Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 24844 nr. 30 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 24844 nr. 30 |
Vastgesteld 1 november 1996
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft over de financiële verantwoording van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) over 1995 (24 844, nr. 19) een aantal vragen aan de regering voorgelegd. De regering heeft de vragen beantwoord bij brief van 1 november 1996.
De vragen en de antwoorden zijn hieronder afgedrukt.
Kunnen de resultaten van de VWS-inventarisatie «ZBO-aansturing», die inmiddels wellicht al aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken ter beschikking is gesteld, ook in hoofdlijnen aan de Kamer worden medegedeeld? (blz. 10).
De resultaten van de doorlichting van de zelfstandige bestuursorganen, specifiek voor het VWS-deel, zijn inmiddels aan het Ministerie van BiZa voorgelegd en worden op dit moment besproken tussen de departementen. Het voornemen is om de rapportage te verwerken in een geheel, waarin na een algemene inleiding de departementale rapportages gebundeld werden opgenomen. In hoofdlijn wordt in de rapportage voor VWS aangegeven welke organisaties tot de zelfstandige bestuursorganen moeten worden gerekend en of en zo ja op welke wijze en bij welke gelegenheid in de positionering en vormgeving van deze bestaande ZBO's aan de hand van de aanwijzingen wijziging moet worden gebracht.
In hoeverre heeft de regering al VWS-beleidsevaluatie laten uitvoeren naar het al/dan niet invoeren van vormen van zowel «vraaggestuurde thuiszorg» als «vraaggestuurde ouderenzorg»?
Waarom krijgt de Kamer via het JOZ-1997 dan alsnog de beschikking over te lage ramingen 1997–2000 voor die twee beleidsonderdelen? (blz. 11 annex bijlage 6 B van de VWS-begroting voor 1997).
Voor een meer algemene beschouwing over het beleid met betrekking tot de «vraaggestuurde zorg» verwijs ik naar het antwoord op vraag 115, gesteld bij de VWS-begrotingsstukken 1997.
Waarschijnlijk wordt in deze vraag mede gedoeld op het persoonsgebonden budget. Wat betreft de beleidsevaluatie heb ik opdracht gegeven voor een evalatieonderzoek naar het persoonsgebonden budget in de thuiszorg, waarvan zoals bekend, ook zeer veel ouderen gebruik maken. In november verwacht ik een eerste tussenevaluatie.
Wat betreft de vermeende «te lage ramingen» merk ik op dat bewust gekozen is voor een geleidelijke invoering van het persoonsgebonden budget. Dit brengt onvermijdelijk met zich mee dat niet altijd aan de vraag kan worden voldaan.
Kan de Kamer vernemen hoe het Audit Committee – zijnde het departementale controleberaad – is samengesteld na de doorgevoerde VWS-reorganisatie? Op basis van welke inzichten zijn eventuele wijzigingen doorgevoerd? (blz. 11).
Het Audit Committee is na de departementale reorganisatie als volgt samengesteld:
| Voorzitter, | |
| tevens lid: | de Secretaris-Generaal; |
| Leden: | de Directeuren-Generaal, tevens lid van de Bestuursraad; de Directeur van de Directie Financieel Economische Zaken en Arbeidsvoorwaardenbeleid; |
| de Directeur van de Dienst Financieel en Personeel Beheer; | |
| de Directeur van de Accountantsdienst; | |
| Secretaris: | de Adviseur in algemene dienst van de Accountantsdienst, belast met het secretariaat van het Audit Committee. |
De wijziging van de departementale organisatiestructuur heeft geleid tot aanpassing van de samenstelling van het Audit Committee (de commissie ex artikel 8 van het Besluit Taak DAD, belast met het overleg over controle aangelegenheden van het departement).
In het verleden was het relevant om het overleg over controle aangelegenheden te voeren tussen de departementsleiding (vertegenwoordigd in de SG, plv. SG en alle DG's) hoofd CDFEZ en de directeur Accountantsdienst.
Na de implementatie van de departementale reorganisatie lag het meer in de rede dat de vertegenwoordiging van de departementsleiding in het Audit Committee wordt gevormd door de SG en de DG's, welke zitting hebben in de Bestuursraad.
