAVO-lid zijn en een groot deel dat de komende jaren ook zeker nog niet zal kunnen worden. Een en ander houdt in dat er in de NAVO als het ware een driezuilenstructuur moet worden gecreëerd met een eigen structuur maar die toch min of meer gelijkwaardig zijn.

De discussie over het aantal toe te treden landen vond hij eigenlijk wat academisch, want het is nu eenmaal een consensusbeslissing. De NAVO zal er hoe dan ook uit moeten komen. De VS hebben een duidelijke inzet gekozen, hetgeen inderdaad enigszins in contrast staat met dat consensuskarakter van de onderhandelingen van de NAVO met Rusland. Wat hebben de VS nu aangegeven als onderscheidend criterium?

In haar laatste brief schetst de regering een viertal opties. De minister van Buitenlandse Zaken heeft bij verschillende gelegenheden laten weten zelf te neigen naar het aantal van vijf, maar dat hij ook wel kon leven met drie. Met anderen had de heer Hoekema graag iets meer willen zien van de inzet van de regering. Een van de opties lijkt hem niet alleen zeer interessant, maar tegelijk moeilijk realiseerbaar en wel de derde. Als de VS blijft bij het aantal van drie, zal het heel moeilijk zijn om tegelijkertijd te beslissen over toetreding van Roemenië en Slovenië maar de feitelijke toetreding van die landen temporiseren. Hoe ziet de regering de uitvoerbaarheid daarvan? De D66-fractie kan leven met drie landen, maar heeft een open oog en oor voor argumenten die pleiten voor vijf. Gelet op de militaire en economische situatie in de betrokken landen (Slovenië, Roemenië) kan zij echter zich voorstellen dat de uitbreiding op dit moment wordt beperkt tot de drie genoemde landen. Dat temporiseren van de toetreding van Slovenië en Roemenië zou bovendien het voordeel hebben van een toetreding in kleine groepjes, ook in de wat verdere toekomst. Deze min of meer gestaffelde toetreding leek de D66-fractie een betere aanpak dan de deur schijnbaar open te zetten maar praktisch enige tijd gesloten te houden.

De heer Hoekema vroeg nog de aandacht voor de aanpassing van het zuidelijke commando en achtte het noodzakelijk dat deze interne aanpassing van de NAVO nu ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Hoe stelt de nieuwe Franse regering zich op dit punt op? Bestaat er een link met het Roemeniëdossier? Is het juist dat de huidige Franse regering wat kritischer staat tegenover herintegratie in de NAVO dan de vorige?

Ten slotte vroeg hij of het de NAVO en/of Nederland mogelijk is nog te bevorderen dat het verdragen over chemische wapens en Start 2 door de Doema worden geratificeerd.

De heer Verkerk (AOV) memoreerde dat de Russische generaal Lebed heeft gezegd dat de NAVO springlevend is, dat alle vuisten op hun plaats liggen maar dat de indruk bestaat dat zij haar oriëntatie kwijt is nu de vijand er niet meer is. Met andere woorden: de NAVO weet niet meer waarmee zij bezig is en staat nu voor de voordeur!

In februari hebben de bewindslieden in een brief een duidelijk inzicht in en overzicht geschetst van de samenhang tussen alle veranderingsprocessen in verschillende vormen van Europese en Atlantisch-Europese samenwerkingsorganisaties. Daarin werd gesteld dat de NAVO op dat punt werkt vanuit een dynamische en niet vanuit een behoudende benadering: uitbreiding onder voorwaarden. Het zijn vooral de VS die via de NAVO een ingang hebben tot Oost-Europa, niet alleen een militaire en politieke ingang, maar zeker ook een economische.

