24 889
Gasexport en gasreservebeleid

nr. 5
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 27 augustus 1997

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Economische Zaken over het gasexport en gasreservebeleid.

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 27 augustus 1997.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

H. Vos

De griffier van de commissie,

Tielens-Tripels

1

Kan de Kamer zo spoedig mogelijk op de hoogte worden gebracht van de inhoudelijke argumentatie die de minister zal gebruiken om zijn besluit goedkeuring te verlenen aan proefboringen, beter te onderbouwen? Wanneer zal dit plaatsvinden?

Ja. Naar verwachting zal de nadere onderbouwing in de komende maanden beschikbaar komen.

2

Wat is de concrete betekenis van de zinsnede «hechten aan zorgvuldige procedures»?

Daarmede wordt beoogd aan te geven, dat ik er waarde aan hecht om de argumentatie die ten grondslag ligt aan mijn besluiten ten aanzien van de boringen in de Noordzeekustzone en die in de uitspraak van de President van de Rechtbank in Leeuwarden naar zijn mening op een aantal punten onvoldoende uit de verf is gekomen, zo adequaat mogelijk te laten zijn.

3

Hoe moet de laatste alinea van Uw brief d.d. 22 mei 1997 precies worden geduid?

Daarmee wordt aangegeven dat bij het verdere verloop van de procedure van de vergunningverlening voor de proefboringen in de Waddenzee met de elementen uit de uitspraak van de rechter voorzover relevant voor de vergunningverlening voor déze boringen rekening wordt gehouden.

4

Is het niet logisch en wenselijk de uitslag van de bodemprocedure af te wachten en in de tussentijd het proces van het verlenen van vergunningen voor proefboringen in de Waddenzee op te schorten, omdat deze op vergelijkbare argumentatie – die door de rechter wordt betwist – is gestoeld? Kan het antwoord toegelicht worden?

De uitspraak van de President van de Rechtbank in Leeuwarden heeft uitdrukkelijk alleen betrekking op de boringen in de Noordzeekustzone.

Voor de boringen in de Waddenzee wordt een op zich zelf staande procedure gevolgd, waarbij tevens een aantal andere wetten en regelingen aan de orde zijn.

Ik zie geen aanleiding vergunningverlening voor de proefboringen in de Waddenzee tot na de uitslag in de bodemprocedure met betrekking tot de boringen in de Noordzeekustzone op te schorten.

5

Zullen de oliemaatschappijen, gezien de uitspraak van de Rechtbank te Leeuwarden en de huidige omstandigheden, nog wel aan de strikte voorwaarden voldoen waaronder zij van hun rechten gebruik mogen maken?

De condities, waaronder de maatschappijen naar gas mogen boren in de Waddenzee gelden nog steeds. Er is geen reden aan te nemen dat de uitspraak van de rechter met zich mee brengt dat de oliemaatschappijen thans daaraan niet zullen voldoen.

6

Kan worden verondersteld dat de uitspraak van de rechter ten aanzien van de proefboringen in de Noordzeekustzone gevolgen kan hebben voor de voorgenomen proefboringen in de waddenzee?

Met de thans bekende uitspraak van de rechter ten aanzien van de boringen in de Noordzeekustzone zal bij het nemen van de besluiten voor de boringen in de Waddenzee nadrukkelijk rekening worden gehouden.

7

Heeft de opvatting van de rechter ten aanzien van twijfel aan de vooronderstelde maatschappelijke noodzaak tot winning, gevolgen voor de onder 6 genoemde proefboringen?

Neen, in de nadere onderbouwing, die de President van de Rechtbank in Leeuwarden heeft gevraagd, zal een en ander nog eens verduidelijkt worden. Deze nadere onderbouwing zal ook worden meegewogen in de komende besluitvorming omtrent boringen in de Waddenzee.

8

Heeft de gevraagde betere onderbouwing ook betrekking op de wijze waarop de boringen worden verricht? Zo ja, zal dit dan ook moeten gelden voor de proefboringen onder 6 genoemd?

Zodra de nadere onderbouwing beschikbaar is, zal ik u over de inhoud daarvan informeren. De gevraagde nadere onderbouwing heeft niet zozeer betrekking op de wijze van boren als wel op de maatschappelijke noodzaak tot boren.

9

Welke gevolgen zal een definitief afwijzen van de proefboringen in het uiterste geval kunnen hebben, zowel op het punt van politieke besluitvorming (betrouwbare overheid) als op het punt van eventuele schadeclaims?

Afwijzing van de proefboringen is voor mij niet aan de orde. De rechter zal uiteindelijk bepalen of vergunningverlening met de vereiste zorgvuldigheid en na afweging van de relevante belangen heeft plaatsgevonden.

10

Ziet de regering kansen, gezien de uitspraak van de rechter en gezien de grote maatschappelijke weerstanden tegen de proefboringen in de waddenzee, in overleg te treden met de NAM om hier tenminste uitstel te bepleiten?

Neen.

De uitspraak van de rechter geeft mij aanleiding mijn argumentatie, die ten grondslag ligt aan de vergunningverlening, nog eens te verduidelijken. Voor het overige verwijs ik naar in 1993 met de oliemaatschappijen gemaakte afspraken, die zijn neergelegd in de PKB-Waddenzee.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Vacature VVD, ondervoorzitter, Mateman (CDA), Blaauw (VVD), Van der Vlies (SGP), H. Vos (PvdA), voorzitter, Van Gelder (PvdA), Smits (CDA), Ter Veer (D66), De Jong (CDA), Leers (CDA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Voûte-Droste (VVD), Hessing (VVD), Crone (PvdA), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66) en Houda (PvdA).

Plv. leden: Passtoors (VVD), Ten Hoopen (CDA), Van Rey (VVD), Van Middelkoop (GPV), Woltjer (PvdA), Sterk (PvdA), De Haan (CDA), Ybema (D66), Wolters (CDA), Lansink (CDA), Terpstra (CDA), Weisglas (VVD), R. A. Meijer (Groep Nijpels), M. B. Vos (GroenLinks), Bakker (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verbugt (VVD), Klein Molekamp (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Poppe (SP), Leerkes (U55+), Verspaget (PvdA), Adelmund (PvdA), Roethof (D66), Feenstra (PvdA).

Naar boven