Voorts is uit pragmatische overwegingen naast de directeur Accountantsdienst en de directeur Financieel Economische Zaken en Arbeidsvoorwaardenbeleid, die de taken en bevoegdheden uitoefent zoals omschreven in het Besluit Taak FEZ, ook de directeur van de nieuw gevormde dienst Financieel en Personeel Beheer in het Audit Committee opgenomen.
Kan op onderdeel 03 een nadere toelichting worden verstrekt voor wat betreft de redenen van de verhoogde uitgaven (blz. 14).
Als gevolg van de GEO reorganisatie kent de raming op het onderdeel post-actieven over een aantal jaren een incidenteel tekort.
De raming post-actieven is verhoogd ten laste van artikelonderdeel 22.01.01, waar, als gevolg van een stringent vacaturebeleid incidenteel middelen zijn vrijgevallen.
De uitgaven voor de vervanging van de telefooncentrale ..... in verband met de vertraagde invoering van de Wet Orgaandonatie. Kan deze passage nader worden toegelicht? (blz. 15).
Een van de redenen om te besluiten tot vervanging van de telefooncentrale is de verbetering van de telefonische bereikbaarheid geweest. Daarnaast bleek de telefooncentrale verouderd en niet meer aan te sluiten op de behoeften van de gebruikers. Ook de kosten van het onderhoudscontract zouden jaarlijks stijgen.
In de begroting 1995 was niet in een vervangingsinvestering voor een nieuwe telefooncentrale voorzien.
De storting voor 1995 van f 3,3 miljoen aan het Gemeentefonds vond plaats in de veronderstelling dat gemeenten in 1995 uitgaven zouden moeten doen bij de uitvoering van de Wet op de orgaandonatie. Deze wet is echter pas in mei 1996 door de Eerste Kamer aangenomen. De vrijkomende financiële middelen konden derhalve worden ingezet voor knelpunten, i.c. de vervanging van de telefooncentrale, binnen de begroting van VWS.
Bij de voorbereidingen van de uitvoering van de wet is gebleken dat uitgaven door de gemeenten eerst vanaf eind 1997 zullen gaan plaatsvinden.
Welke afspraken zijn opgenomen in de meerjarige subsidierelatie met de stichting Lareb (blz. 15).
De Stichting Landelijke Registratie Evaluatie Bijwerkingen (LAREB) heeft tot doel het verzamelen, registreren en analyseren van gegevens over bijwerkingen van in Nederland verkrijgbare geregistreerde geneesmiddelen.
LAREB zal een nationaal systeem voor het verzamelen van spontane meldingen van (vermoede) bijwerkingen van geneesmiddelen, die in Nederland in de handel zijn, opzetten en in stand houden ten behoeve van het Agentschap Directie College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. Het gaat om meldingen van patiënten die door artsen en apothekers aan LAREB worden doorgegeven.
De wijze waarop LAREB dit realiseert is middels een elektronische databank.
Bij de uitvoering van de geneesmiddelenbewaking houdt LAREB zich aan de vigerende regelgeving en aanbevelingen op het gebied privacy en geneesmiddelenbewaking.
Is de conclusie juist, dat in het voor (suppletie van) wachtgelduitkeringen beschikbare bedrag van f 47,7 miljoen feitelijk een overschot ad f 21,5 voor 1995 was opgenomen? Is een dergelijke gedragslijn ook voor de jaren 1996 en 1997 gevolgd? (blz. 16).
In de regels budgetdiscipline is vastgelegd dat wachtgeldconsequenties als gevolg van maatregelen ter invulling van een generale ombuigingstaakstelling in aanmerking komen voor generale compensatie. Met het oog hierop wordt vanaf het begrotingsjaar 1990 de volgende werkwijze gehanteerd.
Indien besluitvorming inzake concrete ombuigingsvoorstellen heeft plaatsgevonden, wordt in overleg met het Ministerie van Financiën vastgesteld in welke gevallen wachtgeldaanspraken verwacht kunnen worden en/of deze in aanmerking komen voor generale compensatie. Nadat overeenstemming is bereikt, wordt de compensatie aan de VWS-begroting toegevoegd en in eerste instantie geparkeerd op het centrale wachtgeldartikel (uitgavenartikel 22.02).
