Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25000-IXB nr. 35 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25000-IXB nr. 35 |
Vastgesteld 11 september 1997
De vaste commissie voor Financiën1 heeft op 18 juni 1997 overleg gevoerd met staatssecretaris Vermeend van Financiën over:
– jaarverslag belastingdienst 1996;
– beheersverslag belastingdienst 1996;
– bedrijfsplan belastingdienst 1998–2002;
– zijn brief d.d. 15 mei 1997 inzake toelichting veldtoetsingen (Fin-97-195);
– zijn brief d.d. 14 mei 1997 inzake een landelijke actie van de belastingdienst (Fin-97-200);
– rapport van de Algemene Rekenkamer inzake informatiebeveiliging belastingdienst.
Bij brief van 11 juli heeft de staatssecretaris de resterende vragen schriftelijk beantwoord. Deze antwoorden zijn als bijlage bijgevoegd.
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Reitsma (CDA) vroeg allereerst naar de mogelijke consequenties voor de geplande personeelsbezetting, de opzet van de automatisering en de daarvoor uitgetrokken budgetten indien de elektronische aangifte een grote vlucht gaat nemen. Worden de komende jaren nog acties voorzien om het aantal elektronische aangiften uit te breiden?
Met name in het kader van de digitale snelweg vroeg hij nog naar de aanpak van internationale fraude waarvoor de commissie in het najaar 1996 de staatssecretaris bij brief specifieke aandacht heeft gevraagd. In zijn antwoord d.d. 6 november 1996 zegde hij toe omstreeks februari 1997 met een plan van aanpak te komen, maar daarna is daarover niets meer vernomen.
De CDA-fractie vond het een goede zaak dat ook gebruikte computers van de belastingdienst naar het onderwijs gaan en hoopte dat het niet bij een eenmalige actie zal blijven. Is het niet mogelijk een soort partnership te zoeken waardoor er sprake is van een win-winsituatie?
Zoals bekend hechtte ook de CDA-fractie zeer aan een effectieve fraudebestrijding. In hoeverre hebben de in de nota fraudebestrijding voorgenomen maatregelen in de praktijk al geleid tot een hardere aanpak van met name de digi-fraude, de fiscale constructies via de digitale snelweg, en in hoeverre is de geschatte opbrengst van een half miljard gerealiseerd?
Kan de reden worden aangegeven waarom, zoals in het jaarverslag wordt aangegeven, het aantal bezwaarschriften daalt?
Er worden pogingen in het werk gesteld om zo snel mogelijk de zogenaamde oude voorraad aangiften IB van ondernemers af te handelen, maar hoe groot is die voorraad nog en binnen welke tijd zal die zijn afgehandeld?
Bijna elk jaar wordt grote aandacht besteed aan de controledichtheid. Nog niet zo lang geleden was die 1 op 10 à 9. De staatssecretaris heeft bij verschillende gelegenheden gezegd dat zijn doelstelling minimaal 1 op 5 was, hetgeen verleden jaar ook is gerealiseerd, maar nu blijkt het weer terug te lopen tot 1 op 6. Is die doelstelling losgelaten en, zo ja, waarom?
In het beheersverslag was het de heer Reitsma opgevallen dat zich een stijging van het werkpakket van de douane heeft voorgedaan. Hoe zal die worden opgevangen, want uit de stukken blijkt niet dat de omvang van het personeel navenant is toegenomen. Welke relatie heeft dat met de fraudenota die toch als uiteindelijke doelstelling een extra opbrengst van 0,5 mld. heeft? Wat zijn overigens de positieve gevolgen voor de belastingdienst van de reeds geïmplementeerde voorstellen van de commissie-Van Lunteren?
Voor de komende jaren zal de invoering van de euro de nodige aandacht vragen. Kan al iets worden gezegd over de financiële en organisatorische gevolgen daarvan voor de belastingdienst en de douane?
Uit het verslag blijkt dat de afgelopen vier jaar de apparaatsuitgaven met 600 mln. zijn gestegen, met name in automatisering en exploitatie. Waarom stijgen deze kosten sneller dan die van het productievolume?
Tot voor kort werden de gegevens alleen uitgewisseld tussen de belastingdienst en de bestuursorganen. Nu gaan ze blijkbaar ook naar niet-bestuursorganen, zoals de thuiszorg. Daarvoor kunnen best goede argumenten worden aangevoerd, maar naar de mening van de heer Reitsma zullen daarvoor wel goede beleidslijnen moeten worden afgesproken.
Hij sprak vervolgens waardering uit voor het bedrijfsplan, waarin voor drie nieuwe beleidsterreinen wordt gekozen waaronder het doelgroepenbeleid. Wat wordt daaronder exact verstaan? Het kan niet de bedoeling zijn om weer eens bepaalde doelgroepen onder de loep te nemen, zoals de laatste jaren het geval is geweest bij het verenigingsleven, hetgeen zeker ten koste is gegaan van het enthousiasme van vele vrijwilligers. Als er al een doelgroepenbeleid moet worden gevoerd, dan moet dat worden gericht op groepen waarmee werkelijk wat aan de hand is en moet de opbrengst ook substantieel zijn.
Uit het rapport van de Algemene Rekenkamer blijkt dat de bestuurlijke beheersing en controle onvoldoende effectief zijn en dat er met name bij de inbraakbeveiliging nogal wat gebreken zijn geconstateerd. De heer Reitsma stelde met nadruk dat gegevens van de belastingdienst vertrouwelijk zijn, slechts voor enkele doelen mogen worden gebruikt, dat er alles aan moet worden gedaan dat die gegevens binnen de dienst blijven en bij eventuele calamiteiten niet verloren kunnen gaan. De reactie van de staatssecretaris op de kritiek van de Rekenkamer vond hij nogal gemakkelijk en op lang niet elk onderdeel overtuigend. De kritiek moet zeer serieus worden genomen en er moet alles aan worden gedaan om die een volgende keer te voorkomen.
Ten slotte ging hij in op de kernstaten op blz. 9 en 10 van het beheersverslag. Een van de doelstellingen van dit paarse kabinet is om zo'n 10 mld. aan lastenverlichtende maatregelen te nemen en het verbaasde hem dat de dienst erin is geslaagd om 10 mld. meer te innen dan in de jaren 1995 en 1996. Zowel de opbrengsten als de ontvangsten van de suikeraccijns en de accijns op alcoholvrije dranken – het zijn twee verschillende staten – laten een behoorlijk negatief bedrag zien. Als inning zoveel kost, is het dan niet verstandiger ze maar af te schaffen?
Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA) sprak haar complimenten uit voor de inzichtelijkheid en leesbaarheid van de jaarstukken die ertoe bijdragen dat de Kamer haar controlerende taak kan uitvoeren en zou het een goede zaak vinden als ook andere overheidsdiensten met zulke jaarstukken kwamen opdat de Kamer de voortgang van een en ander beter kan volgen.
Zij had de stukken bezien tegen de achtergrond van het verleden jaar al zo uitgebreid besproken reorganisatieproces en vond het opvallend dat daarover in de stukken weinig wordt gemeld. Zij vroeg daarom graag nader inzicht in het verloop van de reorganisatie. Ligt alles nog op schema, geeft de verplaatsing van personeel specifieke problemen en is dat al dan niet ten koste gegaan van deeltijdbanen? In dit verband waardeerde zij de inzet van de staatssecretaris om de nevenvestiging in Oost-Groningen open te houden.
Alle stukken zijn doortrokken van het belang van automatisering en digitalisering. In het jaarverslag wordt gesteld dat de gebruikers van de aangiftediskette er tevreden over waren, maar elders wordt gesteld dat de zelfredzaamheid van particulieren bij het invullen van met name het P- of B-aangiftebiljet in de loop der tijd is afgenomen, ondanks dat het oordeel over deze biljetten steeds positiever wordt. Onlangs kreeg deze commissie een brief van een fiscaal jurist die klachten had over het zogenaamde contactpunt. Hij stelde dat het alleen maar mogelijk was om daar meer algemene informatie te verkrijgen in de vorm van folders en dat men er zeker niet meer terecht kon met individuele aangiften. Mevrouw Witteveen was ervan overtuigd dat de behoefte daaraan nog steeds bestaat, ondanks alle digitalisering.
Hoe wordt omgegaan met het advies van de Nationale Ombudsman om de voortgang van de werkzaamheden te garanderen zodra een medewerker gedurende een langere periode afwezig is?
Investeren in opsporing en bestrijding van fraude blijkt echt iets op te leveren, niet alleen financieel, maar ook qua mentaliteit. Dat de actie speelautomaten zo'n 185 mln. heeft opgeleverd is heel positief, maar welke garanties zijn er dat de resultaten van dergelijke acties blijvend zijn?
De informatie over de voorbereidingen voor de invoering van de euro is nogal mager. De folder over een congres van het Nationaal euroforum op 18 november a.s. vermeldt diverse activiteiten. Fiscale aspecten komen er wel in voor, maar toch niet zo prominent. Heeft de belastingdienst een concreet invoeringsplan of zijn dat de zogenaamde basisscenario's waarover in de stukken wordt gesproken? Hoe zit het overigens met de aangiften in vreemde valuta?
De informatie over het rulingbeleid vond zij uitstekend, maar wellicht is het interessant om zo mogelijk ook enig inzicht te verschaffen in het in het buitenland gevoerde rulingbeleid.
Mevrouw Hevinga vroeg zich af of het feit dat belastingambtenaren per 1 januari 1997 als rechter-plaatsvervanger kunnen optreden wel recht doet aan de scheiding tussen uitvoering en rechterlijke macht. Dat zou op zijn hoogst tijdelijk mogen zijn. Verdient een opleidingsplan fiscale rechters geen specifieke aandacht en is de bewindsman bereid hierover overleg te voeren met zijn collega's van Sociale Zaken en Justitie?
Zij sloot zich ten slotte aan bij de opmerkingen van de heer Reitsma over het rapport van de Rekenkamer. In tegenstelling tot de Rekenkamer vindt de bewindsman de huidige beveiligingsrisico's wel aanvaardbaar, maar terecht heeft hij toch veel aanbevelingen van de Rekenkamer overgenomen. Wat weerhoudt hem ervan om de nog resterende aanbevelingen over te nemen, zoals de beperking van de toegang tot geautomatiseerde systemen, aanscherping van het sanctiebeleid, met name bij het signaleren van opzettelijke inbreuken?
Mevrouw B.M. de Vries (VVD) had met de heer Reitsma geconstateerd dat de controledichtheid van 1 op 5 naar 1 op 6 is gedaald. Op zich hechtte zij daar niet zo veel waarde aan, want uiteindelijk gaat het er toch om wat wordt gecontroleerd. Uit de brief blijkt dat het onderscheid tussen een volledig boekenonderzoek en een deelonderzoek is vervallen – het wordt nu een materieel onderzoek genoemd waaronder dus van alles kan vallen – maar zij zou graag vernemen wat nu exact wordt verstaan onder een boekenonderzoek en hoe de vermelde getallen tot stand zijn gekomen. Verleden jaar had zij de staatssecretaris voorgehouden dat zij uit de belastingdienst zelf informatie had gekregen hoe medewerkers met deze zogenaamde streepjescultuur omgaan. Hij heeft toen toegezegd dat uit te zoeken en mee te delen hoe dat zat, maar dit jaar heeft zij wederom van verschillende eenheden vernomen dat de Kamer niets kan met de cijfers van de controledichtheid die haar in deze stukken worden voorgelegd. Is het management van de belastingdienst en de bewindsman van die kritiek op de hoogte? Komt die bijvoorbeeld ook in ondernemingsraden aan de orde? Desgevraagd verklaarde zij zich niet bereid de namen te noemen van degenen die haar daarover hebben geïnformeerd, omdat betrokkenen vrezen dat het traceerbaar is, maar zij stelde wel dat haar opmerkingen zijn gebaseerd op informatie vanuit verschillende eenheden over het gehele land verspreid, informatie overigens die zij de laatste jaar iedere keer heeft gekregen. Het leek haar in ieder geval noodzakelijk dat nader onderzoek wordt gedaan naar de wijze waarop de verschillende eenheden omgaan met de cijfers, want bijvoorbeeld een gesprek tussen een inspecteur en een belastingadviseur van een belastingplichtige wordt al als klantbezoek en boekenonderzoek aangemerkt. Kan worden bevestigd dat er steeds minder tijd beschikbaar is voor diepgaande boekenonderzoeken? Hoeveel volledige boekenonderzoeken en deelonderzoeken vinden er nog plaats? Ten slotte merkte zij desgevraagd nog op dat zij geen reden had te twijfelen aan de kwaliteit van het onderzoek dat wel wordt verricht – zij had daarover geen informatie gekregen – mede gelet op de resultaten die toch blijken uit de opbrengsten van zowel «gewone» inning als van intensivering van de fraudebestrijding. Bovendien zijn er veel andere vormen van onderzoek bij gekomen.
In zijn brief van 15 mei stelt de staatssecretaris dat bij 60% van de boekenonderzoeken – dus een vrij rekbaar begrip – correctie moet plaatsvinden. Dat leek mevrouw De Vries heel gemakkelijk te realiseren als het begrip «boekenonderzoek» inderdaad zo rekbaar wordt gehanteerd als haar is verteld. Er wordt echter niet gerept van de zogenaamde waardeafspraken. Zijn die in die 60% meegenomen en, zo neen, waarom daaraan dan niet meer aandacht besteed?
Op blz. 42 van het jaarverslag staan enkele staatjes waaruit o.a. blijkt dat er vanaf 1994 een stijging is opgetreden in het totale aantal opgelegde voorlopige aanslagen en ook van het totale aantal verminderingen. Is de conclusie juist dat voorlopige aanslagen sneller worden opgelegd, maar dat daardoor ook het aantal verminderingen groter wordt? Wat komt er al met al van al die aanslagen binnen?
Op blz. 52 staat een tabel over opsporing en strafrechtelijke onderzoeken door de recherche waaruit blijkt dat het opgespoorde belastingnadeel in miljoenen guldens uitgedrukt van 1995 op 1996 een grote daling heeft ondervonden. Hoe kunnen die bedragen zo aanzienlijk zijn terwijl de fraudebestrijding zo is geïntensiveerd? Hoe vallen daarmee te rijmen de 185 mln. die in het kader van de fraudenota is besteed?
Mevrouw De Vries had via Internet de beschikking gekregen over een persbericht waarin staat dat in de actie gericht op speelautomaten al zo'n 3 mln. aan voorlopige aanslagen en zo'n 6,5 mln. naheffings- en navorderingsaanslagen is opgelegd, maar interessanter zou zijn te vernemen wat daarvan uiteindelijk kan worden geïnd.
In het beheersverslag wordt ingegaan op de fraudenota, maar wordt als enige kernstaat 3 – niet-begrotingsontvangsten – volstrekt niet toegelicht, terwijl het gaat om het aanzienlijke bedrag van 73 mld. Bovendien komen de daarin genoemde getallen niet helemaal overeen met die welke op blz. 58 van het jaarverslag staan.
Wat betreft de vermindering van de administratieve lasten, memoreerde mevrouw De Vries het ideetje dat zij verleden week had gelanceerd, maar dat eigenlijk afkomstig is uit de belastingdienst zelf: als werkgevers hun gegevens geautomatiseerd aanleveren waarom kan de belastingdienst de jaaropgaven dan ook niet rechtstreeks verzenden of de gegevens direct al op het aangiftebiljet zetten?
In de stukken wordt aangegeven dat de productiviteit per werknemer toeneemt maar zij zag graag een monitor op de werkdrukervaring.
Wat betreft de samenwerking met de uitvoeringsorganisatie sociale zekerheid achtte zij het duidelijk dat meer interdisciplinaire samenwerking door haar fractie wordt toegejuicht. In dat kader verzocht zij de bewindsman om toezending van het RIF-rapport uit Twente, want zij nam aan dat het een openbaar rapport is. Zijn de berichten juist dat daaruit is gebleken dat per shoarmazaak gemiddeld 1 ton wordt gefraudeerd in de sfeer van allerlei belastingen en premies? Wat dit betreft memoreerde zij haar opmerkingen van verleden jaar over de zogenaamde carousselfraude, nl. dat veel horecabedrijven via het buitenland worden opgekocht, doorverkocht, failliet gaan, e.d. Heeft dat rapport nu met dit onderwerp te maken en spelen hierbij ook het verkopen en doorverkopen van die zaken een rol? Is er sprake van interdisciplinaire samenwerking tussen de verschillende ministeries, zoals Algemene Zaken, Sociale Zaken, Justitie en Financiën en ligt de coördinatie op dit punt bij Financiën? Blijkt uit het rapport ook een dringende behoefte aan informatie-uitwisseling met landen als Turkije, Marokko en Egypte?
Is de gegevensuitwisseling met de kamers van koophandel per medio 1997 inderdaad al gerealiseerd?
Wanneer was de evaluatie van het rulingbeleid voorzien?
Zij had voorts begrepen dat eind 1996 het zogenaamde IKB-systeem (integraal klantbeeld) voor de selectie op fiscaal risico en belang is geïntroduceerd. Zijn de daarbij behorende behandelvoornemens nu voldoende gevuld? Zo neen, wat wordt daaraan gedaan?
Sinds de reorganisatie is het doel gericht op klantgericht werken. Mevrouw De Vries had begrepen dat een groot deel van de IB-aangiften van DGA's over het algemeen erg simpel is. Als tegelijkertijd de aangifte vennootschapsbelasting binnenkomt wordt die toch vaak later behandeld. Als dan blijkt dat er alsnog een correctie IB moet plaatsvinden, zal er moeten worden nagevorderd, terwijl er geen sprake is van een echt nieuw feit. Een gecombineerde behandeling leek haar indien mogelijk daarom zinvol en zou ook een boete kunnen voorkomen.
Vervolgens wees zij op de door haar gestelde vragen over de apparatuur die de belastingdienst ter beschikking stelt aan de FNV. In zijn antwoord merkte de bewindsman op dat hij dat ook aan de CNV heeft aangeboden en dat het om niet commerciële instellingen gaat van enige omvang. Zij had overwogen om nadere vragen te stellen over de daarbij gehanteerde criteria, maar wilde die nu hier stellen. Graag dus op schrift de daarvoor gestelde criteria en een antwoord op de vraag hoe de staatssecretaris in dat verband de concurrentie ziet met de kleine belastingadvieskantoren. Voorts vroeg zij de staatssecretaris om nadere informatie over de HUBA-campagne.
Uit de fiscale monitor blijkt dat de belastingdienst het heel goed doet en dat men er over het algemeen heel tevreden over is. Waarom wordt het fiscale compromis minder positief ervaren? De telefonische bereikbaarheid blijkt ook nog wel een probleem op te leveren. Ook wordt aangegeven dat de vooraankondiging bij correcties onvoldoende is. Hoe wordt dat aangepakt? Ook lijkt het nog niet zo goed gesteld met de doorlooptijd en met de afhandeling van bezwaren en beroepen.
In het bedrijfsplan wordt gesproken over het werken in de actualiteit. Verleden jaar had mevrouw De Vries er al op gewezen dat veel ambtenaren die echt in de actualiteit werken nogal eens bedreigd werden. Er zijn toen wederom maatregelen toegezegd, maar wat is daarvan concreet terecht gekomen?
Het rapport van de Algemene Rekenkamer en ook het persbericht daarover vond de bewindsman aanvankelijk nogal overdreven. Toen hij werd geconfronteerd met beelden van RTL4 dat filmend Den Haag binnen was gegaan schrok hij wel. Wat heeft hij vervolgens gedaan – ook in de sfeer van sancties – en waarom neemt hij niet alle aanbevelingen van de Rekenkamer over? Volgens de Rekenkamer heeft ook de belastingdienst zelf geen volledig en juist inzicht in de beveiligingssituatie omdat de managementinformatie hierover een te positief beeld geeft. Wordt de staatssecretaris dan met andere woorden niet verkeerd of in ieder geval te optimistisch voorgelicht?
In dit verband stipuleerde zij het belang van integriteit van het personeel. Er wordt steeds vaker gebruik gemaakt van uitzendkrachten, JWG'ers, banenpoolers, enz. Zij lopen over het algemeen heel kort in de dienst rond, maar hebben vaak wel toegang tot veel gegevens. Het leek haar van belang om ook de integriteit van deze mensen goed te bezien. Kan de bewindsman overigens wat meer informatie verschaffen over de evaluatie van de gijzeling in de belastingdienst Den Bosch waarover zij al eerder schriftelijke vragen had gesteld. Hoeveel geld is thans gemoeid met de beveiliging van gebouwen van de belastingdienst en van de gegevens van belastingplichtigen? Is er nog geld nodig om die beveiliging op een aanvaardbaar of nog beter niveau te brengen?
Ten slotte vroeg mevrouw De Vries hoe het reorganisatieproces met name in het noorden en het zuiden verloopt en onderstreepte zij de zorg van mevrouw Witteveen dat belastingambtenaren plv. rechter kunnen worden.
Ook mevrouw Giskes (D66) was geïnteresseerd in de voortgang van de reorganisatie en kreeg daar graag tussentijdse nadere informatie over. Zij kon zich niet meer herinneren wanneer de evaluatie is voorzien en wellicht kan daarover een concrete afspraak worden gemaakt.
Ook haar hebben berichten bereikt dat de werkdruk bij de groep O nogal groot is en zij kon zich voorstellen dat men in zo'n geval eerder naar andere middelen zoekt om toch aan de verwachtingen te kunnen voldoen.
Het werken met geautomatiseerde systemen beïnvloedt de snelheid van het proces positief, maar het risico van iets te missen wordt ook groter. De checks moeten zo worden gekozen dat er goede resultaten worden bereikt en juist in de sfeer van kleine ondernemingen die vaak heel specifiek zijn is het van belang om ervoor te zorgen dat er goede informatie uit voortkomt.
Zij had begrepen dat er een coördinatiegroep portefeuillehouders is ingesteld. Betekent dit nu dat de ene groep zich specifiek bezighoudt met bijvoorbeeld de salarissen van DGA's en een andere groep met rulings? Wat zijn de inmiddels opgedane ervaringen met het werken op deze manier?
In het vorige overleg had zij gesproken over de zogenaamde boete-inspecteur. Toen antwoordde de staatssecretaris dat die werden geworven en dat enkele al werden opgeleid. Uit de novelle was haar duidelijk geworden dat er toch maar geen boete-inspecteurs zullen komen. Wat wordt er met de inmiddels aangetrokken kandidaten gedaan?
Zij was een berichtje tegengekomen dat de Amerikaanse fiscus zo'n 4 mld. dollar mis was gelopen door foutjes op de aangiftediskette of het systeem waarmee die werden verwerkt. Hoe zit dat in Nederland?
Met de avondopenstelling is een proef gedaan maar er is van afgezien omdat daarvoor geen belangstelling bleek. Waar is die proef gehouden en waaraan kan het liggen dat de belangstelling zo gering is terwijl de winkelopenstelling wel zo groot succes is? Het is een goede zaak dat de dienst per telefoon tot 22.00 uur bereikbaar zal blijven. Toen zij dat gisteren in Den Haag uitprobeerde bleek men na lang wachten wel bereikbaar maar na 16.00 uur is er vaak niemand meer die je kan helpen. Bereikbaarheid is goed, maar beter is het toch om dan ook antwoord te krijgen op je vraag.
Hoe gaat het telefonisch invorderen in zijn werk en wat zijn daarvan de voor- dan wel nadelen?
Op blz. 40 van het jaarverslag blijkt dat het aantal aangiften in de vermogensbelasting met 30 000 is gedaald. Is dat niet wat veel nu wordt geconstateerd dat het aantal vermogenden alleen maar toeneemt? Heeft dat te maken met de grote vlucht naar het buitenland?
Even zorgwekkend vond zij het dat het aantal belastingplichtigen in de WBM-sfeer daalt, omdat belastingheffing op milieugrondslag toch zou worden bevorderd.
Wat is de reden dat het aantal bezwaarschriften in de sfeer van de dividendbelasting zo veel is afgenomen?
