24 844
Financiële verantwoordingen voor het jaar 1995

nr. 18
FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN HET MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID (XV)

Deze financiële verantwoording bestaat uit:

– de rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten, zoals blijkt uit bijgevoegde staten, voorzien van een toelichting;

– de op deze rekening aansluitende saldibalans per 31 december 1995, voorzien van een toelichting.

Den Haag, 30 augustus 1996

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Staat behorende bij de Wet van .......... 19.., Stb. ... en bij de financiële verantwoording over het jaar 1995. Rekening 1995 (inclusief slotwetmutaties), Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) Onderdeel uitgaven en verplichtingen (bedragen x f 1000)

   (1) (2) (3) (4) = (1) + (2) + (3) (5) (6) = (5) – (4)
Art. OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begroting Mutaties (+ of –) op grond van eerste suppletore begroting Mutaties (+ of –) op grond van tweede suppletore begroting  Totaal geraamd Realisatie1Slotwetmutaties (+ of –) (+ = tekortschietend geraamd bedrag)
   verplichtingen uitgavenverplichtingen uitgaven verplichtingen uitgaven  verplichtingenuitgaven verplichtingen uitgaven verplichtingen uitgaven
  TOTAAL 25 114 361 – 2 307 719 – 622 026  22 184 616 22 010 856 – 173 760
                
11 MINISTERIE 331 374      338 760 321 498  
                
 01Personeel en Materieel228 808228 8087 7697 769– 4 254– 4 254 232 323232 323228 840228 070– 3 483– 4 253
 02Centrale materiële voorzieningen15 82915 8292 9202 9203 7003 700 22 44922 44921 73520 534– 714– 1 915
 03Post-actieven11 34511 345135135570570 12 05012 05011 23611 236– 814– 814
 04Automatisering34 91337 213– 2 300– 2 300– 2 500– 2 500 30 11332 41328 13826 914– 1 975– 5 499
 05Onderzoek31 10531 335– 1 900– 1 9002 5732 573 31 77832 00828 51729 159– 3 261– 2 849
 06Voorlichting6 2996 299660660– 300– 300 6 6596 6595 8285 585– 831– 1 074
 07Onvoorziene uitgaven00912912– 400– 400 51251200– 512– 512
 08Loonbijstelling44544556 62256 622– 56 721– 56 721 34634600– 346– 346
 09Prijsbijstelling100100– 100– 100     00  
                
12 ARBEIDSMARKT 5 867 991      6 186 364 6 145 233  
                
 01Rijksbijdrage aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie1 594 7911 594 7915 3215 321232 552232 552 1 832 6641 832 6641 832 6641 832 66400
 02Wet Sociale Werkvoorziening3 471 0003 432 20032 40032 40050 30050 300 3 553 7003 514 9003 484 2363 483 156– 69 464– 31 744
 03Jeugdwerkgarantiewet337 200337 2008 7008 70037 00037 000 382 900382 900409 693409 69326 79326 793
 04Banenpools503 800503 800– 6 900– 6 900– 41 000– 41 000 455 900455 900419 720419 720– 36 180– 36 180
                
13 SOCIALE VERZEKERINGEN 7 605 300      5 507 300 5 497 230  
                
 01Algemene Kinderbijslagwet6 724 4006 724 400– 1 992 400– 1 992 400– 36 600– 36 600 4 695 4004 695 4004 695 4004 695 40000
 02Toeslagenwet744 200744 2009 3009 300– 9 800– 9 800 743 700743 700744 688744 688988988
 03Rijksbijdragen00     0000  
 04Premiebijdragen14 80014 800– 12 170– 12 1707070 2 7002 7001 3261 326– 1 374– 1 374
 05Liquidatiewet invaliditeitswetten075 700 – 65 000   010 700010 700 0
 06Regelingen ex-mijnwerkers046 2006 5007 6003 0001 000 9 50054 8006 30245 116– 3 198– 9 684
 07Waarborg en garantie00     0000  
                
14 BIJSTANDSZAKEN 11 149 100      9 973 800 9 873 924  
                
 01Algemene Bijstandswet10 246 80010 246 800– 114 200– 114 200– 695 100– 695 100 9 437 5009 437 5009 348 3029 348 302– 89 198– 89 198
 02Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)523 200523 200– 43 100– 43 100– 95 800– 95 800 384 300384 300376 518376 518– 7 782– 7 782
 03Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)124 100124 100– 17 900– 17 900– 19 200– 19 200 87 00087 00084 27784 277– 2 723– 2 723
 04Financiële afwikkeling afgesloten regelingen 00  2 5002 500 2 5002 5004 1404 1401 6401 640
 05Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (VVTV) 255 000255 000– 255 000– 255 000   0000  
 06Experimenten activering uitkeringsgerechtigden00720 00062 500   720 00062 500693 36060 687– 26 640– 1 813
                
15 OVERIG BELEID 160 596      178 392 172 971  
                
 01Subsidies algemeen25 81427 4918 6888 68813 114114 47 61636 29350 49735 4632 881– 830
 02Emancipatie11 32011 320  – 1 426– 1 426 9 8949 89426 6459 33316 751– 561
 03Migratie56 24256 2327247242929 56 99556 98553 10053 463– 3 895– 3 522
 04Voorzieningen in het kader van de wet gewetensbezwaren militaire dienst21 63621 636  4 6674 667 26 30326 30326 48026 480177177
 05Spaarwetten en regelingen 043 917 – 1 000 6 000  48 917 48 232 – 685

1 De gerealiseerde bedragen zijn steeds afgerond naar boven (op duizenden guldens).

Mij bekend,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Staat behorende bij de Wet van ..........19.., Stb..., en bij de financiële verantwoording over het jaar 1995 Rekening 1995 (inclusief slotwetmutaties), Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) Onderdeel ontvangsten (bedragen x f 1000)

   (1)(2)(3) (4) = (1) + (2) + (3)(5)(6) = (5) – (4)
Art. OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingMutaties (+ of –) op grond van eerste suppletore begrotingMutaties (+ of –) op grond van tweede suppletore begroting Totaal geraamdRealisatieSlotwetmutaties (+ of –) (+ = meer ontvangen)
   ontvangstenontvangstenontvangsten ontvangstenontvangstenontvangsten
  TOTAAL877 939500– 44 530 833 909852 65918 750
          
11 MINISTERIE10 073   10 07311 1001 027
          
 01Algemene ontvangsten10 073   10 07311 1001 027
          
12 ARBEIDSMARKT5 036– 4 7007 500 7 8367 722– 114
          
 01Ontvangsten Arbeidsmarkt 5 036– 4 7007 500 7 8367 722– 114
          
13 SOCIALE VERZEKERINGEN840 000 – 68 000 772 000785 24813 248
 01Samenloop van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen met W.S.W.-loon839 400 – 79 400 760 000755 031– 4 969
 02Overige ontvangsten SV600 11 400 12 00030 21718 217
          
14 BIJSTANDSZAKEN05 20011 800 17 00022 8685 868
          
 01Ontvangsten bijstandszaken05 20011 800 17 00022 8685 868
          
15 OVERIG BELEID22 830 4 170 27 00025 721– 1 279
          
 01Ontvangsten subsidies algemeen0 90 9015969
 02Ontvangsten emancipatie100 100 200315115
 03Ontvangsten migratie3 500   3 5001 387– 2 113
 04Tewerkstellingsvergoedingen 19 200 3 800 23 00023 650650
 05Ontvangsten Jeugdspaarwet30 180 2102100

Mij bekend,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Inhoudsopgave bij de toelichting van financiële verantwoording, onderdeel rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) over het jaar 1995

INHOUDSOPGAVEBlz.
   
Toelichting bij de rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten12
   
§ 1Algemeen12
 Begrotingsstructuur12
   
§ 2Financieel beheer12
   
§ 2.1Het Audit Committee SZW en de verbetering van het financieel beheer12
 Single-audit: visie van SZW en interbestuurlijk gezien13
 Oordeelsvorming ABW ca13
 Het beheer van ESF-fondsen13
   
§ 2.2Het financieel beheer en het toezicht daarop14
 Inleiding14
 Beleidsvoorstellen met financiële consequenties14
 Creëren van voorwaarden: handboek 1001 en werkboek Stap voor Stap15
 Overleg/kennisoverdracht/deskundigheidsbevordering15
 Ondersteuning administratieve procedures op personeelsgebied15
 Was-wordt-tabellen/afstemming met de administraties16
 CAFAS-redesign16
 Herinrichting bekostigingstraject16
 Vorderingen16
 Het toezicht op de begrotingsuitvoering16
 Het f 250 000,– toezicht17
 SAMALO17
   
§ 3Beleid gericht op de bestrijding van M&O17
   
§ 3.1(Inter)departementale coördinatie van het M&O-beleid18
   
§ 3.2De ontwikkeling van het M&O-beleid in 199518
   
A1Regelgeving algemeen18
 Ontwikkeling toets oneigenlijk gebruik18
   
A2Regelgeving sociale verzekeringen19
 Herziening kring der verzekerden volksverzekeringen19
 Beperking export uitkeringen19
 Vereenvoudiging AKW19
 Vereenvoudiging premieheffing werknemersverzekeringen19
   
A3Regelgeving gemeentelijke regelingen (ABW ca.)19
 Herinrichting ABW ca19
 Besluit aanwijzing registraties gezamenlijke huishouding20
   
B1Uitvoering en controle: gegevensuitwisseling20
 RINIS20
 Gebruik Gemeentelijke Basisadministratie21
 Vergroten betrouwbaarheid21
 Gemeenschappelijke verwijsindex21
 Uitbreiding van het gebruik van het sofi-nummer21
 Haalbaarheidsstudie Inlichtingenbureau gemeenten22
 Minimale gegevensset22
 Gegevensuitwisseling GSD'en en de Informatie Beheer Groep (IBG)22
 Woningcorporaties/nutsbedrijven22
 Banken/giro22
 Verificatie informatie systeem22
   
B2Uitvoering en controle: overige activiteiten23
 Gemeentelijk uitvoeringsbeleidsplan23
 Voorlichting nAbw23
 Regionale interdisciplinaire fraudeteams23
 Poortwachtersonderzoek23
 Experimenten rechtshandhaving sociale zekerheid23
   
CToezicht24
   
C1Toezicht op de sociale verzekeringen24
 Toezichtsfilosofie en toezichtsplan24
 Toezicht op rechtmatigheid24
 Handhavingsbeleidsplannen25
 Het toezicht van SZW op het Ctsv in 199525
   
C2Toezicht op de gemeentelijke regelingen26
 Ontwikkeling toezichtskader26
 Rechtmatigheidstoezicht op gemeenten26
 Monitoring op gemeentelijk M&O-beleid27
   
C3Toezicht op overige beleidsterreinen van SZW27
 Arbeidsvoorzieningsorganisatie27
 Remigratie27
   
C4Inspectiedienst SZW27
 Opsporingsactiviteiten28
 Samenwerkingsconvenant Belastingdienst/bedrijfsverenigingen/-Inspectiedienst SZW28
   
DTraject administratieve en strafrechtelijke handhaving28
 Wetsvoorstel «Boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid»28
 Evaluatie van de Richtlijn inzake de afhandeling van fraude in de sociale zekerheid29
 Terugvordering en verhaal29
   
§ 3.3Financiële effecten M&O-beleid29
   
IFinanciële effecten29
   
IIToelichting maatregelen waarvoor besparing niet is gerealiseerd30
 3. Uitvoeringsbeleidsplannen gemeenten30
 5. Administratieve boeten30
 6. Wettelijke aanvulling sancties AOW/Anw30
 7. Verplichtstelling terugvorderingen sociale verzekeringen30
 8. Vereenvoudiging wetgeving verzekeringsplicht31
 9. Grensoverschrijdende handhaafbaarheid bij export van uitkeringen31
 10. Eerder schorsen van de uitkeringen31
 11. Vergroten betrouwbaarheid van de verzekerdenadministratie31
 12. Wettelijke vrijwaring WKA en opdrachtgeversaansprakelijkheid loonconfectie32
   
Saldibalans per 31 december 1995111
   
Toelichting op de saldibalans per 13 december 1995112
   
Lijst met gebruikte afkortingen140

TOELICHTING bij de rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten

§ 1. Algemeen

Begrotingsstructuur

De ontwerpbegroting 1995 (kamerstukken II, 1994/95, 23 900 XV, nrs. 1–3) is bij het parlement ingediend op basis van de begrotingsstructuur vóór de Herinrichting van het departement. De begrotingsstructuur kenmerkte zich door een indeling in «hoofdbeleidsterreinen», die samenvielen met de SZW-organisatie in Directoraten-Generaal. De Directoraten-Generaal zijn als gevolg van de Herinrichting van het ministerie per 1 januari 1995 opgeheven. De met de DG-structuur samenhangende begrotingsindeling van beleids- en beheersuitgaven is hiermee komen te vervallen.

Bij Nota van Wijziging op de begroting (kamerstukken II, 1994/95, 23 900 XV, nr. 7) is de omzetting van de begrotingsstructuur uitvoerig toegelicht. In de artikelsgewijze toelichting is uitgegaan van de situatie nà verwerking van deze Nota van Wijziging. Dit betekent dat de bij de stand «Ontwerpbegroting 1995» opgenomen bedragen feitelijk betrekking hebben op de stand nà verwerking van de Nota van Wijziging.

In de rekening worden per begrotingsartikel verschillen toegelicht tussen de begrotingsraming (die is vastgesteld bij de oorspronkelijke begroting; de Wet van 31 maart 1995, Stb. 216) en de uiteindelijke realisatie. Aangezien deze verschillen in het merendeel van de gevallen al in de eerdere suppletore begrotingen zijn toegelicht, heeft de onderhavige toelichting veelal een samenvattend karakter. Zonodig wordt verwezen naar de toelichting bij de betreffende suppletore begroting.

De Minister van Financiën heeft de Tweede Kamer toegezegd in de toelichting op de slotwet aandacht te besteden aan een aantal aspecten van financieel beheer ter vervanging van afzonderlijke rapportages die daarover werden gemaakt. Hierna volgt derhalve eerst inzicht in de voortgang op dit terrein bij SZW.

§ 2. Financieel beheer

§ 2.1. Het Audit Committee SZW en de verbetering van het financieel beheer

De sturing van het proces verbetering financieel beheer is sedert 1 oktober 1992 neergelegd bij het Audit Committee. Het per die datum ingestelde project-secretariaat is met de herinrichting van het departement geïncorporeerd in de afdeling Financieel Beheer van de directie FEZ. Het projectsecretariaat analyseert de managementletters en de rapportages over het financieel toezicht, de rapporten van de departementale accountantsdienst en de Algemene Rekenkamer, bewaakt de daaruit geformuleerde actiepunten en rapporteert periodiek over de voortgang aan het Audit Committee.

De bewakingsfunctie van het Audit Committee is ook via de herinrichtingsoperatie gecontinueerd.

In verband met het grote financiële belang op de SZW-begroting/rekening dat met de regelingen is gemoeid die door gemeenten en ZBO's worden uitgevoerd, is in 1995 de directeur Toezicht tevens opgenomen in het Audit Committee.

In 1995 is in het Audit Committee speciale aandacht gegeven aan twee aandachtsgebieden die door de herinrichting van het ministerie per 1 januari 1995 risicovol en daarmee van betekenis voor de strekking van de accountantsverklaring zouden kunnen zijn. Dit betreft het interne financieel beheer en het toezicht op gemeenten en ZBO's.

Op het interne financieel beheer wordt nader ingegaan in § 2.2 Het financieel beheer en het toezicht daarop. Het toezicht op gemeenten en ZBO's wordt voor zover van belang voor het financieel beheer nader toegelicht in § 3 Het beleid ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik.

Een aantal onderwerpen dat in 1995 tot afronding is gekomen verdient aparte vermelding: de single-audit visie van SZW en interbestuurlijk gezien, de oordeelsvorming van de AR over de ABW ca. en het beheer van ESF-fondsen.

Single-audit: visie van SZW en interbestuurlijk gezien

In februari 1995 is het eindrapport van de projectgroep single-audit SZW uitgebracht met als conclusie dat onder een aantal strikte voorwaarden de invoering van het single-audit principe in de verantwoording van de medebewindregelingen (ABW ca., JWG, RBB, WSW) mogelijk wordt geacht. De ervaringen van een experiment waarbij de rechtmatigheidscontrole ABW ca door bij gemeenten fungerende accountants in plaats van door Rijksconsulenten wordt uitgevoerd zal uitsluitsel moeten geven over de practische uitwerking hiervan. Een nieuwe projectgroep zal de implementatie van het single-audit beleid bij SZW begeleiden en waar mogelijk uitbreiden tot de overige beleidsterreinen van SZW.

In juni 1995 heeft de interbestuurlijke projectgroep «Griffioen», waarin SZW was vertegenwoordigd, haar eindrapport uitgebracht met als conclusie dat de single-audit problematiek moet worden gezien als een probleem van bestuurlijke verhoudingen en verantwoordelijkheden in het kader van medebewind. Voorgesteld wordt een herijking te doen plaatsvinden van alle specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies aan de hand van een door de projectgroep ontwikkeld toetsingskader.

Het kabinet heeft dit rapport in oktober aangeboden aan de Kamer met de mededeling dat in het voorjaar 1996 een kabinetsstandpunt over het advies van de projectgroep zal worden ingenomen aan de hand van de uitkomsten van pilotprojecten die in verband met de MDW-operatie worden uitgevoerd.

Oordeelsvorming ABW ca.

In 1995 is met de Algemene Rekenkamer overeenstemming bereikt over de uitgangspunten voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de uitgaven voor de ABW ca en over de reikwijdte van de ministeriële verantwoordelijkheid hierbij. De rechtmatigheid richt zich op de door SZW betaalde vergoedingen aan gemeenten. De feitelijke uitvoering door gemeenten speelt hierbij een rol indien er voor zover deze wettelijk van invloed is op de hoogte van de toe te kennen vergoeding.

De Tweede Kamer is in 1992 met de nota «Uitgangspunten en normering toetsings- en maatregelenbeleid» door de minister van SZW geïnformeerd in welke gevallen en tot welke hoogte kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen indien zich gebreken voordoen in de gemeentelijke uitvoering.

Het beheer van ESF-fondsen

Voor het beheer van de ESF-fondsen is in 1995 door een openbaar accountantskantoor een beschrijving opgesteld van de controle- en beheerssystemen die zijn opgezet voor een doeltreffende uitvoering van de ESF-gelden. Voorts is een samenwerkingsprotocol ontwikkeld tussen DG XX en de accountantsdienst van SZW. Dit protocol is op 2 februari 1996 ondertekend.

Naast de hiervoor belichte onderwerpen zijn in 1995 in het Audit Committee meer reguliere aspecten van het financieel beheer aan de orde geweest, zoals het departementaal controleplan, de inrichting van het instrument managementletters, de aanpak van het financieel toezicht, het instrument accountantsverklaring en het instrument wetgevingstoets.

§ 2.2. Het financieel beheer en het toezicht daarop

Inleiding

De herinrichting van SZW heeft mede tot doel de creatie van een nieuwe flexibele organisatiestructuur. Op financieel terrein houdt dit in dat aan de manager in casu de directeuren eigen budgetten worden toegekend, die met behulp van de Bureau's Bedrijfsvoering (BB-en) worden beheerd. De toewijzing geschiedt op basis van door de directies opgestelde bestedingsplannen. Op basis hiervan wordt vervolgens op voorstel van de directeur Financieel-Economische Zaken (FEZ) door de Bestuursraad (BR) c.q. de minister een besluit genomen over de toewijzing. Over de aanwending daarvan en de bereikte resultaten daarmee legt een directeur als budgethouder gedurende het jaar (per kwartaal) en na afloop van het jaar verantwoording af.

De structuur van de financiële functie binnen SZW heeft in het verlengde van de herinrichting eveneens een wijziging ondergaan. Het samenspel met de directoraten-generaal heeft plaatsgemaakt voor een veel groter aantal actoren, namelijk 22 directies en FEZ. Om na de herinrichting te voorkomen dat het departementale financieel beheer in kwalitatieve zin zou terugvallen is langs verschillende sporen gewerkt aan de verdere verankering van het departementale financiële beheer en het toezicht daarop.

Gegeven de na de herinrichting ontstane taakverdeling en verantwoordelijkheden zijn aan de directies handvatten aangereikt voor de te treffen noodzakelijke voorzieningen in termen van financieel beheer, administratieve organisatie, procedures, functionarissen en anderszins.

Daarnaast heeft de nadruk gelegen op het intensiever communiceren over de informatievoorziening, het structureren en nakomen van afspraken en procedures en is een sterk accent gelegd op het bevorderen en realiseren van een situatie waarin departementsbreed een ordelijk en controleerbaar financieel beheer plaatsvindt.

Op basis hiervan is door de directies gewerkt aan de verdere uitbouw van de noodzakelijke voorzieningen en hun financiële functie om zo hun eigen verantwoordelijkheden waar te kunnen maken.

Door de nieuwe organisatiestructuur, de andere werkwijze en de andere verantwoordelijkheden, heeft er binnen FEZ, uiteraard met inachtneming van de hoofdtaak van FEZ als concerncontroller, een verschuiving plaatsgevonden naar de voorwaarde scheppende, ondersteunende, initiërende en adviserende taken.

Het voorafgaande is in 1995 op de volgende punten tot uiting gekomen.

