24 867
Verlenging van de werkingsduur van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Algemeen

Dit wetsvoorstel strekt ertoe de werkingsduur van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing met een jaar te verlengen tot 1 januari 1998. In het huidige artikel 43 is bepaald dat de wet vervalt per 1 januari 1997, tenzij voor dat tijdstip een voorstel tot wijziging van dit artikel bij de Staten-Generaal is ingediend. Deze vervaldatum is in de wet opgenomen als gevolg van de aanvaarding van het amendement-Esselink, waarmee de Kamer de tijdelijkheid van de wet heeft willen onderstrepen alsmede de wenselijkheid van een zo spoedig mogelijke overheveling van het fonds sociale vernieuwing (Fsv) naar het Gemeentefonds, waarvan de herziening per dezelfde datum was voorzien.

In het kader van de besluitvorming over de totstandkoming van een vitaliteitsfonds, zoals dat is aangeduid in het met de grote steden gesloten convenant, waarbij ook de toekomstige financiering van thans via het Fsv gefinancierde centrumvoorzieningen (maatschappelijke opvang, ambulante verslavingszorg) aan de orde zal komen, alsmede de totstandkoming van een gemeentelijk werkfonds voor voorzieningen ter bevordering van de toetreding tot het arbeidsproces van langdurig werklozen en jongeren, heeft het kabinet de voorgenomen overheveling in heroverweging genomen. Ten aanzien van het genoemde werkfonds heeft het kabinet op 7 juni 1996 besloten een daartoe strekkend wetsvoorstel (het voorstel van Wet inschakeling werklozen) voor advies naar de Raad van State te zenden. Na ommekomst van dat advies zal het kabinet, mede in relatie tot de uitwerking van voorstellen voor het genoemde vitaliteitsfonds, definitieve besluiten nemen over de totstandkoming van de beide fondsen. In dat kader zal het kabinet tevens de relatie bezien tussen de middelen die thans via het fonds sociale vernieuwing worden verdeeld, en de voeding van de genoemde fondsen. De thans voorgestelde verlenging van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing is derhalve noodzakelijk om de beëindiging van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing en de besluitvorming over de genoemde fondsen in samenhang te kunnen bezien.

Artikelsgewijs

De nummering van de artikelen (43 en 43a) volgt de artikelnummering van de wet, zoals deze na de totstandkoming van de Regeling samenwerking sociale vernieuwing onderwijs bij de wet van 16 november 1995 (Stb. 616) bij beschikking van de Minister van Justitie van 22 mei jl. in het Staatsblad is geplaatst (Stb. 1996, 274).

Artikel I regelt de verlenging van de werkingsduur van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing door de datum die thans is opgenomen in de tweede volzin van artikel 43, eerste lid, te vervangen door 1 januari 1998.

Artikel II strekt ertoe de overgangsregeling die na aanvaarding van wetsvoorstel 24 504 in de wet wordt opgenomen aan te passen aan de nieuwe vervaldatum.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

Naar boven