Op blz. 47 wordt inzicht verschaft in allerlei uitspraken op beroepschriften. Over de hele linie kan worden geconstateerd dat degenen die in beroep gaan kennelijk steeds vaker gelijk krijgen. Waar ligt dat aan? Wordt de dienst ietwat slordiger met het opleggen van aanslagen?
Met mevrouw De Vries was zij verbaasd over de op blz. 52 blijkende daling van strafrechtelijke onderzoeken die haars inziens schril afsteekt bij de nadruk die de Kamer legt op het belang van financiële recherche.
Wat de fraude betreft, vroeg zij nadere informatie over de fraude in de sfeer van de sigaretten. Belangrijk vond zij het resultaat van het werken met de folder van de FIOD.
In het kader van het rulingbeleid vroeg ook zij naar het tijdstip van evaluatie en wat meer algemene reactie op de uitspraak dat technolease formeel geen ruling is. Hoe zit het eigenlijk met de scheiding van verantwoordelijkheden tussen de minister en de staatssecretaris op het ministerie van Financiën. Hoe moet de opmerking van de minister-president worden uitgelegd dat er fiscaal Financiën is en ander Financiën? Hoe ziet deze staatssecretaris de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling, met name waar het gaat om het belastingstelsel voor de eenentwintigste eeuw?
Ten slotte sprak zij haar waardering uit voor het ter beschikking stellen van overtollige of afgedankte computers van de dienst aan scholen, maar gaan ze alleen naar het openbaar onderwijs of naar alle scholen?
Het verheugde de staatssecretaris dat zoveel waardering is uitgesproken over de kwaliteit van de voorgelegde stukken.
Inderdaad heeft de belastingdienst de afgelopen jaren heel bewust ingezet op automatisering in de ruimste zin van het woord, dus ook op het inzetten van communicatietechnologie voor een hogere effectiviteit en efficiency en niet in de laatste plaats om de nieuwste ontwikkelingen te blijven volgen die ook door belastingplichtigen worden gebruikt. Wat dit betreft verwees hij naar de eerder aan de Kamer voorgelegde notitie waarin een schets werd gegeven van de zogenaamde digitale belastingdienst. Onderdeel van dit alles is de aangiftediskette die in de praktijk toch grote waardering oogst; op dit moment worden zo'n 700 000 aangiften op diskette aangeleverd, terwijl dat er verleden jaar nog zo'n 400 000 waren. Het gebruik ervan kan alleen maar worden bevorderd door een intensievere voorlichting en door het vragen van commentaar aan de gebruikers op grond waarvan de diskette kan worden verbeterd. Hoe meer de diskette zal worden gebruikt, hoe meer voordeel dat zal opleveren voor de dienst qua personeel en ook qua kosten en verwerkingssnelheid.
In de nota fraudebestrijding is de digi-fraude aangegeven als een van de nieuwe aandachtspunten. Daarvoor wordt ook een plan van aanpak opgesteld – de bewindsman zal nagaan of hij dat per februari 1997 heeft toegezegd – waarbij de monitoring een belangrijke rol zal spelen. Uiteraard wordt geprobeerd in te spelen op nieuwe ontwikkelingen, ook in het buitenland. Internationale samenwerking wordt daarom ook steeds belangrijker. Dat vraagt de nodige deskundigheid en opleidingscapaciteit. Zo wordt bijvoorbeeld in OESO-verband bezien wat Internet betekent voor de belastingheffing, waarbij niet direct gedacht moet worden aan fraude, want het gaat meer om het gebruik maken van de mogelijkheden die een bepaalde ontwikkeling biedt.
De daling van het aantal bezwaarschriften had naar de mening van de bewindsman wel degelijk te maken met de nieuwe aanpak c.q. werkwijze die er ook op is gericht om waar mogelijk bezwaarschriften te voorkomen. Met mevrouw Giskes moest hij constateren dat het percentage beroepschriften dat wordt gehonoreerd is gestegen en bij een evaluatie leek dat vooral betrekking te hebben op de zogenaamde art. 26-zaken.
De controledichtheid wordt met name gebaseerd op kwaliteit. Dat houdt in dat sommige sectoren wellicht 1 op 1 zouden moeten worden gecontroleerd en andere sectoren minder. Hij was het ermee eens dat het vanuit het oogpunt van preventie onverstandig zou zijn om op 1 op 10 uit te komen.
Zijn reactie op het rapport van de Rekenkamer was zijns inziens zeker niet afwijzend. Een groot aantal van de aanbevelingen heeft hij van harte overgenomen. De Rekenkamer heeft vijf eenheden onderzocht en kwam tot de eindconclusie dat er weliswaar veel aandacht is besteed aan de informatiebeveiliging, maar dat de beveiliging nog niet overal op een aanvaardbaar niveau is. De reden dat niet alle aanbevelingen zijn overgenomen is dat het bijvoorbeeld heel moeilijk is een goed evenwicht te vinden tussen het sanctiebeleid en toegangsbeleid, want het werk moet wel kunnen doorgaan. Inderdaad was hij zeer boos over de beelden die RTL4 van de eenheid Den Haag liet zien en was hij het ermee eens dat het noodzakelijk is de medewerkers veel meer te doordringen van het belang om de voorschriften op dit punt beter te volgen. Na die uitzending heeft hij dan ook een pittige brief de dienst in gestuurd.
Als er specifieke acties worden gevoerd, is het wel de bedoeling om resultaat blijvend te houden. Desgevraagd zegde de bewindsman toe om in het volgende beheersverslag nader in te gaan op het blijvende effect van dergelijke specifieke acties.
Voor de euro wordt gewerkt aan een intern invoeringsplan en als de invoering naderbij komt en het steeds relevanter wordt om de maatschappij daarover te informeren, zal die informatie uiteraard ook de Kamer bereiken.
De bewindsman zegde vervolgens toe na te gaan wanneer de evaluatie van het rulingbeleid is voorzien, maar die kan pas zinvol zijn als er voldoende praktijkervaring is opgedaan. In de stukken worden overigens al enkele aspecten van dit beleid aangestipt.
Hij vond het niet eenvoudig om eenduidige informatie te geven over het in het buitenland gevoerde rulingbeleid, want het ene land verstaat er wat anders onder dan het andere. In sommige landen bestaat de mogelijkheid van het maken van afspraken op onderdelen om zekerheid vooraf te krijgen, zoals in de VS, Canada, Australië, Japan.
Wat betreft de uitgesproken zorg over het feit dat ambtenaren van de belastingdienst net als advocaten vanaf 1 januari jl. kunnen optreden als rechter-plaatsvervanger, wees hij op Kamerstuk 24 220 op basis waarvan de Kamer uitvoerig heeft gesproken over de voor- en nadelen daarvan en het desbetreffende voorstel heeft aangenomen.
Wat de veldtoetsingen betreft kon hij niet erg uit de voeten met de opmerkingen van mevrouw De Vries over de informatie over de juistheid van de cijfers die zij van verschillende eenheden had gekregen als hij niet weet welke eenheden dat zijn. Ook hij heeft cijfers van eenheden gekregen en gaat ervan uit dat die correct zijn. Als hij de eenheden weet, zal hij ze nog vandaag laten onderzoeken. Gelet op de opmerkingen van mevrouw De Vries van verleden jaar heeft hij toen alsnog de veldtoetsingen nader laten bezien en vandaar zijn brief. Hij zegde toe ook dit keer actie te willen ondernemen, maar zou zich daarbij toch zeer geholpen voelen als mevrouw De Vries hem wat nader kon informeren.
Ten slotte beloofde hij te zullen nagaan of het rapport van het RIF-team al dan niet vertrouwelijk is en dat de resterende met name technische en cijfermatige vragen, voorzover ze niet door de heer Van Lunteren kunnen worden meegenomen, zo snel mogelijk schriftelijk zullen worden beantwoord.
De heer Van Lunteren (DG der belastingen) gaf toe dat de eindconclusie van de Rekenkamer erop neerkwam dat de beveiliging nog niet op een aanvaardbaar niveau is, maar om die bewering te kunnen staven moet je haar wel kunnen afmeten aan een algemeen aanvaarde norm die er echter niet is. Daarom heeft de dienst zichzelf een norm opgelegd en die is behoorlijk hoog gekozen. Begrijpelijk heeft de Rekenkamer de situatie getoetst aan hetgeen de dienst zichzelf in de eigen beveiligingsvoorschriften heeft opgelegd en is dan ook tot de terechte conclusie gekomen dat nog niet aan alles is voldaan. Wat de fysieke beveiliging betreft erkent de Rekenkamer dat zij slechts vijf eenheden heeft onderzocht en haar onderzoek dus niet representatief is. De feitelijke situatie is dat op dit moment zo ongeveer de helft van de eenheden qua fysieke beveiliging het gestelde niveau heeft bereikt, eenderde deel van de eenheden heeft inmiddels een in de ogen van de dienst aanvaardbaar niveau bereikt en in circa 20% van de eenheden moet nog het nodige gebeuren. Mede op basis van de aanbevelingen van de Rekenkamer is nu zo'n 12 mln. uit andere middelen vrijgemaakt om in 1997 en 1998 versneld dat fysieke beveiligingsniveau op peil te brengen.
Vervolgens heeft de Rekenkamer enkele zaken aangegeven die haars inziens ook zouden moeten gebeuren. Zo vraagt zij zich ergens in het rapport af waarom er nog geen single sign on system is alsof je dat zomaar ergens kunt kopen. In geheel Europa is er nog geen grote organisatie te vinden die een dergelijk systeem heeft geïmplementeerd, maar vele zijn er wel mee bezig en het zal nog wel enkele jaren duren voordat zoiets gerealiseerd is. Inderdaad is het mogelijk om, zoals de Rekenkamer stelt, de beveiliging nog verder te verbeteren door het introduceren van smartcards, maar ook dat vergt nog wel enkele jaren.
Het blijft kortom een afweging of alle middelen nu direct aan dit ene aspect van de dienst moeten worden besteed of dat ook nog andere aspecten aan bod moeten komen.
Volgens de heer Van Lunteren kwam de informatie die mevrouw De Vries heeft verkregen voort uit de spanning die in elke grote organisatie bestaat tussen de individuele professional die graag zoveel mogelijk tijd wil besteden aan een bepaalde zaak, maar dat altijd te weinig zal vinden en het management dat verantwoordelijk is voor de totale tijdsbesteding en derhalve ook prioriteiten zal moeten stellen. De discussie daarover was zo'n tien jaar geleden in de dienst buitengewoon hevig. De controledichtheid voor de vennootschapsbelasting was toen 1 op 40 en voor de IB 1 op 20, terwijl het einddoel was 1 op 5. Dat gaf dus een geweldige druk. Om die op te vangen werd capaciteit naar de controle verschoven en werd de controleurs gevraagd minder lang over die controles te doen, hetgeen tot heel begrijpelijke weerstand heeft geleid. De discussies zijn de afgelopen jaren gelukkig niet zo hevig meer, maar ze worden nog wel steeds gevoerd en zullen nooit helemaal verdwijnen.
Op zich had hij niet zoveel behoefte aan het bekend maken van de eenheid waaruit mevrouw De Vries haar informatie had gekregen, want uit de vele discussies die hij met verschillende medewerkers heeft gevoerd zijn hem dergelijke opmerkingen wel vaker ter ore gekomen, maar als hij dan vraagt of betrokkenen zogenaamde koffiebezoeken als controle aanmerken is het antwoord altijd neen. Men heeft zoiets gehoord en denkt dan dat het waar is. In ieder geval staat vast dat de cijfers in het beheersverslag een optelsom zijn van cijfers die van eenheden, van teams, van individuele medewerkers komen. Als die cijfers onjuist zijn, dan komen ze wel van de mensen die mevrouw De Vries die informatie hebben gegeven. De IAB kijkt natuurlijk ook of het aangeleverde cijfermateriaal enigszins betrouwbaar is.
