Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 24860 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 24860 nr. 3 |
Vastgesteld 15 november 1996
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen. De daarop door de regering gegeven antwoorden zijn hierbij tevens afgedrukt.
Hoe komt het dat in nagenoeg alle gevallen de slotwetmutaties meevallers bevatten? Wordt bij de opstelling van de begroting bewust ruim begroot zodat uitsluitend meevallers zijn te verwachten?
De 2e suppletore begroting (Najaarsnota) is de laatste suppletore wet die nog in het uitvoeringsjaar zelf in de Tweede Kamer wordt behandeld. In deze suppletore begroting wordt getracht de budgetten op een dusdanig peil te brengen dat geen tekorten optreden. De reden hiervoor is dat – behoudens enkele boekhoudkundige mutaties – voorkomen moet worden dat (meer)uitgaven optreden, waarvan het parlement pas na afloop van het begrotingsjaar in de Slotwet en Rekening in kennis wordt gesteld.
Dit leidt ertoe dat in de Slotwet nagenoeg uitsluitend meevallers optreden. Dit is echter meer het gevolg van de gevolgde procedure dan bewust te ruim begroten.
Wat is de oorzaak van de niet voorziene uitstroom van personeel en waarom kon dit niet worden voorzien? (blz. 2).
Bij de raming van de 2e suppletore wet was een bedrag gereserveerd vanwege de verwachting dat de instroom van personeel de uitstroom zou overtreffen. Daarbij was in onvoldoende mate rekening gehouden met de, mede in verband met de herinrichting van het ministerie, éénmalige extra uitstroom door gebruikmaking van de 55+ maatregel (wachtgeld/vut en wachtgeldgarantie).
Kan nader worden ingegaan op de meevaller van f 1.2 mln op de uitgaven voor externe deskundigen? (blz. 3).
Voor de post voor externe deskundigen wordt gebruikelijk met een zekere marge gerekend, teneinde flexibel op eventueel benodigde inzet van buiten af te kunnen inspelen. Er bestaat uiteraard geen dwingende noodzaak deze post volledig uit te putten. Dit zal van jaar tot jaar tot verschillende uitkomsten kunnen leiden.
In welke concrete gevallen bleek de aanleiding voor een voorlichtingscampagne minder urgent dan voorzien of bleken er minder activiteiten nodig dan gepland? (blz. 5).
De voorlichting gekoppeld aan het beleid gericht op de terugdringing van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid (WULBZ) heeft in 1995 door vertraging in de besluitvorming tot veel minder activiteiten geleid dan voorzien.
De voorlichting over leeftijdsbewust personeelsbeleid en fysieke belasting en stress is doorgeschoven naar 1996.
Het blad Nieuwswijzer gericht op de uitvoerders van de WSW is in 1995 niet verschenen.
Door vertraging in de besluitvorming zijn de meeste voorlichtingsprojecten gericht op het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van sociale verzekeringen niet tot uitvoering gekomen in 1995 (gelegenheidsarbeid, wet administratieve boete, wet arbeid vreemdelingen).
Hoe kan abusievelijk f 1.3 mln teveel zijn betaald aan werkvoorzieningsschappen? (blz. 7).
Bij de toedeling van de budgetten WSW aan de bestuurlijke eenheden wordt vooraf een bedrag gereserveerd, waaruit toekenningen om extra middelen op grond van artikel 41 vijfde lid WSW, worden betaald. In geval het gereserveerde bedrag niet volledig wordt aangewend, worden de resterende middelen over alle bestuurlijke eenheden verdeeld en aan het einde van het jaar toegekend («slotuitkering»). Bij de vaststelling van het voor verdeling beschikbare bedrag is abusievelijk geen rekening gehouden met een reeds aan een bestuurlijke eenheid gedane toekenning van f 1,3 mln, waardoor de «slotuitkering» met eenzelfde bedrag te hoog is vastgesteld. De te hoge budgettoekenning in 1995 is in 1996 gecompenseerd.
Hoe groot is het volume-effect, zowel absoluut als relatief, in de tegenvaller bij de JWG en waaraan is dit effect te danken? (blz. 7).
Het volume effect heeft absoluut gezien een grootte van circa 350 JWG-garantieplaatsen, en relatief gezien een effect van 2%. De oorzaak van dit effect is naar verwachting de doorwerking van een extra hoge instroom in 1994 als gevolg van de toegenomen jeugdwerkloosheid in 1993.