Deze compensatie bestaat uit een meerjarige reeks, vandaar dat de huidige meerjarenraming op uitgavenartikel 22.02 is opgebouwd uit meerdere wachtgeld-tranches vanaf het jaar 1990.
Tijdens de begrotingsuitvoering kunnen de beleidsdirecties een beroep doen op de op dit uitgavenartikel geparkeerde middelen. Deze worden vervolgens incidenteel overgeboekt naar de betrokken uitgavenartikelen.
Het is echter niet onmogelijk dat op het centrale wachtgeldartikel zich onderuitputting voordoet. Het werkelijk benodigd bedrag aan wachtgelden laat zich moeilijk ramen en is afhankelijk van de opbouw van het werknemersbestand van de bij de ombuigingsmaatregelen betrokken instellingen.
Bovendien komt het voor dat ombuigingsmaatregelen op een later moment ingaan of dat om een andere reden betrokken instellingen vanaf een later begrotingsjaar wachtgeld claimen.
Het van Financiën ontvangen bedrag kan dus beschouwd worden als afkoop en geldt «for better and for worse».
Met betrekking tot het begrotingsjaar 1995 kon achteraf geconstateerd worden dat van het beschikbare bedrag voor (de suppletie van) wachtgelduitkeringen (f 47,7 miljoen) f 26,2 miljoen daadwerkelijk is toegedeeld aan de betrokken uitgavenartikelen voor betalingen van wachtgelden. Daarnaast zijn ook op enkele beleidsartikelen wachtgelden betaald, zonder dat een beroep op het budget op het centrale wachtgeldartikel is gedaan. De werkelijke meevaller op de post wachtgelden is dus lager dan f 21,5 miljoen.
Het laat zich aanzien dat de in 1995 geconstateerde onderuitputting zich niet in dezelfde mate zal voordoen in de jaren 1996 en 1997.
Waarom is de realisatie aan kasuitgaven ten laste van de onderdelen van artikel U 2401 «Welzijn Algemeen» zo verschillend van de begroting? Is de conclusie juist, dat het totale kasuitgavenverschil op dit artikel ruim f 8,1 miljoen bedraagt?
Wat zijn de echte motieven hiervoor, indien die ook nog gerelateerd worden aan het door VWS-uitgedragen welzijnsbeleid? (blz. 21).
Het is inderdaad juist, dat er op artikel U 24.01 Welzijn Algemeen een lagere realisatie aan kasuitgaven is van f 8,1 miljoen. Dit is te wijten aan een viertal oorzaken. Allereerst is het jaar 1995 het eerste jaar van de Welzijnsnota 1995–1998 (naar eigen vermogen) en zijn projecten later in het jaar gestart. Voorts is er in de eerste helft van het jaar 1995 een terughoudend kasbeleid gevoerd vanwege nog te realiseren taakstellingen in het kader van het regeeraccoord en de capaciteitsuitbreiding Jeugdhulpverlening. Ten derde is er f 0,5 miljoen gecompenseerd als uitvloeisel van amendement 34 en ten slotte is er f 2,4 miljoen minder uitgegeven ten behoeve van nabetalingen op subsidies uit voorgaande jaren.
Kan worden aangegeven aan wat voor activiteiten de uitgaven vrijwilligerswerk (Stichting Fonds Vrijwilligers) zijn besteed? (blz. 22).
De activiteiten die gefinancierd zijn via het FVN zijn er vele. In het FVN participeren drie organisaties: de stichting Fonds Vrijwilligerswerk Nederland, de vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV) en de stichting Vrijwilligers Management (sVM). Het FVN ondersteunt vrijwilligersorganisaties bij het inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen en maatschappelijke vraagstukken.
Het Fonds verwerft financiële middelen ten behoeve van het vrijwilligerswerk, het verstrekt financiële middelen aan vrijwilligersorganisaties ten behoeve van op vernieuwing gerichte projecten op het terrein van organisatieverandering en werkontwikkeling en stimuleert innovatieve projecten. Door middel van het Landelijk Fonds Deskundigheidsbevordering (onderdeel van FVN) worden vrijwilligersorganisaties in staat gesteld trainingen voor de leden te financieren. In 1995 hebben zo'n 120 organisaties subsidie uit het fonds Deskundigheidsbevordering ontvangen.