De definitie van onderzoek moest wel worden veranderd, want vroeger werden controles uitgevoerd per belastingsoort en sedert de reorganisatie van de belastingdienst worden controles over alle belastingsoorten uitgevoerd. Het materiële onderzoek oude stijl zou dan kunnen betekenen dat in alle afdelingen en voor alle belastingen alles overhoop moet worden gehaald en dat is geen werkbare methode. Daarom is de definitie van materieel onderzoek gewijzigd in een onderzoek waarbij ten minste één belastingmiddel – in de praktijk zullen het er over het algemeen wel meer zijn – wordt gecontroleerd, dus het oude volledige onderzoek. Andere onderzoeken mogen ook meetellen en om te voorkomen dat zo een te onevenwichtig beeld wordt geschetst is afgesproken dat 80% van de onderzoeken materiële onderzoeken moeten zijn.
Het is best mogelijk dat een onderzoek buitengewoon kort duurt, maar de gemiddelde duur ervan stijgt en is thans – afgezien van het voor- en nawerk – 2,7 dagen, zodat tegenover dat heel korte onderzoek een veel langer onderzoek staat.
Voorts memoreerde de heer Van Lunteren de zorg die de commissie in het overleg van verleden jaar heeft uitgesproken dat bij de controledichtheid te veel werd gelet op de kwantiteit en minder op de kwaliteit. Mede daarom is sindsdien meer in de kwaliteit geïnvesteerd en is aanvaard dat het aantal onderzoeken in 1996 is gedaald. Gestuurd wordt op basis van de beschikbare tijd van de medewerkers. Op dit moment is dat 35% en het is de bedoeling dat tot 40% te verhogen. Er is bijvoorbeeld te weinig in de sfeer van de vennootschapsbelasting gecontroleerd, in 1996 circa 10%. Dat moet worden verhoogd tot 20%.
Al met al kon hij de gevoelens van de medewerkers best begrijpen dat ze te weinig tijd hebben voor hun eigen zaken, maar het is jammer dat die anoniem aan anderen kenbaar worden gemaakt en dat men dus kennelijk bang is dat als men zoiets aan de eigen leiding kenbaar maakt men daarvoor gestraft zal worden. Dat trok hij zich aan, want dat is heel slecht voor de organisatie op zich. In ieder geval zal ernaar moeten worden gestreefd – daarop is ook het huidige bedrijfsplan gericht – om de logistieke zaken ietwat vanzelfsprekender te maken waardoor er minder aandacht aan behoeft te worden besteed en men meer tijd kan besteden aan het professioneel inhoudelijke hetgeen de kwaliteit alleen maar ten goede kan komen, maar voordat dat bereikt is, zullen er wel enkele jaren voorbij zijn gegaan.
De heer Van Lunteren kon niet met zekerheid zeggen of over deze zaken wordt gesproken in alle 90 ondernemingsraden die de belastingdienst heeft, maar hij neemt dat wel aan.
Uiteraard zal de elektronische aangifte zo goed mogelijk verder worden ontwikkeld. Ooit is de ambitieuze doelstelling geformuleerd om over zo'n twee à drie jaar in totaal zo'n 2 miljoen elektronische aangiften IB te hebben. Daartoe is een marketingplan gemaakt. Zo wordt overwogen om het volgend jaar met een Appleversie te komen. Overigens moet men zich wel realiseren dat de diskette voor velen een tussenstap zal zijn en dat in de toekomst aangiften ook via Internet zullen komen. Nu al kunnen jongeren een teruggavebiljet vanuit Internet downloaden maar vanwege beveiligingsaspecten nog niet indienen. In de toekomst is het ook de bedoeling om voor andere belastingen met elektronische aangiften te komen. Op dit moment zijn alleen nog maar de personele gevolgen voor de sectie particulieren te overzien. Toen dit kabinet aantrad heeft het in de begroting 1995 een klein fraudeplan opgenomen inhoudende dat 1200 arbeidsplaatsen van particulieren zouden worden verschoven naar ondernemingen. Dat zal uiteindelijk pas kunnen worden bereikt worden als het aantal elektronische aangiften ruim boven de 1 miljoen uitkomt.
Per saldo hebben de voorstellen van de commissie-Van Lunteren geen positieve gevolgen gehad voor de belastingdienst, want de lasten liggen of bij de burger, of bij de werkgever, of bij de belastingdienst. De opdracht was om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven te verlichten en om ze niet naar de burger te verschuiven, dus zijn ze – behalve in gevallen waarin ze helemaal konden worden voorkomen – naar de belastingdienst verschoven, hetgeen ook in voorgaande stukken is aangegeven en geraamd.
De invoering van de euro valt grofweg uiteen in enkele onderdelen. In de eerste plaats zijn dat de voorlichtingsactiviteiten die met name zullen beginnen tegen 1999 en tegen 2002. In de tweede plaats zijn dat de ingrijpende gevolgen voor de automatisering waarvan de kosten tot aan 2003 worden geraamd op circa 120 mln. De eerste fase van de aanpassing is inmiddels begonnen, ten dele samenlopend met het probleem van het jaar 2000.
Als de ombudsman een klacht honoreert van iemand die een brief niet beantwoord kreeg behoeft daar geen regeling voor te worden getroffen, want iedereen moet sowieso antwoord krijgen op een brief. De desbetreffende belastingplichtige had een urgente vraag die met spoed beantwoord had moeten worden ook als de betrokken inspecteur op vakantie was.
De kwestie Den Bosch heeft niet tot nadere maatregelen geleid omdat dat kantoor ook naar de mening van de medewerkers nu juist een zeer goed beveiligd gebouw is.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juli 1997
Zoals toegezegd in het overleg van 18 juni jl. ontvangt u hierbij de schriftelijke antwoorden op de resterende vragen.
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend
Wat is de opbrengst van de hardere aanpak fraude? In het bijzonder de digi-fraude. Wanneer levert de opbrengst van het fraudeplan een half miljard op?
Wat is de stand van zaken bij de internationale aanpak van fraude-aspecten bij het gebruik van de elektronische snelweg?
Zoals in de opbrengstparagraaf van de Fraudenota 1996 is aangegeven zijn de geraamde opbrengsten van de nadere fraudebestrijdingsmaatregelen met inbegrip van de bestrijding van de digi-fraude indicatief. In de nota is de verwachting uitgesproken dat het aanvullende beleid in 2000 zal leiden tot een extra opbrengst van bijna 0,5 miljard. Met betrekking tot het verantwoordingsjaar 1996, de start- en implementatiefase van het aanvullende fraudebestrijdingsbeleid, is in de nota geen opbrengst geraamd.
Met betrekking tot de internationale aanpak van fraude-aspecten bij het gebruik van de elektronische snelweg heeft een werkgroep van de OESO een plan van aanpak opgesteld. Nederland behoort tot de zes landen die dit plan thans verder uitwerken. De eerste resultaten worden eind 1997 verwacht.
Vragen van dhr Reitsma en mevr. Giskes
Wat is de stand van zaken bij de levering van gebruikte computers? Welke mogelijkheden zijn er na 1998? Is er een lijn voor de toekomst?
Gaan de PC's naar alle scholen? Is er een partnerschap mogelijk?
De Belastingdienst heeft tot en met 20 juni 1997 2 750 computers overgedragen aan Domeinen ten behoeve van de hiervoor in het leven geroepen Stichting Computerbemiddeling Onderwijs. De verwachting is dat ultimo 1998 door de Belastingdienst circa 34 500 gebruikte computers zullen zijn geleverd. De Belastingdienst is overigens niet de enige leverancier van PC's voor het onderwijs. Ook overige (semi-)overheidsorganisaties en het bedrijfsleven is gevraagd hieraan een bijdrage te leveren.
Ook voor de periode na 1998 kan de Belastingdienst via de Stichting de gebruikte computers jaarlijks, indien dat binnen het beleid van de minister van OCW past, blijven leveren. Een precieze inschatting van de hierbij in de toekomst verwachte aantallen is niet voorhanden.
De verdere distributie van de PC's en het beleid voor samenwerkingsverbanden behoren tot de aandachtsgebieden van de Stichting.
Welke criteria zijn er op schrift gesteld bij het verstrekken van de computers. Het aan de FNV verstrekken van computers is bijvoorbeeld concurrentie verstorend ten opzichte van kleine belastingconsulenten.
De Belastingdienst heeft tijdens de aangifteperiode tijdelijk computers aan derden beschikbaar gesteld. Hierbij is het niet-commerciële karakter van de dienstverlening als criterium gehanteerd. Voor de niet-commerciële aangiftehulp vormt het niet beschikbaar zijn van standaard computerapparatuur een belangrijke belemmering om de aangiften elektronisch bij de Belastingdienst aan te leveren. Bovendien richt deze sector zich op belastingplichtigen die zich, veelal uit financieel oogpunt, in het algemeen niet tot belastingconsulenten (kunnen) wenden.
Hoe groot is thans de voorraad aangiften IB bij ondernemers die nog niet zijn afgehandeld? Welke actie wordt hiervoor ondernomen?
Eind 1996 was het verschil bij de Divisies Ondernemingen tussen het aantal verzonden aangiftebiljetten en het aantal definitieve aanslagen circa 725 000. Daarvan betreffen ongeveer 73 000 aangiften de belastingjaren 1994 en ouder en ruim 650 000 aangiften hebben betrekking op belastingjaar 1995.
Het aantal definitief geregelde aangiften Ondernemingen per belastingjaar uitgedrukt als percentage van het aantal verzonden aangiften voor dat belastingjaar is de afgelopen jaren gestegen. Het percentage definitief geregelde aangiften voor belastingjaar 1993 was ultimo 1994 42% en ultimo 1995 93%. Voor belastingjaar 1994 ultimo 1995 bedroeg dit percentage 50% en ultimo 1996 95%.
Het percentage definitief geregelde aangiften voor belastingjaar 1995 in 1996 lag met 48% circa 2% lager dan ultimo 1995 voor belastingjaar 1994 (50%). Deze geringe daling is mede een gevolg van het geven van een iets hogere prioriteit aan het verkleinen van voorraden van oudere belastingjaren.
Het terugdringen van de voorraden door een snellere afhandeling van de aangiften is geheel in lijn met het beleid gericht op het werken in de actualiteit. Zo zijn in het Bedrijfsplan 1998 2002 concrete doelstellingen opgenomen om ook voor de komende jaren een snelle afhandeling van aangiften bij de Inkomstenbelasting en Vennootschapsbelasting te kunnen verwezenlijken. Maandelijks worden de hierbij behaalde resultaten door de Belastingdienst geregistreerd en geanalyseerd.
Waarom zijn de opbrengsten suikeraccijns/ alcoholvrije dranken negatief? Kan de Suikeraccijns dan niet beter afgeschaft worden?
Per 1 januari 1993 is de suikeraccijns vervallen en is de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken (artikel 04.26) in de plaats getreden van de accijns van alcoholvrije dranken in verband met de EG-harmonisatie van indirecte belastingen. De verantwoorde bedragen suikeraccijns en accijns van alcoholvrije dranken vanaf 1993 betreffen de afwikkeling van resterende vorderingen.
Waarom zo'n 9 tot 10 miljard meer belastingontvangsten in 1996 dan in 1995?
De belastingontvangsten zijn in 1996 uitgekomen op 164,0 mld. Afgerond betekent dit 10,7 mld meer ontvangsten dan over het jaar 1995 (153,2 mld). Bij de raming voor 1996 ten tijde van de Miljoenennota 1997 was nog uitgegaan van een opbrengst van in totaal 159,2 mld; destijds werd rekening gehouden met (afgerond) 6,0 mld meer aan ontvangsten t.o.v. 1995.
In de toelichting op de raming van de belastingontvangsten in hoofdstuk IX B voor 1996 is nader ingegaan op deze geraamde oploop. De stijging betrof het saldo van een endogene groei van 8,4 miljard en een autonome daling van 2,5 miljard. De endogene stijging vloeide voort uit het macro-economische beeld van de Macro Economische Verkenning van het Centraal Planbureau en de aanslag- en kasontwikkeling. De autonome mutaties betroffen voornamelijk de invoering en terugsluis van de Regulerende Energiebelasting, diverse lastenverlichtende maatregelen in het kader van het inkomens- en werkgelegenheidsbeleid en de nabetalingen tussen de IB/LB en de fondsen.
In de Voorlopige Rekening 1996 is aangegeven dat de belastingontvangsten over 1996 uiteindelijk 4,8 mld hoger zijn uitgekomen dan verondersteld. Deze extra ontvangsten waren met name gelokaliseerd bij de vennootschapsbelasting en de omzetbelasting (respectievelijk 2,8 en 1,1 mld) als gevolg van de nog gunstiger dan verwachte winstontwikkeling en de hogere groei in de consumptieve bestedingen.
De destijds geraamde oploop ten tijde van de Miljoenennota-raming (6,0 mld) in combinatie met de uiteindelijke meeropbrengsten (4,8 mld) illustreren gezamenlijk de totale oploop in ontvangsten van 1995 op 1996 van 10,7 mld.
Vragen van mevr. de Vries en mevr Giskes
Wat is de oorzaak van de daling van het opgespoord strafrechtelijke nadeel (blz 52 Jaarverslag)?
Waarom is er een daling in het aantal strafrechtelijke onderzoeken opgetreden?
Zoals vermeld staat in de Beheersverslagen over 1994 en 1995 was het opgespoord strafrechtelijk nadeel in deze jaren extreem hoog als gevolg van enkele zeer bijzondere onderzoeken. Wanneer de bedragen gecorrigeerd zouden worden voor deze incidentele uitschieters ligt het opgespoord strafrechtelijk nadeel in 1996 op een ongeveer vergelijkbaar niveau.
Met betrekking tot het aantal strafrechtelijke onderzoeken is voor het jaar 1996 in de telling uitsluitend het aantal van 422 met een proces verbaal afgeronde convenantzaken opgenomen. In de jaren 1992 tot en met 1995 zijn naast deze convenantzaken ook de processen verbaal meegeteld die zijn opgemaakt naar aanleiding van verzoeken vanuit het buitenland om rechtshulp, commune delicten, disciplinaire onderzoeken tegen ambtenaren en de bestrijding van de zware georganiseerde criminaliteit. Rekening houdend met deze over 1996 niet meer in de telling opgenomen opgemaakte processen verbaal zou er voor het jaar 1996 sprake zijn geweest van een lichte stijging.
Hoe komt het dat het aantal aangiften Vermogensbelasting is gedaald (blz 40 Jaarverslag)?
Hoe komt het dat het aantal aangiften BPM is gedaald (blz 40 Jaarverslag)?
Waarom is het aantal bezwaarschriften Dividendbelasting gedaald?
Voor de daling van het aantal aangiften Vermogensbelasting zijn diverse redenen. Als gevolg van de verhoging van de vrijstelling van het ondernemersvermogen van 50% naar 68%, de verhoging van de ondergrens ondernemersvrijstelling met f 62 000,– en de overloop van de verhoging van de belastingvrije som is het aantal aangiften licht gedaald. Daarnaast spelen in het aantal geregistreerde aangiften factoren mee als bestandsschoning en bestandsactualisatie.
De daling van het aantal aangiften BPM treedt op bij de Divisie Douane. Aangiften BPM bij de Douane hebben betrekking op de particuliere invoer van auto's. Uit de daling van het aantal aangiften valt te constateren dat de particuliere invoer van auto's in 1996 lager lag dan in 1995.
De oorzaak voor de daling in het aantal bezwaarschriften Dividendbelasting is thans niet bekend. Momenteel wordt onderzocht in hoeverre de (handmatige) registratie van de gegevens op de eenheden hier debet aan zou kunnen zijn. In het Beheersverslag 1997 zullen de uitkomsten van dit onderzoek worden aangegeven.
Hoe wordt de stijging van het werkpakket bij met name de Douane opgevangen. Welke rol speelt de Fraude-nota?
Met de Fraudenota 1996 is aan de douane een formatieve uitbreiding toegekend van in totaal 466 plaatsen tot en met 1999. Met deze uitbreiding wordt de fysieke controle van fiscale en niet-fiscale belangen met name op de mainports versterkt.
Daarnaast worden de verschillende ontwikkelingen binnen het totale werkpakket van de douane opgevangen door middel van investeringen zoals de ondersteuning via de automatisering, de toepassing van geautomatiseerde selectiemechanismen en moderne controletechnieken (containerscans in Rotterdam-zeehaven en Schiphol).
De stijging van de apparaatskosten (afgelopen 4 jaar 600 mln) is zelfs sneller dan het productievolume. Is dat niet verontrustend? Nieuwe wet- en regelgeving belastend?
De nominale apparaatsuitgaven zijn in de periode 1992–1996 met bijna 570 mln. gestegen. De relatief sterkste stijging treedt op bij de automatiseringsuitgaven (circa 170 mln.) en de exploitatie-uitgaven Belastingdienst (circa 203 mln.). Deze stijging heeft meerdere oorzaken. De belangrijkste zijn kwaliteitsverbetering, uitbreiding dienstverlening, nieuwe wet- en regelgeving en prijs- en loonbijstellingen.
In de kengetallen met betrekking tot de productiviteitsontwikkeling worden niet de nominale, maar de reële apparaatsuitgaven, dat wil zeggen gecorrigeerd voor inflatie, gehanteerd.
De stijging van de reële apparaatsuitgaven in de periode 1992–1996 is circa 300 mln. Dit is een stijging van circa 13%. Het productievolume is in dezelfde periode gestegen met circa 16%. Hoewel van jaar tot jaar verschillen zijn opgetreden in de groei van de reële apparaats-uitgaven als gevolg van fluctuaties in het investeringsvolume is in de beschouwde periode de gemiddelde groei van het productievolume groter dan de gemiddelde groei van de reële apparaatsuitgaven.
Tenslotte zij nog opgemerkt dat het door de gehanteerde systematiek niet mogelijk is kwalitatieve verbeteringen (snellere aanslagoplegging, nieuwe vormen van dienstverling, hoogte proceskwaliteit, hoogte productkwaliteit, tempo kasstroom etc.) mee te nemen in het kengetal productiviteit, terwijl zijn feitelijk wel in de productiviteit tot uitdrukking zouden moeten komen. Deze verbeteringen zijn afzonderlijk te vinden in de grafieken 3 t/6 op de pagina's 9 t/m 11 van het Beheersverslag.
Zijn er richtlijnen voor de gegevensuitwisseling Belastingdienst? Bij de thuiszorg worden die gegevens verstrekt aan een niet-bestuursorgaan. Wat is daarnaast de beleidslijn bij gegevensuitwisseling in internationaal verband?
Voor de verstrekking van gegevens door de Belastingdienst aan derden zijn richtlijnen opgenomen in het Voorschrift Informatieverstrekking 1993 (VIV '93). Hierin zijn de voorwaarden opgenomen waaronder de Belastingdienst gegevens verstrekt. Het VIV 1993 voorziet momenteel niet in de mogelijkheid tot het op structurele basis verstrekken van informatie aan niet-bestuursorganen. Op dit punt is een wijziging van de richtlijnen in voorbereiding, inhoudende dat ruimte wordt geschapen voor gegevensverstrekking aan niet-bestuursorganen voor zover de handhaving van wet- en regelgeving mede aan hen is opgedragen. Dit betekent dat informatieverstrekking buiten deze sfeer in beginsel blijft uitgesloten. M.b.t. de gegevensverstrekking aan de thuiszorg is, op basis van pragmatische afwegingen, een en ander expliciet in de desbetreffende VWS-wetgeving geregeld.
Ten aanzien van de gegevensuitwisseling in internationaal verband wordt het volgende opgemerkt. Op basis van bilaterale en multilaterale verdragen verstrekt de Nederlandse Belastingdienst gegevens aan buitenlandse Zusterdiensten en vice-versa. Deze gegevens dienen in principe uitsluitend voor de heffing en inning van belasting. Voor Nederland is het juridische kader waarbinnen deze gegevensuitwisseling plaatsvindt neergelegd in de Wet op de Internationale Bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB). Bij alle verdragsonderhandelingen wordt aandacht besteed aan de totstandkoming van adequate gegevensuitwisselingsbepalingen.
Vragen van mevr. Witteveen en mevr. Giskes
Gaat het verloop van het reorganisatieproces (OSP) ten koste van (deeltijd)banen?
Wanneer komt er een evaluatie van de reorganisatie (OSP)?
Het verloop van het reorganisatieproces gaat niet ten koste van (deeltijd)banen. Zoals ik heb bericht aan de Tweede Kamer op 15 juli 1996, is het uitgangspunt het behoud van werkgelegenheid. Dat geldt niet alleen voor de voltijdbanen, maar ook voor de deeltijdbanen.
Er zal geen separate evaluatie plaatsvinden. Wel zal de Kamer regelmatig worden geïnformeerd over de voortgang van de OSP-operatie. In het Beheersverslag 1996 zijn daarom enkele passages over dit onderwerp opgenomen.
Hoe zit de relatie tussen enerzijds een positievere beoordeling van het gebruik van de elektronische aangifte en anderzijds een toenemend gebrek aan zelfredzaamheid bij het invullen?
Vrijwel alle belastingplichtigen die gebruik maken van de elektronische aangifte waren ook in het verleden al zelfredzaam. De positieve beoordeling van de elektronische aangifte zoals aangegeven in het Beheersverslag is vooral gebaseerd op het toegenomen gebruiksgemak ten opzichte van het papieren biljet of andere belastingdiskettes.
Bij het gebrek aan zelfredzaamheid spelen vermoedelijk andere factoren een belangrijkere rol. Zo geeft bijna 95% van de «niet-zelfredzamen» aan het biljet direct uit handen te geven zonder zich eerst een beeld te vormen van het moeilijkheidsgraad en het invulgemak. Hierbij is wellicht ook sprake van een gewenningsperiode waarin voor veel belastingplichtigen het feit dat het biljet veranderd is, op zichzelf al voldoende aanleiding vormt om het invullen het eerste jaar uit te besteden. Verder geeft 62% aan dat men niet vanwege de moeilijkheidsgraad kiest voor uitbesteden, maar omdat men het gewoon prettiger vindt.
Kunnen de «contactpunten» meer dan alleen algemene info verschaffen?
Zoals vermeld in het Beheersverslag 1996 en ik ook eerder per brief van 29 maart 1996 (PFC-490M) aan de Kamer heb toegelicht, kunnen de particuliere belastingplichtigen met ingang van 1997 terecht bij de klantendiensten. Zo'n klantendienst kan uit verschillende onderdelen bestaan, zoals uit een informatiepunt, een telefoonpunt, een afspraakpunt of een HUlp Bij Aangiftepunt (HUBA). Deze «punten» kunnen binnen de vestiging samenvallen en vormen daarmee dan een zogeheten «balie». Wanneer deze punten op afzonderlijke locaties gevestigd zijn kan er sprake zijn van verschillende soorten balies.
Bij de klantendienst kunnen belastingplichtigen allereerst algemene informatie krijgen. Daarnaast kunnen belastingplichtigen (eventueel na een hiervoor gemaakte afspraak) daar ook terecht voor specifieke op hun situatie toegesneden inlichtingen of bijvoorbeeld zaken als de bespreking van een bezwaarschrift. De medewerkers van de klantendienst beschikken dankzij de mogelijkheden van de informatietechnologie over de middelen om de belastingplichtigen service op maat te geven.
Is er een concreet invoeringsplan voor de Euro?
Binnen de Belastingdienst is eind 1995 een Projectgroep ingesteld om de invoering van de Euro binnen de Belastingdienst te begeleiden. Het gaat daar om de (veelheid aan) wijzigingen in de geautomatiseerde systemen, de communicatie met de belastingplichtigen en de opleidingen voor de medewerkers van de Belastingdienst. Hiervoor zijn binnen de Belastingdienst gedetailleerde scenario's en planningen opgesteld. Zoals u reeds toegezegd, zal ik u van de voortgang van de uitvoering van de scenario's op de hoogte houden.
Is er een concreet invoeringsplan voor de aangifte in functionele valuta?
Bij brief van 24 juni 1997 (WDB97/242 en 243) heb ik de verschillende vragen van mevr. de Vries en dhr. Ybema over de aangifte Vennootschapsbelasting in functionele valuta beantwoord. Ik heb daarin onder andere aangegeven dat ik er naar streef om deze regeling zo kort mogelijk na de zomer in de Staatscourant te publiceren.