Beleidsvoorstellen met financiële consequenties

Bij beleidsvoorstellen met financiële consequenties (beleidsvoornemens, toezeggingen, beleidsnota's, wetsvoorstellen, begrotingsvoorstellen, begrotingsmutaties, e.d.) heeft FEZ zowel een rol vervuld bij de beoordeling als bij de coördinatie van de totstandkoming van de financiële paragraaf en de onderhandelingen daarover met het ministerie van Financiën.

Binnen het totaalbeeld van alle financiële en budgettaire kaders (ook voor de premiegefinancierde sociale zekerheidsuitgaven) alsmede binnen de regels op grond van de Comptabiliteitswet heeft door FEZ een afweging plaatsgevonden van de ingebrachte voorstellen, de cijfermatige onderbouwing daarvan en de verstrekte toelichtingen daarop (hierbij is onder meer aandacht besteed aan de budgettaire haalbaarheid, het naleven van de comptabele regelgeving en het vertalen van beleid naar financiële middelen en de daarmee samenhangende meerjarenramingen).

In voorkomende gevallen zijn financieringsvoorstellen, varianten en alternatieven aangedragen.

Tevens zijn (on)mogelijkheden en knelpunten in het beleidsvormingsproces ter advisering en signalering ingebracht.

Creëren van voorwaarden: handboek 1001 en werkboek Stap voor Stap

Voor de werkzaamheden bij de directies en met name bij de BB-en zijn in de loop van 1995 handboeken («1001», «Stap voor Stap») ontwikkeld. In deze handboeken zijn onder meer de financiële processen en de P-processen die binnen de BB-en moeten worden verricht vastgelegd.

Tevens zijn hierin standaard-attentiepuntenlijsten voor de managers en de betrokken medewerkers opgenomen waarin de uitgangspunten, verantwoordelijkheden, bevoegdheden, toezichtscriteria en de wijze van handhaving van het financieel beheer helder zijn geformuleerd.

In de praktijk is gebleken dat daarmee een belangrijk referentiekader voor het financieel beheer is gecreëerd. De departementale accountantsdienst (AD) is bij zijn controle-activiteiten nagegaan of de instructies in het handboek «Stap voor Stap» zijn nageleefd.

Overleg/kennisoverdracht/deskundigheidsbevordering

De herinrichting van SZW bracht met zich mee dat er een gestructureerd overleg en netwerk is opgebouwd tussen FEZ en de andere directies. Hiermee is beoogd om in goed samenspel de inzichtelijkheid van de procesgang rondom de begrotingscyclus alsmede de daarmee samenhangende activiteiten en de te verwachten bijdragen voor alle betrokkenen te vergroten.

Verder is in dit overleg onder andere ingegaan op de bedoelingen en de achtergronden van (wijzigingen in) financiële, comptabele regelgeving. Tevens is stilgestaan bij eventuele onvolkomenheden in de financiële en personele administraties. Voorts zijn de door de AD uitgebrachte managementletters (ML's) en interim controleverslagen (ICV's) over het financieel beheer inhoudelijk ter sprake gebracht.

Ter verdieping van de kennis op financieel-economisch terrein is in aanvulling op dit overleg een uitgebreid en op de specifieke problematiek afgestemd opleidings-programma verzorgd.

Ondersteuning administratieve procedures op personeelsgebied

Aan de medewerkers van de directies die zijn belast met de uitvoering van administratieve taken op het gebied van personele aangelegenheden, zijn begin 1995 (nood)handboeken uitgereikt.

Daarnaast zijn in de loop van 1995 modelteksten van de meest voorkomende besluiten zowel op diskette als in papieren naslagwerk aan de directies beschikbaar gesteld. Tevens zijn aan de hand van de (nood)handboeken in begin 1995 instructiebijeenkomsten georganiseerd.

Gedurende 1995 was een viertal helpdesks beschikbaar waarbij de medewerkers met vragen en probleemgevallen terecht konden. De volgende helpdesks waren beschikbaar:

– salarisadministratie (gericht op fiscaliteit, rechtspositie en arbeidsvoorwaarden),

– interpers (gericht op autorisatie, gebruik en raadplegen),

– reisdeclaraties (op verzoek van de Bestuursraad in verband met de ambulantenproblematiek), en

– coördinatiepunt ziekteverzuimregistratie (inbrengen interpers en intermediair RBB).

Ter bewaking van de kwaliteit van de besluiten is de controle veranderd van repressief naar preventief (medeparaaf op concept-besluiten met financiële consequenties) zodat eventuele onjuistheden vooraf werden gesignaleerd en gecorrigeerd.

Was-wordt-tabellen/afstemming met de administraties

De herinrichting leidde er toe dat verplichtingen en voorschotten van de voormalige dienstonderdelen moesten worden toegewezen aan nieuwe directies. Dit is geschied aan de hand van zogenaamde was-wordt-tabellen. Dit heeft als bijkomend voordeel gehad dat op deze wijze alle verplichtingen en voorschotten inzichtelijk en systematisch in beeld zijn gebracht.

De afstemming van de oude en de nieuwe overzichten heeft een groot deel van dit jaar in beslag genomen. In de voorgaande jaren is besloten tot een periodieke afstemming van de overzichten van voorschotten, verplichtingen en vorderingen tussen directies en FEZ. Deze activiteit is dit jaar gecontinueerd.

CAFAS-redesign

De herinrichting viel samen met de start van het nieuwe financiële administratie-systeem, CAFAS-redesign. De invoering hiervan is zonder noemenswaardige problemen verlopen. Er is een help-desk ingericht om eventuele vragen van de gebruikers te kunnen beantwoorden.

Herinrichting bekostigingstraject

In het kader van de herinrichting zijn de werkzaamheden die worden verricht in het bekostigingstraject van SZW naar uitvoeringsorganen gespreid over de beleidsdirecties, de directie Toezicht en FEZ. Dit noodzaakte er toe dat afspraken («convenanten») zijn gemaakt tussen de betrokken directies over de hoofdlijnen en procedures van het bekostigingsbeleid. Met deze convenanten is beoogd de inzichtelijkheid van de taken en verantwoordelijkheden voor alle betrokkenen te vergroten.

Vorderingen

De directeuren stellen de vorderingen in waarna deze worden overgedragen aan FEZ die vervolgens alle invorderingsactiviteiten verricht.

FEZ neemt voorts de betalingen van de facturen voor zijn rekening. Deze facturen worden aangeleverd door de directies. Daarbij is een controle ingebouwd op de juistheid van de factuurafhandeling.

Het toezicht op de begrotingsuitvoering

Het uitoefenen van toezicht op de uitvoering van de departementale begroting heeft door FEZ plaatsgevonden aan de hand van de door de budgethouders per kwartaal uitgebrachte begrotingsuitvoeringsrapportages. Op grond hiervan zijn belemmeringen, knelpunten en ontwikkelingen in de budgettaire uitvoeringspraktijk in het algemeen tijdig gesignaleerd. De resultaten van de per kwartaal van de budgethouders ontvangen begrotingsuitvoeringsrapportages zijn vervolgens per kwartaal gebundeld, gecomprimeerd en met beslispunten en aanbevelingen voorgelegd aan de BR.

Het toezicht op het beheer en de administraties heeft mede plaatsgevonden aan de hand van de ML's en ICV's die door de AD zijn uitgebracht aan de directeuren respectievelijk de hoofden BB alsmede aan de hoofden van de financiële afdelingen. De AD heeft daarbij aangegeven dat bij vervolgcontroles zal worden nagegaan of de aanbevelingen zijn opgevolgd (het zichtbaar maken van de afloopcontrole). Afschriften hiervan zijn door de AD aan FEZ verzonden en hebben FEZ in staat gesteld te bezien of het financieel beheer aan de daaraan gestelde eisen heeft voldaan danwel dat verbeterpunten noodzakelijk waren en de afloop daarvan te volgen. In voorkomende gevallen is in het reguliere overleg met de betrokken directie en in het overleg met de hoofden BB de aandacht voor de verbeterpunten gevraagd.

Uit de samenvattende managementletter van de AD over de P&M-uitgaven over het eerste halfjaar van 1995 is gebleken dat zich geen significante onvolkomenheden in het financieel beheer hebben voorgedaan.

Het f 250 000,– toezicht

In het nieuwe Organisatie- en mandaatbesluit is opgenomen dat verplichtingen van meer dan f 250 000,– pas kunnen worden aangegaan in overeenstemming met de directeur FEZ, ook indien deze verplichtingen passen binnen de toegekende budgetten en daarvan melding is gemaakt in de goedgekeurde bestedingsplannen (dit vereiste geldt voor de uitgaven op het gebied van subsidie, automatisering, beleidsinformatievoorziening, onderzoek, voorlichting en de materiële uitgaven).

De beoordeling heeft stringent plaatsgevonden aan de hand vooraf vastgestelde controlevragen en is vastgelegd op een daartoe ontwikkeld formulier.

In dit kader is toezicht uitgeoefend op de beheersen de begrotingsaspecten van de voorgenomen verplichting. Bij de gevolgde procedure is nagegaan of de activiteit in het bestedingsplan is voorzien, of de aanbestedingsregels zijn nageleefd, of de keuze van de leverancier voldoende is gemotiveerd, op welke manier zekerheid over de rechtmatigheid van de uitgave zou worden verkregen en of er voldoende budget beschikbaar is.

SAMALO

De afgelopen jaren is binnen SZW gewerkt met SAMALO. Dit staat voor SAMenhang ALLOcatiemethodieken. Het is een managementinstrument dat binnen de begroting van SZW wordt toegepast voor het stellen van prioriteiten en het alloceren van budgetten voor projecten op het gebied van automatisering, beleidsinformatievoorziening, onderzoek en voorlichting.

§ 3 Beleid gericht op de bestrijding van M&O

In deze paragraaf wordt het in 1995 door het ministerie van SZW gevoerde beleid gericht op de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) nader toegelicht. In § 3.1 wordt daartoe nader ingegaan op de (inter)- departementale coördinatie van het M&O-beleid. In § 3.2 en 3.3 worden achtereenvolgens de ontwikkeling van het departementale M&O-beleid en de financiële effecten daarvan belicht.

Specifieke activiteiten en bevindingen zijn opgenomen in de artikelsgewijze toelichting van de betreffende begrotingspost.

§ 3.1 (Inter)departementale coördinatie van het M&O-beleid

Het beleid van het ministerie van SZW was er in 1995 op gericht om op basis van de in 1993 geformuleerde uitgangspunten het misbruik en oneigenlijk gebruik van de ten laste van haar begroting komende uitgaven verder te verminderen. De coördinatie en de bewaking van de uitvoering van de geformuleerde M&O-actiepunten wordt uitgeoefend door de Departementale Commissie Misbruik en Oneigenlijk gebruik (DCMO).

In de DCMO zijn de voor het M&O-beleid relevante directies van SZW vertegenwoordigd. De DCMO coördineert tevens de opstelling van de M&O-toelichting in de ontwerp-begroting en de financiële verantwoording van SZW.

Interdepartementaal is het ministerie van SZW vertegenwoordigd in de Stuurgroep Fraudebestrijding. Deze Stuurgroep richtte zich tot ultimo 1995 op de bestrijding van fraude in de fiscaliteit en de sociale zekerheid.

De (ambtelijke) Stuurgroep rapporteerde over haar activiteiten aan de Ministeriële Commissie Fraudebestrijding. De Minister van Justitie, als coördinerend minister fraudebestrijding, rapporteerde onder meer via de Voortgangsnota Fraudebestrijding, laatstelijk die van 1995, aan het parlement.

Bij de behandeling van deze voortgangsnota in de UCV van 28 november 1995 is op voorstel van de Minister van Justitie besloten dat over de ontwikkelingen in de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik vanaf 1996 via de reguliere rapportages (ontwerp-begroting en financiële verantwoording) aan het parlement zal worden gerapporteerd .

§ 3.2. De ontwikkeling van het M&O-beleid in 1995

In dit deel van de M&O-toelichting wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van het M&O-beleid in 1995. De indeling van deze subparagraaf volgt de handhavingsketen:

A Regelgeving;

B Uitvoering en controle;

C Toezicht; en

D Administratieve en strafrechtelijke sancties.

A1 Regelgeving algemeen

Ontwikkeling toets oneigenlijk gebruik

In 1995 zijn de Algemene Bijstandswet en de Algemene Kinderbijslagwet wetsinhoudelijk onderzocht op mogelijkheden van oneigenlijk gebruik door zowel de uitkeringsgerechtigde als de uitvoerder met als doel het ontwikkelen van een wetgevingstoets oneigenlijk gebruik. In 1996 zal door middel van een extern onderzoek bij de uitvoerders van de Abw en de AKW worden getoetst in welke mate en in welke vorm de bevindingen ook in de praktijk als vormen van oneigenlijk gebruik voorkomen. Tevens zal worden nagegaan of nog andere, niet in beeld gebrachte vormen, voorkomen. De bedoeling is dit onderzoek in de tweede helft van 1996 af te ronden. Daarna zal de toets definitief vorm worden gegeven.

A2 Regelgeving sociale verzekeringen

Herziening kring der verzekerden volksverzekeringen

In het verslagjaar is een beleidsnota inzake de herziening van de kring van verzekerden volksverzekeringen opgesteld. De hoofdlijn van de nota gaat er van uit dat in beginsel alleen ingezetenen van Nederland verzekerd zijn voor de volksverzekeringen. De staatssecretaris is voornemens de beleidsnota in het voorjaar van 1996 aan de Kamer te zenden.

Beperking export uitkeringen

Aan het einde van het verslagjaar is de nota «grensoverschrijdende handhaafbaarheid bij export van uitkeringen» intern afgerond. In deze nota is een aantal maatregelen ter beperking van de uitbetaling van sociale zekerheidsuitkeringen in het buitenland nader uitgewerkt. Export van uitkeringen heeft betrekking op situaties waarin de uitkering wordt verstrekt ten behoeve van een in het buitenland woonachtige verzekerde of indien de verzekerde in Nederland verblijft, ten behoeve van het deel van zijn huishouden dat in het buitenland woonachtig is. De nota is in februari 1996 aan de Kamer gezonden.

Vereenvoudiging AKW

De gewijzigde Algemene Kinderbijslagwet (AKW) is op 1 oktober 1995 in werking getreden. De wijziging houdt in dat bij thuiswonende kinderen van 16 en 17 jaar de onderhoudsbijdrage niet meer behoeft te worden aangetoond. Primair voor de bepaling van de hoogte van de kinderbijslag is thans het eventuele inkomen van het kind. Voorts is een nieuwe studienorm voor kinderen van 18–24 jaar ingevoerd waarvan huiswerk- en reisuren geen deel meer uitmaken. Door deze beide wijzigingen wordt de handhaafbaarheid van de AKW vergroot.

Voorts is met de wetswijziging van 21 december 1995 (Stb. 691) het recht op kinderbijslag voor kinderen van 18–24 jaar afgeschaft. Als overgangsregeling zal alleen nog voor studerenden vanaf 18 jaar voor wie over het vierde kwartaal van 1995 recht op kinderbijslag vanwege studie bestond dit recht tot het einde van de studie blijven bestaan, mits aan alle voorwaarden waaronder de nieuwe studienorm wordt voldaan. Overigens is bij het parlement een voorstel tot wetswijziging (Kamerstukken II, 1995/96, 23 699) in behandeling om deze nieuwe studienorm per 1 oktober 1996 ook voor 16–17 jarigen in te voeren.

Vereenvoudiging premieheffing werknemersverzekeringen

Bij brief van 26 oktober 1995 is de Vaste Commissie voor SZW (Kamerstukken II, 1995/96, 24 044) bericht dat de wijziging in de systematiek voor inhouding en afdracht van premies inzake de werknemersverzekeringen op 1 januari 1997 in werking zal treden. Deze wijziging maakt onderdeel uit van het kabinets-standpunt van december 1994 over de vereenvoudiging en kostenbesparing in de premieheffing van werknemersverzekeringen.

A3 Regelgeving gemeentelijke regelingen (ABW ca.)

Herinrichting ABW ca.

De herinrichting van de Algemene bijstandswet (nAbw) is in april 1995 door het parlement aanvaard (Stb. 1995, 199). Met de nAbw is een aantal wijzigingen in de regelgeving doorgevoerd om de gevoeligheid van de wet voor met name leefvormfraude te verminderen. In de nAbw zijn nu concrete situaties vastgelegd waarbij van een gezamenlijke huishouding wordt uitgegaan ingeval personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben.

Besluit aanwijzing registraties gezamenlijke huishouding

In april 1995 is voorts het Besluit aanwijzing registraties gezamenlijke huishouding (Stb. 202) op grond van artikel 3 Abw, IOAW en IOAZ getroffen. Hierdoor zijn gemeenten bevoegd gebruik te maken van de informatie over de aard van de leefvorm zoals die in registraties van andere organisaties is opgeslagen. Een van de bestanden genoemd in de amvb is het IHS-bestand van het ministerie van VROM. In 1995 zijn met dit ministerie afspraken gemaakt over de levering aan gemeenten van beschikkingen waarin sprake is van een gezamenlijke huishouding over de afgelopen twee huursubsidiejaren. SZW en VROM overleggen nog over selectie en wijze van toezending aan gemeenten.

B1 Uitvoering en controle: gegevensuitwisseling

In het M&O-beleid gericht op de bijstandsregelingen en de sociale verzekeringen speelt verificatie van cliëntgegevens een belangrijke rol. Dit jaar is voortgegaan met de ontsluiting van gegevensbestanden van derden ten behoeve van de verificatiebehoeften van sociale diensten. De door de minister van SZW in 1994 ingestelde Regiegroep gegevensuitwisseling fraudebestrijding speelt hierbij een belangrijke rol. De regiegroep richt zich met name op landelijke bestanden; bestanden op lokaal niveau worden slechts zijdelings betrokken.

Ook de bedrijfsverenigingen/uitvoeringsinstellingen (CBV/UVI's) en de SVB werken aan een verdere uitbouw van het (elektronische) gegevensverkeer. Belangrijke vormen van gegevensuitwisseling zijn:

– tussen BV/UVI's om samenloop van SV-uitkeringen tegen te gaan;

– tussen BV/UVI's en SVB ten behoeve van de verificatie van inkomensgegevens door de SVB bij uitvoering van de AKW;

– tussen BV/UVI's respectievelijk de GSD'en en de Belastingdienst ten behoeve van de verificatie van inkomensgegevens bij uitvoering van sociale zekerheidsregelingen;

– tussen BV/UVI's en GSD'en ten behoeve van de verificatie van inkomensgegevens door GSD'en bij uitvoering van bijstandsregelingen;

– tussen BV/UVI's en Justitie met betrekking tot gegevens van gedetineerden met een uitkering.

De voornaamste activiteiten met betrekking tot verbetering van de gegevensuitwisseling worden hierna toegelicht.

RINIS

Bij de uitbouw van het elektronische gegevensverkeer wordt uitgegaan van het RINIS-concept (Routeringsinstituut voor (inter-)nationale informatiestromen). Dit concept beoogt het toenemende gegevensverkeer tussen de verschillende sectoren van het publieke domein te structureren. De voornaamste elementen van dit concept zijn: standaardisatie van begrippen; afspraken over authentieke bronnen of basisregistraties; en een gezamenlijke informatie-architectuur waarbij iedere sector middels een elektronisch «loket», waar gegevens gehaald en gebracht dienen te worden, is aangesloten op een bovensectoraal netwerk. De verzekerdenadministraties van de BV'en vormen de basisregistratie voor dienstverbanden en uitkeringsgegevens, de gemeenschappelijke verwijsindex is het sectorale loket van de BV/UVI's.

Het RINIS-concept is een initiatief van de BV/UVI's en de SVB en wordt door een groeiend aantal sectoren ondersteund (GBA, ziekenfondsen, Belastingdienst). Onlangs heeft SZW het RINIS-initiatief, tezamen met het Cliënt Volg Schil Systeem (CVSS), voorgedragen voor een subsidie in het kader van het Nationaal Actieprogramma Elektronische Snelwegen.

Gebruik Gemeentelijke Basisadministratie

De Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) is de authentieke bron voor wat betreft de persoonsgegevens. In vrijwel alle gemeenten hebben sociale diensten rechtstreeks (elektronisch of schriftelijk) toegang tot de GBA.

Ook bedrijfsverenigingen en de SVB zijn belangrijke gebruikers van de GBA.

Om de betrouwbaarheid van de GBA, onder meer het adresgegeven, te vergroten is door Binnenlandse Zaken een tweesporen beleid ingezet. Het eerste spoor betreft een aantal kwaliteit verhogende maatregelen. Het tweede spoor houdt in dat het belang van de burger bij juiste inschrijving in de GBA vergroot wordt door het koppelen van bepaalde voorzieningen aan deze inschrijving. In 1995 is een projectbureau ingesteld dat per departement zal inventariseren welke voorzieningen voor koppeling in aanmerking komen en hoe deze koppeling vorm zal krijgen.

Uit een onderzoek in 1995 van het Regionaal interdisciplinair fraudeteam Amsterdam inzake woningbemiddelingsbureaus is gebleken dat van de aangetroffen bewoners in de huurpanden in die sector 69% niet ingeschreven was op dat adres in het bevolkingsregister en daarmee in de GBA. SZW heeft de resultaten onlangs ter kennis gebracht van het bevolkingregister van Amsterdam en het projectbureau van het GBA.

Vergroten betrouwbaarheid verzekerdenadministraties

Het kabinet streeft er naar om de kwaliteit van de verzekerdenadministraties (VZA) van de BV/UVI's te verhogen onder meer door het belang van een juiste inschrijving in de VZA bij de uitvoering van de werknemersverzekeringen te versterken. Een eerste stap in deze richting is in 1995 gezet met de vereenvoudiging van de premieheffing werknemersverzekeringen die in 1997 in werking zal treden.

