nr. 13
DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 26 november 1996
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd.
A
Na artikel 84 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 84a
Indien in de middelen tot dekking van de uitgaven verbonden aan de uitvoering
van een door de Bank uit te voeren regeling wordt voorzien door het Rijk,
anders dan door storting in een fonds, kunnen bij ministeriële regeling
regels worden gesteld ten aanzien van het beheer van gelden, uitvoeringskosten
en verslaglegging als bedoeld in dit hoofdstuk.
B
In artikel 99, eerste lid, worden de onderdelen a en b vervangen door:
a. bedrijfspensioenfondsen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel
b, van de Pensioen- en spaarfondsenwet, ondernemingspensioenfondsen als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Pensioen- en spaarfondsenwet,
verzekeraars als bedoeld in artikel 2, vierde lid, onderdeel b, van de Pensioen-
en spaarfondsenwet en beroepspensioenfondsen als bedoeld in artikel 1, eerste
lid, onderdeel f, van de Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling,
die pensioenregelingen uitvoeren, de gegevens te verstrekken die noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van die pensioenregelingen, voor zover de persoonlijke
levenssfeer van degene, op wie de gegevens betrekking hebben, daardoor niet
onevenredig wordt geschaad;
b. stichtingen die regelingen inzake vervroegd uittreden ingevolge een
algemeen verbindend voorschrift uitvoeren, de gegevens te verstrekken die
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die regelingen, voor zover de persoonlijke
levenssfeer van degene, op wie de gegevens betrekking hebben, daardoor niet
onevenredig wordt geschaad;.
Toelichting
A
Bij brief van 18 september 1996 (kamerstukken II 1996/97, 25 000,
nr. 4) heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het
kabinetsstandpunt met betrekking tot het aanvaarden op 23 februari 1995 van
de motie-Giskes c.s. aan de Tweede Kamer medegedeeld. In die brief zijn de
hoofdlijnen geschetst van het kabinetsstandpunt voor een, per 1 januari 1997,
te treffen specifieke regeling, waarbij aan ouders van thuiswonende meervoudig
gehandicapte dan wel ernstig lichamelijk gehandicapte of chronisch zieke kinderen
in de leeftijd van 3–18 jaar een financiële tegemoetkoming zal
worden verstrekt vanwege de hogere algemene kosten van levensonderhoud in
verband met de handicap van dat thuiswonende kind. Bij de wet tot Vaststelling
van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 1997 is hiertoe een begrotingsvoorziening
getroffen.
De regeling zal worden uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank (hierna
te noemen de bank). Anders dan de andere door de bank uit te voeren wetten
zal deze regeling niet worden gefinancierd via een fonds maar direct uit de
algemene middelen. Het voorliggende voorstel van wet voorziet in hoofdstuk
5 slechts in bepalingen die zien op de uitvoering van wetten door de bank
die worden gefinancierd uit een fonds. Het thans voorgestelde artikel voorziet
in een delegatiebepaling op grond waarvan ten aanzien van hetgeen in hoofdstuk
5 is bepaald met betrekking tot fondsen bij ministeriële regeling kan
worden geregeld indien door de bank regelingen worden uitgevoerd die direct
worden gefinancierd door het Rijk.
B
In het wetsvoorstel OSV 1997 is bepaald dat het de uitvoeringsinstanties
sociale verzekeringen is toegestaan om gegevens te verstrekken aan instanties
die pensioen- en vut-regelingen uitvoeren, als de persoon op wie de gegevens
betrekking heeft daarvoor schriftelijke toestemming heeft verleend. Ten opzichte
van de huidige Osv betekent dit een aanscherping van de voorwaarden voor de
gegevensverstrekking. Op dit moment is gegevensverstrekking aan pensioen-
en vut-fondsen mogelijk indien de persoonlijke levenssfeer van de verzekerde
daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
De voornaamste reden voor deze aanscherping is om te bewerkstelligen dat
alle uitvoerders van pensioen- en vut-regelingen onder dezelfde condities
kunnen beschikken over de gegevens van de sociale verzekeraars. Dit is een
belangrijke voorwaarde om te komen tot een open marktwerking op het gebied
van pensioenen. Het voorkomt dat pensioen- en vut-fondsen die hun administratie
hebben opgedragen aan de uitvoeringsinstellingen, onder gunstiger condities
gegevens zouden verkrijgen.
In deze nota van wijziging wordt voorgesteld om af te zien van deze aanscherping
van de voorwaarden voor de gegevensverstrekking aan pensioen- en vut-fondsen
en om het toestemmingsvereiste te vervangen door de huidige voorwaarde dat
de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig mag worden
geschaad. Hieraan ligt de overweging ten grondslag, dat het hierboven genoemde
oogmerk van de aangescherpte bepaling ook kan worden gerealiseerd door in
de OSV op te nemen dat het de sociale verzekeringsinstellingen is toegestaan
om gegevens te verstrekken aan alle instanties die pensioen- en vut-regelingen
uitvoeren, ongeacht of het een verplicht gesteld pensioenfonds dan wel een
commerciële verzekeraar betreft. Hierbij is aansluiting gezocht bij het
Besluit van 26 maart 1996, inzake het gebruik van het sociaal-fiscaal nummer
in of bij het verstrekken van gegevens uit een persoonsregistratie (Besluit
gebruik sofi-nummer, Stb. 260, 1996), op grond waarvan de bedoelde instanties
reeds bevoegd zijn om het sofi-nummer te gebruiken. Het spreekt voor zich
dat de uitvoeringsorganisaties de bevoegdheid zonder onderscheid zullen hanteren.
De in de wet genoemde instanties moeten onder dezelfde condities over de gegevens
van de publieke verzekeraars kunnen beschikken.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
F. H. G. de Grave