Kan worden aangegeven hoe groot de substitutie van Melkert I-banen voor banenpoolplaatsen precies is geweest? Om welk deel van de banenpoolplaatsen gaat het en hoeveel Melkert I-banen zijn door banenpoolers ingenomen? Was dit effect voorzien of te voorzien geweest? Is deze substitutie gewenst? Worden maatregelen overwogen om deze substitutie tegen te gaan dan wel te bevorderen? (blz. 8).
Het aantal mensen dat is ingestroomd t/m het tweede kwartaal 1996 vanuit een banenpoolplaats naar een Melkert-I baan is 1212. De mogelijkheid van substitutie was voorzien. Het betekent voor banenpoolers dat zij nu regulier werken, met alle rechtspositionele voordelen en kansen op doorstroming van dien. De bepaling in de Regeling extra werkgelegenheid langdurig werklozen dat de omvang van het aantal banenpoolplaatsen bij substitutie weer op voormalig peil moet worden gebracht en de praktijkcijfers, die aangeven dat dat ook gebeurt, waarborgen voldoende dat de Regeling extra werkgelegenheid langdurig werklozen niet ten koste gaat van de Banenpoolregeling.
Hoeveel is de gemiddelde gedeclareerde subsidie exact lager dan het gemiddelde ABW-uitkeringsbedrag? (blz. 8).
De gemiddelde gedeclareerde subsidie over 1995 in het kader van de Banenpools is f 19 327 gulden. Het gemiddelde begrote RWW-uitkeringsbedrag voor 1995 is f 19 808 gulden.
Daarbij is rekening gehouden met uitstel van de invoering H-Abw tot 1–1996, zoals weergegeven in een nota van wijziging op de ontwerpbegroting 1995. De gemiddelde gedeclareerde subsidie ligt dus f 473 gulden lager.
Kan meer uitgebreid worden ingegaan op de aard en oorzaak van de fout in de declaratie van het TICA over september 1995? (blz. 9).
Ter nadere toelichting omtrent de fout van het Tica kan worden opgemerkt dat dit het gevolg is geweest van een verkeerde aanname van het Tica, op basis van de declaraties die door het Gak bij het Tica waren ingediend.
In de artikelsgewijze toelichting van de Financiële Verantwoording 1995 (kamerstukken II 1995/96, 24 844, nr. 18, blz. 64) is het verloop weergegeven van de begrotingsmutaties, uitgesplitst naar uitkeringen en uitvoeringskosten. Hieruit blijkt dat de slotwetmutatie is opgebouwd uit een verlaging van de uitkeringslasten ad f 8,0 mln en een verhoging van de uitvoeringskosten ad f 9,0 mln. De verhoging van de uitvoeringskosten was noodzakelijk doordat bij 2e suppletore begrotingswet 1995 de raming voor de uitvoeringskosten Toeslagenwet met f 9,5 mln was verlaagd. Deze verlaging was het saldo van een nadeclaratie uitvoeringskosten 1994 ad f 9,7 mln, een verlaging van de uitvoeringskosten ad f 20,0 mln op grond van door het Tica verstrekte gegevens ten behoeve van de voorschotbetaling over september 1995, alsmede enkele kleinere begrotingsmutaties ad in totaal f 0,8 mln. waaronder de loonbijstelling. In december werd echter in verband met declaraties van het GAK weer f 28,5 mln in rekening gebracht. Bij navraag bleek, dat het GAK bij eerdere declaraties in 1995 was uitgegaan van uitsluitend de kosten van extra werkzaamheden bij toekenning van een toeslag en geen rekening had gehouden met de kosten van de reguliere uitkeringsverzorging. Hiermee is het overgrote deel (f 8,5 mln) van de slotwetmutatie voor de uitvoeringskosten verklaard; het resterende verschil is het resultaat van verrekeningen van voorschotten en realisatie-opgaven.
Wanneer zal de precieze verklaring van de onderuitputting op grond van artikel U 1401 (ABW) aan de Kamer kunnen worden medegedeeld? (blz. 10).
De onderuitputting op het artikel U14.01 blijkt met name te worden veroorzaakt door een daling van de gemiddelde gedeclareerde uitkering. In de begroting 1995 werd rekening gehouden met een gemiddelde gedeclareerde uitkering van f 19 591,–, uiteindelijk werd een gemiddelde gedeclareerde uitkering gerealiseerd van f 18 510,–. Een gedeelte van deze daling kan worden verklaard uit een wijziging in de premie- en belastingsfeer.
