nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot verlenging
van de werkingsduur van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing.
De memorie van toelichting, die het Wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
2 september 1996
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de werkingsduur
van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing met een jaar te verlengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Artikel 43, eerste lid, tweede volzin, van de Tijdelijke wet stimulering
sociale vernieuwing komt te luiden: De wet vervalt met ingang van 1 januari
1998, tenzij voor dit tijdstip een voorstel tot wijziging van artikel 43 bij
de Staten-Generaal is ingediend.
ARTIKEL II
Indien het bij koninklijke boodschap van 20 november 1995 ingediende voorstel
van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing
(Kamerstukken II, 24 504) tot wet wordt verheven en in werking treedt,
komt artikel 43a als volgt te luiden:
Artikel 43a
1. In afwijking van artikel 43, eerste lid, tweede volzin, blijven de
artikelen 9, 10, eerste lid, en 12, eerste lid, na 1 januari 1998 van toepassing,
met dien verstande dat indien Onze Minister een besluit neemt als bedoeld
in de artikelen 10, eerste lid, en 12, eerste lid, het bedrag waarop het besluit
betrekking heeft wordt teruggevorderd. Indien Onze Minister in 1997 een besluit
heeft genomen krachtens de artikelen 10 en 12, wordt het bedrag waarop
het besluit betrekking heeft na 1 januari 1998 teruggevorderd.
2. Indien het gemeentebestuur op 1 januari 1998 onderscheidenlijk
1 januari 1999 niet of niet volledig heeft voldaan aan de verplichtingen bedoeld
in artikel 9, eerste tot en met derde lid, met betrekking tot de bijdragen
over de jaren 1996 onderscheidenlijk 1997, kan Onze Minister twintig procent
van elk van deze bijdragen terugvorderen.
3. Indien een gemeentebestuur in overeenstemming met artikel 8 op 1 januari
1998 een bedrag heeft gereserveerd, wordt dit bedrag in 1998 besteed aan sociale
vernieuwing.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,