nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de
Wet op de Raad van State).
Algemeen
Dit wetsvoorstel strekt ertoe de werkingsduur van de Tijdelijke wet stimulering
sociale vernieuwing met een jaar te verlengen tot 1 januari 1998. In het huidige
artikel 43 is bepaald dat de wet vervalt per 1 januari 1997, tenzij voor dat
tijdstip een voorstel tot wijziging van dit artikel bij de Staten-Generaal
is ingediend. Deze vervaldatum is in de wet opgenomen als gevolg van de aanvaarding
van het amendement-Esselink, waarmee de Kamer de tijdelijkheid van de wet
heeft willen onderstrepen alsmede de wenselijkheid van een zo spoedig mogelijke
overheveling van het fonds sociale vernieuwing (Fsv) naar het Gemeentefonds,
waarvan de herziening per dezelfde datum was voorzien.
In het kader van de besluitvorming over de totstandkoming van een vitaliteitsfonds,
zoals dat is aangeduid in het met de grote steden gesloten convenant, waarbij
ook de toekomstige financiering van thans via het Fsv gefinancierde centrumvoorzieningen
(maatschappelijke opvang, ambulante verslavingszorg) aan de orde zal komen,
alsmede de totstandkoming van een gemeentelijk werkfonds voor voorzieningen
ter bevordering van de toetreding tot het arbeidsproces van langdurig werklozen
en jongeren, heeft het kabinet de voorgenomen overheveling in heroverweging
genomen. Ten aanzien van het genoemde werkfonds heeft het kabinet op 7 juni
1996 besloten een daartoe strekkend wetsvoorstel (het voorstel van Wet inschakeling
werklozen) voor advies naar de Raad van State te zenden. Na ommekomst van
dat advies zal het kabinet, mede in relatie tot de uitwerking van voorstellen
voor het genoemde vitaliteitsfonds, definitieve besluiten nemen over de totstandkoming
van de beide fondsen. In dat kader zal het kabinet tevens de relatie bezien
tussen de middelen die thans via het fonds sociale vernieuwing worden verdeeld,
en de voeding van de genoemde fondsen. De thans voorgestelde verlenging van
de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing is derhalve noodzakelijk
om de beëindiging van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing
en de besluitvorming over de genoemde fondsen in samenhang te kunnen bezien.
Artikelsgewijs
De nummering van de artikelen (43 en 43a) volgt de artikelnummering van
de wet, zoals deze na de totstandkoming van de Regeling samenwerking sociale
vernieuwing onderwijs bij de wet van 16 november 1995 (Stb. 616) bij beschikking
van de Minister van Justitie van 22 mei jl. in het Staatsblad is geplaatst
(Stb. 1996, 274).
Artikel I regelt de verlenging van de werkingsduur van de Tijdelijke wet
stimulering sociale vernieuwing door de datum die thans is opgenomen in de
tweede volzin van artikel 43, eerste lid, te vervangen door 1 januari 1998.
Artikel II strekt ertoe de overgangsregeling die na aanvaarding van wetsvoorstel
24 504 in de wet wordt opgenomen aan te passen aan de nieuwe vervaldatum.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
J. Kohnstamm