Gemeenschappelijke verwijsindex

De beheersorganisatie van de gemeenschappelijke verwijsindex (GVI) heeft in 1995 verschillende maatregelen genomen om de kwaliteit van de gegevens in de GVI te verbeteren. Met de BV/UVI's zijn afspraken gemaakt over de wijze van (elektronische) aanlevering en de actualiteit van de gegevens. Ten behoeve van het gegevensverkeer met de GSD-en zal de GVI met een beperkt aantal gegevens-categorieën worden uitgebreid.

Uitbreiding van het gebruik van het sofi-nummer

SZW heeft meegewerkt aan een standpuntbepaling van het kabinet (6 juli 1995) over een breder gebruik van het sofi-nummer ten behoeve van de verstrekking van informatie. Het kabinet heeft besloten om het gebruik van het sociaal-fiscaal nummer ook mogelijk te maken voor organisaties buiten de directe werkingssfeer van de belastingen en de sociale zekerheid. Dit betekent een wijziging van het beleid dat sedert 1985 geldt. Het gebruik van dit nummer is hiermee ook mogelijk bij privatisering van taken op het terrein van de sociale verzekeringen en bij onderzoeken door de Inspectiedienst SZW op het terrein van de bestrijding van illegale arbeid en daarmee gepaard gaande werkgeversfraude.

Haalbaarheidsstudie Inlichtingenbureau gemeenten

Bij bestuurlijk overleg SZW-VNG van 12 oktober 1995 is besloten een haalbaarheidsstudie te verrichten naar een centraal inlichtingenbureau voor gemeenten (Ib). Dit Ib zou de verificatietaak van gemeenten moeten overnemen en de diverse instanties moeten uitvragen. Na afronding van dit onderzoek in 1996 zal in een bestuurlijk overleg Rijk-VNG de toekomstige lijn voor het gebruik van bestanden van derden worden vastgelegd.

Minimale gegevensset

In 1995 is door een commissie Rijk/VNG een onderzoek gestart naar de gegevensset waarover de sociale diensten minimaal moeten kunnen beschikken ter voorkoming en ter bestrijding van fraude en welke eisen aan deze gegevens moeten worden gesteld. De uitkomst van dit onderzoek wordt in het eerste kwartaal 1996 aangeboden aan de Regiegroep gegevensuitwisseling en maakt onderdeel uit van de haalbaarheidsstudie naar het Inlichtingenbureau.

Gegevensuitwisseling GSD'en en de Informatie Beheer Groep (IBG)

In 1995 is een experiment met een geautomatiseerde vorm van gegevensuitwisseling afgesloten. Daarbij is gebleken dat niet elke gemeente bekend is dat een aantal verificatiegegevens inzake de beëindiging van de studie direct van belanghebbende te verwerven is. De gemeenten zijn hierover in 1995 per circulaire geïnformeerd. Daarnaast zijn de resultaten in handen gesteld van de commissie Rijk/VNG inzake de minimale gegevensset.

Woningcorporaties/nutsbedrijven

In verband met de uitbreiding van het aantal informatieplichtige instanties vanaf de inwerkingtreding van de nAbw per 1 januari 1996 is in 1995 onderzoek verricht naar de gegevensverstrekking door woningcorporaties en nutsbedrijven en zijn enkele pilotstudies uitgevoerd. De conclusie uit het onderzoek en de pilotstudies is dat gemeenten terughoudendheid moeten betrachten bij het raadplegen van bestanden van woningbouwcorporaties en nutsbedrijven. Dit impliceert dat slechts bij gerede twijfel over de juistheid van gegevens over de feitelijke woon- en gezinssituatie in de GBA – en alleen indien de noodzakelijke verificatie niet binnen de eigen gemeentelijke dienst kan worden verricht – een eventuele raadpleging op individuele basis zou kunnen plaatsvinden. Deze conclusie is de gemeenten in 1995 per circulaire bekendgemaakt.

Banken/giro

In 1995 heeft een tussentijdse evaluatie plaatsgevonden van een experiment inzake rente-renseignementen.

Daaruit is gebleken dat de renteopgave door de belastingdienst op zich een minder effectief verificatie-instrument is om niet opgegeven vermogen op te sporen dan het bekend zijn van bank/girorekeningnummers. In het kader van de realisatie van het Inlichtingenbureau zal een gegevensuitwisseling met de Belastingdienst worden gerealiseerd waardoor alle gemeenten kunnen beschikken over rekeningnummers. Hiervoor zal een wettelijke basis worden gecreëerd bij amvb.

Verificatie informatie systeem

In vier gemeenten zijn eind 1995 proefopstellingen van het Verificatie Informatie Systeem (VIS) geplaatst. Het VIS is een samenwerkingsverband tussen de Centrale Recherche Informatiedienst (CRI) en de Stichting Bureau Kredietregistratie (BKR) in Tiel. De BKR beheert een geautomatiseerd gegevensbestand waarin onder meer de nummers van gestolen, vermiste of ongeldig verklaarde identiteitsbewijzen zijn vastgelegd. Het doel is om de wenselijkheid van gegevensuitwisseling van identiteitsbewijzen na te gaan De proefopstellingen worden geplaatst tot eind juni 1996.

B2 Uitvoering en controle: overige activiteiten

Gemeentelijk uitvoeringsbeleidsplan

De nAbw bepaalt dat de gemeenten hun beleid ten aanzien van de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik vastleggen in een uitvoeringsbeleidsplan en -verslag. De VNG heeft daartoe in mei 1995 de handreiking «Rechtmatigheid van de uitvoering» uitgebracht. SZW heeft in juli 1995 door middel van een circulaire de gemeenten geïnformeerd over de uitgangspunten bij de formulering van het gemeentelijk M&O-beleid. Deze circulaire fungeert daardoor tevens als ijkpunt in de toetsing van dat beleid door de rijksconsulent.

Voorlichting nAbw

In 1995 zijn ten behoeve van de invoering van de nAbw per 1 januari 1996 vier video's ter instructie van de uitvoering gemaakt en één video met een introductie voor het publiek. In deze video's is tevens op gerichte wijze aandacht besteed aan handhavingsaspecten van de nAbw.

Regionale interdisciplinaire fraudeteams

In 1995 heeft een evaluatieonderzoek plaats gevonden naar de werking van de huidige Regionale interdisciplinaire fraudeteams (Rif's) in de steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Deze Rif's onderzoeken in interdisciplinair verband risicogevoelige branches op fraude. Inmiddels heeft het kabinet naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek besloten het aantal Rif's uit te breiden met het Rif Twente.

Poortwachtersonderzoek

Eind 1995 is de opdracht verstrekt tot een onderzoek naar het handelen van maatschappelijk werkers/contactfunctionarissen met betrekking tot de toegang tot de bijstandsregelingen. In april 1996 wordt het onderzoek gestart; de afronding wordt in de tweede helft van 1996 verwacht.

Experimenten rechtshandhaving sociale zekerheid

In 1995 is op het terrein van de rechtshandhaving in drie arrondissementen geëxperimenteerd met samenwerkingsvormen tussen gemeenten, BV/UVI's, SVB en het Openbaar Ministerie (OM) met als doel een nieuw samenwerkingsmodel te ontwikkelen. De resultaten bleken bij de evaluatie echter minder bruikbaar dan verwacht. Dit werd mede veroorzaakt doordat het experiment samenviel met de invoeringsdatum van de nieuwe frauderichtlijn waarin voor een aangegeven categorie een verplicht overleg tussen gemeenten en het OM is voorgeschreven. Wel is door het experiment het besef toegenomen dat samenwerking tussen de uitvoeringsorganen sociale zekerheid en het OM noodzakelijk is.

C Toezicht

Om goed toezicht te kunnen houden is het van belang dat wet- en regelgeving «toezichtbaar» is, dat wil zeggen effectieve bijsturing mogelijk maakt. Als hulpmiddel bij de voorbereiding en ontwikkeling van toezichtbare wet- en regelgeving is in 1995 een lijst met toezichtsaspecten ontwikkeld. Deze lijst is van toepassing als:

– de uitvoering van het beleid wordt opgedragen aan een bestuursorgaan (gemeente of zelfstandig bestuursorgaan) en

– de minister bij wet bepaalde verantwoordelijkheid heeft voor de uitvoering en

– -bijsturing plaats moet vinden door het houden van toezicht.

C1 Toezicht op de sociale verzekeringen

Eén van de hoofdelementen van de herinrichting van het ministerie van SZW is de verbijzondering van alle (tweedelijns) toezichtsactiviteiten in een aparte directie Toezicht binnen de departementale organisatie.

Daarnaast veranderde per 1 januari 1995 als gevolg van de inwerkingtreding van de nieuwe Organisatiewet sociale verzekeringen (nOsv) ook het eerstelijns toezicht op de uitvoering van deze verzekeringen door de instelling van het College van toezicht sociale verzekeringen (Ctsv). Vanwege beide omstandigheden is ten aanzien van het toezicht op de sociale verzekeringen een toezichtsfilosofie ontwikkeld. De produkten van het Ctsv zijn in dat kader beoordeeld.

Toezichtsfilosofie en toezichtsplan

Het toezicht op de uitvoering van de sociale verzekeringen is onder te verdelen in het eerstelijns toezicht dat door het Ctsv wordt uitgeoefend en het tweedelijns toezicht door de Minister van SZW. De in 1995 ontwikkelde toezichtsfilosofie van SZW gaat er van uit dat het tweedelijns toezicht zich richt op de beoordeling van de opzet en de werking van het eerstelijns toezicht zoals dat door het Ctsv wordt uitgeoefend.

Het eerstelijns toezicht van het Ctsv is gericht op:

– normconforme wetsuitvoering door de BV/UVI's (toezicht op rechtmatigheid);

– efficiënte inrichting van de uitvoeringsorganisatie (toezicht op doelmatigheid);

– realisatie van wettelijke hoofd- en nevendoelstellingen (toezicht op doelbereiking).

De concrete uitwerking van de toezichtfilosofie van SZW is neergelegd in het toezichtsplan dat voor de komende jaren het richtsnoer zal zijn voor de toezichts-activiteiten van SZW respectievelijk de toezichtsproducten van het Ctsv. Het toezicht op de bestrijding van misbruik maakt onderdeel uit van het toezicht op de normconforme wetsuitvoering (toezicht op rechtmatigheid). Het Ctsv is daarnaast verzocht specifiek te rapporteren over vormen van oneigenlijk gebruik.

Toezicht op rechtmatigheid

Op grond van de Regeling rechtmatigheid (Rr) moet het Ctsv jaarlijks voor 1 november een rechtmatigheidsverklaring inzake de uitvoering over het voorgaande jaar van iedere sociale verzekeringswet aan de Minister van SZW aanbieden. Deze rechtmatigheidsverklaring heeft betrekking op de inkomsten en de uitgaven die in dat jaar terzake van de uitvoering van die sociale verzekeringswet zijn verricht.

Voor de rijksgefinancierde sociale verzekeringswetten is het rechtmatigheidsoordeel tevens van belang voor de vaststelling van de rijksvergoeding.

In 1995 heeft het Ctsv een rechtmatigheidsverklaring afgegeven over de uitvoering van de volksverzekeringen in 1994. De strekking van de verklaring was in beginsel goedkeurend; voor de premie-inning werd een beperking aangebracht omdat over 1994 geen review bij de Belastingdienst mogelijk bleek.

De rechtmatigheid van de werknemersverzekeringen over 1994 kon vanwege een aantal (controle)-technische oorzaken nog niet worden vastgesteld. In het periodiek overleg tussen SZW en het Ctsv is afgesproken dat deze onvolkomenheden worden opgelost zodat in 1996 een rechtmatigheidsoordeel over de wetsuitvoering van de werknemers-verzekeringen over 1995 kan worden afgegeven. Daartoe heeft de Minister een interne werkgroep en een werkgroep bestaande uit SZW/Ctsv ingesteld. De voortgang en eventuele knelpunten zijn onderwerp van overleg in het bestuurlijk overleg tussen SZW en het Ctsv. In de rechtmatigheidsverklaring/rapportage over 1995 zal tevens aandacht worden besteed aan de omvang van de risico's van misbruik en aan de mogelijkheden en maatregelen om deze te beperken.

Tevens zal door het Ctsv een rechtmatigheidsverklaring worden afgegeven over de wetsuitvoering van de anticumulatiebepalingen in de AAW en de WAO inzake samenloop met WSW-loon.

Specifieke informatie over de onderzoeksresultaten van de rijksgefinancierde regelingen is opgenomen in de betreffende artikelsgewijze toelichting.

Handhavingsbeleidsplannen

Het Ctsv zal volgens haar meerjarenprogramma in de komende jaren expliciet aandacht besteden aan de handhavingsbeleidsplannen van de BV/UVI's. In de handhavingsbeleidsplannen wordt door de uitvoeringsorganen aangegeven op welke wijze wordt omgegaan met de drie aspecten van handhaving: preventie van misbruik en oneigenlijk gebruik; controle; en de opsporing en afdoening van strafbare feiten.

In 1995 constateerde het Ctsv dat alle handhavingsbeleidsplannen van voldoende inhoud zijn, zij het dat er in de uitwerking van de doelstellingen verschillen optreden. Voorts is de ontwikkeling van proces- en stuurinformatie voorspoedig verlopen. De doelstellingen zijn specifiek en meetbaar geformuleerd en de risico-analyse is expliciet gemaakt. Daarnaast werd geconstateerd dat geen zichtbare evaluatie heeft plaatsgevonden van oorspronkelijk geformuleerd beleid en dat geen relatie is gelegd tussen oorspronkelijk en geherformuleerd beleid.

Het toezicht van SZW op het Ctsv in 1995

Het toezicht van SZW op het Ctsv is te verdelen in drieën:

– voorafgaand toezicht op het Ctsv;

– toezicht achteraf op besluiten en producten van het Ctsv;

– toezicht tijdens het uitvoeringsproces.

Het voorafgaand toezicht heeft betrekking op (beleids)voornemens van het Ctsv.

Daarbij wordt vooraf beoordeeld of de visie van het Ctsv overeenstemt met die van SZW. Toezicht vooraf vindt plaats in het geïnstitutionaliseerde periodieke bestuurlijk overleg tussen de staatssecretaris en de bestuurders van het Ctsv.

Dit overleg wordt gemiddeld eens per drie maanden gehouden. Ter voorbereiding van het bestuurlijk overleg vindt maandelijks ambtelijk overleg op directeursniveau plaats.

In het kader van het voorafgaand toezicht zijn in 1995 onder meer de toezichtsfilosofie van het Ctsv, het meerjarenprogramma en het jaarplan 1996 beoordeeld. De staatssecretaris heeft in 1995 ingestemd met de toezichtsfilosofie van het Ctsv. Het overleg over het jaarplan 1996 is nog gaande.

In het toezicht achteraf worden de door het College vastgestelde producten beoordeeld. In 1995 zijn de begrotingen van het Ctsv voor 1995 en 1996 en de rechtmatigheidsrapportages/verklaringen over 1994 met betrekking tot de uitvoering van de sociale verzekeringswetten in 1995 voorgelegd.

Het overleg over de begroting 1996 is nog niet afgerond, omdat de onderbouwing van de begroting aan de hand van een concreet activiteitenplan ontbreekt. De inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheidsrapportages/verklaringen zal op korte termijn worden afgerond. De beoordeling richt zich op de vraag of SZW zich kan baseren op het onderzoek door het Ctsv en de conclusies worden onderschreven.

Ten aanzien van de werknemersverzekeringen worden de maatregelen beoordeeld die het College heeft getroffen om over 1995 tot een goedkeurende verklaring te kunnen komen.

Het tussentijdse toezicht heeft ten doel het uitvoeringsproces tijdig te kunnen bijsturen c.q daarop tijdig toezicht te kunnen uitoefenen. Deze vorm van toezicht vindt plaats aan de hand van periodieke voortgangsrapportages van het Ctsv over in gang gezette activiteiten ter verbetering van de uitvoering.

Samenvattend kan worden gesteld dat het Ctsv de eerste stappen heeft gezet op weg naar een systematische opzet van het toezicht op de uitvoeringsorganisaties. Vooral de eerstkomende jaren zal het Ctsv grote inspanningen moeten verrichten om te komen tot een goede uitvoering van de geuite voornemens.

C2 Toezicht op de gemeentelijke regelingen

Ontwikkeling toezichtskader

In 1995 is door SZW een onderzoek gestart naar de mogelijkheden om een norm te ontwikkelen ten aanzien van de verificatie van cliëntgegevens die richtinggevend kan zijn voor de oordeelsvorming van de rijksconsulenten. De resultaten van dit onderzoek worden in het voorjaar van 1996 verwacht. Voorts is in 1995 een onderzoek gestart naar de mogelijkheden om M&O-onderzoek en de resultaten daarvan zodanig te integreren dat een toezichtsoordeel over de toereikendheid van het gemeentelijk M&O-beleid en de uitvoering daarvan mogelijk wordt. Als uitgangspunt geldt de M&O-circulaire van 4 juli 1995 waarin de minister de uitgangspunten van een toereikend M&O-beleid heeft aangegeven. De resultaten van dit onderzoek worden eveneens in het voorjaar van 1996 verwacht.

Daarnaast is in 1995 reeds gestart met de actualisering van toezichtsinstructies in verband met de inwerkingtreding van de nAbw vanaf 1996.

Rechtmatigheidstoezicht op gemeenten

Het toezicht van SZW op de door gemeenten uitgevoerde sociale zekerheidsregelingen heeft zich in 1995 voor wat betreft M&O-bestrijding gericht op gemeentelijke fraudebestrijdingsplannen, gegevensuitwisseling, opsporing, terugvordering, sancties en frauderegistratie. Deze handhavingselementen zijn opgenomen in het reguliere onderzoek van de rijksconsulent naar de rechtmatige wetsuitvoering (incl. doelbereiking), alsmede in aparte overlegtrajecten met gemeenten en het Openbaar Ministerie (OM). De onderzoeksresultaten dienen te leiden tot een oordeel over de toereikendheid van het gemeentelijk M&O-beleid.

Met het oog op de inwerkingtreding van de nAbw vanaf 1996 heeft in 1995 beleidsoverdracht naar de gemeenten plaats gevonden ten aanzien van de nieuwe gemeentelijke M&O-taken (met name de zorgplicht en het fraudebeleidsplan) die in de nAbw zijn opgenomen.

Monitoring op gemeentelijk M&O-beleid

Ook in 1995 heeft de rijksconsulent bij de gemeente een monitoronderzoek uitgevoerd naar het gemeentelijk M&O-beleid en de uitvoering daarvan. De uitkomsten van de M&O-monitoring worden gekoppeld aan andere onderzoeksgegevens inzake de uitvoering. Hierdoor ontstaat een zo volledig mogelijk uitvoeringsbeeld per gemeente. De resultaten uit de monitoring worden besproken met gemeenten voorzover deze direct verband hebben met het primaire uitkeringsproces. Daarnaast fungeren de resultaten van de monitoring weer als ijkpunt in het rechtmatigheidsonderzoek.

De resultaten van de monitoring worden ter beschikking gesteld aan het betreffende arrondissement van het OM. De fraude-officier gebruikt deze gegevens voor beleidsoverleg met de gemeente op onderwerpen die hem regarderen als: opsporingstechnische aansturing van het bijzonder controle-apparaat, de toepassing van de Richtlijn sociale zekerheidsfraude, het aangiftebeleid van de gemeente.

Na verwerking van de gegevens uit het vierde kwartaal is over 1994 een landelijk beeld geaggregeerd van het gemeentelijk M&O-beleid en de uitvoering daarvan. De resultaten zijn opgenomen in het jaarverslag «Toezicht op de uitvoering van sociale voorzieningen door gemeenten» dat in januari 1996 is gepubliceerd en aan de Tweede Kamer is aangeboden. Het landelijk overzicht over 1995 wordt medio 1996 verwacht.

C3 Toezicht op overige beleidsterreinen van SZW

Arbeidsvoorzieningsorganisatie

Het CBA is in 1995 gestart met de ontwikkeling van een integraal M&O-beleid. Daartoe is in december 1995 het financieel beheersreglement gewijzigd. Deze wijziging dient nog te worden goedgekeurd door de minister van SZW. Voorts heeft het CBA een wetgevingsinstructie opgesteld aan de hand waarvan de bestaande centrale regelgeving is getoetst en toekomstige regelgeving zal worden getoetst. In de artikelsgewijze toelichting wordt nader ingegaan op het toezicht over 1995.

Remigratie

In november 1995 is het contract tussen SZW en de SVB getekend over de uitvoering van de remigratieregelingen. In dit contract is opgenomen dat de SVB jaarlijks een plan opstelt waarin wordt vastgelegd welke maatregelen zullen worden genomen ter bevordering van een rechtmatige uitvoering van deze regelingen. Het plan wordt ter kennis gebracht van de minister van SZW die zijn opmerkingen binnen twee maanden na ontvangst kenbaar kan maken.

C4 Inspectiedienst SZW

Als aparte vorm van toezicht worden in deze M&O-paragraaf de opsporingsactiviteiten in 1995 van de Inspectiedienst SZW (I-SZW) belicht.

Opsporingsactiviteiten

Door realisering van (een deel van) de toegestane personeelsuitbreiding heeft het toezicht op de naleving van de Wet arbeid vreemdelingen door I-SZW in 1995 een verhoogde prioriteit gekregen. Als gevolg hiervan is bij alle reguliere inspectieprojecten een extra module inzake de bestrijding van illegale tewerkstelling meegenomen. In het verleden werd vanwege capaciteitsgebrek het toezicht op de naleving beperkt tot de sectoren waar illegale tewerkstelling een vast fenomeen was geworden. Resultaten van deze intensivering zullen voor de eerste maal medio 1996 beschikbaar zijn.