NOV en sVM ontvangen via het FVN subsidie voor activiteiten op het terrein van belangenbehartiging en representatie vrijwilligersorganisaties, werkontwikkeling en innovatie t.b.v. de sector, informatie en publieksvoorlichting, implementatie van innovaties en kwaliteitsverbetering in vrijwilligersorganisaties, netwerken ontwikkelen en ondersteunen en facilitaire dienstverlening.
Waarom hebben de VWS-bewindslieden niet voldoende bevorderd, dat de op onderdeel 04 niet gedane kasuitgaven ad f 3,7 miljoen (ca. 15% derhalve!) wel hadden kunnen worden uitgegeven? Was er een onderbezetting van personeel? (blz. 24 t/m 26).
Op pagina 26 van de Financiële verantwoording van het ministerie van VWS over het jaar 1995 is al een overzicht gegeven van de oorzaken van deze geringere kasuitgaven.
Met name het gedurende langere tijd niet besteden van gelden ten behoeve van projecten, experimenten en onderzoek, hangende besluitvorming over de bezuinigingen en over Modernisering ouderenzorg, kon niet worden «ingelopen» gedurende de rest van het jaar.
Zullen de in 1995 gerealiseerde lagere uitgaven en verplichtingen ad f 2 miljoen alsnog in 1996 dan wel 1997 tot uitgaven leiden? (blz. 31).
De bedoelde lagere uitgaven en verplichtingen ad f 2 miljoen hebben voornamelijk betrekking op de bijdragen van de Nederlandse regering aan de restauratie van «Auschwitz». De uitgaven zullen deels in 1996 en deels in 1997 worden gerealiseerd.
In 1994 heeft de Ministerraad besloten f 2 miljoen bij te dragen aan de restauratie van «Auschwitz». Het verzoek aan de Poolse autoriteiten concrete plannen te formuleren voor de besteding van de Nederlandse bijdrage heeft niet tot plannen geleid op basis waarvan tot verantwoorde besteding in 1995 kon worden overgegaan.
Inmiddels heb ik de bemiddeling ingeroepen van een Nederlands architectenbureau met expertise op het terrein van restauraties. Het bureau heeft in overleg met de Poolse autoriteiten plannen opgesteld en zal tevens een rol spelen bij het toezicht op de uitvoering van de werkzaamheden.
De plannen betreffen onder meer een brandveiligheidsinstallatie en een verwarmingsinstallatie in het gebouw waar de Nederlandse expositie is gevestigd. De daadwerkelijke besteding van de Nederlandse bijdrage zal plaatsvinden in 1996 en 1997.
Kan het ook zo zijn, dat de voor vluchtelingen en minderheden bestaande subsidie-/bijdrageregelingen in onvoldoende mate bekend waren bij een aantal gemeentebesturen? Wat zullen de VWS-bewindslieden hieraan ter verbetering blijven doen? (blz. 32/33).
De lagere uitgaven op artikel 2406, onderdeel 01 zijn het gevolg van een lager aantal in aanmerking komende verblijfsgerechtigden dan geraamd. De wijze van aanvragen was zo geregeld dat de in aanmerking komende gemeenten een overzicht ontvingen met hierop alle personen voor wie kon worden aangevraagd. Gemeenten konden volstaan met het ondertekend terugsturen van dit overzicht. Op deze wijze konden in principe alle daarvoor in aanmerking komende verblijfsgerechtigden worden bereikt.
Over de uitkering op grond van de Regeling integratie nieuwkomers (RIN) (artikel 2406 onderdeel 02) kan het volgende worden opgemerkt. De gemeenten die geen aanvraag hebben ingediend zijn gemeenten die voor relatief weinig nieuwkomers een bijdrage konden ontvangen. Dit blijkt uit het gegeven dat 248 van de 294 volgens het verdeelplan in aanmerking komende gemeenten wel een aanvraag hebben ingediend en dat deze 248 gemeenten 98,2% van de nieuwkomers telden. De oorzaak van het niet indienen van de aanvragen ligt dan ook niet zozeer in de informatievoorziening als wel in de keuze van gemeenten met kleine aantallen nieuwkomers om geen samenwerking met andere gemeenten aan te gaan en/of geen aanvraag in te dienen voor een relatief laag bedrag.
Kan de Kamer de beschikking krijgen over een gedetailleerd overzicht «voor 1995 begrote en ook ten laste van 1995 gerealiseerde uitgaven in het kader van het sportbeleid» (blz. 34/35).
| Onderwerp | begroot | gerealiseerd |
|---|---|---|
| Landelijke organisaties | 23 218 | 23 461 |
| Accommodaties en materieel | 3 337 | 9 736 |
| Vrijwillig kader en opleidingen | 5 128 | 4 932 |
| Sportstimulering | 5 954 | 9 924 |
| Financ. en arb.aangelegenh. | 4 452 | 4 253 |
| Topsport | 5 972 | 5 989 |
| Commissies en overige uitgaven | 71 | 22 |
| (Totaal) | 48 132 | 58 317 |
Verklaring verschil: f 6,5 miljoen is toegevoegd t.b.v. bijdrage Amsterdam Arena en Gelredrome en f 3,8 miljoen is toegevoegd t.b.v. het project Jeugd in Beweging.
Wat is de oorzaak van het feit dat tijdens de begrotingsvoorbereiding geen volledig beeld verkregen kon worden van de ontwikkeling van de garantieverlening? (blz. 35).
Tijdens de begrotingsvoorbereiding wordt een bedrag geraamd op basis van schriftelijke toezeggingen maar ook op basis van de in voorbereiding zijnde schriftelijke toezeggingen. Deze laatste (mogelijke) toezeggingen verkeren in een dermate prematuur stadium dat deze door allerlei omstandigheden nog kunnen vertragen of veranderen. Een andere oorzaak is dat de bouw van het goedgekeurde project vertraging kan oplopen. Realisatie van de garantie vindt pas plaats nadat het project is opgeleverd.
Welke in 1995 nog niet gedane en welke inmiddels wel ten laste van 1995 gerealiseerde uitgaven kunnen alsnog leiden tot nadere uitgaven in 1996 dan wel 1997. Hebben de VWS-bewindslieden een meer plausibele verklaring voor het kasuitgavenverschil van ca. 13% op artikel U2501? (blz. 36 t/m 39).
Het eerste deel van de vraagstelling berust op een misverstand.
De door de rijksoverheid gehanteerde begrotingssystematiek kent geen mogelijkheid om uitgaven in enig begrotingsjaar (jaar t) ten laste te brengen van een aan dat jaar voorafgegaan begrotingsjaar (jaar t-1, t-2 of nog eerder). Het is dus niet mogelijk dat uitgaven in 1996 of 1997 ten laste kunnen worden gebracht van de begroting (het budget) voor 1995. Dergelijke uitgaven komen per definitie ten laste van het budget voor dat jaar.
Het verschil tussen de toegestane uitgaven (het door de Kamer geaccordeerde budget) en de gerealiseerde uitgaven bedraagt 13%. Deze «onderuitputting» is het resultaat van een geringere besteding op diverse posten dan was verondersteld en geraamd. Het betreft ondermeer:
– De uitgaven in verband met de «Bijdrageregeling wateroverlast zorgsector 1995».
– De uitvoering van taken op het terrein van de crisisbeheersing c.q. de vernietiging van voorraden geneesmiddelen (afbouw MIB0).
– De uitgaven voor de implementatie van een nieuw stelsel van opleidingen op het terrein van de verpleging en verzorging.
– De uitgaven ten behoeve van opleidingen (mondhygiëne en verloskunde) vanwege minder leerlingen dan geraamd.
Aan welke knelpunten is de 4 miljoen besteed die is vrijgevallen door het opschuiven van programma onderzoek chronisch zieken met een jaar? (blz. 42).
De onderuitputting van f 4 miljoen op dit artikelonderdeel maakt onderdeel uit van het totaal aan onderuitputting, dat in 1995 is ingezet om knelpunten op te lossen. Het bedrag van f 4 miljoen is dus niet expliciet gekoppeld aan de dekking van specifieke knelpunten.