Uitgangspunten voor de nieuwe Atlantisch-Europese en Europese betrekkingen in den brede zijn onder andere ondersteuning van democratische hervormingen, het controle krijgen op militaire apparaten in de landen die willen toetreden, bevordering van gewoonten van samenwerking tussen zich ontwikkelende democratische staten, het tegengaan van tendensen tot desintegratie langs etnische en territoriale grenzen en, zoals hij tijdens een werkbezoek aan Brussel heeft vernomen, zeker ook een vlagvertoon van de NAVO in nieuwe lidstaten. Hoe zien de bewindslieden dat vlagvertoon? Op welke manier zal dat gebeuren? Zullen er wat meer regionale kantoren van de NAVO komen?

De heer Verkerk vroeg zich af hoe een uitgebreide NAVO zal moeten omgaan met problemen die ongetwijfeld zullen ontstaan in landen die aan de deur kloppen, zoals problemen op het gebied van grens- en minderhedenkwesties.

In de NAVO-kroniek van mei/juni van dit jaar stond een opinieonderzoek waaruit grote verschillen in de publieke belangstelling en steun voor toetreding bestonden in de verschillende landen die zich als lid hebben aangemeld. Behalve in Slovenië met 39% is er in geen enkel land meer dan éénderde van de ondervraagden voor toetreding. Dat is dan nog wel iets minder erg dan de stemming in de Doema, maar veel is het niet.

De heer Verkerk sloot zich kortheidshalve aan bij de vraag over de zuidelijke commandostructuur en de kosten voor Nederland en vroeg ten slotte hoe het verder moet als de Doema nog voor de zomer wordt ontbonden en de stichtingsakte door de nieuwe Doema zou moeten worden geratificeerd.

Antwoord van de regering

De minister van Buitenlandse Zaken was de commissie erkentelijk voor de vele inhoudelijke opmerkingen. In het proces naar een consensusbesluit van de NAVO vond hij een parlementaire gedachtewisseling toch heel zinvol om de verschillende argumenten te wisselen. Overigens verschillen de argumenten die nu naar voren zijn gebracht niet van die welke in het internationale verkeer worden gewisseld. Het probleem is welk gewicht bij een afweging aan elk argument moet worden gegeven. De beslissing die in Madrid zal worden genomen is een einde van een lange weg die begonnen is met de val van de Muur en waarna het bondgenootschap geleidelijk aan ook zeer van aanzicht is veranderd. Door het PvV hebben zich grote veranderingen voorgedaan in de constructie van de NASR, eigenlijk min of meer vanzelfsprekend, en die hebben een concrete afsluiting gekregen in de totstandkoming van de stichtingsakte. Nederland heeft altijd sterk ingezet op een benadering waarin naast de NAVO ook de andere veiligheidsorganisaties een bijdrage leveren en waarin uitbreiding van de NAVO altijd onlosmakelijk verbonden is geweest met een vernieuwing van de NAVO. Uitbreiding en vernieuwing kunnen niet als losse processen worden gezien, maar als onderdeel van één conceptie. De twee processen waarmee Nederland uitbreiding van de NAVO altijd in verband heeft gebracht zijn uitbreiding van de Europese Unie en versterking van de OVSE die nog lang niet is afgerond, maar vanwege de spoedige uitbreiding van de NAVO valt daar nu even niet de aandacht op. De verhouding met Rusland en de Oekraïne is een wezenlijk bestanddeel van de conceptie van de veiligheidssituatie in Europa. De uitbreiding van de NAVO behoort daarin functioneel te zijn.

De belangrijkste reden voor de uitbreiding van de NAVO ligt niet in die ene rol die de NAVO had, nl. om die ene grote vijand tegen te houden, maar in die andere rol, nl. de pacificatierol die de NAVO in eigen kring altijd heeft gehad; de landen die er deel van uitmaken houden op met oorlog te maken. Dat deed het Warschaupact ook, zij het noodgedwongen en niet uit vrije wil. Nu het Warschaupact niet meer bestaat, is er een instabiliteit ontstaan die de belangrijkste reden is, zeker voor de VS, om tot uitbreiding over te gaan. Wat dit betreft hechtte de bewindsman eraan nadrukkelijk te herhalen dat het alternatief voor uitbreiding niet is het houden zoals het is, maar het zoeken van een totaal nieuw concept. De oude NAVO is zo geschoeid op het beeld van de koude oorlog dat het negeren van het ophouden daarvan een anomalie is. Dat zou bovendien pas een echte scheidslijn betekenen. Het onderhavige proces heeft dus tot doel het defunderen van de oude scheidslijnen.

