nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 12 september 1996
Mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Minister van Economische
Zaken en de Staatssecretaris van Financiën bied ik u hierbij de beleidsnota
Voertuigtechniek en brandstoffen (Milieu) aan. De nota is aangekondigd in
het NMP2 en formuleert het beleid dat zich richt op emissiereductie in het
wegverkeer door een aanpak aan de bron. Deze aanpak richt zich op verbetering
van voertuigtechniek en brandstoffen en op verschuiving in de voertuig/brandstof-mix
en moet ertoe leiden dat personenauto's, vrachtauto's, trekkers, bestelauto's
en bussen schoner, zuiniger en stiller worden.
Het wegverkeer levert een aanzienlijke bijdrage aan de milieubelasting
in Nederland. Op basis van recentelijk uitgevoerde analyses constateert het
kabinet dat de druk van het wegverkeer op het milieu nog onvoldoende afneemt,
vooral als gevolg van de groei in personen- en goederenvervoer. Niettegenstaande
de goede resultaten die in het verleden met technische maatregelen reeds zijn
bereikt, zullen daarom nog grote inspanningen moeten worden verricht om de
milieudoelen voor het wegverkeer te realiseren. Bronbeleid zal daarbij opnieuw
een belangrijke rol moeten spelen.
Bij volledige uitvoering van het in deze nota geformuleerde beleid wordt
op basis van berekeningen geprognostiseerd dat de parkemissiefactoren (deze
geven de gemiddelde hoeveelheid emissie aan per afgelegde voertuigkilometer
van het totale wagenpark) voor stikstofoxiden (NOx), deeltjes,
vluchtige organische stoffen (VOS) en koolmonoxide (CO) van alle wegvoertuigen
in 2010 gemiddeld 50 tot 70% lager zullen zijn dan in 1994. Hoewel de reducties
voor kooldioxide (CO2) en geluid minder groot zijn, is ook hier
sprake van een substantiële vooruitgang.
Voornoemde emissiereducties zullen echter niet vanzelf tot stand kunnen
komen. Daarbij is naast een prominente rol van de overheid, zowel
op nationaal als op internationaal niveau, ook een belangrijke taak weggelegd
voor de individuele voertuiggebruiker, het bedrijfsleven en intermediaire
organisaties.
Ik spreek dan ook de hoop uit dat alle betrokkenen hun verantwoordelijkheid
terzake zullen nemen.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
M. de Boer