Bij de exploitanten van speelautomaten is voor vele miljoenen opgelegd. Welk gedeelte komt er daadwerkelijk binnen?
De Belastingdienst heeft geconstateerd dat de (mede)exploitanten van speelautomaten in 1996 aanzienlijk meer omzet uit speelautomaten hebben verantwoord in hun boekhouding dan in 1995. Op jaarbasis gaat het naar schatting (door ophoging van een steekproef) om een extra verantwoording van f 400 mln. Dit bedrag zal globaal genomen een meeropbrengst aan belasting genereren van f 185 mln per jaar. Gelet op de constatering dat aannemelijk is dat door de exploitanten deze meeropbrengsten zullen worden aangegeven, is de verwachting gerechtvaardigd dat dit gehele bedrag – bestaande uit zowel omzetbelasting als inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting – daadwerkelijk «binnenkomt».
Een deel van dit bedrag (in het bijzonder de omzetbelasting) is reeds op aangifte voldaan. De in de boekhouding verantwoorde hogere omzet zal daarnaast leiden tot een hoger bedrag aan aan te geven winst en daarmee een hogere opbrengst van inkomsten- en vennootschapsbelasting.
Waarom is de Kernstaat 3 van het Beheersverslag niet toegelicht? De cijfers kloppen niet volledig met die in het Jaarverslag (blz 58).
De toelichting op Kernstaat 3 is te vinden in paragraaf 3.4 (blz. 41–46) van de Financiële verantwoording.
Eventuele (kleine) verschillen tussen de cijfers in het Jaarverslag en de Kernstaten kunnen optreden door een iets eerdere afsluitdatum van het Jaarverslag. De in het Beheersverslag vermelde opbrengsten zijn de definitieve cijfers. Daarnaast worden in het Jaarverslag alleen de ontvangsten van de belangrijkste niet-begrotingsontvangsten weergegeven. In Kernstaat 3 van het Beheersverslag is het volledige beeld opgenomen inclusief de overige niet-begrotingsontvangsten met een kleiner financieel belang (< 50 mln).
Kan er een fiscale monitor bedacht worden voor de werkdruk binnen de Belastingdienst?
Binnen de Belastingdienst is er voor onder meer het beoordelen van de werkdruk een onderzoeksinstrument ontwikkeld, het zogeheten «Werkbelevingsonderzoek». Met behulp van dit instrument wordt onderzoek verricht naar de werkdruk binnen de eenheden van de Belastingdienst die daarom vragen.
Kan de Staatssecretaris een exemplaar verstrekken van het zogenaamde RIF-rapport Twente?
Het RIF-rapport is nog niet vrijgegeven door de verantwoordelijke wethouder van de gemeente Enschede (de voorzitter van de stuurgroep RIF-Twente). Ik ben desgevraagd bereid om het rapport separaat vertrouwelijk toe te zenden aan de voorzitter van de vaste commissie voor Financiën.
In vervolg op eerder overleg (overleg met de vaste Commissie voor Financiën van 5 februari 1997: Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 0000 IVB, nr. 23) graag een verdere toelichting van de Staatssecretaris op de problematiek inzake de levensduur van zaken in de horecasector en buitenlandse leningen (leningen aan personen in deze sector die na korte tijd met achterlating van schulden naar het buitenland vertrekken en mogelijk na enige tijd weer in Nederland opduiken met een verzoek tot uitkering).
Er blijkt een groot verschil in levensduur te zijn tussen horecagelegenheden in de centra van de grote steden en elders. De eerstgenoemde bedrijven hebben vaak een beperkte levensduur, in veel gevallen zelfs korter dan een jaar. Regelmatig bezoek van deze locaties is voor de belastingheffing van essentieel belang. In de grote steden worden alle horecagelegenheden dan ook periodiek bezocht voor een «waarneming ter plaatse» (WTP) om te beoordelen of een eind- of starterscontrole moet worden ingesteld. In Rotterdam en Amsterdam wordt daartoe met de politie samengewerkt. In het kader van de fraudebestrijding worden thans behandelmodules ontwikkeld waardoor de ambtenaar van de Belastingdienst een WTP gericht op het bedrijfsproces kan uitvoeren. Tevens wordt een aanpak ontwikkeld waarbij risicovolle branches worden gedetecteerd en daarbinnen risicoprofielen opgesteld; de horecasector zal in dit verband zeker worden meegenomen.
De Belastingdienst heeft in de zogenaamde Doelgroepbeschrijvingen ten aanzien van buitenlandse leningen aangegeven zo veel mogelijk gegevens uit te wisselen met het buitenland.
Het komt voor dat failliet verklaarde ondernemers uit deze branches met onbekende bestemming blijken te zijn vertrokken. Ik heb opdracht gegeven om het klantenbestand Beheer van Relaties zodanig uit te breiden dat de gevallen «Vertrek onbekend waarheen» niet alleen bij constatering worden vastgelegd maar ook in de toekomst blijvend snel kunnen worden geraadpleegd bij het opvoeren van nieuwe entiteiten.
Is de koppeling tussen de systemen van de Kamer van Koophandel en Belastingdienst gerealiseerd?
De voorbereiding voor de wederzijdse, geautomatiseerde uitwisseling van gegevens van (het Handelsregister van) de Kamers van Koophandel en het klantenbestand Beheer van Relaties (BvR) van de Belastingdienst is nog gaande. Inhoud en wijze van uitwisseling zijn onderwerp van een definitiestudie. Zo'n definitiestudie is noodzakelijk om de vele praktische aspecten die bij een geautomatiseerde uitwisseling bij beide participanten spelen volledig en betrouwbaar in kaart te brengen. Aan deze studie wordt thans gewerkt. Begin 1998 zal besluitvorming over de implementatie plaatsvinden.
Worden de behandelvoornemens in het IKB voldoende gevuld? Als na automatische behandeling van de IB bij de DGA, later de VpB aangifte behandeld wordt, vindt er dan een navordering IB plaats?
Het informatiesysteem IKB wordt gefaseerd ingevoerd. Dit gebeurt in de vorm van zogeheten «releases». In de huidige release (IKB 2.2) is de functionaliteit tot het vastleggen van behandelvoornemens opgenomen. Deze functionaliteit is facultatief. Dat wil zeggen dat in de huidige release het behandelvoornemen een aantekening is met de functie van een geheugensteun.
In de volgende release (IKB 2.3) zal het behandelvoornemen een zwaardere rol gaan vervullen. Hierbij zal de behandelvorm bij uitworp in beginsel dwingend worden voorgeschreven. IKB release 2.3 zal in september van dit jaar integraal worden ingevoerd.
De behandeling van de aangifte inkomstenbelasting van de directeur-grootaandeelhouder (DGA) binnen de eenheden (grote) ondernemingen wordt ondersteund door het InkomstenBelasting Systeem (IBS). De systematiek is erop gericht de aangiften van verschillende middelen tegelijkertijd te behandelen. Indien aangiften volgtijdelijk worden behandeld en zich nieuwe feiten voordoen, die aanleiding vormen tot het alsnog wijzigen van een eerder vastgesteld belastbaar inkomen, dan vindt in beginsel alsnog navordering plaats.
Onder welke voorwaarden worden niet-officieel gepubliceerde gegevens vanuit de Fiscale Monitor verstrekt aan derden (bijvoorbeeld de aan dhr. Van Ballegooijen verstrekte gegevens)? Welke gegevens zijn er nog meer?
Naast de standaard-rapportages Fiscale Monitor is het technisch mogelijk om aanvullende analyses op de bestanden van de Fiscale Monitor uit te voeren. In het geval van dhr. Van Ballegooijen is er een beperkte aanvullende analyse gemaakt van personen die gebruik maken van Hulp bij Aangifte (HUBA). Daarbij is gebruik van de HUBA o.a. gerelateerd aan zaken als opleiding, leeftijd etc. van de betreffende respondenten. In principe kunnen derden aanvullende vragen over de Fiscale Monitor stellen. Afhankelijk van het belang van de vragen en de onderzoeksprioriteiten is het in een aantal gevallen mogelijk dergelijke aanvullende informatie te verstrekken.
De aan de heer Van Ballegooijen verstrekte informatie voeg ik bij.
FISCALE MONITOR 1994–1995–1996 – HULP BIJ AANGIFTE
Per cel is achtereenvolgens aangegeven: – het aantal respondenten – het rijpercentage – het kolompercentage – het totaalpercentage
| HUBA 1994 | HUBA 1995 | HUBA 1996 | |||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| n=518 | n=805 | n=849 | |||||||
| bekend en gebruikt | bekend en niet gebruikt | onbekend | bekend en gebruikt | bekend en niet gebruikt | onbekend | bekend en gebruikt | bekend en niet gebruikt | onbekend | |
| GESLACHT | |||||||||
| man | 40 | 309 | 47 | 40 | 491 | 81 | 43 | 464 | 108 |
| 10,1 | 78 | 11,9 | 6,5 | 80,2 | 13,2 | 7 | 75,4 | 17,6 | |
| 78,4 | 80,3 | 70,1 | 74,1 | 76,5 | 74,3 | 76,8 | 75,1 | 64,3 | |
| 8 | 61,4 | 9,3 | 5 | 61 | 10,1 | 5,1 | 55,1 | 12,8 | |
| Vrouw | 11 | 76 | 20 | 14 | 151 | 28 | 13 | 154 | 60 |
| 10,3 | 71 | 18,7 | 7,3 | 78,2 | 14,5 | 5,7 | 67,8 | 26,4 | |