Dat is het probleem bij het bezien van de vraag welke uitbreiding nu het beste is en in welk tempo. Het antwoord daarop is moeilijk te geven, ook omdat dat afhankelijk is van analyses waarin verschillend gewicht wordt gegeven aan de elementen die daarbij een rol spelen. In theorie kunnen er natuurlijk veel meer opties worden bedacht, maar de werkelijkheid gebiedt te erkennen dat het er slechts enkele zijn, nl. tussen drie, vier of vijf landen. Lang niet elk land heeft daarover al uitgesproken standpunten kenbaar gemaakt. Ook zijn er verschillende landen die al enkele malen van standpunt zijn gewisseld. Eigenlijk zijn er alleen maar voorkeuren uitgesproken die daarna weer zijn weersproken, maar eigenlijk heeft nog geen enkel land zijn standpunt dicht getimmerd. Het enige land dat in ieder geval naar buiten toe die houding heeft aangenomen is Frankrijk dat stelt «vijf of geen enkel land», maar de laatste tijd hoor je dat ook van Frankrijk niet meer. Dat is pas een aanfluiting van de consensusstructuur die het bondgenootschap nu eenmaal kent. De VS hebben inderdaad een vrij uitgesproken standpunt, maar is er niet al te zachtzinnig op gewezen dat de manier waarop zij dat hebben uitgedragen op zijn minst de schijn heeft zich niet te verhouden tot die consensuscultuur. Ook de VS erkennen nu wel dat hun uitgesproken standpunt getoetst moet worden en dat het in principe kan c.q. moet veranderen. Nuchter bezien is het standpunt van de VS – hetgeen als prioriteit in die mate alleen gedragen wordt door het VK – natuurlijk wel een heel sterk element. Het zou de bewindsman dan ook niet verbazen als dat ook het uiteindelijke besluit werd.

Opvallend is inderdaad dat de landen die zich vanuit het continent uitspreken voor drie landen voornamelijk de noordelijke landen zijn. Zij doen dat met name gelet op de druk die anders op de tweede ronde kan komen waarin de Baltische landen worden meegenomen. Die tweede ronde wordt in ieder geval door sommige landen gezien als een ronde waarin de Baltische landen zouden moeten meedraaien, maar dat is nog niet besloten. Voorzover dat gesuggereerd wordt en door Rusland ook als zodanig zou worden gezien, zou dat wel eens een vervelend obstakel voor die hele tweede ronde kunnen worden.

Hij was ervan overtuigd dat de VS een veelheid van argumenten heeft. De argumenten wisselen in ieder geval per departement. Er zijn ook heel wat Amerikanen die denken dat het er beter vijf kunnen zijn, maar in ieder geval is het standpunt van de regering – en daar gaat het toch om – vooralsnog drie. De voornaamste argumenten daarvoor zijn dat de NAVO gemakkelijker drie landen kan absorberen dan vijf, ook dat met drie er toch een grotere druk komt op het houden van een snelle tweede ronde en ten slotte wellicht nog de kostenfactor. De vraag die moet worden gesteld en die door de meeste continentale landen positief wordt beantwoord is of het toch niet verstandiger is om meteen ook Roemenië mee te nemen. Dat land ontwikkelt zich immers zeer sterk in de goede richting, zij het dat het nog niet dat toppunt van stabiliteit heeft bereikt dat wenselijk wordt geacht en in die zin onderscheidt het zich dus echt van Hongarije. Slovenië is eigenlijk voor geen enkel lid een probleem; dat zou er zo bij kunnen. Als Roemenië wordt meegenomen in de eerste ronde, zou dat ook met Slovenië moeten. Het ligt niet erg voor de hand om alleen Slovenië mee te nemen en Roemenië niet.