De taakstelling van I-SZW met betrekking tot de fraudesignalen van de bedrijfsverenigingen en de Belastingdienst (werkgeversfraude) was in 1995 op het voorziene niveau. Voor 1996 wordt een toename verwacht aangezien de resultaten van de in een convenant vastgelegde intensivering van de samenwerking tussen de Belastingdienst, bedrijfsverenigingen en I-SZW dan zichtbaar worden.

Voorzover thans is teruggemeld is in 1995 door de Belastingdienst respectievelijk de bedrijfsverenigingen voor een bedrag van f 7,5 mln (1994 f 4,2 mln) respectievelijk f 2,8 mln (1994 f 0,7 mln) aan navordering/naheffingsaanslagen opgelegd naar aanleiding van meldingen van I-SZW danwel naar aanleiding van gezamenlijk onderzoek. Tevens is langs deze weg door de gemeentelijke sociale diensten voor f 0,5 mln aan onterecht verstrekte bijstandsuitkeringen terug gevorderd.

Samenwerkingsconvenant Belastingdienst/bedrijfsverenigingen/Inspectiedienst SZW

Bij de aankondiging van de gefaseerde uitbreiding van I-SZW heeft het kabinet het parlement meegedeeld dat gelijktijdig tevens de samenwerking tussen I-SZW, de Belastingdienst en de uitvoeringsorganen sociale zekerheid zal worden geïntensiveerd. Deze samenwerking heeft in 1995 gestalte gekregen in de vorm van een samenwerkingsconvenant tussen de Belastingdienst, de bedrijfsverenigingen en I-SZW. De in dit convenant beoogde samenwerking komt tot stand op de navolgende onderdelen:

a.permanente gegevensuitwisseling van relevante rapportages;

b.ad hoc bevraging van relevante gegevens op centraal en decentraal niveau;

c.uitbreiding van het aantal multidisciplinaire projectmatige onderzoeken van de Belastingdienst, bedrijfsverenigingen en I-SZW;

d.ad hoc samenwerking bij onderzoeken waar zowel fiscale aspecten, sociale zekerheidsaspecten, arbeidsmarkt/arbeidsverhoudingsaspecten en/of arbeidsomstandigheden aan de orde zijn.

De ondertekening van het convenant heeft in januari 1996 plaats gevonden. De feitelijke gegevensuitwisseling en de structurele samenwerking vinden vanaf 1996 plaats.

D Traject administratieve en strafrechtelijke handhaving

Wetsvoorstel «Boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid»

In 1995 is een nota van wijziging op het wetsvoorstel «Boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid» ter advisering aan de Raad van State gezonden. Een belangrijke wijziging betreft de aanscherping van het sanctiebeleid WW. De aanscherping werkt tevens door in de IOAW en IOAZ. Daarnaast is invulling gegeven aan de kabinetsreactie op het rapport van de commissie Boorsma door versoepeling van de terugvorderings-/verhaalsbepalingen om (minnelijke) schuldsanering mogelijk te maken. Deze versoepeling geldt evenwel niet voor schulden ontstaan uit verwijtbaar gedrag. Door het wetsvoorstel worden de invorderingsmogelijkheden voor de uitvoeringsorganen verbeterd. Zo worden de verrekeningsmogelijkheden verruimd en krijgt de beslissing tot terugvordering directe executoriale werking.

Op basis van het wetsontwerp is in 1995 met het OM, VNG en DIVOSA, SVB en TICA een amvb voorbereid waarin de tarieven van de administratieve boeten worden geregeld.

In samenwerking met het ministerie van Financiën en de uitvoeringsorganen sociale zekerheid wordt in werkgroepverband de wenselijkheid bezien om de fase van de dwanginvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen over te dragen aan de Belastingdienst. De werkwijze komt dan overeen met de wijze waarop de Belastingdienst nu al de dwanginvordering van de premies voor de bedrijfsverenigingen verricht. In april 1996 zal de werkgroep hierover eindverslag doen.

Evaluatie van de Richtlijn inzake de afhandeling van fraude in de sociale zekerheid

Het departement van SZW was in 1995 betrokken bij de evaluatie van de frauderichtlijn sociale zekerheid.

Voor de evaluatie is onder meer gebruik gemaakt van de CBS-fraudestatistiek en van de vastleggingen in het kader van de M&O-monitor terzake van de bijstandverlening. Het evaluatierapport verschijnt in het voorjaar van 1996.

Terugvordering en verhaal

Met de circulaire aan gemeenten van 14 juli 1995 is ten aanzien van verhaal een aantal uitvoeringsknelpunten opgelost. Het minimum verhaalsbedrag is omwille van de uitvoerbaarheid verhoogd tot f 100,– per maand; de heronderzoeksfrequentie bij verhaal wegens onderhoudsplicht kan door de gemeente zelf worden ingevuld; en tot slot is het onderzoek naar de onderhoudsplicht van de vader jegens diens onwettige, niet erkende kinderen afgeschaft.

§ 3.3 Financiële effecten M&O-beleid

I Financiële effecten

Uit tabel 3.1 blijken de financiële effecten van het handhavingsbeleid voor het begrotingsjaar 1995. De in de tabel opgenomen «maatregelen» zijn conform de in bijlage 18 van de Sociale Nota 1995 opgenomen tabel, waarbij de (oude) maatregelen die in 1994 op een structureel niveau zijn gekomen buiten beschouwing zijn gelaten. Naast de in genoemde Sociale Nota begrote effecten zijn in de tabel de geraamde realisaties van besparingen en kosten weergegeven. Hierbij is uitgegaan van de hypothese dat de ex-ante raming van een voorgestelde maatregel bij (geplande) invoering van de maatregel ook daadwerkelijk is gerealiseerd. Voor een aantal maatregelen is de beoogde besparing niet gerealiseerd. Aansluitend op de tabel wordt voor deze maatregelen afzonderlijk een korte toelichting gegeven.

Uit tabel 3.1 blijkt dat als gevolg van het niet realiseren van een aantal maatregelen er in 1995 een bruto besparingsverlies is optreden van in totaal f 175 mln. Doordat er als gevolg van het niet realiseren van enkele maatregelen ook minder kosten zijn gemaakt dan begroot, bleef het totale netto besparingsverlies voor 1995 beperkt tot f 166 mln.

Ten opzichte van het begrotingsjaar 1994 zijn de gerealiseerde bruto besparingen van het handhavingsbeleid in 1995 met f 38 mln toegenomen tot f 758 mln. De netto opbrengsten zijn iets minder gestegen, namelijk van f 619 mln in 1994 tot f 645 mln in 1995.

Tabel 3.1. Financiële raming effecten handhavingsbeleid (mln. gld.)

Maatregelen Bruto besparingenKosten
  Begroting 1995Realisatie 1995StructureelBegroting 1995Realisatie 1995Structureel
 Begrotingsposten      
1.Uitbreiding opsporingsambtenaren BV en SVB000333
2.Identificatieplicht101010555
3.Uitvoeringsbeleidsplannen gemeenten160140200404040
4.Aanvullende maatregelen akkoord Rijk en VNG (incl. Rif's)585845202020
5.Administratieve boeten sociale uitkeringen (bijstandsuitkeringen)12012202
        
 Totaalbegroting240208267706870
 waarvan SZW216187240000
 waarvan gemeentefonds242127676567
 waarvan Financiën000333
 Sociale Fondsen      
1.Uitbreiding aantal opsporingsambtenaren BV en SVB505050202020
2.Identificatieplicht404040555
5.Administratieve boeten (sociale verzekeringen)25025000
6.Wettelijke aanvulling sancties AOW/Anw505000
7.Verplichtstelling terugvorderingen sociale verzekeringen23058406
8.Vereenvoudiging wetgeving verzekeringsplicht30030000
9.Grensoverschrijdende handhaafbaarheid bij export van uitkeringen10010000
10.Eerder schorsen van uitkeringen15015000
11.Vergroten betrouwbaarheid van de verzekerdenadministratie75501258510
12.Wettelijke vrijwaring WKA en opdrachtgeversaansprakelijkheid loonconfectie10010000
13.Fiscale maatregelen taskforce 1992380380380000
14.Verscherping opsporing BV en SVB303040151515
        
 Totaal Sociale fondsen693550788524556
 waarvan premies475435480    
 waarvan uitkeringen218115308   
 Totaal begroting + sociale fondsen      
 bruto besparingen9337581 055122113126
 Totaalbegroting + sociale fondsen      
 netto besparingen811645929   

II Toelichting maatregelen waarvoor besparing niet is gerealiseerd

3 Uitvoeringsbeleidsplannen gemeenten

In de per 1 januari jongstleden in werking getreden wet Herinrichting ABW is een verplichting voor gemeenten opgenomen om beleidsplannen en -verslagen op te stellen over de uitvoering van de bijstandswet met ondermeer als thema's de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. Met de maatregel wordt een structurele besparing op de bijstandsuitkeringen van f 200 mln beoogd. Vooruitlopend op de wet waren in 1995 en eerder de gemeenten al volop bezig met het opzetten van beleidsplannen en -verslagen. Uit toezichtsinformatie van de rijksconsulenten blijkt dat in 1995 vrijwel alle grotere gemeenten op vrijwillige basis een M&O beleidsplan hebben. Voorts beschikt ruim 50% van de middelgrote gemeenten en bijna 30% van de kleinere gemeenten over een beleidsplan. Op basis van het voorgaande kan worden geraamd dat voor circa 70% van de populatie bijstandtrekkers de fraudebestrijding in 1995 reeds planmatig wordt aangepakt. Hierdoor zou ook 70% van de geraamde structurele bruto-opbrengst in 1995 zijn gerealiseerd. Het besparingsverlies ten opzichte van de geraamde opbrengst voor 1995 blijft daarmee beperkt tot f 20 mln.

5 Administratieve boeten 6 Wettelijke aanvulling sancties AOW/Anw 7 Verplichtstelling terugvorderingen sociale verzekeringen

Deze drie maatregelen maken deel uit van het wetsvoorstel Boeten en maatregelen. De inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is ondermeer vertraagd doordat naar aanleiding van het advies van de Raad van State het wetsvoorstel sterk is gewijzigd door het onderbrengen van de aanscherping van het sanctiebeleid WW in het wetsvoorstel. Deze aanscherping werkt ook door in de IOAW en IOAZ. In april 1996 zal de parlementaire behandeling (EK) plaatsvinden. Het wetsvoorstel zal voor de sociale verzekeringen – rekening houdend met een invoeringstermijn van 3 maanden – per 1 juli 1996 in werking treden. Voor de bijstandsregelingen is deze datum 1 januari 1997. Door de genoemde vertraging zijn de geraamde besparingen/kosten van de drie maatregelen voor 1995 niet gerealiseerd.

8 Vereenvoudiging wetgeving verzekeringsplicht

Het Tica heeft eind 1995 geen totaal-advies over de herziening van de kring van verzekerden kunnen geven.

Het advies zal op zijn vroegst begin 1996 worden uitgebracht. Als gevolg van de vertragingen is de beoogde besparing van f 30 mln in 1995 niet gerealiseerd.

9 Grensoverschrijdende handhaafbaarheid bij export van uitkeringen

In 1995 is de begrote besparing van f 10 mln voor grensoverschrijdende handhaafbaarheid bij export van uitkeringen niet gerealiseerd. Het kabinet streeft ernaar de discussie met de Kamer over de wenselijkheid van maatregelen met betrekking tot de export van uitkeringen naar niet-verdragslanden met het oog op de handhaafbaarheid dit voorjaar af te ronden. Naar verwachting zullen wettelijke maatregelen niet vóór 1 januari 1997 in werking kunnen treden.

10 Eerder schorsen van de uitkeringen

In 1995 zijn geen concrete maatregelen genomen voor het eerder schorsen van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en AOW-uitkeringen, waardoor een besparingsverlies optreedt van f 15 mln.

De SVB heeft in 1995 een onderzoek uitgevoerd naar de opzet en werking van de levensbewijzen-procedure voor de AOW en AWW. Uit het onderzoek bleek dat de huidige levensbewijzen-procedure nog niet geheel voldoet aan de voor handhaving gestelde eisen. De effecten van een verbeterde procedure alsmede een frequentere controle op het in leven zijn van de uitkeringsgerechtigde zullen eerst in 1996 zichtbaar worden.

11 Vergroten betrouwbaarheid van de verzekerdenadministratie

Het effect van de verbetering van de verzekerdenadministratie (VZA) door de uitvoeringsinstellingen heeft in 1995 een structureel niveau bereikt van f 50 mln. In aanvulling hierop zullen verdere maatregelen worden getroffen om de kwaliteit en de positie van de VZA te versterken, bijvoorbeeld door werknemers, werkgevers en uitvoeringsinstellingen meer belang te geven bij een juiste registratie in de VZA. De maatregelen zullen naar verwachting eerst op 1 januari 1997 in werking kunnen treden. Voor 1995 treedt er derhalve een besparingsverlies op van f 25 mln.

12 Wettelijke vrijwaring WKA en opdrachtgeversaansprakelijkheid loonconfectie

De invoering van het wetsvoorstel is vertraagd waardoor de geraamde besparing van f 10 mln niet is gerealiseerd. De vertraging hangt ondermeer samen met de introductie van een vrijwaringsregeling voor ketenaansprakelijkheid. Deze vrijwaringsregeling heeft een uitwerking naar andere dossiers zoals bijvoorbeeld de vrijwaringsmogelijkheid bij inlenersaansprakelijkheid in verband met de discussie over het afschaffen van het vergunningenstelsel voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Uitgaven/verplichtingen

Artikel U1101 – Personeel en Materieel

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 1995228 808228 808
Mutaties 1e suppletore:   
– Loonbijstelling ABP-complex3 2823 282
– Eindejaarsmarge350350
– Overboeking huisvesting I-SZW naar VROM– 451– 451
– Handhavingsbeleid– 112– 112
– Externen SZW-C800800
– Herinrichting Ministerie700700
– Incidenteel3 2003 200
Mutaties 2e suppletore:   
– Loonbijstelling 19951 5061 506
– Overboeking naar artikel U11.02– 3 300– 3 300
– Overboeking van BiZa4040
– Uitvoering 1995– 2 500– 2 500
Mutaties slotwet:– 3 483– 4 253
Realisatie 1995228 840228 070

Toelichting Rekening

Na de Herinrichting van het ministerie (HM) zijn de personele en materiële uitgaven van het departement, met uitzondering van een aantal centrale voorzieningen, samengevoegd in artikel U1101 Personeel en Materieel. Dit artikel is onverdeeld in 3 artikelonderdelen, te weten: ambtelijk personeel, overige personele uitgaven en materieel.

Onder artikelonderdeel 1, ambtelijk personeel, is na de HM een aantal departementale budgetten ondergebracht. Voor een nadere uitsplitsing van dit artikel kan worden verwezen naar onderstaande tabel.

Uitsplitsing personeel en materieel t.b.v. Rekening

 Begroting na NvW1e Suppletore2e Suppletore SlotwetRealisatie
 Verpl.KasVerpl.KasVerpl.KasVerpl.KasVerpl.Kas
1. Ambtelijk personeel194 413194 4136 3946 394– 4 007– 4 007244– 179197 044196 621
– Koop en behoud400400    – 393– 39377
– Bedrijfsgez.zorg5355359090380380– 205– 12800993
– Kinderopvang765765    – 98– 98667667
– Flankerend beleid3 4103 410– 2 500– 2 500  – 436– 436474474
– Werkg.proj.1212    331515
– Bijzondere toelagen509509    9494603603
– Ras3030    – 20– 201010
– Overige00    16161616
 200 074200 0743 9843 984– 3 627– 3 627– 795– 1 025199 636199 406
           
2. Overig Personeel607607  – 607– 607  00
           
3. Materieel28 12728 1273 7853 785– 20– 20– 2 688– 3 22829 20428 664
TOTAAL U1101228 808228 8087 7697 769– 4 254– 4 254– 3 483– 4 253228 840228 070

1. Ambtelijk personeel

Bij het opstellen van de personeelsbegroting is het budget voor ambtelijk personeel gebaseerd op de voor 1995 toegestane formatie van 2226 fte. Bij een volledige bezetting is er binnen het personeelsbudget (met uitzondering van een voorziening bij de directie SZW-Consult) geen financiële ruimte voor de inhuur van overig personeel. Onder overig personeel wordt verstaan uitzendkrachten, externe deskundigen, gewetensbezwaarden militaire dienst en detachering van werknemers op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening.

Alleen wanneer de gemiddelde bezetting aan ambtelijk personeel lager is dan 2226 fte ontstaat ruimte voor de inhuur van overig personeel. Tijdens de begrotingsuitvoering bleek dat bij praktisch alle dienstonderdelen de gerealiseerde gemiddelde personeelsbezetting in 1995 lager zou uitkomen dan de voor dat jaar toegestane gemiddelde bezetting. Het vacaturebestand was in 1995 gemiddeld 133 fte.

Mede in verband hiermee was ook in 1995 de inhuur van overig personeel noodzakelijk en mogelijk. In totaal is in 1995 aan deze categorie van personeel f 4,0 mln. uitgegeven. Deze uitgaven zijn verantwoord op het artikelonderdeel voor ambtelijk personeel. Ook de vergoedingen aan de leden van de Emancipatieraad (realisatie 1995 f 0,601 mln.) zijn op dit artikelonderdeel verantwoord.

De mutatie van f 6,394 mln. in de 1e suppletore wet betreft de loonbijstelling ABP-complex ad f 3,282 mln. (in verband met de privatisering van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds), en een incidentele loonontwikkeling van f 3,2 mln.(beide van Financiën), f 0,7 mln. meerkosten door de Herinrichting van het ministerie, f 0,8 mln. in verband met een budget voor de inhuur van externen bij SZW-Consult. Anderzijds zijn vanuit het onderdeel ambtelijk personeel overgeboekt f 0,112 mln. Handhavingsbeleid naar artikel U1501 Subsidies Algemeen, f 1,386 mln. naar Materieel (zie toelichting hierna) en f 0,090 mln. naar Bedrijfsgezondheidszorg (zie toelichting hierna).

In de 2e suppletore wet is de reguliere loonbijstelling 1995 van Financiën ad f 1,506 mln. verwerkt.

Daarnaast zijn binnen de SZW-begroting de volgende bedragen overgeboekt: f 3,3 mln. naar artikel U1102 in verband met een herschikking van de centrale materiële budgetten en de kosten verbonden aan de noodzakelijke aanpassingen van het SZW-gebouw, f 2 mln. ter gedeeltelijke compensatie van het tekort bij het artikel U1505 Jeugdspaarwet, f 0,5 mln. naar artikel U1103 voor een verwachte overschrijding van het beschikbare budget voor post-actieven, f 0,627 mln. van overig personeel en materieel naar ambtelijk personeel omdat de vergoedingen aan de leden van de Emancipatieraad (in de begroting onder overig personeel en materieel opgenomen) in 1995 op artikelonderdeel 01 «ambtelijk personeel» zijn verantwoord en f 0,340 mln. naar Bedrijfsgezondheidszorg (zie toelichting hierna).

Bij Slotwet is een tekort van f 0,244 mln. opgetreden bij de verplichtingen en is een onderuitputting van f 0,179 mln. bij de uitgaven verwerkt.

Koop- en behoudtoelagen

De Bestuursraad heeft besloten om met ingang van 1-1-1995 zeer terughoudend om te gaan met het verstrekken van koop- en behoudtoelagen. De ten opzichte van de oorspronkelijke begroting gerealiseerde onderuitputting (verplichtingen en kas) bedraagt derhalve f 0,393 mln. ofwel (98%).

Bedrijfsgezondheidszorg

Het budget voor bedrijfsgezondheidszorg bestaat uit 2 delen. Het door het ministerie van Binnenlandse Zaken te financieren deel «standaard-pakket RBB» ad f 0,442 mln. was bij oorspronkelijke begroting beschikbaar. Een aanvulling hierop ad f 0,040 mln. is bij 2e suppletore wet aan de SZW-begroting toegevoegd.

Zogenaamde aanvullende diensten, zoals een verzuimrapporteur en ondersteuning bij het inventariseren van mogelijke gezondheidsrisico's en het doorvoeren van passende maatregelen, komen voor rekening van SZW. Hiervoor is in 1995 een bedrag ad f 0,142 mln. betaald. Het budget is hiervoor bij 1e suppletore wet met f 0,090 mln. uit «personeel» aangevuld. De totale uitgaven voor 1995 bedragen derhalve f 0,624 mln.

Daarnaast is nog een afrekening van de dienstverlening over 1994 betaald ad f 0,369 mln., zodat de totale uitgaven in 1995 uitkomen op f 0,993 mln. Voor deze nabetaling is het budget bij 2e suppletore wet met f 0,340 mln. opgehoogd uit «ambtelijk personeel».

De realisatie van de verplichtingen is ca. f 0,2 mln. lager, omdat van de afrekening 1994 vorig jaar al een verplichting in de administratie was vastgelegd. Door deze oorzaken is ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting f 0,266 mln. (50%) meer verplicht en is f 0,458 mln. (86%) meer uitgegeven.

Kinderopvang/Herbezetting ouderschapsverlof

Het budget voor herbezetting ouderschapsverlof bedroeg f 0,265 mln. Indien daadwerkelijk tot (tijdelijke) herbezetting van de functies van ambtenaren met ouderschapsverlof wordt overgegaan, kan aanspraak worden gedaan op dit budget. In 1995 zijn geen aanvragen ontvangen en derhalve is het gereserveerde budget niet aangewend.