| 21,6 | 19,7 | 29,9 | 25,9 | 23,5 | 25,7 | 23,2 | 24,9 | 35,7 | |
| 2,2 | 15,1 | 4 | 1,7 | 18,8 | 3,5 | 1,5 | 18,3 | 7,1 | |
| OPLEIDING | |||||||||
| lo | 8 | 25 | 6 | 10 | 50 | 11 | 7 | 43 | 12 |
| 20,5 | 64,1 | 15,4 | 14,1 | 70,4 | 15,5 | 11,3 | 69,4 | 19,4 | |
| 15,4 | 6,4 | 8,8 | 18,5 | 7,8 | 10,1 | 12,5 | 7 | 7,1 | |
| 1,6 | 4,9 | 1,2 | 1,2 | 6,2 | 1,4 | 0,8 | 5,1 | 1,4 | |
| lbo/vbo | 6 | 64 | 15 | 11 | 108 | 25 | 11 | 100 | 35 |
| 7,1 | 75,2 | 17,6 | 7,6 | 75 | 17,4 | 7,5 | 68,5 | 24 | |
| 11,5 | 16,5 | 22,1 | 20,4 | 16,8 | 22,9 | 19,6 | 16,2 | 20,8 | |
| 1,2 | 12,6 | 2,9 | 1,4 | 13,4 | 3,1 | 1,3 | 11,9 | 4,2 | |
| mavo | 9 | 48 | 7 | 8 | 73 | 10 | 8 | 76 | 24 |
| 14,1 | 75 | 10,9 | 8,8 | 80,2 | 11 | 7,4 | 70,4 | 22,2 | |
| 17,3 | 12,3 | 10,3 | 14,8 | 11,4 | 9,2 | 14,3 | 12,3 | 14,3 | |
| 1,8 | 9,4 | 1,4 | 1 | 9,1 | 1,2 | 1 | 9 | 2,9 | |
| mbo | 8 | 85 | 11 | 12 | 128 | 29 | 13 | 130 | 33 |
| 7,7 | 81,7 | 10,6 | 7,1 | 75,7 | 17,2 | 7,4 | 73,9 | 18,8 | |
| 15,4 | 21,9 | 16,2 | 22,2 | 19,9 | 26,6 | 23,2 | 21 | 19,6 | |
| 1,6 | 16,7 | 2,2 | 1,5 | 15,9 | 3,6 | 1,5 | 15,4 | 3,9 | |
| havo/vwo | 5 | 39 | 11 | 5 | 69 | 10 | 2 | 52 | 19 |
| 9,1 | 70,9 | 20 | 6 | 82,1 | 11,9 | 2,7 | 71,2 | 26 | |
| 9,6 | 10 | 16,2 | 9,3 | 10,7 | 9,2 | 3,6 | 8,4 | 11,3 | |
| 1 | 7,7 | 2,2 | 0,6 | 8,6 | 1,2 | 0,2 | 6,2 | 2,3 | |
| hbo/wo (kand/prop) | 14 | 89 | 10 | 7 | 151 | 11 | 9 | 158 | 29 |
| 12,4 | 78,8 | 8,8 | 4,1 | 89,3 | 6,5 | 4,6 | 80,6 | 14,8 | |
| 26,9 | 22,9 | 14,7 | 13 | 23,5 | 10,1 | 16,1 | 25,6 | 17,3 | |
| 2,8 | 17,5 | 2 | 0,9 | 18,8 | 1,4 | 1,1 | 18,8 | 3,4 | |
| wo (doct/prom) | 1 | 33 | 8 | 1 | 58 | 11 | 6 | 59 | 15 |
| 2,4 | 78,6 | 19 | 1,4 | 82,9 | 15,7 | 7,5 | 73,8 | 18,8 | |
| 1,9 | 8,5 | 11,8 | 1,9 | 9 | 10,1 | 10,7 | 9,5 | 8,9 | |
| 0,2 | 6,5 | 1,6 | 0,1 | 7,2 | 1,4 | 0,7 | 7 | 1,8 | |
| Andere opleiding | 5 | 5 | 2 | 1 | |||||
| 100 | 71,4 | 28,6 | 100 | ||||||
| 1,3 | 0,8 | 1,8 | 0,6 | ||||||
| 1 | 0,6 | 0,2 | 0,1 | ||||||
| BETAALD WERK? | |||||||||
| ja, zelfstandig | 2 | 9 | 2 | 21 | 5 | 21 | 6 | ||
| 18,2 | 81,8 | 7,1 | 75 | 17,9 | 77,8 | 22,2 | |||
| 3,9 | 2,3 | 3,7 | 3,3 | 4,6 | 3,4 | 3,6 | |||
| 0,4 | 1,8 | 0,2 | 2,6 | 0,6 | 2,5 | 0,7 | |||
| ja, loondienst (semi-)overheid | 6 | 81 | 17 | 13 | 133 | 18 | 5 | 126 | 32 |
| 5,8 | 77,9 | 16,3 | 7,9 | 81,1 | 11 | 3,1 | 77,3 | 19,6 | |
| 11,8 | 20,9 | 25,4 | 24,1 | 20,7 | 16,5 | 8,9 | 20,4 | 19 | |
| 1,2 | 16 | 3,4 | 1,6 | 16,5 | 2,2 | 0,6 | 15 | 3,8 | |
| ja, loondienst bedrijfsleven | 23 | 172 | 36 | 20 | 289 | 54 | 26 | 290 | 90 |
| 10 | 74,5 | 15,6 | 5,5 | 79,6 | 14,9 | 6,4 | 71,4 | 22,2 | |
| 45,1 | 44,4 | 53,7 | 37 | 45 | 49,5 | 46,4 | 46,9 | 53,6 | |
| 4,6 | 34,1 | 7,1 | 2,5 | 35,9 | 6,7 | 3,1 | 34,4 | 10,7 | |
| nee, gepensioneerd (incl. vut) | 15 | 84 | 8 | 10 | 123 | 14 | 15 | 99 | 18 |
| 14 | 78,5 | 7,5 | 6,8 | 83,7 | 9,5 | 11,4 | 75 | 13,6 | |
| 29,4 | 21,7 | 11,9 | 18,5 | 19,2 | 12,8 | 26,8 | 16 | 10,7 | |
| 3 | 16,6 | 1,6 | 1,2 | 15,3 | 1,7 | 1,8 | 11,8 | 2,1 | |
| nee, uitkering | 5 | 32 | 6 | 9 | 44 | 10 | 9 | 62 | 13 |
| 11,6 | 74,4 | 14 | 14,3 | 69,8 | 15,9 | 10,7 | 73,8 | 15,5 | |
| 9,8 | 8,3 | 9 | 16,7 | 6,9 | 9,2 | 16,1 | 10 | 7,7 | |
| 1 | 6,3 | 1,2 | 1,1 | 5,5 | 1,2 | 1,1 | 7,4 | 1,5 | |
| nee, geen werk of uitkering | 9 | 32 | 8 | 1 | 20 | 9 | |||
| 100 | 80 | 20 | 3,3 | 66,7 | 30 | ||||
| 2,3 | 5 | 7,3 | 1,8 | 3,2 | 5,4 | ||||
| 1,8 | 4 | 1 | 0,1 | 2,4 | 1,1 | ||||
| SOORT BILJET | |||||||||
| E-biljet | 25 | 287 | 64 | ||||||
| 6,6 | 76,3 | 17 | |||||||
| 44,6 | 46,4 | 38,1 | |||||||
| 3 | 34,1 | 7,6 | |||||||
| P-biljet | 17 | 179 | 29 | ||||||
| 7,6 | 79,6 | 12,9 | |||||||
| 30,4 | 29 | 17,3 | |||||||
| 2 | 21,3 | 3,4 | |||||||
| B-biljet | 27 | 6 | |||||||
| 81,8 | 18,2 | ||||||||
| 4,4 | 3,6 | ||||||||
| 3,2 | 0,7 | ||||||||
| T-biljet | 6 | 41 | 31 | ||||||
| 7,7 | 52,6 | 39,7 | |||||||
| 10,7 | 6,6 | 18,5 | |||||||
| 0,7 | 4,9 | 3,7 | |||||||
| J-biljet | 5 | 4 | |||||||
| 55,6 | 44,4 | ||||||||
| 0,8 | 2,4 | ||||||||
| 0,6 | 0,5 | ||||||||
| ander biljet | 5 | 1 | |||||||
| 83,3 | 16,7 | ||||||||
| 0,8 | 0,6 | ||||||||
| 0,6 | 0,1 | ||||||||
| weet niet (meer) | 8 | 74 | 33 | ||||||
| 7 | 64,3 | 28,7 | |||||||
| 14,3 | 12 | 19,6 | |||||||
| 1 | 8,8 | 3,9 | |||||||
| BRUTO INKOMEN (p/m) | |||||||||
| f 1000 of minder | 2 | 10 | 5 | 3 | 32 | 10 | 1 | 28 | 24 |
| 11,8 | 58,8 | 29,4 | 6,7 | 71,1 | 22,2 | 1,9 | 52,8 | 45,3 | |
| 4 | 2,7 | 7,6 | 5,6 | 5 | 9,2 | 1,8 | 4,5 | 14,3 | |
| 0,4 | 2,1 | 1 | 0,4 | 4 | 1,2 | 0,1 | 3,3 | 2,9 | |
| f 1000–1999 | 7 | 26 | 12 | 6 | 48 | 15 | 7 | 62 | 28 |
| 15,6 | 57,8 | 26,7 | 8,7 | 69,6 | 21,7 | 7,2 | 63,9 | 28,9 | |
| 14 | 7,1 | 18,2 | 11,1 | 7,5 | 13,8 | 12,5 | 10 | 16,7 | |
| 1,4 | 5,4 | 2,5 | 0,7 | 6 | 1,9 | 0,8 | 7,4 | 3,3 | |
| f 2000–2999 | 11 | 51 | 13 | 9 | 86 | 20 | 11 | 88 | 32 |
| 14,7 | 68 | 17,3 | 7,8 | 74,8 | 17,4 | 8,4 | 67,2 | 24,4 | |
| 22 | 13,9 | 19,7 | 16,7 | 13,4 | 18,3 | 19,6 | 14,2 | 19 | |
| 2,3 | 10,5 | 2,7 | 1,1 | 10,7 | 2,5 | 1,3 | 10,5 | 3,8 | |
| f 3000–3999 | 10 | 80 | 16 | 15 | 145 | 22 | 13 | 131 | 32 |
| 9,4 | 75,5 | 15,1 | 8,2 | 79,7 | 12,1 | 7,4 | 74,4 | 18,2 | |
| 20 | 21,7 | 24,2 | 27,8 | 22,6 | 20,2 | 23,2 | 21,2 | 19 | |
| 2,1 | 16,5 | 3,3 | 1,9 | 18 | 2,7 | 1,5 | 15,6 | 3,8 | |
| f 4000–4999 | 9 | 73 | 10 | 14 | 116 | 20 | 7 | 101 | 18 |
| 9,8 | 79,3 | 10,9 | 9,3 | 77,3 | 13,3 | 5,6 | 80,2 | 14,3 | |
| 18 | 19,8 | 15,2 | 25,9 | 18,1 | 18,3 | 12,5 | 16,3 | 10,7 | |
| 1,9 | 15,1 | 2,1 | 1,7 | 14,4 | 2,5 | 0,8 | 12 | 2,1 | |
| f 5000 of meer | 11 | 128 | 10 | 7 | 215 | 22 | 17 | 208 | 34 |
| 7,4 | 85,9 | 6,7 | 2,9 | 88,1 | 9 | 6,6 | 80,3 | 13,1 | |
| 22 | 34,8 | 15,2 | 13 | 33,5 | 20,2 | 30,4 | 33,7 | 20,2 | |
| 2,3 | 26,4 | 2,1 | 0,9 | 26,7 | 2,7 | 2 | 24,7 | 4 | |
Wat wordt er gedaan aan het verbeteren van de telefonische bereikbaarheid?
De Belastingdienst onderscheidt een groot aantal activiteiten om de telefonische bereikbaarheid te verbeteren. Op veel eenheden is de organisatie en de geleiding van het telefoonverkeer aangepast. Daarnaast is voorlichting gegeven aan de medewerkers en zijn afspraken gemaakt over de vervanging van werkzaamheden en over de normen bij de afhandeling. Met grote regelmaat wordt de kwaliteit van de beantwoording gecontroleerd met zogeheten bel-check onderzoeken op de eenheid. Landelijk wordt een grotere spreiding van het telefoonverkeer nagestreefd door de BelastingTelefoon ook s'avonds open te stellen.
Daarnaast is de telefonische infrastructuur van een aantal kantoren verbeterd. De Belastingdienst wil in dit verband verdere verbeteringen en flexibiliteit realiseren door over enige tijd één landelijk nummer per doelgroep voor alle contacten met de Belastingdienst te introduceren. In 1998 zal op beperkte schaal met dit systeem geëxperimenteerd worden.
De vooraankondiging van correcties is onvoldoende. Wat wordt er aan gedaan?
Het vooraf contact opnemen bij voorgenomen correcties draagt in positieve zin bij aan het terugdringen van het aantal ingediende bezwaarschriften. Zoals in het Beheersverslag is vermeld is in 1996 het percentage ingediende bezwaarschriften gerelateerd aan correcties op de aangifte ten opzichte van 1994 en 1995 verder gedaald. In die zin bestaat er weinig aanleiding om de vooraankondiging van correcties als onvoldoende te kwalificeren.
In het Beheersverslag is als resultaat van de Fiscale Monitor over 1996 aangegeven dat van de ondervraagde ondernemers twintig tot veertig procent denkt geen vooraankondiging over een correctie te hebben ontvangen. Deze perceptie behoeft niet overeen te komen met de feitelijke gang van zaken bij de vooraankondigingen. Wanneer de correspondentie met de ondernemer via diens adviseur loopt, kan het bijvoorbeeld gemakkelijk voorkomen dat de ondernemer zelf niet – of niet duidelijk – op de hoogte is van een vooraankondiging. Verder is het goed denkbaar dat de inhoud van het bericht van de Belastingdienst niet duidelijk wordt opgevat als een vooraankondiging. Dit spoort ook met de conclusie uit de Fiscale Monitor dat van de ondervraagde (grote) ondernemingen een kwart de tekst van de vooraankondiging niet duidelijk (genoeg) vindt.
De onderzoeksresultaten wijzen derhalve met name in de richting van tekortkomingen op de communicatieve aspecten van de vooraankondiging. Daaraan zal in de plannen van aanpak die door de verschillende doelgroepdivisies van de Belastingdienst worden opgesteld naar aanleiding van de resultaten van de Fiscale Monitor 1996 de noodzakelijke aandacht worden geschonken.