Teneinde het resterende deel van de geconstateerde daling te verklaren dienen statistische gegevens over 1995 nader te worden geanalyseerd. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om gegevens over de bijverdiensten van cliënten, de samenstelling van het bestand, een toename van het aantal personen met een deeluitkering. Deze gegevens over 1995 worden in de eerste maanden van 1997 door het CBS ter beschikking gesteld.
Naast bovengenoemde ontwikkelingen in de uitkeringssfeer, kan de daling in de gemiddelde uitkering ook veroorzaakt zijn door een toename van de ontvangsten op het gebied van terugvordering en verhaal. Deze ontvangsten worden met de uitkeringen gesaldeerd. Exacte gegevens over de ontvangsten komen, net als de statistische gegevens van het CBS, begin 1997 beschikbaar.
De verwachting is dan ook dat begin 1997 voldoende bouwstenen voorhanden zijn om een verklaringsrichting van de daling nader te onderbouwen.
Kan iets meer worden gezegd over de oorzaak van de onderuitputting bij de IOAW en de IOAZ? Waarom kan niet meer dan een vermoeden worden geuit? (blz. 11).
Een betrouwbare verklaring voor de onderuitputting is op dit moment nog niet te geven omdat niet bekend is in welke mate de instroom van gedeeltelijk arbeidsongeschikten achterblijft bij de ramingen. Op basis van statistisch materiaal over 1995 kan hier meer inzicht in worden geboden. Dit materiaal wordt door het CBS begin 1997 opgeleverd.
Wanneer zal de precieze omvang en verklaring over de ruim f 1.8 mln onderuitputting bij de uitgaven door vertraging bij het invullen van de projecten experimentele arbeidsplaatsen bekend zijn? (blz. 12).
De omvang van de onderuitputting over 1995 is precies bekend en is op bladzijde 12 van de slotwet vermeld, namelijk f 1,8 mln. De verklaring van de onderuitputting is dat van de in 1995 beschikbare f 720 mln verplichtingenruimte ruim f 26 mln aan verplichtingen niet is gerealiseerd en daarmee samenhangend ook het beschikbare uitgavenbudget voor 1995 niet volledig tot betaling is gekomen. Daarnaast speelt de vertraagde invulling van arbeidsplaatsen een rol. De resterende f 26 mln is voor 1996 beschikbaar gebleven als voorziening voor de afwikkeling van nog lopende bezwaarprocedures en is inmiddels in 1996 vrijwel volledig tot verplichting gekomen. De resterende f 1,8 mln is bij eindejaarsmarge toegevoegd aan de begroting 1996.
Waarom zijn geplande projecten Arbeidsverhoudingen niet doorgegaan? (blz. 13).
Het betreft projecten waarvoor op verzoek van derden subsidie wordt verleend. Er zijn minder aanvragen ontvangen dan waarop is gerekend.
Overigens blijkt bij nader inzien dat het in mindere mate om projecten Arbeidsverhoudingen gaat. De negatieve uitgavenmutatie vindt voor ruim de helft zijn oorzaak in onderuitputting op budgetten van de directie Arbeidsmarkt.
Samenstelling: Leden: Doelman-Pel (CDA), Biesheuvel (CDA), Vliegenthart (PvdA), ondervoorzitter, De Jong (CDA), voorzitter, Scheltema-de Nie (D66), Van Middelkoop (GPV), Schimmel (D66), Rosenmöller (GroenLinks), Van Zijl (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Middel (PvdA), Van Hoof (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Adelmund (PvdA), Dankers (CDA), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Essers (VVD), Van der Stoel (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), R. A. Meijer (Groep Nijpels).
Plv. leden: Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Van Sterk (PvdA), Terpstra (CDA), Van Rooy (CDA), Van der Vlies (SGP), Fermina (D66), Rabbae (GroenLinks), Van der Ploeg (PvdA), Wolters (CDA), Dijksma (PvdA), M. M. H. Kamp (VVD), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Apostolou (PvdA), Ten Hoopen (CDA), Van Boxtel (D66), vacature CD, J. M. de Vries (VVD), B. M. de Vries (VVD), Leerkes (U55+), Van Vliet (D66), Hofstra (VVD), Hoogervorst (VVD), R. A. Meijer (Groep Nijpels).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24860-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.