24 867
Verlenging werkingsduur Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 21 november 1996

De leden van de fractie van D66 stemmen in met het voorstel tot verlenging van de werkingsduur van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing. Zij constateren dat niet, zoals indertijd werd gevreesd, vertraging in de totstandkoming van de herijking van de Financiële-verhoudingswet de overheveling naar het Gemeentefonds ophoudt maar de afstemming met het grote-stedenbeleid. Zij dringen er bij de staatssecretaris op aan zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen over de inwerkingtreding van het vitaliteitsfonds en het gemeentelijk werkfonds voor voorzieningen ter bevordering van de toetreding tot het arbeidsproces van langdurig werklozen en jongeren. Voorts vragen zij wat er gebeurt met de overige delen van het Fsv, zoals de onderwijsgelden.

De discussie over de mogelijke instelling van een vitaliteitsfonds is nog gaande. Kortheidshalve moge ik verwijzen naar mijn opmerkingen terzake tijdens de begrotingsbehandeling van Binnenlandse Zaken op 17 oktober jl en het algemeen overleg GSB op 24 oktober. Eind november is een bestuurlijk overleg voorzien tussen een kabinetsdelegatie – de politieke regiegroep GSB – en een delegatie van de G15 naar aanleiding van het rapport dat door de zogeheten werkgroep Wilms is uitgebracht en dat ik de Kamer zal doen toekomen. Voor de goede orde wijs ik er op dat de onderwijsgelden geen deel uitmaken van het Fsv maar worden beheerst door de Regeling samenwerking sociale vernieuwing onderwijs.

In reactie op de vraag van de leden van de fractie van D66 over de overheveling van gelden uit het stadsvernieuwingsfonds dat per 1 januari 1997 zal worden opgeheven, wijs ik erop dat deze opheffing niet op 1 januari as is voorzien. De evaluatie van het stadsvernieuwingsfonds die momenteel plaatsvindt en waarover de Kamer op verschillende momenten is geïnformeerd zal volgend voorjaar uitmonden in een standpuntbepaling van het kabinet.

Tot slot ben ik het eens met de opmerking van de leden van de D66-fractie dat de thans voorgestelde verlenging van de werkingsduur van de Twssv eenmalig moet zijn. Alle inspanningen zijn er dan ook op

gericht tijdig besluiten te nemen zodat op een zodanig tijdstip duidelijkheid wordt gegeven dat op 1 januari 1998 een vloeiende overheveling van middelen uit het Fsv kan plaatsvinden.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

Naar boven