Kan de regering de Kamer naar aanleiding van de ten laste van 1995 gebrachte verplichtingen en kasuitgaven een staat voorleggen, die exact weergeeft welke dalingen/stijgingen aan verplichtingen en kasuitgaven, die hieruit kunnen voortvloeien voor 1996 en 1997? (blz. 40 t/m 50).
Op de volgende bladen treft u een overzicht aan met de verplichtingen die op artikel Volksgezondheidsbeleid zijn aangegaan in 1995 en tot uitgaven leiden in de jaren 1996 en 1997. Aangezien dergelijke verplichtingen worden aangegaan binnen de meerjarige kasramingen hebben deze verplichtingen geen gevolg voor het volume van de kasramingen. Per saldo hebben deze verplichtingen geleid tot een verlaging van de verplichtingenramingen 1996 en 1997 met respectievelijk f 22,9 miljoen en f 3,0 miljoen. Deze begrotingsmutaties zijn reeds opgenomen in de Ontwerp-begroting 1997.
| Omschrijving | Uitgaven 1996 | Uitgaven 1997 |
|---|---|---|
| 2502/01 – Herstructurering en ontwikkeling voorzieningen gezondheidszorg | ||
| Algemeen | 1 637 | 456 |
| Specifieke subsidies volksgezondheid | 168 | |
| Orgaandonatie | 481 | |
| Totaal artikelonderdeel | 2 286 | 456 |
| 2502/02 – Onderzoeksinstituten, onderzoek en ontwikkelingswerk | ||
| Kankerresearch | 18 926 | 1 520 |
| 2502/03 – Ziektebestrijding | ||
| Infectieziektenbestrijding | 328 | 75 |
| Ziektenbestrijding | 7 099 | 8 501 |
| Alternatieve geneeswijzen | 126 | 24 |
| Evaluatie topklinische zorg | 400 | |
| Totaal artikelonderdeel | 7 953 | 8 600 |
| 2502/04 – Eerstelijnszorg/thuiszorg | ||
| Kwaliteit en doelmatigheid van zorg | 7 612 | 555 |
| Zorgvernieuwing | 18 629 | 601 |
| Positionering verpleging en verzorging | 1 045 | |
| Radio-activiteit en stralingstoepassingen | 184 | 102 |
| Totaal artikelonderdeel | 27 470 | 1 258 |
| 2502/05 – Basisgezondheidszorg en daarmee verband houdende uitgaven | ||
| Gezondheidsbevordering | 13 100 | 1 315 |
| 2502/06 – Geestelijke gezondheiszorg | ||
| Onderzoeksinstituten | 3 442 | |
| Samenwerking en samenhang geestelijke gezondheidszorg | 1 355 | 595 |
| Geestelijke gezondheidszorg en beroepen | 1 582 | 150 |
| Stichting Pharos | 6 539 | |
| Totaal artikelonderdeel | 12 918 | 745 |
| 2502/07 – Alcohol-, drug- en tabakbeleid | ||
| Uitvoering landelijke preventie en zorg | 6 636 | 385 |
| Onderzoeken, experimenten en overige subsidies | 16 000 | 14 618 |
| Ontmoediging rookgedrag | 2 450 | |
| Tjandu | 788 | |
| Totaal artikelonderdeel | 25 874 | 15 003 |
| 2502/08 – Aids en overige sexueel overdraagbare aandoeningen | ||
| Aids | 5 244 | 1 500 |
| Overige sexueel overdraagbare aandoeningen | 1 491 | |
| Totaal artikelonderdeel | 6 735 | 1 500 |
| 2502/09 Patiënten- en consumentenbeleid | ||
| Patiënten- en consumentenbeleid | 9 648 | 33 |
| 2502/10 – Voeding, veterinair beleid en produktveiligheid | ||
| Bijdragen hoofdstuk XIV kosten Voedingsraad | 2 558 | |
| Stichting Consument en Veiligheid | 4 888 | |
| Dierproeven | 430 | 245 |
| Projecten | 313 | 108 |
| Totaal artikelonderdeel | 8 189 | 353 |
| 2502/11 – Geneesmiddelen en medische hulpmiddelen | ||
| Kwaliteits medische hulpmiddelen | 6 | |
| Kwaliteits geneesmiddelen | 482 | |
| Implementatiekosten herstructurering geneesmiddelen | 1 176 | |
| Totaal artikelonderdeel | 1 664 | |
| Totaal artikel 2502 – Volksgezondheidsbeleid | 134 763 | 30 783 |
Staan de in 1995 aangegane verplichtingen en de ten laste van 1995 in aanmerking genomen uitgaven zowel in totaal als op onderdelen compleet model voor de RBR-berekeningen voor de jaren 1996 t/m 1998? Zo nee, welke motiveringen zijn dan van toepassing op eventuele afwijkingen van de huidige berekeningsmethodiek? (blz. 51).