Wat zijn de checks in geautomatiseerde systemen dat er niets fout gaat. Vergelijk bijvoorbeeld de kosten van 4 miljard dollar in de Verenigde Staten?
De Belastingdienst heeft al jaren ervaring met het ontwikkelen van omvangrijke informatiesystemen. Aan de ontwikkeling van deze complexe systemen zijn risico's verbonden. Het beperken van deze risico's vormt een integraal doel van de Planning en Controlcyclus voor het ontwikkelen en invoeren van informatiesystemen. Belangrijke onderdelen daarvan zijn:
– ex-ante analyse/inzet contra expertise;
– risico-analyse;
– voortgangsrapportage;
– testen.
Door de inzet van mensen en middelen te bundelen in een projectorganisatie wordt bovendien bereikt dat men zich volledig kan richten op de ontwikkeling van het nieuwe systeem.
In situaties waarin ondanks alle checks and balances toch nog wel eens fouten optreden – en die doen zich uiteraard ook bij de Belastingdienst voor – worden die fouten door de automatiseringsorganisatie van de Belastingdienst met grote prioriteit hersteld.
Wat zijn de ervaringen met het werken via de coördinator Portefeuillehouders?
De coördinator portefeuillehouders, die sinds kort in functie is, richt zich op het coördineren en versterken van het procesmatig aspect van het portefeuillehouderschap. De eerste ervaringen zijn positief. Als concreet resultaat van zijn functioneren kunnen worden genoemd het bevorderen van een meer planmatige/ gestructureerde aanpak wat betreft de implementatie van wetgeving en de rechtstoepassing; hieronder zijn te begrijpen het werken aan eenheid van fiscaal beleid en uitvoering in relatie met ontwikkelingen als doelgroepadoptie en het maken van nieuwe afspraken over de fiscaal-technische overlegstructuur. Verder is een aanzet gegeven om te komen tot een gezamenlijk jaarplan van de portefeuillehouders. Ook wordt een bijdrage geleverd aan de invulling van een raamwerk kwaliteitsborging en kwaliteitsmeting.
De voorgenomen functies van boete-inspecteur gaan uiteindelijk niet door. Wat gebeurt er met deze mensen?
In de oorspronkelijke tekst van het wetsvoorstel tot Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de herziening van het stelsel van administratieve boeten en van het fiscale strafrecht (nr. 23 470 het zogeheten wetsvoorstel van Slooten) was de functie van boete-inspecteur voorzien. Inmiddels is in de Invoeringswet van dit wetsvoorstel (nr. 24 800) het instituut van de boete-inspecteur vervangen door een in het boete- en strafrecht gespecialiseerde functionaris. Deze functionaris bepaalt op de desbetreffende eenheid de beleidskaders voor het boetebeleid en adviseert de medewerkers op de eenheid daarin.
De parlementaire behandeling van de Invoeringswet is nog niet afgerond. De beoogde invoeringsdatum is 1 januari 1998.
Hoe gaat het telefonisch invorderen in zijn werk?
Er loopt op dit moment een proef op het gebied van de telefonische invordering. Bij deze proef is voor een doelgroepsgewijze aanpak gekozen, waarbij de nadruk ligt op het verlenen van extra service aan de belastingplichtigen. Tijdens het gesprek wordt de belastingplichtige gewezen op zijn betalingsachterstand en de eventuele gevolgen daarvan. Tijdens deze proefperiode worden particulieren in verband met de bereikbaarheid buiten kantooruren (tussen 16.00 en 20.00) telefonisch benaderd. Bij ondernemers wordt tijdens kantooruren gebeld.
Wat is de stand van zaken bij de sigarettenfraude?
De maatregelen die zijn getroffen in de sfeer van het douanevervoer, met name het in gebruik nemen van het systeem van vooraanmeldingen en het verplicht stellen van een incidentele zekerheid van 100 procent hebben de fraude met tabak onder de regeling douanevervoer teruggedrongen. Zo volledig mogelijk gebruik maken van computers bij het douanevervoer in de EU in de periode 1998–2000 wordt gezien als een belangrijke bijdrage in de bestrijding van de fraude met tabak in het douanevervoer. Gelet op de relatief hoge belasting op deze producten en de daarmee gepaard gaande fraudegevoeligheid blijft waakzaamheid geboden.
De thans lopende zaken in de sigarettenfraude bevinden zich nog in de sfeer van bezwaar en beroep.
Wordt de conclusie van het rapport Elffers («de dolgelukkige douaneklant») gedeeld, namelijk dat preventie beter is dan repressie?
Dr. H. Elffers heeft in een verhandeling aangegeven dat vanuit sociaal-psychologisch oogpunt preventieve maatregelen de voorkeur verdienen boven repressieve maatregelen. In de klantbehandeling van de Belastingdienst – en daarmee ook de Douane – vormt preventie een zeer belangrijke factor. Bij het toezicht ligt het startpunt bij preventie en dienstverlening. Preventieve maatregelen worden dan ook eerst ingezet. Indien noodzakelijk zal de Belastingdienst echter ook repressieve maatregelen inzetten. De feitelijke keuze voor de mate van aandacht en de bijbehorende behandelvorm in een specifieke situatie is afhankelijk van de vaststelling van het fiscaal belang en het fiscale risico. Daarbij is het streven er verder op gericht de risico's zoveel mogelijk vooraf in te schatten en te beheersen.
Een van de sectorplannen is het doelgroepenbeleid. Wat betekent «doelgroepenbeleid» eigenlijk?
Een verzoek om aandacht niet te richten op het verenigingsleven dat via vrijwilligers allerlei papieren moet invullen. Pragmatisch mee omgaan.
In zijn algemeenheid richt het doelgroepenbeleid zich op een adequate strategie voor de behandeling van de verschillende doelgroepen. De hoofddoelstelling hierbij is: iedere belastingplichtige krijgt die mate van aandacht die hij met zijn handelen oproept.
Het gaat derhalve om een goede behandelstrategie voor de verschillende groepen belastingplichtigen. De Belastingdienst hanteert daarbij een onderscheid naar vier hoofddoelgroepen: particulieren, ondernemingen, grote ondernemingen en douane. Binnen deze doelgroepen zijn verdere onderverdelingen aangebracht.
Binnen de hoofdgroep Grote Ondernemingen worden de belastingplichtigen/ entiteiten ingedeeld in drie onderscheiden categorieën. Deze onderverdeling is gebaseerd op omvang (= fiscaal belang) en fiscale complexiteit (= fiscaal risico).
Binnen de hoofdgroep Ondernemingen is ten behoeve van de ontwikkeling van segmentbehandelplannen een nadere onderverdeling van 12 doelgroepen aangebracht. Voor de 100 grootste en/of meest risicovolle branches worden daarnaast standaardsegementbehandelplannen toegepast.
De eenheden douane hanteren een indeling naar a) vergunninghouders, b) grotere klassieke im- en exporteurs, c) kleinere klassieke im- en exporteurs en d) overige subjecten en objecten van douane-toezicht. Bij de eenheden particulieren tenslotte krijgt de doelgroeporiëntatie vorm door bepaalde aspecten in de aangifte jaarlijks intensief te beoordelen. In voorgaande jaren hebben bijvoorbeeld acties plaats gevonden op het terrein van de buitengewone lasten en de overige onroerende zaken.
In aanvulling hierop wil ik benadrukken dat ik veel waarde hecht aan een gezond verenigingsleven, waarin vrijwilligers een grote rol spelen. Voorkomen moet worden dat deze vrijwilligers onnodig worden geconfronteerd met administratieve lasten. De bestaande beleidslijn is om zorgvuldig en evenwichtig zorg te dragen voor een correcte naleving van de fiscale regelgeving door verenigingen en stichtingen.
Bij het werken in de actualiteit is er sprake van bedreiging van ambtenaren. Wat gebeurt er aan?
Ter uitvoering van de Arbeidsomstandighedenwet is met de Bijzondere Commissie Belastingdienst op 29 november 1995 overeenstemming bereikt over te nemen maatregelen ter bescherming van het personeel tegen agressie en geweld. Daarbij zijn nadrukkelijke accenten gelegd op preventief beleid en op de nazorg in gevallen van daadwerkelijke confrontatie met bedreiging en geweld. Inmiddels beschikken alle eenheden van de Belastingdienst over een instructie waarin wordt aangegeven hoe moet worden gehandeld indien medewerkers het slachtoffer worden, of dreigen te worden, van agressie (daaronder mede te verstaan bedreiging en intimidatie) en geweld. Binnen de Belastingdienst wordt bij voortduring aandacht geschonken aan de bescherming van medewerkers tegen agressie en geweld. Met name medewerkers die rechtstreekse contacten met het publiek onderhouden worden regelmatig in de gelegenheid gesteld trainingen te krijgen in het omgaan met agressie, conflicthantering en benaderingstechnieken. Voor douaneambtenaren is sprake van vuurwapenonderricht, ongewapende zelfverdediging, wapenstokinstructie en fysieke vorming. Deze mogelijkheden (met uitzondering van vuurwapenonderricht) zijn ook beschikbaar voor deurwaarders. Tenslotte zijn er meer algemene voorschriften uitgevaardigd zoals de Instructie gebruik geweld, de Handleiding benaderingstechniek Douane en de Handleiding veiligheid Douane.
Hoe wordt het sanctiebeleid met betrekking tot de beveiliging aangescherpt?
Het sanctiebeleid met betrekking tot beveiliging valt onder het algemene sanctiebeleid van de Belastingdienst. Er is op dit moment geen aanleiding om dit sanctiebeleid aan te scherpen. De inspanningen zijn er meer op gericht om preventieve maatregelen te treffen om de informatiebeveiliging te verbeteren.
Integriteit van personeel. Hoe voorkom je misbruik en infiltratie door tijdelijke krachten?
Met een aantal bedrijven zijn contracten gesloten voor tijdelijk personeel. In de contracten is opgenomen dat personeel dat aan de Belastingdienst wordt uitgeleend, een geheimhoudingsverklaring moet tekenen en een bewijs van goed gedrag moet inleveren bij de werkgever. Vanzelfsprekend moet de werkgever ook voldoen aan de wet op de Identificatieplicht. Daarnaast vindt toezicht op het functioneren plaats door medewerkers van de Belastingdienst.
Hoeveel geld gaat er om in de beveiliging?
Van de kosten die gemoeid zijn met beveiliging kan worden aangegeven dat er jaarlijks ca. 20 tot 25 miljoen wordt uitgegeven aan informatiebeveiliging. De grootste kostencomponent betreft daarbij de personeelskosten (beveiligingsorganisatie, risicomanagement, etc.). In een aantal gevallen vormen de beveiligingskosten een inherent (onlosmakelijk) onderdeel van de totale bedrijfsvoeringskosten. Zo maken de kosten voor fysieke beveiliging deel uit van de totale kosten voor huisvesting.
Telt een waardeafspraak mee bij de controledichtheid?
Neen, een waarde-afspraak telt niet mee in de huidige berekening van de controledichtheid van entiteiten. Een waarde-afspraak zal wel worden gekwalificeerd in de resultaten van het werken in de actualiteit en daaraan gekoppeld de behandeling van de onderneming op de momenten waar de fiscaal relevante gebeurtenissen zich voordoen.
Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van Rey (VVD), Terpstra (CDA), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Vliegenthart (PvdA), Ybema (D66), voorzitter, Schimmel (D66), Van Gijzel (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Hillen (CDA), Hoogervorst (VVD), ondervoorzitter, Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Voûte-Droste (VVD), Adelmund (PvdA), Giskes (D66), H.G.J. Kamp (VVD), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), B.M. de Vries (VVD), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66) en Ten Hoopen (CDA).
Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Van Hoof (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Heeringa (CDA), Wolters (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Jeekel (D66), Van Zijl (PvdA), Feenstra (PvdA), De Jong (CDA), Rijpstra (VVD), Verkerk (AOV), Rosenmöller (GroenLinks), Hofstra (VVD), Crone (PvdA), Assen (CDA), M.M.H. Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Leerkes (Unie 55+), Verspaget (PvdA), Hessing (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Boxtel (D66) en De Haan (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25000-IXB-35.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.