Op het budget voor kinderopvang (raming f 0,500 mln.) is f 0,667 mln. uitgegeven. SZW heeft de kinderopvang uitbesteed aan het Landelijk Informatiebureau Netwerk Kinderopvang (LINK). Aan LINK is een bedrag van f 0,660 mln. aan voorschotnota's 1995 en 1996 betaald. In verband met de kosten voor activiteiten vakantie-opvang, alsmede reis- en begeleidingskosten van vrijwilligers is f 0,007 mln. betaald.

Ten opzichte van het oorspronkelijk totaal beschikbare budget (kinderopvang en herbezetting ouderschapsverlof) is derhalve een onderuitputting opgetreden van f 0,098 mln. (13%).

Flankerend beleid

In de oorspronkelijke begroting was nog een budgettaire voorziening voor flankerend beleid opgenomen van f 3,410 mln. Hiervan is f 2,0 mln. overgeboekt naar Materieel ten behoeve van de financiering van het Vervoersplan (zie toelichting hierna). Voorts is f 0,5 mln. overgeboekt naar Materieel voor opleidingen HM (zie toelichting hierna).

Ten laste van het restant begrotingsbedrag ad f 0,910 mln. is een bedrag ad f 0,474 mln. aan verplichtingen en uitgaven gerealiseerd (52%).

De uitgaven hebben betrekking op om-, her- en bijscholing, verplaatsingskosten, aanvullende reiskosten, aanvulling salaris bij toewijzing lagere functies, externe ondersteuning bij outplacement en overige voorzieningen ter voorkoming van wachtgeld. De gerealiseerde onderuitputting heeft te maken met vertraging ten aanzien van het functioneren van het Transformatiepunt waarmee de noodzakelijke opvang, begeleiding en nazorg kan worden geboden aan SZW-medewerkers die herplaatsbaar zijn geworden. Uit het budget flankerend beleid zouden de kosten van dit transformatiepunt worden gefinancierd. Als gevolg van vertraging in de medezeggenschapsprocedure zijn in 1995 met betrekking tot dit initiatief geen uitgaven verricht.

Bijzondere toelagen

De uitgaven voor bijzondere toelagen (waaronder ambtsjubilea, proportionele diensttijdgratificatie en overlijdensuitkeringen) zijn f 0,094 mln. (18%) hoger dan in de raming voorzien. Dit is voornamelijk toe te schrijven aan het feit dat in 1995 in ruime mate gebruik is gemaakt van de zogenaamde 55+-regeling (wachtgeld/Vut en wachtgeld garantieregeling). Van de medewerkers die gebruik maakten van deze regeling kwam een groot aantal in aanmerking voor een proportionele diensttijdgratificatie, op grond van het aantal dienstjaren.

Rijksambtenaren Spaarregeling

Bij deze regeling is sinds enige jaren geen instroom meer mogelijk. Slechts degenen met langlopende contracten hebben nog recht op een – aflopende – premie. Het in de begroting opgenomen budget is achteraf f 0,020 mln. (67%) hoger gebleken dan nodig was.

Overige

Op dit budget is geen begrotingsbedrag geraamd. De uitgaven ad f 0,016 mln. hebben betrekking op een afrekening inzake een loonschade-kwestie uit 1991.

2. Overig personeel

Het oorspronkelijke begrotingsbedrag ad f 0,607 mln. had uitsluitend betrekking op vergoedingen aan de leden van de Emancipatieraad. De verplichtingen en uitgaven van de leden Emancipatieraad zijn uiteindelijk verantwoord op artikelonderdeel 01 «Personeel». De realisatie ten laste van dit onderdeel is derhalve «nihil». De gerealiseerde verplichtingen en uitgaven ten behoeve van deze categorie personeel zijn in de toelichting op het artikelonderdeel 01 «Personeel» zichtbaar gemaakt.

3. Materieel

Na de Herinrichting van het Ministerie zijn de materiële budgetten (met uitzondering van een aantal centrale budgetten op artikel U1102) op artikel U1101 samengevoegd. Bij de begrotingsvoorbereiding was in totaal f 28,127 mln. geraamd voor materiële uitgaven.

Bij de voorlopige verdeling van dit budget over de directies zijn 3 centrale voorzieningen gecreëerd, te weten: Vervoersplan (f 2,0 mln.), Opleidingen HM (f 1,0 mln.) en reserve voor optredende knelpunten (f 1,0 mln.).

Voor deze 3 voorzieningen en de toedeling van M-budgetten aan de directies was een bedrag nodig van ruim f 32,0 mln. Het beschikbaar begrotingsbedrag ad f 28,1 mln. is daarom bij 1e suppletore wet aangevuld uit artikelonderdeel Personeel (f 1,386 mln.) en flankerend beleid (f 2,5 mln.). Daarnaast is in de 1e suppletore wet een bedrag van f 0,350 mln. toegevoegd ten behoeve van dubieuze debiteuren van de voormalige Dienst voor het Stoomwezen en is f 0,451 mln. overgeboekt naar het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieuhygiëne (VROM) als SZW-bijdrage in de inrichtingskosten van de Inspectiedienst-SZW, regio's Arnhem en Utrecht.

Ten laste van de f 0,350 mln. dubieuze debiteuren DSW is in 1995 f 0,079 mln. uitgegeven.

Het restant budget is benut voor knelpunten bij I-SZW.

De mutatie ad f 0,020 mln. (2e suppletore) heeft betrekking op de vergoedingen aan de leden van de Emancipatieraad. De verplichtingen en uitgaven voor de leden zijn verantwoord op artikelonderdeel 01 (zie toelichting hiervoor).

Vervoersplan

Het vervoersplan van SZW bestaat uit drie onderdelen, te weten: vergoedingen woon-werkverkeer, een plan voor openbaar vervoer en een fietsenplan.

De uitgaven 1995 voor het eerste onderdeel «woon-werkverkeer» bedragen f 0,486 mln.

Daarnaast kunnen alle SZW-medewerkers een openbaar-vervoer jaarkaart krijgen, als ze hun bestaande vergoeding voor woon-werkverkeer inleveren. In 1995 is hiervoor f 1,236 mln. (uitgaven en verplichtingen) gerealiseerd. Totale uitgaven van deze 2 onderdelen bedragen derhalve f 1,7 mln.

Naast deze openbaar-vervoersvoorziening is in 1995 een fietsenplan ontwikkeld. Dit fietsenplan houdt in, dat aan werknemers gedurende een periode van 4 jaar een fiets in bruikleen wordt gegeven. Gedurende deze 4 jaar vervallen alle aanspraken op de OV-jaarkaart of vergoeding woon-werkverkeer, omdat dit fietsenplan niet meer in 1995 is gerealiseerd, is ca. f 0,3 mln. (15%) onderuitputting opgetreden.

Opleidingen HM

Bij de aanvang van het begrotingsjaar is de behoefte gebleken aan een departementaal budget. Enerzijds om betalingen te doen op verplichtingen die vóór 1995 zijn aangegaan door organisatie-eenheden in de «oude» structuur van het ministerie.

Voorts om opleidingen, bezinningsdagen en startconferenties te financieren waaraan grote behoefte bestond als gevolg van de Herinrichting. Uit dit budget is tevens de cursus Internationalisering gefinancierd waaraan departementsbreed is deelgenomen. Ten opzichte van de raming bij 1e suppletore wet van f 1,0 mln. is er circa f 0,1 mln. (verplichtingen en uitgaven) niet besteed.

Materieel Ministerie

Dit budget voorziet er in om onvoorziene en niet rechtstreeks toerekenbare materiële uitgaven op te kunnen vangen. Overschotten die door directies tijdens de uitvoering zijn gemeld zijn op dit budget verwerkt om directies die tekorten hadden aanvullende budgetten beschikbaar te (kunnen) stellen. Voorts is bij 2e suppletore wet een reservering aangehouden voor, in het vierde kwartaal verwachte, uitgaven ten behoeve van het Tijdelijk Instituut voor Coördinatie en Afstemming (TICA). Deze uitgaven zijn uiteindelijk echter niet van dit budget betaald maar via artikel 1501 Subsidies.

Mede door genoemde reservering is van het budget ten tijde van de 2e suppletore wet van f 1,1 mln. een bedrag van f 0,9 mln. (82%) niet aangesproken.

Materieel Directies

Zoals hierboven aangegeven is na de Herinrichting van het Ministerie een totaalbedrag van ca. f 28 mln. aan materiële budgetten over de directies van SZW verdeeld. Hoewel de budgetten op één begrotingsartikel staan vermeld, is binnen SZW een verbijzondering over 23 directies en afdelingen verwerkt. Deze aan de 23 organisatie-eenheden verstrekte materiële budgetten bestaan voornamelijk uit bureaukosten, documentatie, persoonlijke vergoedingsregelingen, opleiding en Raden en Commissies. De realisatie van deze budgetten geven per saldo een onderuitputting te zien van ca. f 2,1 mln. (8%).

Dit totaalbedrag is de som van kleine afwijkingen op de aan de 23 nieuwe organisatie-eenheden toebedeelde budgetten.

Volume-/prestatiegegevens; overzicht kosten voor formatief en niet-formatief personeel

OmschrijvingBegroting1Verplichtingen realisatieUitgavenrealisatie
Formatief personeel:    
– Totaal kosten (x f 1 000)194 413192 595192 595
– Verwachte/gerealiseerde gemiddelde bezetting (x 1 fte)2 226,422 082,852 082,85
– Gemiddelde loonkosten (x f 1)87 32192 46792 467
    
Niet-formatief personeel:    
– Totaal kosten (x f 1 000)04 4494 026
(inhuur externen op contractbasis, uitzendkrachten, WSW-ers, enz.) 3 9763 976

1 Zowel verplichtingen als uitgaven.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Reisbesluit

Aard van de regeling

Het doel van het reisbesluit is het voorzien in vergoeding voor reis- en verblijfskosten bij dienstreizen.

Onzekerheid als gevolg van M&O

Het reisbesluit is M&O-gevoelig omdat de hoogte van de vergoeding afhankelijk is van door belanghebbende verstrekte gegevens.

Aard van de M&O-gevoelige gegevens

De regelingen zijn gevoelig voor M&O ten aanzien van het aantal verreden kilometers, het aantal uren van de dienstreis en het al dan niet gebruiken van een maaltijd in een openbare gelegenheid danwel in een gelegenheid van overheidswege.

M&O-maatregelen

Bij reizen met het openbaar vervoer vindt vergoeding plaats op grond van overlegde vervoerbewijzen.

Door middel van een geautomatiseerde kilometeradministratie vindt controle op het aantal gedeclareerde kilometers plaats. Ook door het gebruik van lease-auto's neemt de M&O-gevoeligheid af omdat hierbij het aantal kilometers boven het vastgelegde aantal wordt doorberekend aan de declarant.

Resterende onzekerheid

Het toetsen van het al dan niet gebruiken van een maaltijd in een openbare gelegenheid is nauwelijks mogelijk omdat geen bewijsstukken benodigd zijn. Wel vindt een toets plaats op de mogelijkheid van overheidswege (al dan niet tegen betaling) maaltijden te ontvangen.

Het M&O-risico wordt begrensd vanwege de toepassing van normbedragen bij maaltijdvergoedingen.

Artikel U1102 – Centrale materiële voorzieningen

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 199515 82915 829
Mutaties 1e suppletore:   
– Eindejaarsmarge750750
– IVOP van BiZa190190
– Gedenkboek 60 jaar SZW– 20– 20
– Externen SZW-C2 0002 000
Mutaties 2e suppletore:   
– Diversen3 3003 300
– SVB dossieronderzoek400400
Mutaties slotwet:– 714– 1 915
Realisatie 199521 73520 534

Toelichting Rekening

De verplichtingen en uitgaven voor algemene beheerskosten met een overwegend departementaal karakter en het beheer gebouw kernministerie en externe deskundigen worden op dit artikel verantwoord.

Bij 1e en 2e suppletore wet zijn diverse mutaties doorgevoerd, die per saldo hebben geleid tot een stijging van de begroting tot f 22,449 mln. (kas en verplichtingen). De mutaties hadden voornamelijk betrekking op

– infrastructurele voorzieningen (eindejaarsmarge en diversen) aan het SZW-gebouw (f 2,75 mln.);

– een bijdrage van het ministerie van Binnenlandse Zaken in de kosten van het Interdepartementale Personeels Registratie Systeem IVOP (f 0,190 mln.);

– een overboeking binnen de SZW-begroting (van U1104) in verband met de concentratie van het budget «Inhuur externen» op één artikel (f 2,0 mln.);

– extra materiële uitgaven (verhuiskosten, schoonmaak, meubilair, etc.) in verband met de interne verhuizing als gevolg van de Herinrichting en

– een budgettaire voorziening ad f 0,4 mln. ten behoeve van de uitvoering van een dossieronderzoek remigratieregelingen 1994.

De realisatie is hierbij met f 0,7 mln. verplichtingen en f 1,9 mln. uitgaven achtergebleven. Hiervan is ca. f 0,7 mln. (kas en verplichtingen) toe te schrijven aan relatief kleine afwijkingen op de budgetten Advertentiekosten en kosten Gebouw kernministerie. Een bedrag van ca. f 1,2 mln. (kas) heeft betrekking op het budget Externe deskundigen. Door de directies is minder beroep gedaan op externe deskundigen dan verwacht. De hierdoor vrijvallende verplichtingenruimte is voor een groot deel benut voor het aangaan van een meerjarige verplichting (f 0,685 mln. t/m medio 1998) ten behoeve van de projectleider van het «Programma Ruim Baan» (implementatie van de werkgelegenheidsplannen) en voor ca. f 0,285 mln. ten behoeve van contracten met PCA-auditors (externe deskundigen die onderzoek verrichten in verband met het verstrekken van certificaten aan Arbodiensten).

Artikel U1103 – Post-actieven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 199511 34511 345
Mutaties 1e suppletore:   
– Loonbijstelling ABP-complex135135
Mutaties 2e suppletore:  
– Loonbijstelling 19957070
– Overboeking van art. U1101500500
Mutaties slotwet:– 814– 814
Realisatie 199511 23611 236

Toelichting Rekening

Bij 1e suppletore wet is de loonbijstelling ABP-complex verwerkt.

De mutaties bij de 2e suppletore wet hebben betrekking op de verwerking van de reguliere loonbijstelling 1995 ad f 0,070 mln. en een overboeking van f 0,5 mln. van artikel U1101 in verband met een verwachte overschrijding van het budget voor post-actieven. Mede in het kader van de herinrichting van het ministerie is in 1995 in ruime mate gebruik gemaakt van toepassing van de 55+ regeling (wachtgeld/Vut en wachtgeldgarantie), waardoor het aantal post-actieven is toegenomen. Bij Slotwet is een onderuitputting van f 0,814 mln. verwerkt. Deze onderuitputting is voornamelijk opgetreden doordat in de raming een budgettaire voorziening is opgenomen voor personeel aan wie, in het kader van de herinrichting van het ministerie ontslag (op wachtgeldstelling) is aangezegd. Aangezien een aantal daarvan op de ontslagdatum arbeidsongeschikt was, is de doorbetaling van ziekengeld na ontslag verantwoord op artikel U1101.

Volume-/prestatiegegevens; overzicht kosten naar te onderscheiden kostengroepen

 Begroting1Realisatie1
Verplichtingen/uitgaven (x f 1 000)11 34511 236
Gemiddeld aantal post-actieven (x 1 persoon)205225
Gemiddelde kosten (x f 1)55 34149 938

1 Zowel verplichtingen als uitgaven.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

De Minister van Binnenlandse Zaken was in 1995 belast met de uitvoering van de uitkerings- en wachtgeldregelingen voor het Rijkspersoneel. De feitelijke uitvoering vindt plaats door de Dienst Uitvoering Ontslag uitkeringsregelingen (DUO). Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft over 1995 de uitgaven ingevolge deze regelingen bij het ministerie van SZW in rekening gebracht tot een bedrag van f 11 mln.

Onzekerheid als gevolg van M&O

De uitkerings- en wachtgeldregelingen zijn M&O-gevoelig omdat toekenning afhankelijk is van door belanghebbenden verstrekte gegevens.

Aard van de M&O-gevoelige gegevens

De regelingen zijn gevoelig voor misbruik en oneigenlijk gebruik vanwege de aspecten arbeidsverleden en neveninkomsten.

M&O-maatregelen

De personeelsfunctie binnen het ministerie van SZW stelt, voor zover dat door SZW mogelijk is, de voor de toekenning bepalende gegevens op en geeft deze door aan de DUO. Als extra toets beoordeelt SZW de van DUO ontvangen gegevens inzake toekenning aan de hand van de oorspronkelijke gegevens.

Door de DUO worden de volgende activiteiten uitgevoerd om de rechtmatigheid van de uitkeringen te waarborgen:

– aangeleverde gegevens inzake nieuwe aanvragen worden op traceerbaarheid en op zichtbare tegenstrijdigheden gecontroleerd;

– gedurende de uitkeringsperiode wordt maandelijks gecontroleerd of de uitkeringsgerechtigde voldoet aan de verplichtingen die aan het recht op uitkering zijn verbonden;

– maandelijkse inkomstencontroles voorafgaand aan en na de betaling van de uitkering;

– jaarlijkse inkomstencontroles op basis van jaaropgaven van de werkgever(s);

– jaarlijkse afstemming met de Belastingdienst.

Resterende M&O-onzekerheid

Door de opzet van het controlebeleid is het risico van neveninkomsten aanzienlijk beperkt.

De resterende M&O-onzekerheid heeft alleen betrekking op eventueel zwart werken.

Globale schatting omvang bestaande onzekerheid

Vanuit de kwalitatieve benadering zijn de volgende uniforme groepen en bijkomende uitgaven te onderscheiden:

– post-actieven op grond van de wachtgeldregeling f 8,3 mln.

– post-actieven op grond van de uitkeringsregeling 1966 f 1,7 mln.

– post-actieven op grond van functioneel leeftijdsontslag f 1,0 mln.

Toezichtsactiviteiten

De toezichtsbeleid en de daarvan afgeleide activiteiten die worden uitgevoerd door de minister van BiZa zijn in de declaratie van de DUO niet nader gespecificeerd. Hiervoor wordt verwezen naar de financiële verantwoording van BiZa.

Resultaat aan onrechtmatigheid en onzekerheid

Volgens de laatstontvangen accountantsverklaring (over 1994) van de departementale accountantsdienst BiZa heeft onderzoek naar de verrichte uitkeringen uitgewezen dat voor circa 7% onzekerheid bestaat omtrent de mogelijkheid tot verrekenen c.q. terugvorderen van eventueel teveel genoten neveninkomsten, en het juist, volledig en tijdig verantwoorden en afhandelen van met name vorderingen.

Artikel U1104 – Automatisering

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 199534 91337 213
Mutaties 1e suppletore:   
– Overboeking huisvesting I-SZW naar VROM– 300– 300
– Beperking budget automatisering– 2 000– 2 000
Mutatie 2e suppletore:   
– Overboeking naar art. U1105– 2 500– 2 500
Mutaties slotwet:– 1 975– 5 499
Realisatie 199528 13826 914

Toelichting Rekening

Als gevolg van de herinrichting van het ministerie zijn niet alle voorgenomen automatiseringsprojecten tot uitvoering gekomen of tegen lagere kosten dan geraamd in uitvoering genomen.

Ten opzichte van de stand ontwerp-begroting is f 6,775 mln. (19%) minder verplicht dan het aanvankelijk beschikbare bedrag (f 34,9 mln.). De uitgaven bleven f 10,3 mln. (28%) bij de oorspronkelijke begroting (f 37,2 mln.) achter. Het overschot bij de verplichtingen is lager doordat verplichtingen nog wel aangegaan zijn, maar de feitelijke betalingen pas in 1996 zullen plaatsvinden.

Het automatiseringsbudget is binnen SZW in drie deelbudgetten opgesplitst, te weten: beheer informatieprojecten, beleidsinformatie projecten en onderhoud en beheer departementaal systeem.

Beheer-informatieprojecten

De late toekenning van budgetten door de Herinrichting van het ministerie heeft geleid tot vertragingen in de opstart van de projecten of het niet (tijdig) in uitvoering nemen van projecten. Een deel van het budget is benut voor infrastructurele voorzieningen. Daarnaast ontstond een capaciteitsprobleem bij een aantal directies waar sprake was van meerdere projecten, hetgeen eveneens tot vertraging leidde.

Beleidsinformatie-projecten

De onderuitputting is veroorzaakt doordat drie projecten significant zijn afgeweken van de planning.

Ten eerste zijn de uitgaven ten behoeve van het project «Statistische ABW-informatie CBS» lager uitgevallen dan geraamd. Reden hiervoor is dat het contract voor de levering van deze informatie niet in 1995 is afgerond. Het project «Monitoring arbeidsomstandigheden» is vertraagd door de lange tijd die nodig is geweest voor de contractonderhandelingen. De kosten voor het project «Registratie ziekteverzuim-werkgeverspanel» zijn hoger uitgevallen dan oorspronkelijk verwacht. De reden hiervoor is dat het hier de inrichting betreft van een voorziening voor het verkrijgen van structurele en incidentele informatie op het niveau van werkgevers. Aangezien deze voorziening wordt gebruikt voor de invulling van zowel eenmalige onderzoeks- als structurele beleidsinformatiebehoeften, is deze activiteit uit beide budgetten gefinancierd.