Voor veel lidstaten is het inderdaad de vraag of Rusland na de eerste ronde nog wel zo gemakkelijk een tweede ronde zal toestaan en geven daarom de voorkeur aan vijf landen, want hoe nadelig kan het wel niet zijn als die tweede ronde lang op zich laat wachten? Als bijvoorbeeld Roemenië en Slovenië langer dan nodig en wenselijk is gescheiden blijven van de landen die in de eerste ronde zijn overgegaan, dan zou dat inderdaad wel eens zeer destabiliserend kunnen werken. Daaruit is voortgevloeid de vierde optie die met name de heer Hoekema zo interessant vond: besluiten om vijf landen toe te laten, maar de toetreding uitvoeren in twee ronden, de eerste definitief, de tweede meer voorwaardelijk. Ook de bewindsman vond dat wel een aantrekkelijke optie, die echter ook veel harder aangeeft dat de andere landen er nog lang niet aan toe zijn, hetgeen toch de nodige gevoelens van ongenoegen kan opleveren.

Ook de Nederlandse regering was graag in staat geweest om de Kamer nu al een uitgesproken eerste voorkeur voor te leggen, maar dat vond zij uiteindelijk toch niet verstandig. Het definitieve standpunt wordt bepaald op de allerlaatste ministerraad voor de Top in Madrid en dat doen, zoals al gezegd, in de meeste landen. Zo heeft hij in het interview in Trouw gezegd dat er inderdaad goede argumenten zijn voor het meenemen van Roemenië, maar dat er ook voldoende argumenten tegen zijn die bovendien dan nog elke keer van gewicht veranderen. Wel kon de bewindsman zeggen dat Nederland in ieder geval de consensus voor de bekende drie landen ondersteunt, duidelijk open staat voor de argumenten voor vijf landen, maar op het laatste moment het definitieve besluit zal nemen – dus gebaseerd op zoveel mogelijk informatie, ook over de ontwikkeling van de standpunten van andere landen – waarbij dan ook nog de optie van vier landen, of Slovenië of Roemenië, kan worden overwogen.

De invloed die Rusland zal kunnen uitoefenen op de NAVO-besluitvorming is zo groot als de NAVO toestaat. In de stichtingsakte staat exact de onafhankelijkheid van zowel de NAVO als van Rusland beschreven om de besluiten te nemen die beide willen, maar het is in ieder geval de bedoeling om een gezamenlijk besluitvormingskader te creëren waar dat maar mogelijk is. De interne organisatie blijft daar in ieder geval volstrekt buiten. Mocht er uiteindelijk een verschil van mening blijven, dan is bepaald dat wordt teruggevallen op de eigen besluitvorming. Er is dus geen sprake van een dubbelfunctie met de permanente raad.

Er is geen non first use verklaring afgesproken omdat daartegen dezelfde bezwaren zijn aan te voeren als in de tijd van de koude oorlog. Het uiteindelijke streven is toch om van alle kernwapens af te komen en dat zal nog een heel proces vergen. Een dergelijke verklaring draagt daar niet aan bij en maakt het bezit van een kernwapen alleen maar nog onaanvaardbaarder.

Er zijn door Rusland geen voorwaarden gesteld wat betreft het aantal toe te treden landen om de stichtingsakte te ondertekenen.

De door de heer Valk aangedragen argumenten voor het meenemen van Roemenië in de eerste ronde kon de bewindsman onderschrijven, maar de vraag blijft of ze opwegen tegen het nadeel dat door anderen wordt gezien.

Als voorzitter van de Unie heeft Nederland niet geprobeerd de lidstaten van de Unie op één lijn te krijgen.