Ten aanzien van de verplichtingen- en kasadministratie voor de rijksbijdrage ziektekosten geldt dat deze in principe 1:1 loopt.
Er is geen sprake van het aangaan van (langdurige) verplichtingen met kaseffecten in latere jaren zoals in geval van projectsubsidies (bijvoorbeeld aan de sectorfondsen). De «RBR-berekeningen» worden dan ook niet beïnvloed door verschillen in de geïntegreerde-kas-verplichtingen-administratie.
Het gaat immers om een bijdrage die ieder jaar opnieuw wordt vastgesteld en waarvan de exacte omvang aan het einde van het jaar pas bekend is.
De vaststelling van de rijksbijdrage ziektekosten is namelijk gebaseerd op enerzijds afwegingen van sociaal-economische aard (premiestelling, koopkrachteffecten) en anderzijds op de benodigde financiering van de totale zorguitgaven in enig jaar (de rijksbijdrage als complement van de financiering via premies). Veranderingen in de hoogte van de rijksbijdrage – ook lopende het jaar – vinden enkel hun oorzaak in motieven van die aard. In die zin is dan ook geen sprake van «afwijkingen van de berekeningssystematiek».
Kan het hogere bedrag aan inkomsten ad f 59,1 miljoen doorwerken naar 1996 en 1997. Zo nee, waarom niet? (blz. 58 t/m 70).
De ontvangstenraming 1995 conform de oorspronkelijk vastgestelde begroting van VWS bedroeg f 234,9 miljoen. Deze ontvangstenraming is bij eerste suppletore wet verhoogd met f 3,0 miljoen en bij tweede suppletore wet met f 62,2 miljoen naar in totaal f 300,1 miljoen.
Van de naar f 300,1 miljoen verhoogde raming is in 1995 f 294,0 miljoen aan ontvangsten gerealiseerd, derhalve per saldo f 59,1 miljoen meer dan in de oorspronkelijk vastgestelde begroting was geraamd.
Indien die ontvangstenartikelen waarbij de realisatie per saldo méér dan f 5,0 miljoen hoger was dan oorspronkelijk geraamd in beschouwing worden genomen, ontstaat het volgende beeld:
| Ontvangstenartikel | Bedrag dat t.o.v. de oorspronkelijke begroting is gerealiseerd | |
|---|---|---|
| 24.01 | Welzijn algemeen | f 26,9 miljoen |
| 25.01 | Volksgezondheid algemeen | f 5,5 miljoen |
| 27.01 | RIVM | f 20,8 miljoen |
| 27.02 | Bijdrage van begroting XI inzake het RIVM | f 6,2 miljoen |
De hogere ontvangsten op de ontvangstenartikelen 24.01 en 25.01 zijn voornamelijk het gevolg van de afrekening van in voorgaande jaren te hoog verstrekte subsidievoorschotten.
Deze ontvangsten laten zich moeilijk ramen, maar het laat zich aanzien dat de hogere ontvangsten in 1995 een incidenteel karakter hebben gezien de inhaalslag die in 1995 is gepleegd om de achterstand ultimo 1995 in nog af te rekenen voorschotten weg te werken.