Onderhoud en beheer departementale systemen

In het kader van het BIAS-systeem (Beheer, Informatie en Afhandelingssysteem) dat met ingang van januari 1996 operationeel wordt en de overige departementale systemen zijn in 1995 diverse substantiële verplichtingen aangegaan met het CMG (Computer Management Group) en het RCC (Rijks Computer Centrum).

De onderuitputting doet zich hier voornamelijk voor bij de uitgaven en wordt veroorzaakt doordat de feitelijke betalingen van in 1995 aangegane verplichtingen pas in 1996 zullen plaatsvinden.

Volume-/prestatiegegevens

OmschrijvingBegrotingRealisatie
Uitgaven (x f 1 000)37 21326 914
Begrotingssterkte in fte's2 226,422 082,85
Gemiddelde kosten per fte in guldens16 71412 922

Artikel U1105 – Onderzoek

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 199531 10531 335
Mutaties 1e suppletore:   
– 40 000 Banenplan– 400– 400
– Beperking budget Onderzoek– 1 500– 1 500
Mutaties 2e suppletore:   
– Loonbijstelling 19957373
– Overboeking van art. U11042 5002 500
Mutaties slotwet:– 3 261– 2 849
Realisatie 199528 51729 159

Toelichting Rekening

Verplichtingenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Beleidond.st.en ev.onderz.13 736– 2551 500– 58714 394
TNO9 574 98 9 672
Overig onderzoek7 795– 1 645975– 2 6744 451
Totaal31 105– 1 9002 573– 3 26128 517

Uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Beleidond.st.en ev.onderz.14 852– 5121 500– 1 37314 467
TNO9 574 98 9 672
Overig onderzoek6 909– 1 388975– 1 4765 020
Totaal31 335– 1 9002 573– 2 84929 159

Algemeen

Bij de eerste suppletore wet zijn de middelen verminderd met f 400 000 als gevolg van een overboeking naar artikel U11.06 (Voorlichting) en met f 1,5 mln. als onderdeel van de aanpak van bestaande budgettaire problematiek. De bedragen werden in hoofdzaak op het budget voor overig onderzoek gevonden. Bij de tweede suppletore wet bleek het noodzakelijk de middelen op het artikel met f 2,5 mln. te verhogen, ten einde aan verplichtingen van voor de Herinrichting van het ministerie te kunnen voldoen. De middelen kwamen voor het grootste deel aan het onderdeel voor beleidsondersteunend en evaluerend onderzoek ten goede.

Beleidsondersteunend en evaluerend onderzoek

Op dit artikelonderdeel zijn uiteindelijk 5% (f 0,658 mln.) meer verplichtingen aangegaan en 3% (f 0,385 mln.) minder uitgaven gedaan dan aanvankelijk geraamd. Van de bij de tweede suppletore wet toegekende f 1,5 mln. verplichtingenruimte is ruim f 900 000 voor nieuwe verplichtingen gebruikt.

Binnen het programma zijn in de loop van het jaar verschuivingen aangebracht. Een derde van de aanvankelijk voorgenomen projecten is vervangen door nieuwe projecten, die in de loop van 1995 zijn opgekomen. Van de niet uitgevoerde projecten is bijna de helft uitgesteld tot 1996. Redenen hiervoor waren zowel voor de beleidsondersteunende als de beleidsevaluerende onderzoeken andere dan voorziene beleidsontwikkelingen. Beleidsevaluerende onderzoeken hebben primair ten doel het gevoerde beleid te beoordelen. In principe zouden andere beleidsontwikkelingen dan ook niet van belang kunnen zijn voor het al dan niet doorgaan van een beleidsevaluerend onderzoek. In de praktijk is de scheiding tussen beide soorten onderzoek echter niet haarscherp. Sommige beleidsevaluerende onderzoeken worden mede gebruikt om informatie voor nieuw te ontwikkelen beleid te verkrijgen.

Overig onderzoek

Het artikelonderdeel Overig onderzoek is een samenstel van bij verschillende directies gepositioneerde budgetten. De werkelijke behoeften aan middelen blijken bij de aanvankelijke verwachtingen ten achter te blijven (verplichtingen f 3,3 mln. c.q. 43%, kas f 1,9 mln. c.q. 27%).

Artikel U1106 – Voorlichting

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 19956 2996 299
Mutaties 1e suppletore:   
– 40 000 Banenplan400400
– Handhavingsbeleid– 260– 260
– Gedenkboek 60 jaar SZW2020
– Akkoord VNG500500
Mutaties 2e suppletore:   
– Uitvoering 1995– 300– 300
Mutaties slotwet:– 831– 1 074
Realisatie 19955 8285 585

Toelichting Rekening

Als gevolg van het niet of soberder uitvoeren van een aantal projecten is in 1995 – ten opzichte van de stand ontwerp-begroting – f 0,471 mln. (7%) minder verplicht dan het aanvankelijk beschikbare bedrag (f 6,299 mln.). De uitgaven bleven f 0,714 mln. (11%) bij de oorspronkelijke begroting (f 6,299 mln.) achter. De in de begroting 1995 aangekondigde voorlichtingsactiviteiten op het terrein van de Wet bevordering evenredige arbeidsparticipatie allochtonen (WBEAA), emancipatie, de Arbeidsomstandighedenwet, de nieuwe Algemene Bijstandswet, de Inspectiedienst SZW en internationale zaken zijn uitgevoerd zoals voorzien. Als gevolg van vertraging in de politieke besluitvorming is er minder uitgegeven aan voorlichting inzake terugdringing van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. De voorlichting over de nieuwe Arbeidstijdenwet is in 1995 voorbereid, maar eerst begin 1996 uitgebracht.

Voorlichtingsactiviteiten over leeftijdsbewust personeelsbeleid, fysieke belasting en stress zijn naar 1996 verschoven. Ook op het gebied van de interne en institutionele voorlichting zijn een aantal activiteiten niet doorgegaan of pas in een veel later stadium gestart.

Bij de eerste suppletore wet is het voorlichtingsbudget voor enige projecten verhoogd.

Het betrof met name een project 40 000 banenplan en gelden verband met de herinrichting van de Algemene Bijstandswet (ABW). De voor het 40 000 banenplan toegevoegde middelen zijn vrijwel volledig verplicht. De genoemde middelen in verband met de herinrichting van de ABW zijn aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ter beschikking gesteld. Daarnaast is bij de eerste suppletore wet het budget met f 260 000 verminderd omdat besloten is één centraal budget handhavingsbeleid in te richten op artikel U1501 «Subsidies».

Bij de tweede suppletore wet is het budget verlaagd. Dat had te maken met het vervallen, doorschuiven naar 1996 of soberder uitvoeren van een aantal projecten.

Artikel U1107 – Onvoorziene uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 199500
Mutaties 1e suppletore:   
– Sofinr. van Fin.5 0005 000
– Overboeking WVG naar artikel U1501– 1 416– 1 416
– Departementale dekking– 2 672– 2 672
Mutaties 2e suppletore:   
– SVB dossieronderzoek– 400– 400
Mutaties slotwet:– 512– 512
Realisatie 199500

Toelichting Rekening

Dit artikel is tijdens de begrotingsuitvoering benut als «parkeerartikel», waarop zo nodig tijdelijk bedragen worden geboekt. Ten laste van dit artikel worden geen feitelijke betalingen verricht.

Bij 1e suppletore wet is een overboeking ad f 5,0 mln. van de Belastingdienst, in verband met het terugstorten van te veel overgeboekte kosten voor het verifiëren van Sofinummers, op dit artikel geparkeerd. Vervolgens is ruim f 1,4 mln. overgeboekt naar subsidies ten behoeve van kwaliteitsbeleid hulpmiddelen voor gehandicapten. Tot slot is het saldo van een aantal departementale herschikkingen, mede als gevolg van de invulling van geparkeerde ombuigingstaakstellingen op de apparaatsuitgaven, op dit artikel (en op de artikelen U1108 en U1109) in mindering gebracht.

Bij 2e suppletore wet is f 0,4 mln. overgeboekt naar artikel U1102 ten behoeve van een dossieronderzoek remigratieregelingen 1994 door de Sociale Verzekeringsbank.

Bij slotwet is een bedrag van ruim f 0,5 mln. overgebleven, waarop geen aanspraak is gemaakt.

Artikel U1108 – Loonbijstelling

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 1995445445
Mutaties 1e suppletore:   
– Loonbijstelling ABP-complex1 0831 083
– Loonbijstelling 199557 06757 067
– Overboeking indexering VVU– 1 100– 1 100
– Departementale dekking– 428– 428
Mutaties 2e suppletore:   
– Pseudo-premies2 5772 577
– Loonbijstelling 1995– 56 855– 56 855
– Uitvoering 1995– 3 539– 3 539
– Aanvullende loonbijstelling 19951 0961 096
Mutaties slotwet:– 346– 346
Realisatie 199500

Toelichting Rekening

Dit artikel heeft het karakter van een «parkeerartikel», waarop tijdelijk bedragen worden geboekt die van Financiën zijn ontvangen voor loonbijstelling. Vervolgens vindt verdeling van deze componenten naar de betreffende SZW-begrotingsartikelen plaats. Er worden geen feitelijke uitgaven gedaan ten laste van dit artikel.

De niet direct toewijsbare bedragen en afrondingen blijven op dit artikel geparkeerd. Ter gedeeltelijke compensatie van diverse herschikkingen is een verlaging van f 0,428 mln. aangebracht (zie toelichting U1107). Op basis van de uitvoering van de begroting is bij Najaarsnota de omvang van het budget loonbijstelling met f 3,5 mln. verlaagd. Het restantbudget op dit artikel ad ruim f 0,3 mln. is bij Slotwet overgebleven.

Artikel U1109 – Prijsbijstelling

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 1995100100
Mutaties 1e suppletore:   
– Departementale dekking– 100– 100
Mutaties slotwet:00
Realisatie 199500

Toelichting Rekening

Dit artikel heeft het karakter van een «parkeerartikel», waarop tijdelijk bedragen worden geboekt, die zijn ontvangen van Financiën voor prijsbijstelling.

Er worden geen feitelijke uitgaven verricht ten laste van dit artikel.

Het beschikbare begrotingsbedrag is bij 1e suppletore wet benut ter gedeeltelijke compensatie van de herschikkingen op het terrein van de apparaatsuitgaven (zie toelichting bij artikel U1107).

Artikel U1201 – Rijksbijdrage aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 19951 594 7911 594 791
Mutaties 1e suppletore:  
– Loonbijstelling ABP-complex5 3215 321
Mutaties 2e suppletore:   
– Wachtgelden/SZW-bijdrage110 000110 000
– Temporisering RA-taakstelling120 000120 000
– Loonbijstelling 19952 5522 552
Mutaties slotwet:00
Realisatie 19951 832 6641 832 664

Toelichting Rekening

De bij de ontwerp-begroting geraamde uitgaven (die als gevolg van het verplichtingen = kasregime gelijk zijn aan de verplichtingen) zijn behalve met de reguliere loonbijstelling met twee bijzondere posten verhoogd. Het betreft in de eerste plaats een bijdrage van het ministerie aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en een vergoeding voor wachtgelden, die beide uit de zogenoemde partijenovereenkomst voortvloeien. De andere post betreft een intertemporele verschuiving. De rijksbijdrage is in 1995 met f 120 mln. verhoogd. Hiertegenover staan verlagingen in 1997 en 1998 van elk f 60 mln. Door deze verschuiving is de Arbeidsvoorzieningsorganisatie in staat gesteld de structurele verlaging van de rijksbijdrage met f 400 miljoen uit het Regeerakkoord op te vangen. De Kamer is hierover middels afzonderlijke brieven uitvoerig geïnformeerd.

Als gevolg van deze verhogingen is uiteindelijk f 237,9 mln. (15%) meer uitgegeven en verplicht dan het in de ontwerp-begroting opgenomen bedrag.

Volgens artikel 57 van de Arbeidsvoorzieningswet moet het Centraal Bestuur voor 1 augustus 1996 de jaarrekening en het jaarverslag over 1995 vaststellen. Het bestuur biedt de door een openbaar accountant gecertificeerde jaarrekening en het jaarverslag aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan, die de stukken vervolgens aan de Staten-Generaal doorstuurt.

De jaarrekening 1994 en het jaarverslag 1994 zijn met een begeleidend schrijven van 25 maart 1996 aan de beide Kamers der Staten-Generaal aangeboden.

Conform artikel 57 lid 6 van de Arbeidsvoorzieningswet dient de jaarrekening van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie voorzien te zijn van een accountantsverklaring. In de bij de jaarrekening 1994 gevoegde accountantsverklaring geeft de accountant een positief oordeel over de getrouwheid van de jaarrekening.

Ten aanzien van de rechtmatigheid merkt de accountant op dat van de over 1994 verantwoorde lasten en betalingen op aangegane verplichtingen uit hoofde van Arbeidsvoorzieningsmaatregelen is vastgesteld, dat deze voldoen aan de voorwaarden zoals deze zijn gesteld in de Arbeidsvoorzieningsmaatregelen.

Niet is voldaan aan de vereisten van artikel 55 lid 1 van de Arbeidsvoorzieningswet. Dit houdt in dat verplichtingen zijn aangegaan en betalingen zijn verricht, die uitgaan boven de goedgekeurde begroting.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

De rijksbijdrage aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie wordt door SZW verstrekt op grond van de Arbeidsvoorzieningswet. Doel is een publieke arbeidsbemiddeling in stand te houden. De rijksbijdrage wordt door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie aangewend om de taken te vervullen die in de wet zijn vastgelegd en een organisatie in stand te houden om die taken uit te voeren. Daarnaast worden uit de rijksbijdrage de uitvoeringskosten gedekt van taken die de organisatie uitvoert op grond van andere wetten, zoals de WAV, de WVA en de preventieve ontslagtoets. Arbeidsvoorziening is een Zelfstandig Bestuursorgaan. De rijksoverheid participeert in het bestuur van Arbeidsvoorziening.

Onzekerheid als gevolg van M&O

Gezien de aard van de rijksbijdrage is er geen sprake van onzekerheid inzake M&O in directe zin. Wel is daarvan sprake wanneer het gaat om de besteding van gelden door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Het gaat hierbij met name om door het Centraal Bestuur arbeidsvoorziening of door de Regionale Besturen ontworpen subsidieregelingen.

De rechtmatigheid van de besteding van de gelden door Arbeidsvoorziening wordt in opdracht van het CBA door een externe accountant gecontroleerd.

Aard M&O-gevoelige gegevens

Een aanzienijk deel van de besteding van de gelden door Arbeidsvoorzieningsorganisatie heeft betrekking op subsidieregelingen op het terrein van scholing of plaatsingsbevordering.

Aangezien in vele van deze subsidieregelingen de subsidieverstrekking afhankelijk is van gegevens van derden kan sprake zijn van M&O.

De aard van de M&O-gevoelige gegevens kan per subsidieregeling sterk verschillen.

M&O-maatregelen

M&O-maatregelen worden niet ontworpen en vastgesteld door SZW, maar door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie zelf. Hierbij vindt wel overleg plaats.

De in 1994 door Arbeidsvoorziening in gang gezette acties op het gebied van M en O-beleid hebben in 1995 een vervolg gekregen. Het CBA heeft in het Financieel Beheersreglement een wijziging aangebracht waardoor de mogelijkheid wordt gecreëerd centraal geformuleerde richtlijnen op regionaal niveau uit te voeren. Daarnaast heeft het BA een wetgevingsinstructie opgesteld, die wordt gebruikt bij nieuw te ontwikkelen (subsidie-)regelingen. Ook de bestaande regelgeving is op M&O-aspecten beoordeeld.

In de vervolgfase worden ook de regionale regelingen op M&O-aspecten doorgelicht.

Resterende onzekerheid

De Arbeidsvoorzieningsorganisatie beschikte in 1995 nog niet over een integraal M&O-beleid. In de jaarrekening 1994 van Arbeidsvoorziening is aangegeven dat M&O niet valt onder het begrip rechtmatigheid zoals dat in jaarrekening en accountantsverklaring wordt gehanteerd.

Dit betekent dat de accountantsverklaring geen uitspraak doet of impliceert over M&O. Wanneer een integraal M&O-beleid door Arbeidsvoorziening is ontwikkeld, zal dit ook kunnen worden betrokken in de accountantscontrole.

Globale schatting omvang bestaande onzekerheid

De jaarrekening over 1995 is nog niet door het CBA vastgesteld. Hierdoor is nog geen oordeel te geven over 1995. Voor een beoordeling van de omvang van de bestaande onzekerheid is het onderscheid tussen beheersuitgaven en beleidsuitgaven relevant.

De beheersuitgaven hebben betrekking op de uitgaven ten behoeve van personeel, materieel en huisvesting. Beleidsuitgaven hebben met name betrekking op de subsidies die door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie worden verstrekt. Daarmee was in 1994 een bedrag ter grootte van ongeveer f 800 miljoen gemoeid. Deze regionale en landelijke regelingen op basis waarvan beleidsuitgaven worden gedaan, zullen in de toekomst worden onderworpen aan de M&O-instructies.

Toezichtsactiviteiten

Op grond van de Arbeidsvoorzieningswet houdt de minister toezicht op de arbeidsvoorzieningsorganisatie. Een belangrijke rol daarbij spelen de verschillende documenten die van het CBA worden ontvangen. In de eerste plaats wordt jaarlijks de begroting ingezonden, die door de minister vooraf moet worden goedgekeurd. Door middel van maand- en kwartaalrapportages geeft Arbeidsvoorziening periodieke informatie over de uitvoering. De externe accountant rapporteert halfjaarlijks. Het sluitstuk van deze informatie- en verantwoordingscyclus wordt gevormd door de jaarrekening die, vergezeld van accountantsverklaring, ter kennisneming naar de minister wordt gestuurd. Daarnaast behoeven bestuursbesluiten van het CBA goedkeuring achteraf. Aan de hand van deze bronnen vindt beoordeling van de rechtmatigheid van het handelen van het CBA plaats, waarbij overigens ook aanvullende informatie uit andere bronnen wordt gebruikt.

Binnen het kader van het toezicht valt ook toezicht op het M&O-beleid. Concreet houdt dit in dat: in de eerste plaats wordt getoetst of Arbeidsvoorziening een M&O-beleid voert en in de tweede plaats of dat beleid voldoet aan de daaraan te stellen eisen en of het efficiënt en effectief wordt uitgevoerd. Te constateren valt dat de ontwikkeling van M&O-beleid bij Arbeidsvoorziening in 1995 nog niet zover was gevorderd dat al tot de tweede stap kon worden overgegaan. Dit is op het departement gesignaleerd en opgepakt en op dit moment is het CBA doende een M&O-beleid te ontwikkelen.

Resultaat aan onrechtmatigheid/onzekerheid

De accountantsverklaring die is afgegeven bij de jaarrekening 1994 geeft ook de bevindingen weer ten aanzien van de rechtmatigheid. In de verklaring wordt opgemerkt dat de lasten en betalingen op aangegane verplichtingen rechtmatig zijn bevonden, met uitzondering van de in de lasten en uitgaven opgenomen bedragen die uitgaan boven de goedgekeurde begroting. De door de accountant gesignaleerde onrechtmatigheid is dus niet het gevolg van M&O. Omdat M&O nog niet onder de reikwijdte van de accountantsverklaring valt is de omvang van eventuele onrechtmatigheid als gevolg van M&O niet te bepalen.

Vervolgactiviteiten

In overleg met het departement is het CBA doende een M&O-beleid te ontwikkelen.

Daartoe is in 1995 het financieel beheersreglement gewijzigd. Tevens is een M&O-instructie opgesteld waaraan de regelgeving zal worden getoetst. Door SZW zal in het kader van de toezichtsfunctie worden getoetst of het M&O-beleid voldoet aan de daaraan te stellen eisen en of het effectief en efficiënt wordt uitgevoerd. Die toets vindt primair plaats in het kader van de beoordeling van de begroting, de jaarrekening en de tussentijdse rapportages. Daarnaast zal bij de beoordeling zoveel mogelijk aanvullende informatie worden betrokken afkomstig uit onderzoek dat de eerstelijnstoezichthouder (de inspectiedienst-SZW) doet bij burgers en bedrijven die relaties hebben met de arbeidsvoorzieningsorganisatie. Deze inspectie-onderzoeken hebben overigens hoofdzakelijk een relatie met taken die Arbeidsvoorziening uitvoert op grond van andere wetten dan de Arbeidsvoorzieningswet, bijvoorbeeld de Wet Arbeid Vreemdelingen.

Wanneer het door Arbeidsvoorziening gevoerde M&O-beleid niet effectief blijkt, zal daarover met het CBA in overleg worden getreden om tot verbetering te komen.

Artikel U1202 – Wet Sociale Werkvoorziening

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 19953 471 0003 432 200
Mutaties 1e suppletore:  
– Loonbijstelling ABP-complex2 4002 400
– Bijstelling budget30 00030 000
Mutaties 2e suppletore:   
– Loonbijstelling 199550 30050 300
Mutaties slotwet:– 69 464– 31 744
Realisatie 19953 484 2363 483 156

Toelichting Rekening

De gerealiseerde verplichtingen zijn ca. f 13 mln (0,4%) en de gerealiseerde uitgaven ca. f 51 mln. (1,5%) hoger dan oorspronkelijk geraamd.

Verplichtingenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Budgetvoorz.op decentr.niv.3 471 00032 40049 968– 69 4633 483 905
Afwikkeling verg. voor 198900332– 1331
Totaal3 471 00032 40050 300– 69 4643 484 236

Uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Budgetvoorz.op decentr.niv.3 432 20032 40049 968– 31 7433 482 825
Afwikkeling verg. voor 198900332– 1331
Totaal3 432 20032 40050 300– 31 7443 483 156

Budgetvoorziening op decentraal niveau

Bij 1e suppletore wet is zowel het verplichtingen- als uitgavenbudget verhoogd met f 2,4 mln. loonbijstelling en is f 30 mln. aan de begroting toegevoegd ten behoeve van de financiële problematiek van het werkvoorzieningsschap Synergon.

Bij 2e suppletore wet is f 50,3 mln. loonbijstelling toegevoegd en is f 0,332 mln. overgeheveld van het «Centrale budget» naar «Afwikkeling vergoedingen vóór 1989» in verband met nabetalingen op afrekeningen over «oude» jaren.

De Slotwet-mutatie bij de verplichtingen ad -/- f 69,5 mln. is in grote lijnen veroorzaakt door de volgende ontwikkelingen.

1. Van de bij 1e en 2e suppletore wet toegekende loonbijstelling ad f 52,7 mln. voor 1995 is f 38,3 mln. toegekend aan de bestuurlijke eenheden. Het restant ad f 14,4 mln. is niet meer verplicht en uitgegeven als gevolg van langdurige onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden. Deze verplichtingen en uitgaven zullen in 1996 worden gerealiseerd.

2. Bij 1e suppletore wet is f 30 mln aan het budget toegevoegd in het kader van de financiële problematiek van het werkvoorzieningsschap Synergon. De provincie Groningen heeft uiteindelijk f 21,4 mln. gedeclareerd.

3. Abusievelijk is f 1,3 mln te veel betaald aan de werkvoorzieningsschappen. Dit zal worden gecorrigeerd in het budget 1996.

4. In het verplichtingenbedrag was nog geen rekening gehouden met de afspraken ten aanzien van de verwerking van een deel van de ombuigingstaakstelling Decentralisatie-Impuls WSW. Het verplichtingenbedrag 1995 is als gevolg van de nog te verwerken DI-impuls f 33 mln. te ruim, te weten f 10 mln. verplichtingen 1995 met kaseffecten in 1995 en f 23 mln. verplichtingen 1995 met kaseffecten in 1996.

5. In de verplichtingenraming 1995 (budgettoekenningen 1996) was rekening gehouden met f 53,4 mln. doorwerking van de onder punt 1 genoemde loonbijstelling 1995. Aangezien van het totale arbeidsvoorwaarden-pakket slechts f 38,3 mln. is ingevuld en in de budgettoekenningen is meegenomen, is een extra vrijval aan verplichtingen gerealiseerd ten bedrage van f 15 mln.

De Slotwet-mutatie van -/- f 31,7 mln. bij de uitgaven wordt verklaard door de onder 1 t/m 4 genoemde punten.

Afwikkeling vergoeding voor 1989

Dit onderdeel heeft betrekking op de financiële afwikkeling van jaaropgaven WSW uit de periode van voor de budgetfinanciering (1989) en wordt in beginsel pro memorie geraamd. Bij de 2e suppletore wet is een overboeking van f 0,3 mln verwerkt, die geheel is aangewend voor afwikkeling van vergoedingen uit het oude budgetfinancieringssysteem.

Alleen van het werkvoorzieningsschap Breda is de vergoeding nog niet afgerond. Het betreft bedragen ad f 1 391 800,–, f 1 857 900,– en f 2 338 200,– over respectievelijk de jaren 1986, 1987 en 1988. De voorstellen liggen thans bij de SER voor advies.

Vaststellingen

Gedurende 1995 hebben in totaal 251 decharges WSW plaatsgevonden waarvan de specificatie over de vergoedingsjaren luidt: 1989: 1; 1990: 1; 1991: 98; 1992: 97; 1993: 54.

Volume-/prestatiegegevens

 Uitgaven (x f 1 mln.) VolumeGemiddeld bedrag (x f 1 000)
 Ontwerp-begrotingRealisatieOntwerp-begrotingRealisatieOntwerp-begrotingRealisatie
Budgetvoorz.dec.3 432,23 482,880 30080 75042,74243,130
Afwik.oude jaren00,3    

Artikel U1203 – Jeugdwerkgarantiewet

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 1995337 200337 200
Mutaties 1e suppletore:   
– Bevriezing invoeringstraject– 43 100– 43 100
– Ontwikkeling doelgroep71 20071 200
– Werkloosheid CEP– 14 400– 14 400
– Uitstel HABW– 5 000– 5 000
Mutaties 2e suppletore:   
– Werkloosheid MEV– 3 000– 3 000
– Loonbijstelling 1995– 2 000– 2 000
– Uitvoering 199542 00042 000
Mutaties slotwet:26 79326 793
Realisatie 1995409 693409 693

Toelichting Rekening

Verplichtingen-uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Loonkosten325 1007 70037 10034 284404 184
Trajectovereenkomsten12 1001 000– 100– 7 4915 509
Experimenten00000
Totaal337 2008 70037 00026 793409 693

Voor dit artikel geldt: uitgaven = verplichtingen.

Loonkosten

Bij het onderdeel loonkosten is ten opzichte van de oorspronkelijke raming circa f 80 mln (24%) meer gerealiseerd. Bij zowel 1e als 2e suppletore wet zijn de ramingen opgehoogd als gevolg van hogere realisaties in de uitvoering. Daarnaast waren enkele neerwaartse bijstellingen verwerkt. Deze hadden te maken met de bevriezing van het invoeringstraject (de geplande uitbreiding van de doelgroep tot werkloze schoolverlaters van 23 jaar is opgeschoven), het later invoeren van de nieuwe Algemene Bijstandswet (zodat weglekeffecten naar de JWG zich ook met vertraging voordoen) en een meevallende ontwikkeling van de werkloosheid op grond van de ramingen van het Centraal Planbureau in de Macro-Economische Verkenningen. Per saldo is het budget opwaarts bijgesteld. Ondanks deze ophogingen bleek het gerealiseerde volume ook bij Slotwet hoger dan de raming van het aantal garantieplaatsen. De oorzaak van het grotere aantal tewerkstellingen is naar verwachting de doorwerking van een extra hoge instroom van jongeren in 1994 als gevolg van de toegenomen jeugdwerkloosheid.

Naast het grotere volume is er sprake van een hogere gemiddelde prijs. Deze is op de eerste plaats veroorzaakt doordat bevoorschotting over het 4e kwartaal plaatsvindt op basis van declaraties in het 2e kwartaal. Omdat in het 2e kwartaal tevens vakantie-uitkeringen gedeclareerd kunnen worden, is abusievelijk uitgegaan van een te hoge prijs. Hierdoor is het voorschot 4e kwartaal te hoog vastgesteld. Dit wordt vanzelf gecorrigeerd met de afrekeningen van de definitieve declaraties. Op de tweede plaats is de gemiddelde leeftijd van de tewerkgestelde JWG-ers hoger gebleken, zodat het gemiddelde loonniveau hoger uitkwam.

Trajectovereenkomsten

In tegenstelling tot het onderdeel loonkosten is bij het onderdeel trajectovereenkomsten sprake van een lager gerealiseerd volume ten opzichte van de raming. Kennelijk hebben de gemeenten minder jongeren via dergelijke voorbereidende trajecten klaargestoomd voor een uiteindelijke JWG-garantieplaats. De preciese oorzaak is op grond van de thans beschikbare voorlopige realisatiecijfers nog niet bekend. Na beschikbaar komen van statistisch materiaal zal de eventuele doorwerking van het lagere volume worden betrokken bij de raming voor 1996 en latere jaren.

Experimenten

Op het onderdeel experimenten zijn geen uitgaven gedaan.

Volume-/prestatiegegevens

 Ontwerp-begrotingRealisatie
Garantieplaatsen  
Volume (x 1 000)17 40021 564
Gemiddelde loonkosten (x f 1,–)18 69018 744
Budget loonkosten (x f 1 miljoen)325,1404,2
   
Trajectovereenkomsten  
Volume (x 1 000)2 7801 660
Gemiddelde kosten (x f 1,–)4 3403 313
Budget trajectovereenkomsten (x f 1 miljoen)12,15,5

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

De Jeugdwerkgarantiewet heeft ten doel de kansen van werkloze jongeren op de arbeidsmarkt te vergroten door hen door middel van zogeheten garantieplaatsen werkervaring op te laten doen of een daarop voorbereidend programma aan te bieden.

De regeling voorziet er in dat de door de gemeente terzake gemaakte loonkosten danwel vergoedingskosten door het rijk worden vergoed. De financiering van de regeling loopt mee in het gemeentelijk traject.

Onzekerheid als gevolg van M&O

De uitvoering van de JWG is M&O-gevoelig vanwege de leegloopproblematiek en de verzuimproblematiek. Onder leegloop wordt in dit geval verstaan dat jongeren wel een JWG-dienstbetrekking hebben, maar niet feitelijk zijn geplaatst op een garantieplaats. Voor zover leegloop een structureel karakter heeft ontstaat onzekerheid over het al dan niet oneigenlijk gebruik van de JWG. De verzuimproblematiek houdt in dat de jongere verwijtbaar geen arbeid verricht of verwijtbaar geen scholing volgt. Daarbij is tevens de mogelijkheid aanwezig dat de jongere elders betaalde arbeid verricht.

Aard M&O-gevoelige gegevens

De regeling maakt het jongeren slechts beperkt mogelijk (maximaal 6 uur per week) nevenarbeid te verrichten naast voltijdse deelneming aan de JWG. Het verrichten van méér-uren nevenarbeid (tot maximaal 19 uur) is toegestaan, mits de méér-uren in mindering worden gebracht op de JWG-dienstbetrekking en het daarmee corresponderende tijdsevenredige loon. Omdat de gegevens inzake nevenarbeid en neveninkomsten van derden afkomstig zijn, doorgaans van de betreffende jongere, zijn deze gegevens M&O-gevoelig.

M&O-maatregelen

Met de wetswijziging per 1 september 1994 is de bepaling opgenomen dat de loonkosten van een jongere voor rekening van de gemeente blijven, zodra de jongere een aaneengesloten periode van drie maanden niet is geplaatst op een garantieplaats.

Met betrekking tot het verwijtbaar geen arbeid verrichten of het verwijtbaar niet deelnemen aan scholing is voor JWG-organisaties de mogelijkheid geopend bij wijze van sanctie een deel of het volledige loon of vergoeding van de jongere in te houden.

Om fraude inzake het verzwijgen van inkomsten uit nevenarbeid tegen te gaan zijn de gemeentebesturen gewezen op het belang van een adequate voorlichting aan jongeren en de mogelijkheid om via de Gemeenschappelijke Verwijsindex bij de bedrijfsverenigingen na te gaan of andere arbeid in dienstbetrekking wordt verricht.

Resterende M&O-onzekerheid

In theorie kan zich leegloop voordoen in de voorbereidingsfase van de JWG. Deze heeft onder andere de voorbereiding op een garantieplaats ten doel in situaties waarin belemmeringen tot plaatsing aan de kant van de jongere aanwezig zijn. In welke mate zich leegloop in de voorbereidingsfase voordoet wordt in 1996 nagegaan.

Globale schatting omvang bestaande onzekerheid

In 1995 is voor f 409,6 mln aan uitkeringen JWG verstrekt. Uit het voorgaande blijkt dat op een aantal onderdelen misbruik of oneigenlijk gebruik van JWG-gelden mogelijk is (leegloop, stelselmatig verzuim, verzwijgen van inkomsten uit nevenarbeid). Op dit moment zijn hierover geen gegevens bekend. Voor het nader onderzoek dat in 1995 over 1994 plaats vindt zijn instructies uitgezet om op het onderdeel JWG de mate waarin de sluitende aanpak JWG succesvol is te meten alsmede om de mate van leegloop over 1994 in beeld te brengen.

Toezichtsactiviteiten

In 1995 is door de Rijksconsulent een rechtmatigheidsonderzoek naar de uitvoering van de JWG bij alle Jeugdwerkgarantieorganisaties uitgevoerd. Daarnaast heeft eveneens bij alle organisaties een monitoringonderzoek op de uitvoering van deze regeling plaatsgevonden.

Ten aanzien van de monitoring op de JWG is meegenomen de bestrijding van misbruik in de situatie dat de jongere meer dan zes uur arbeid buiten de JWG verricht zonder dit aan de Jeugdwerkgarantieorganisatie te melden. De toezichtsactiviteiten zijn deels geïncorporeerd in het onderzoek van de Rijksconsulent bij gemeenten zoals dat in 1995 heeft plaats gevonden en dat is toegelicht bij artikel U 14.01 Algemene Bijstandswet.

Artikel U1204 – Banenpools

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 1995503 800503 800
Mutaties 1e suppletore:   
– Subsidieakkoord Amsterdam– 6 900– 6 900
Mutaties 2e suppletore:   
– Loonbijstelling 1995– 3 000– 3 000
– Doorstroomsubsidie en werkervaringsplaatsen– 38 000– 38 000
Mutaties slotwet:– 36 180– 36 180
Realisatie 1995419 720419 720

Toelichting Rekening

Verplichtingen-/en uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Vrijvallende uitkeringen458 100 – 2 900– 35 480419 720
Doorstroomsubsidies23 900– 6 900– 16 300– 7000
Werkervaringsplaatsen21 800 – 21 80000
Totaal503 800– 6 900– 41 000– 36 180419 720

Vrijvallende uitkeringen

In de eerste plaats is het aantal gerealiseerde banenpoolplaatsen lager dan in de begroting is geraamd.

In het kader van de Regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen 1995 (40 000-banenplan) hebben gemeenten banenpoolplaatsen omgezet in zogenaamde Melkert I-banen. Hierdoor neemt het aantal banenpoolplaatsen tijdelijk af. De gemeenten zijn gehouden het aantal banenpoolplaatsen op peil te houden. Het kost evenwel enige tijd voordat een nieuwe banenpoolplaats gecreëerd is.

In de tweede plaats is er een prijseffect. De subsidie van dit artikel voor een banenpooler hangt af van de ABW-uitkering die werd genoten. In de raming wordt met een gemiddeld ABW-uitkeringsbedrag gerekend. De gedeclareerde subsidie bleek gemiddeld lager.

Doorstroomsubsidies

De totstandkoming van een regeling ondervond vertraging. Per 1 januari 1996 is voor de vier grote steden de Tijdelijke Subsidieregeling bevordering uitstroom banenpools en jeugdwerkgarantiewet in werking getreden.

Werkervaringsplaatsen

Over de aanwending is in 1995 geen besluit genomen. Het voornemen is, de middelen wel te gaan benutten in de Wet Inschakeling Werkzoekenden.

Volume-/prestatiegegevens

 Ontwerp-begrotingRealisatie
Volume vrijvallende uitkeringen (eenheden)22 52521 717
Gemiddelde vrijval (* f 1,–)20 34019 327
vrijvallende uitkeringen (* f 1 mln.)458,1419,7
   
Volume werkervaringsplaatsen (eenheden)3 7500
gemiddelde prijs per plaats (* f 1,–)5 8000
budget werkervaringsplaatsen (* f 1 mln.)21,80
   
Volume uitstroomsubsidie (eenheden)9120
gemiddelde uitstroomsubsidie (* f 1,–)26 2500
budget uitstroomsubsidie (* f 1 mln.)23,90

Er is sprake van een onderuitputting van 8,4% (f 38,4 mln.) bij het artikelonderdeel Vrijvallende uitkeringen, waaruit de SZW-subsidies voor de reguliere banenpoolplaatsen worden gefinancierd. In het kader van de twee overige artikelonderdelen zijn geen uitgaven gedaan.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

Op grond van de Rijksbijdrageregeling banenpools wordt aan gemeenten subsidie verstrekt voor de financiering van banenpools die langdurig werklozen een additionele baan aanbieden tegen het wettelijk minimumloon. De subsidie bestaat uit het rijksaandeel in de vrijvallende ABW-, IOAW- of IOAZ-uitkering.

SZW verstrekt de gemeenten in voorschot geldmiddelen om de uitkeringen te kunnen voldoen. De rijksvergoeding over het verslagjaar wordt vastgesteld twee jaar daarna aan de hand van de declaratie van de gemeente (incl. accountantsverklaring) en het rapport van de Rijksconsulent van SZW.

Onzekerheid als gevolg van M&O

De uitvoering van de Rijksbijdrageregeling banenpools bleek M&O-gevoelig te zijn ten aanzien van betalingen boven het wettelijk minimumloon.

Aard M&O-gevoelige gegevens

In opdracht van SZW is in 1994 een inventarisatie gemaakt van de door banenpoolorganisaties verstrekte vergoedingen en toeslagen aan de deelnemers van de banenpool. Uit deze inventarisatie bleek dat het verlenen van toeslagen zich in de meeste gevallen beperkte tot een toeslag als bedoeld in artikel 11, eerste lid onder q van de Wet op de loonbelasting (een zogenaamde feestdagentoeslag). Uit de inventarisatie kwam tevens het beeld naar voren dat bij de uitvoeringsorganisaties onduidelijkheid bestond over het onderscheid tussen het verlenen van toeslagen en het verstrekken van onkostenvergoedingen en over de mate waarin (forfaitaire) onkostenvergoedingen mochten worden verstrekt.

M&O-maatregelen

Door de herziening van de Rijksbijdrageregeling banenpools per 1 juli 1994 is de uitvoeringsorganisaties duidelijkheid verschaft welke toeslagen en onkostenvergoedingen op grond van deze regeling zijn toegestaan. Het verlenen van toeslagen anders dan een toeslag als bedoeld in artikel 11, eerste lid onder q van de Wet op de loonbelasting leidt tot een terugvordering van de verleende rijkssubsidie. Met de Gemeente Amsterdam is een accoord afgesloten waardoor de conducteurs met te hoge toeslagen uit de banenpoolregeling stromen en in dienst worden genomen bij het gemeentelijk vervoersbedrijf.

Waarom nog resterende onzekerheid

Uit het toezicht over 1995 moet nog naar voren komen in hoeverre de gemeente de verlening van toeslagen hebben aangepast aan de (op dit punt gewijzigde) regelgeving. Over 1994 is feitelijk nog sprake van resterende onzekerheid wegens mogelijk oneigenlijk gebruik in het eerste halfjaar omdat de aanscherping van de Rijksbijdrageregeling banenpools eerst per 1 juli 1994 is ingegaan.

Globale schatting omvang bestaande onzekerheid

In 1995 is ten laste van SZW een bedrag van f 419,7 mln aan subsidie verstrekt aan gemeenten ter vergoeding van banenpoolplaatsen. Dit bedrag is gebaseerd op een vrijval van ruim 21 700 Abw-uitkeringen van gemiddeld circa 19 500 per geval. Zoals uit het voorgaande blijkt is de bestaande onzekerheid ten aanzien van de besteding van dit bedrag zeer beperkt.

Toezichtsactiviteiten

In 1995 is door de Rijksconsulent een rechtmatigheidsonderzoek naar de uitvoering van de Banenpoolregeling bij alle Banenpoolorganisaties uitgevoerd. Daarnaast heeft eveneens bij alle organisaties een monitoringonderzoek op de uitvoering van deze regeling plaatsgevonden.

Deze monitoringsgegevens moeten nog worden geanalyseerd. De toezichtsactiviteiten is deels geïncorporeerd in het onderzoek van de Rijksconsulent bij gemeenten zoals dat in 1995 heeft plaats gevonden en dat is toegelicht bij artikel U 14.01 Algemene Bijstandswet.

Artikel U1301 – Algemene Kinderbijslagwet

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 19956 724 4006 724 400
Mutaties 1e suppletore:  
– Kasschuif van 95 naar 94– 2 094 600– 2 094 600
– Interestbaten kasschuif– 6 000– 6 000
– Afschaffing progressie– 35 000– 35 000
– Verhoging KB 1e kind21 00021 000
– Extra verhoging KB 1e kind 199526 00026 000
– Correctie maatr. regeerakkoord95 00095 000
– Uitstel M&O maatregel1 0001 000
– Asielzoekers (CEP 1995)100100
– Uitvoeringskosten SVB– 2 000– 2 000
– Loonbijst. uitv.kosten ABP-complex2 1002 100
Mutaties 2e suppletore:   
– Loonbijstelling 19951 0001 000
– Juni-nota SVB– 22 700– 22 700
– Uitvoering 1995 uitkeringen– 10 900– 10 900
– Uitvoering 1995 uitvoeringskosten– 4 000– 4 000
Mutaties slotwet:00
Realisatie 19954 695 4004 695 400

Toelichting Rekening

De navolgende tabel geeft een beeld van de raming volgens de ontwerpbegroting, de bijstellingen en de realisatie onderscheiden naar uitkeringen en uitvoeringskosten.

Verplichtingen/uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Uitkeringen AKW6 574 700– 1 992 500– 30 80004 551 400
Uitvoeringskosten AKW149 700100– 5 8000144 000
Totaal6 724 400– 1 992 400– 36 60004 695 400

Oorzaak van het substantiële verschil tussen de oorspronkelijk begrote en de gerealiseerde uitgaven is met name de eind 1994 geëffectueerde kasschuif van 1995 naar 1994 ad f 2 094,6 mln. Zonder deze kasschuif zou de realisatie per saldo f 65,6 mln (bijna 1%) hoger zijn uitgekomen dan de raming volgens de ontwerpbegroting. Dit ten gevolge van:

– hogere bevoorschotting door een stijging van de gemiddelde uitkering per telkind (+ f 90,6 mln.);

– minder telkinderen (– f 20,3 mln);

– bijstelling van achteraf (na meer dan een kwartaal) vastgestelde rechten (+ f 8,0 mln.);

– rentebaten door de kasschuif (– f 7,0 mln);

– lagere bevoorschotting van de uitvoeringskosten (– f 5,7 mln).