Alleen als er gevaar dreigt zou de infrastructuur van de NAVO kunnen worden uitgebreid. De heer Weisglas vreesde dat het dan wel eens te laat zou kunnen zijn, maar de waarschuwingstijd is tegenwoordig aanzienlijk groter dan in de tijd van de koude oorlog. Die vrees leek de bewindsman dan ook niet terecht.

Volgens de minister van Defensie hebben bij de VS wellicht enige militaire overwegingen een rol gespeeld bij hun voorkeur voor drie toetreders, maar of dat nu zo'n grote rol is, betwijfelde hij. Er is een analyse gemaakt van de militaire bijdragen van kandidaten en daaruit blijkt ook voor Roemenië een positief resultaat, mede omdat het over relatief grote strijdkrachten beschikt. Echter, de strijdkrachten uit het vroegere Oost-Europa moeten wel fors worden geherstructureerd. De Oost-Europese partners zijn alle bezig met operaties zoals in Nederland de Prioriteitennota. Een van de grote exportartikelen van het Nederlandse ministerie van Defensie is de opzet van de Prioriteitennota en de herstructurering van strijdkrachten waarvoor in Oost-Europa grote belangstelling bestaat.

De herziening van de commandostructuur heeft de laatste weken geen vooruitgang geboekt. Positief is wel dat er in het bondgenootschap een grote mate van overeenstemming bestaat over het feit dat het noordelijke regionale commando in Europa – dat overigens ook heel Midden-Europa beslaat – in Brunssum zal worden gevestigd, dus toekomst voor AFCENT. Er moet nog worden afgewacht of er een compromis kan worden gesloten tussen de Franse en de Amerikaanse visie op het zuidelijke commando. Daarin is nog geen beweging te bespeuren, maar de nieuwe Franse regering zal ook de nodige tijd moeten worden gegund om zich nader op enkele zaken te beraden. Het afgelopen jaar is overigens al aan een groot aantal Franse wensen tegemoet gekomen. Er waren de bewindsman geen nieuwe signalen bekend dat Frankrijk van plan is om binnenkort toch de geïntegreerde militaire defensie binnen te treden. Omdat binnen afzienbare tijd Polen, Tsjechië en Hongarije – wellicht nog meer landen – die lid zullen zijn van die geïntegreerde militaire organisatie van de NAVO zal het er niet aan deelnemen wel een steeds uniekere opstelling in het bondgenootschap.

De bewindsman geloofde niet dat Rusland een prijs is betaald, want afgezien van de uitbreiding zag hij de stichtingsakte als een buitengewoon belangrijke en positieve ontwikkeling. Hij kon het dan ook niet eens zijn met de zienswijze van de heer Van Middelkoop. Het risico is niet dat die akte te precies zal worden uitgevoerd en er dan allerlei ondermijnende invloeden in het bondgenootschap spelen, eerder bestond zijns inziens het risico dat de akte niet voldoende serieus wordt genomen en onvolledig wordt uitgevoerd. Het gaat om een zeer belangrijke afspraak tussen de NAVO en Rusland. De veronderstelling van de heer Weisglas dat er is afgesproken dat er geen nieuwe infrastructuur in de nieuwe lidstaten zal komen, is niet juist. In de akte benadrukt de NAVO nogmaals dat er geen grote permanente grote NAVO-troepenmachten in de nieuwe lidstaten zullen komen, maar dat alles wat nodig is voor de uitvoering van de gemeenschappelijke taken van de NAVO wel zal worden aangebracht al zullen dat naar verwachting geen grote infrastructurele voorzieningen zijn. De NAVO heeft zich in de akte zeker niet de handen laten binden waardoor in strijd kan worden gekomen met de verplichtingen van het NAVO-lidmaatschap.

