nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 25 februari 2000
Hiermee informeer ik u over de voortgang van het project Onderzoek Normering
Producten en Kostprijzen (ONPK) voor de instellingen voor voogdij en gezinsvoogdij.
In haar brief aan de Tweede Kamer van 24 juni 1997 (24 885 nr. 7)
heeft de toenmalige Staatssecretaris van Justitie mededeling gedaan van het
voornemen een verbeterde financieringssystematiek ten behoeve van de instellingen
voor voogdij en gezinsvoogdij in te voeren. Dit is in een gefaseerd traject
ter hand genomen met de inbreng van een extern adviesbureau, Price Waterhouse
Coopers.
In 1998 is gezamenlijk met vertegenwoordigers van de (gezins-)voogdij-instellingen
een nieuwe financieringssystematiek ontworpen.
In 1999 is deze systematiek op een aantal punten getoetst aan de praktijk
van vier instellingen.
De nieuwe systematiek komt in het kort op het volgende neer.
De activiteiten die door de instellingen worden verricht in het kader
van de (voorlopige) ondertoezichtstelling, de voorlopige voogdij, de voogdij
en de jeugdreclassering zijn gedetailleerd omschreven. De producten zijn op
grond hiervan geherdefinieerd, waardoor is gekomen tot een totaal van 9 producten
(thans 5). Op basis van een inschatting van de tijdsbesteding per activiteit
zijn kostprijzen berekend van deze producten.
Op grond van de resultaten van de praktijktoets is eind januari jl. met
de vertegenwoordigers van de instellingen overeengekomen dat het nieuwe budgetterings-
en financieringssysteem in principe kan worden ingevoerd.
Voor de implementatie zal een periode van ongeveer twee jaar worden uitgetrokken.
Dit is noodzakelijk om de instellingen in staat te stellen hun bedrijfsvoering
aan te passen aan de nieuwe systematiek.
De genoemde implementatieperiode van twee jaar zal tevens worden gebruikt
om binnen de nieuwe systematiek nadere invulling te geven aan de kwaliteit
van de jeugdbescherming. De vertegenwoordigers van de instellingen hebben
hier nadrukkelijk aandacht voor gevraagd.
Tenslotte is het nodig rekening te houden met participatie van de instellingen
voor voogdij en gezinsvoogdij bij de invoering van de Bureaus Jeugdzorg en
met mogelijke nieuwe inzichten over de invulling van de taken in deze context.
Naar verwachting zal de nieuwe systematiek met ingang van 2002 kunnen
worden ingevoerd.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals