24 867
Verlenging van de werkingsduur van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot verlenging van de werkingsduur van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing.

De memorie van toelichting, die het Wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

2 september 1996

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de werkingsduur van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing met een jaar te verlengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 43, eerste lid, tweede volzin, van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing komt te luiden: De wet vervalt met ingang van 1 januari 1998, tenzij voor dit tijdstip een voorstel tot wijziging van artikel 43 bij de Staten-Generaal is ingediend.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 20 november 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing (Kamerstukken II, 24 504) tot wet wordt verheven en in werking treedt, komt artikel 43a als volgt te luiden:

Artikel 43a

1. In afwijking van artikel 43, eerste lid, tweede volzin, blijven de artikelen 9, 10, eerste lid, en 12, eerste lid, na 1 januari 1998 van toepassing, met dien verstande dat indien Onze Minister een besluit neemt als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 12, eerste lid, het bedrag waarop het besluit betrekking heeft wordt teruggevorderd. Indien Onze Minister in 1997 een besluit heeft genomen krachtens de artikelen 10 en 12, wordt het bedrag waarop het besluit betrekking heeft na 1 januari 1998 teruggevorderd.

2. Indien het gemeentebestuur op 1 januari 1998 onderscheidenlijk 1 januari 1999 niet of niet volledig heeft voldaan aan de verplichtingen bedoeld in artikel 9, eerste tot en met derde lid, met betrekking tot de bijdragen over de jaren 1996 onderscheidenlijk 1997, kan Onze Minister twintig procent van elk van deze bijdragen terugvorderen.

3. Indien een gemeentebestuur in overeenstemming met artikel 8 op 1 januari 1998 een bedrag heeft gereserveerd, wordt dit bedrag in 1998 besteed aan sociale vernieuwing.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

Naar boven