De reden van een militair comité in de WEU is dat de WEU zogenaamde Petersbergtaken kan uitvoeren – daarom moet ook het WEU-verdrag worden verlengd, hetgeen stilzwijgend wordt gedaan – en dan is het ook van belang om overleg tussen de chefs defensiestaven mogelijk te maken. Het positieve is dat er een vergelijkbare structuur is gemaakt als dat van het overleg tussen de chefs defensiestaven in NAVO-verband. Het gaat ook om dezelfde personen. Er bestaat dan ook geen reden voor de vrees dat de ene organisatie iets anders zou willen dan de andere organisatie en de ene organisatie een ander advies krijgt dan de andere.

Uitbreiding van de NAVO was naar de mening van de bewindsman in letter noch in geest in strijd met het non-proliferatieverdrag, want geen enkel land krijgt door de uitbreiding op zich beschikking over kernwapens.

De extra kosten kunnen worden verdeeld in drie categorieën. In de eerste plaats van de hervorming van de eigen defensieorganisatie. In Polen is berekend dat die kosten hoger zullen zijn en de hervorming minder goed zal verlopen zonder NAVO-lidmaatschap. Dat is ook logisch omdat collectieve verdediging over het algemeen gemakkelijker en ook goedkoper is dan puur nationale.

In de tweede plaats zijn dat de kosten voor de NAVO als organisatie, de toch bescheiden kosten die in de brief zijn becijferd. In de derde plaats zijn dat de kosten van reinforcement, maar die zijn nog niet becijferd. Zo het ooit mocht komen tot art. 5-operaties ten gunste van nieuwe leden, welke maatregelen zouden dan de huidige leden moeten nemen om snel ter plekke te kunnen zijn, dus meer de luchtmobiele capaciteit, dus zeer verwant aan de hervorming van de NAVO-defensieorganisatie. Dat is vanwege het ontbreken van enige dreiging een theoretisch vraagstuk, maar de kosten daarvan zullen op een zeker moment natuurlijk wel berekend moeten worden. De Oost-Europese landen zullen met hun defensieorganisatie van kwantiteit naar kwaliteit moeten. Het meest dringende vanuit het NAVO-lidmaatschap bezien zijn niet allerlei grote materieelinvesteringen, maar het aan elkaar koppelen van de luchtverdediging, het verbeteren van de communicatie, het uitvoeren van gezamenlijke oefeningen, het op grote schaal aanleren van de lingua franca van de NAVO, het militaire Engels.

Een verband tussen het Roemeniëdossier en de hervorming van het zuidelijke commando is zeer indirect en volgens de bewindsman niet specifiek door Frankrijk gelegd. De NAVO probeert het aantal (sub)regionale commando's te verminderen omdat de structuur topzwaar en niet efficiënt is voor de huidige situatie. Er bestaat daarover verschil van mening tussen Griekenland en Turkije. Turkije wil twee subregionale commando's in die regio en de overige veertien betrokken staten vier. Komt het militaire comité niet tot een oplossing, dan zullen de ministers van Defensie de knoop moeten doorhakken.

Volgens de bewindsman zijn de vooruitzichten van Russische ratificatie van de verdragen over chemische wapens en Start 2 door de stichtingsakte niet verminderd en wellicht zelfs wat verbeterd. Voor Rusland is met name een groot probleem de enorme kosten van vernietiging van chemische wapens. In het kader van Start 2 hebben de VS en Rusland afgesproken dat spoedig na ratificatie ervan Start 3 zal volgen, waarmee enkele Russische bezwaren tegen Start 2 zullen worden weggenomen.

In antwoord op de vraag van de heer Verkerk merkte de bewindsman op dat na opening van het regionale kantoor in Kiev er op grond van de stichtingsakte ook een kantoor in Moskou zal worden gevestigd.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Sipkes (GroenLinks) bleef er moeite mee houden dat de regering pas op zo'n laat moment tot een definitief besluit neemt dat de Kamer er verder niet meer aan te pas kan komen.