De hogere ontvangsten op de ontvangstenartikelen 27.01 en 27.02 zijn voornamelijk het gevolg van desalderingen. Daar waar hogere ontvangsten een doorwerking naar 1996 en 1997 hebben, zijn de ontvangstenramingen in de begrotingen van betreffende jaren incidenteel danwel structureel verhoogd. Voorbeelden daarvan zijn de doorgevoerde prijsverhogingen op sera en vaccins, de produktie en verkoop van het HIB-vaccin (als onderdeel van het Rijksvaccinatieprogramma), het verrichten van Europese vrijgiften, de verlenging van de subsidiëring door het Ministerie van VROM aan het WHO-centrum te Bilthoven en het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van het Meerjaren Aktiviteiten Programma (MAP).
Tegenover deze hogere ontvangsten staan hogere uitgaven op het uitgavenartikel 27.01.
Kan inzicht worden gegeven in de saldipost voorschotten 1994 na correctie met de voorschotten met betrekking tot het asielbeleid en het cultuurbeleid die per 1 januari 1995 zijn overgedragen naar het ministerie van OCW en het ministerie van Justitie? Dit om de vergelijking met de saldipost voorschotten 1995 inzichtelijk te maken. (blz. 72).
Onderstaand verstrek ik u inzicht in de saldibalanspost voorschotten 1994 ter vergelijking met de saldibalans 1995, hetgeen overeenstemt met het door VWS aangeleverde overzicht aan de Algemene Rekenkamer.
n.b. (na telefonisch overleg met de griffier moet blz. 72 zijn blz. 214 van het rapport Rechtsmatigheidsonderzoek 1995 van de Algemene Rekenkamer).
| Samenstelling | Totaal | VWS | DGCZ | Asielbeleid |
|---|---|---|---|---|
| Voorschotten t/m 1994 | 18 291,8 | 14 456,7 | 2 350,0 | 1 485,1 |
| toekomstig afrekenjaar | 5 047,8 | 4 360,6 | 245,1 | 442,1 |
| Openstaand incl. belemmeringen | 13 244,0 | 10 096,1 | 2 104,9 | 1 043,0 |
| Voorschotten op niet afgerekende verpl. 1994 | 12 796,5 | 9 706,9 | 2 046,6 | 1 043,0 |
| Belemmering 1 (wetgeving) | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
| Belemmering 2 (juridische) | 1,0 | 1,0 | 0,0 | 0,0 |
| Achterstand | 446,5 | 388,2 | 58,3 | 0,0 |
Stand saldibalans ultimo 1995 Totaal VWS
| Voorschotten op niet afger. verpl. t/m 95 | 15 579,3 |
| Meerjarige projecten toekomstig afrekenjaar | – 40,8 |
| Voorschotten 1994 (per 01-01-96 achterstand) | – 3 825,4 |
| Voorschotten 1995 (per 01-01-97 achterstand) | – 11 515,4 |
| Openstaande voorschotten t/m 1993 | 197,7 |
| Belemmeringen 1 (wetgeving) | 0,0 |
| Belemmeringen 2 (juridische) | 134,7 |
| Achterstand t/m 1993 per 31-12-1995 | 63,0 |
Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Schutte (GPV), Van Nieuwenhoven (PvdA), voorzitter, Van der Heijden (CDA), ondervoorzitter, Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), M. M. H. Kamp (VVD), Doelman-Pel (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Versnel-Schmitz (D66), Middel (PvdA), Leerkes (U55+), Nijpels-Hezemans (Groep Nijpels), Fermina (D66), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Marijnissen (SP), Essers (VVD), Oudkerk (PvdA), Cherribi (VVD), Sterk (PvdA), Van Boxtel (D66), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman.
Plv. leden: Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van der Vlies (SGP), Lilipaly (PvdA), Th. A. M. Meijer (CDA), Rijpstra (VVD), Voûte-Droste (VVD), Smits (CDA), Dijksman (PvdA), Houda (PvdA), Beinema (CDA), Van den Bos (D66), Vreeman (PvdA), Rouvoet (RPF), R. A. Meijer (Groep Nijpels), Van Waning (D66), Sipkes (GroenLinks), De Jong (CDA), vacature CD, Passtoors (VVD), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), J. M. de Vries (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Bremmer (CDA), Bakker (D66), Hoogervorst (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24844-30.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.