De heer Valk (PvdA) had liever gehoord van de bewindslieden vernomen dat hun inzet op de top zou zijn om de NAVO uit te breiden met ook Roemenië en eventueel ook met Slovenië, ook al omdat de minister van Buitenlandse Zaken heeft toegegeven dat er sterke argumenten voor pleiten. Hij hoopte dat dit ook het geval zal zijn op het moment waarop het kabinet zijn besluit neemt. Voor de PvdA-fractie horen beide landen zeker tot de eerste tranche.

De heer Hoekema (D66) vroeg of het wat de WEU betreft nog een optie is om indien het onverhoopt in Albanië mis dreigt te gaan haar in een CJTF-constructie te laten optreden en of dat in het algemeen geen middel zou zijn om de WEU een echt operationele rol te geven?

De minister van Buitenlandse Zaken wees erop dat het uiteindelijke besluit van het kabinet gelet op de consensuscultuur binnen de NAVO altijd nog een voorlopig besluit is. Voordat dat besluit wordt genomen blijft Nederland niet alleen open staan voor argumenten, maar blijft het ook op het standpunt staan dat er sterke argumenten voor toetreding van Roemenië zijn. Of dat ook het uiteindelijke NAVO-besluit zal zijn, moet worden afgewacht, want het is zelfs mogelijk dat het verstandiger is om daar in Madrid niet aan vast te houden. In de argumentatie van de Amerikaanse regering speelt het draagvlak in het congres in ieder geval een beperkte rol.

Ten slotte merkte hij nog op dat Rusland in geen enkel geval een vetorecht heeft verkregen binnen de NAVO.

De minister van Defensie sloot een optreden van de WEU in Albanië via een CJTF-constructie niet uit, maar daar is nog geen sprake van. Thans wordt alles in het werk gesteld om de verkiezingen redelijk te laten verlopen en een goed resultaat opleveren. Overigens moet bij toekomstige vormen van steun aan en optreden in Albanië niet alleen aan de WEU worden gedacht, want dat is ook lid van het PvV, waardoor ook de NAVO nog een rol zou kunnen spelen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Traa

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Korthals

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Hommes


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Linden (CDA), ondervoorzitter, Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), H. Vos (PvdA), Van Traa (PvdA), voorzitter, Verspaget (PvdA), Ybema (D66), Apostolou (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Woltjer (PvdA), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Roethof (D66), Rouvoet (RPF), Van den Doel (VVD), R. A. Meijer (groep-Nijpels), De Haan (CDA), Visser-van Doorn (CDA).

Plv. leden: Leers (CDA), Bremmer (CDA), Korthals (VVD), Van der Stoel (VVD), Voûte-Droste (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Dijksma (PvdA), Lilipaly (PvdA), De Graaf (D66), Van Gijzel (PvdA), Van den Berg (SGP), Houda (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Dittrich (D66), Hillen (CDA), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Van Waning (D66), Leerkes (Unie 55+), Bolkestein (VVD), Hendriks, Bukman (CDA), Gabor (CDA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Wolters (CDA), Korthals (VVD), voorzitter, Weisglas (VVD), H. Vos (PvdA), Van den Berg (SGP), Van Traa (PvdA), Van Gelder (PvdA), Van de Camp (CDA), Zijlstra (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Van Hoof (VVD), Hoekema (D66), ondervoorzitter, Leerkes (Unie 55+), De Koning (D66), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Van Waning (D66), Sterk (PvdA), Van den Doel (VVD).

Plv. leden: Terpstra (CDA), Beinema (CDA), Van Rey (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Van Middelkoop (GPV), Houda (PvdA), Middel (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Van Gijzel (PvdA), Verhagen (CDA), Woltjer (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Hoogervorst (VVD), Ter Veer (D66), Stellingwerf (RPF), Visser-van Doorn (CDA), Blaauw (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Wingerden (AOV), Roethof (D66), Rehwinkel (PvdA), Keur (VVD), Marijnissen (SP).

Naar boven