Voor de verplichtingen op dit artikel geldt dat deze op grond van artikel 4, lid 6 van de Comptabiliteitswet door de Minister van Financiën zijn aangewezen als «verplichtingen = kas».

Volume-/prestatiegegevens

De volumegegevens in de hierna volgende tabel hebben betrekking op de door de Sociale Verzekeringsbank opgegeven realisatiecijfers over de in 1995 door het Algemeen Kinderbijslagfonds (AKf) uitbetaalde kwartalen. De aan het fonds betaalde bedragen hebben deels betrekking op de verrekening van voorschotten van het voorgaande jaar (1994) en op voorschotten 1995 die voor een deel in het volgende jaar (1996) worden verrekend. Daarom wordt hieronder eerst de aansluiting gegeven tussen de kasrealisatie van de begroting en de door de Sociale Verzekeringsbank opgegeven transactierealisatie (in miljoenen guldens).

Kasrealisatie begroting 1995 f 4 694,4

Kasschuif 31 december 1994 f 2 094,6

Rentebaten SVb door de kasschuif f    7,0

Verrekening in 1995 van het derde en vierde kwartaal 1994 -/- f    3,0

Verrekening in 1996 van het derde en vierde kwartaal 1995 -/- f    18,0

Transactierealisatie AKf 1995 f 6 776,0

 Uitgaven (x f 1 mln.) Volume (x 1 000)Gemid. bedr. per eenheid (x f 1,–)
 Ontwerp-begrotingRealisatieOntwerp-begrotingRealisatieOntwerp-begrotingRealisatie
– uitkeringslasten (x f 1 mln)6 574,76 630,0    
waarvan:      
– Dekker-kopjes70,070,0    
– achteraf vastgestelde rechten56,064,0    
– resterende uitkeringslasten*6 448,76 496,0    
       
– telkinderen  3 4923 4811 8471 866
– gerechtigden (gezinnen)  1 8241 8233 5363 563
       
– uitvoeringskosten149,7146,0     
– telkind    4342
– gerechtigde    8280
Totaal6 724,46 776,0    

* Sinds 1994 worden de bedragen die zijn gemoeid met de zogenoemde Dekker-kopjes en met de achteraf vastgestelde rechten niet meer meegeteld in het volume en/of de gemiddelde uitkering. De lasten in verband met de Dekker-kopjes hebben betrekking op de verhoging van het voor een gezin bepaalde bedrag aan kinderbijslag om de negatieve koopkrachtconsequenties van de invoering van de nominale premieheffing in ZFW en AWBZ voor gezinnen met kinderen te compenseren. Deze Dekker-kopjes zijn krachtens het Regeerakkoord in 1995 afgeschaft, evenals de nominale kinderpremies. Genoemde bedragen hebben nog betrekking op de uitbetaling in 1995 van de rechten die gedurende het vierde kwartaal van 1994 zijn opgebouwd. Bij de achteraf vastgestelde rechten gaat het om uitkeringslasten waarvan bij de vaststelling van dat recht sprake is van een terugwerkende kracht van meer dan één kwartaal.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

De AKW heeft als doel een financiële tegemoetkoming te verstrekken aan verzekerden die kinderen verzorgen en opvoeden. Alle ingezetenen – ongeacht hun nationaliteit – zijn verzekerd. Verder zijn verzekerd niet-ingezetenen die in Nederland arbeid in dienstbetrekking verrichten en op grond daarvan loonbelasting betalen.

SZW verstrekt de SVB, de beheerder van het Algemeen Kinderbijslagfonds, in voorschot geldmiddelen om de uitkeringen te kunnen voldoen. De rijksvergoeding wordt vastgesteld aan de hand van de declaratie van de SVB en de rechtmatigheidsverklaring van het College van toezicht sociale verzekeringen nadat de departementale accountantsdienst zich een oordeel heeft gevormd over de toereikendheid van de toezichtsinformatie.

Onzekerheid als gevolg van M&O

De uitvoering van de AKW is M&O-gevoelig omdat het recht op bijslag afhankelijk is van door derden verstrekte informatie.

Aard M&O-gevoelige gegevens

De door derden verstrekte gegevens betreffen het bestaan van de verzekering, het bestaan en het in leven zijn van het kind van de verzekerde, de leeftijd van het kind, studeren, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, en de onderhoudsbijdrage en eigen inkomsten van het kind.

M&O-maatregelen

Het bestaan van de verzekering op grond van in Nederland verrichte arbeid in dienstbetrekking wordt door de SVB gecontroleerd op het bestaan van de werkgever en het bestaan van het dienstverband. De gegevens worden zowel bij de verzekerde zelf gecontroleerd als bij externe instanties, zoals belastingdienst, bedrijfsvereniging of eventueel de Kamer van Koophandel. In beginsel wordt ieder kwartaal gecontroleerd, tenzij in het betreffende geval vastgesteld is dat jaarlijkse controle volstaat. Hierbij speelt met name de duur van het dienstverband een rol.

Het aantal AKW gevallen dat op grond van dienstverband is verzekerd bedroeg in oktober 1995 8000.

Indien de verzekerde in Nederland woont wordt d.m.v. reguliere controle nagegaan of betrokkene nog op zijn woonadres bereikbaar is. Als na rappel niet gereageerd wordt, wordt de betaling geschorst. Vertrekmeldingen naar het buitenland worden sedert 1 oktober 1995 door middel van de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) automatisch gemeld aan de SVB. Tussen de distriktskantoren van de SVB en de regionale vreemdelingendiensten bestaan afspraken over gegevensuitwisseling.

De belangrijkste M&O-risico's met betrekking tot kinderbijslag voor kinderen van 16 jaar en ouder zijn de onderhoudsbijdrage, het eventuele inkomen van het kind en het studeren van het kind.

Als gevolg van de wetswijziging van 26 april 1995 (Stb. 220) hoeft de ouderlijke bijdrage in het onderhoud niet in alle gevallen meer te worden aangetoond. Primair voor de bepaling van de hoogte van de kinderbijslag wordt het eventuele inkomen van het kind.

Ten aanzien van de controle op de inkomsten van het kind wordt uitgegaan van de inlichtingen die de verzekerde zelf verstrekt aan de hand van bijvoorbeeld loonopgaven. Ten behoeve van een doelmatige controle heeft de SVB controlevoorschriften vastgesteld.

Of het kind inkomsten uit arbeid geniet verifieert de SVB om doelmatigheidsredenen niet bij de Belastingdienst omdat kinderen in deze leeftijdscategorie inkomsten mogen hebben uit kleine dienstbetrekkingen en uit vakantiewerk. De SVB heeft wel specifieke controlevoorschriften vastgesteld om de informatie van de verzekerde betreffende de inkomsten van het kind aan de hand van bijvoorbeeld loonopgaven te controleren. De SVB zal in 1996 wel een pilot-onderzoek naar het nut van verificatie bij de Belastingdienst uitvoeren.

Aan de hand van door de verzekerde zelf en door de onderwijsinstelling ingevulde schoolverklaringen wordt jaarlijks in het vierde kwartaal beoordeeld of een kind vanaf 16 jaar voldoende studie-uren heeft. Huiswerkuren en reisuren mochten tot voor kort bij de studienorm worden meegeteld. Sinds 1 oktober 1995 (Wet van 29 september 1994, Stb. 742) geldt voor kinderen van 18 tot en met 24 jaar een nieuwe studienorm, waarvan de huiswerkuren en reisuren geen deel meer uitmaken.

Ten aanzien van verzekerden met in het buitenland wonende kinderen bestaan in een aantal landen tekortkomingen voor wat betreft de mogelijkheden van verificatie en controle van de juistheid van de aangeleverde gegevens. Dit heeft geleid tot een aantal gerichte maatregelen en onderzoeken.

Bijzondere handhavingsactiviteiten Turkije en Marokko

De SVB heeft zowel voor Turkije als Marokko een afzonderlijk handhavingsplan opgesteld. Voor beide landen is tevens, in samenspraak met de interne accountantsdienst van de Bank een controleplan opgesteld. Ter plekke wordt door een lokaal aangestelde kracht controles verricht van steekproefsgewijs geselecteerde gevallen.

In Marokko is een vooronderzoek verricht met betrekking tot 34 schoolverklaringen. Dit heeft in vijf gevallen geleid tot financiële consequenties. Voorts is een a-selecte steekproef uitgevoerd ten aanzien van 48 cliënten met tenminste een uitwonend, studerend kind. In 6 gevallen hebben de adviezen financiële gevolgen voor de cliënten gehad. In twee gevallen is geadviseerd een fraude-onderzoek in te stellen. In 11 gevallen wordt nader onderzocht of financiële consequenties moeten volgen.

De controlewerkzaamheden in Turkije zijn in de periode februari 1995 tot mei 1995 gestaakt als gevolg van een verbod van de Turkse autoriteiten. Tot september 1995 zijn 17 steekproeven uitgevoerd. De resultaten van deze onderzoeken zijn nog niet bekend.

In het kader van deze activiteiten zullen ook Tunesie en Kaap Verdië worden meegenomen.

Onderzoek Turkije

Na aanwijzingen over mogelijke fraude is door het districtskantoor van de SVB te Den Haag in februari 1995 een integraal onderzoek uitgevoerd naar de rechtmatige verstrekking van kinderbijslag aan verzekerden met een huishouden in Turkije. Daarbij dienden alle kinderbijslagaanvragers in het district Den Haag met een huishouden in Turkije zich persoonlijk te identificeren. In totaal werden 1636 dossiers onderzocht. In 530 gevallen werd de daadwerkelijke aanwezigheid van de aanvrager niet aangetoond en is de verstrekking van kinderbijslag beëindigd.

Als gevolg van dit onderzoek heeft de SVB in de controlevoorschriften opgenomen dat aanvragers van kinderbijslag met een huishouden of kinderen in het buitenland zich persoonlijk bij de SVB dienen te melden en te identificeren.

Pilot-onderzoeken niet-verdragslanden: Pakistan en Ghana

De SVB heeft in augustus 1995 de resultaten van een pilot-onderzoek in Pakistan aan de Staatssecretaris aangeboden. Uit het onderzoek is gebleken dat in 156 van de 200 onderzochte huishoudens waarbij kinderen in Pakistan verbleven, het recht op kinderbijslag onjuist is vastgesteld.

De reden hiervoor is dat de SVB onvoldoende mogelijkheden heeft de gegevens van huishoudens en kinderen in niet-verdragslanden als Pakistan op hun rechtmatigheid te beoordelen. Waar dat noodzakelijk was heeft schorsing c.q. stopzetting van de uitkering plaatsgevonden.

Ook een aantal Ghanese huishoudens zijn door de SVB aan een diepgaand onderzoek onderworpen.

Op basis van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat verificatie en controle in Ghana ook op grote problemen stuit.

Resterende M&O-onzekerheid

Verificatie van gegevens in Nederland is voor groot deel afhankelijk van de betrouwbaarheid van de gegevensbestanden als de GBA. Gegevens met betrekking tot geboorte en overlijden zijn in hoge mate betrouwbaar. Aan maatregelen wordt gewerkt om de betrouwbaarheid van adresgegevens – van belang bij verificatie van het uitwonend zijn van kinderen – te vergroten.

Omdat verificatie van gegevens in niet-verdragslanden moeilijk te realiseren is wordt M&O-onzekerheid veroorzaakt. Een onderzoek met een vertrouwensadvocaat als in het pilot-onderzoek in Pakistan is niet altijd haalbaar.

Globale schatting omvang bestaande onzekerheid

In 1995 bedroegen de uitgaven herrekend op transactiebasis f 6 776 miljoen. Hiervan heeft een bedrag van f 146 miljoen betrekking op de uitvoeringskosten en f 6 630 miljoen op de uitkeringen.

Deze bedragen zijn verstrekt aan circa 1,8 miljoen AKW-gerechtigden ten behoeve van circa 3,5 miljoen telkinderen.

Een misbruikrisico doet zich voor bij de uitkeringen ten behoeve van kinderen van 16 jaar en ouder.

Deze populatie betrof in 1995 530 000 telkinderen (15% aantal telkinderen) met een uitkeringsbedrag van ongeveer f 1 miljard en waarvan een onbekend deel inkomsten hebben vanwege arbeid uit dienstbetrekking.

Voor de leeftijdscategorie 18 tot en met 24 jaar (circa 80 000 telkinderen in 1995) zal het risico over enige jaren verdwenen zijn in verband met de afschaffing na 1995 van het kinderbijslagrecht voor deze groep. Alleen een overgangsgroep kan voor bepaalde tijd nog aanspraak maken op kinderbijslag.

Het recht op tweevoudige kinderbijslag voor een uitwonende kind van 16 en 17 jaar brengt een frauderisico mee vanwege het al dan niet uitwonend zijn. In 1995 is ten behoeve van deze groep van circa 5 200 uitwonende kinderen voor circa f 24 mln aan kinderbijslag uitgekeerd.

Een andere risico zijn verzekerden met in het buitenland wonende kinderen. Zoals eerder gesteld liggen de grootste risico's ten aanzien van deze groep in het feit dat in een aantal landen beperkingen bestaan bij de mogelijkheden van verificatie en controle van de juistheid van de aangeleverde gegevens. In 1994 ging het om circa 11 700 uitkeringsgerechtigden en circa 97 300 telkinderen. Daarmee was een bedrag van in totaal f 232 mln gemoeid. Onderstaande tabel geeft een onderverdeling.

Land/cijfers 1994bedrag (mln)telkinderen
EU-landen4320 200
Marokko9035 300
Turkije5221 800
Pakistan51 800
Overige landen4218 200
Totaal23297 300

Na 1995 zal als gevolg van de wijziging in de AKW in de vorm van afschaffing van de kinderbijslag voor 18–24 jarigen circa 20% van de in het buitenland woonachtige kinderen met een verzekerde in Nederland afvloeien.

Geconstateerde fraude

In 1994 is in de AKW voor een bedrag van f 1,1 miljoen aan fraude geconstateerd (192 fraudegevallen), in 1993 was de geconstateerde fraude slechts circa f 0,3 miljoen. Uit voorlopige cijfers voor 1995 blijkt dat de geconstateerde fraude in de AKW in ieder geval enkele malen hoger is. Daarbij heeft het onderzoek naar AKW-gerechtigden met een gezin in Turkije in het district Den Haag alleen al tot de constatering van 530 fraudegevallen geleid met een besparing op jaarbasis van circa f 4 mln. Het kinderbijslagbedrag dat in Pakistan wordt uitbetaald zal als gevolg van het onderzoek naar de handhaafbaarheid dalen van f 6,4 miljoen gulden naar verwachting f 4,2 miljoen gulden over 1995.

Welke toezichtsactiviteiten zijn gebezigd

De uitvoering van de AKW door de SVB maakt onderdeel uit van het eerstelijns toezicht dat door het Ctsv wordt uitgeoefend. Het Ctsv heeft over de uitvoering door de SVB in 1994 een rechtmatigheidsverklaring afgegeven. Een rechtmatigheidsverklaring behelst de volgende aspecten:

– beoordeling van de opzet en de werking van de procedures ter waarborging van de rechtmatigheid van de uitkeringen;

– beoordeling van de opzet van interne controleprogramma's;

– beoordeling van de opzet en de werking van de interne controleorganen;

– vaststelling overeenstemming tussen kasstroomopgave door SZW en de verantwoording in de administratie van de SVB;

– beoordeling handboeken en instructies aan de hand van de vigerende wet- en regelgeving;

– review van het interne controleorgaan c.q. de controleresultaten en een a-selecte wetstechnische controle.

Het tweedelijns toezicht dat door SZW wordt uitgeoefend is beschreven in het algemene deel van deze financiële verantwoording.

Wat is het resultaat aan onrechtmatigheid en onzekerheid

Op grond van zijn onderzoek is het Ctsv van oordeel dat de uitgaven en ontvangsten inzake de AKW in 1994 tot stand zijn gekomen in overeenstemming met wet- en regelgeving. De beste schatting van het foutpercentage ligt ruimschoots binnen de in het Besluit toezicht SVr gestelde norm van 1%.

Het Ctsv concludeert in de aprilrapportage 1996 dat de opzet en het bestaan van de procedures van het uitkeringsproces AKW over 1995 voldoende waarborgen bevatten voor de rechtmatigheid van de AKW-uitkeringen.

Vaststellingen

In 1995 is de rijksvergoeding over 1993 aan het Algemeen Kinderbijslagfonds vastgesteld. Aan deze vaststelling ligt een onderzoek van de departementale accountantsdienst naar de kwaliteit van het door de SVr uitgevoerde rechtmatigheidsonderzoek ten grondslag. De Sociale Verzekeringsraad heeft over 1993 geen rechtmatigheidsverklaring over de uitvoering van de AKW in de zin van het Besluit toezicht SVr 1992 afgegeven. De departementale accountantsdienst acht de rechtmatigheid van de uitgaven AKW verzekerd.

Artikel U1302 – Toeslagenwet

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 1995744 200744 200
Mutaties 1e suppletore:   
– WW-pakket9 3009 300
– Sanctie-maatregelen– 1 000– 1 000
– Volume-ontw. WW18 00018 000
– Volume-ontw. AAW– 2 000– 2 000
– Volume-ontw. AAW/WAO– 15 000– 15 000
Mutaties 2e suppletore:   
– Loonbijstelling 1995 uitkeringen3 0003 000
– Loonbijstelling 1995 uitvoeringskosten500500
– Uitstel WW-sancties1 0001 000
– Volume-ontwikkeling WW/ZW/AAW/WAO (MEV)– 4 000– 4 000
– Uitvoering 1995– 10 300– 10 300
Mutaties slotwet:988988
Realisatie 1995744 688744 688

Toelichting Rekening

De navolgende tabel geeft een beeld van de raming volgens de ontwerpbegroting, de bijstellingen en de realisatie onderscheiden naar de artikelonderdelen.

Verplichtingen/uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Uitkeringen TW668 8008 700– 300– 8 039669 161
Uitvoeringskosten TW75 400600– 9 5009 02775 527
Totaal744 2009 300– 9 800988744 688

De gerealiseerde uitgaven komen, zowel voor het onderdeel uitkeringen als voor het onderdeel uitvoeringskosten, nagenoeg overeen met de raming volgens de ontwerp-begroting. De mutaties als gevolg van volume- en prijsontwikkelingen, uitstel van maatregelen en overige bijstellingen die gedurende de begrotingsuitvoering zijn verwerkt, bedragen per saldo ca. ± f 0,5 mln.

Zoals hierna uit de volume- en prestatiegegevens blijkt is de volume-ontwikkeling achtergebleven bij de aanvankelijke verwachtingen. Daar staan echter hogere gemiddelde uitkeringen tegenover, mede als gevolg van de koppeling.

Voor de verplichtingen op dit artikel geldt dat deze op grond van artikel 4, lid 6 van de Comptabiliteitswet door de Minister van Financiën zijn aangewezen als «verplichtingen = kas».

Volume/-prestatiegegevens

De volumegegevens in de navolgende tabel hebben betrekking op de door het Tijdelijk Instituut voor Coördinatie en Afstemming (TICA) opgegeven realisatie-cijfers over 1995. De aan het TICA betaalde bedragen hebben deels betrekking op de verrekening van voorschotten van het voorgaande jaar (1994) en op voorschotten 1995 die voor een deel in het volgende jaar (1996) worden verrekend. Daarom wordt hieronder eerst de aansluiting gegeven tussen de kasrealisatie van de begroting en de door het TICA opgegeven transactierealisatie (in miljoenen guldens).

Kasrealisatie begroting 1995 f 744,7

Nabetaling in 1995 i.v.m. nadere verrekening 1994 -/- f  9,9

Verrekening in 1995 van het vierde kwartaal 1994 -/- f  12,7

Verrekening in 1996 van het vierde kwartaal 1995 f  13,7

Transactierealisatie TICA 1995 f 735,8

 Lasten (x f 1 mln.)Volume (x 1 000 jaaruitk.)Gem. uitk. (x f 1,–)
 Ontwerp-begrotingRealisatieOntwerp-begrotingRealisatieOntwerp-begrotingRealisatie
Toeslagen op uitkeringen:       
– AAW sec151,7159,822,221,56 8507 437
– AAW/WAO245,6229,849,044,35 0165 183
– WW153,2164,728,529,25 3745 647
– ZW7,811,21,92,84 0324 066
– Overig11,57,15,01,82 2924 028
– Niet verhaalbare toeslagen0,03,9    
Subtotaal569,8576,5106,699,65 3455 788
       
Vakantietoeslagen44,643,9  418441
Sociale lasten54,439,3  510395
Subtotaal99,083,2  928836
       
Uitvoeringskosten75,476,1  707764
Totaal744,2735,8  6 9807 388

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

De Toeslagenwet is in de plaats getreden van de minimumdagloonbepalingen in de werknemersverzekeringen en voorziet in een toeslag op het dagloon voorzover deze minder bedraagt dan het sociaal relevant minimum. De Toeslagenwet wordt uitgevoerd door de bedrijfsverenigingen en het Tica.

SZW verstrekt het Tica, de beheerder van het Toeslagenfonds, in voorschot geldmiddelen om de uitkeringen te kunnen voldoen. De rijksvergoeding wordt vastgesteld aan de hand van de declaratie van het Tica en de rechtmatigheidsverklaring van het College van toezicht sociale verzekeringen nadat de departementale accountantsdienst zich een oordeel heeft gevormd over de toereikendheid van deze toezichtsinformatie.

Onzekerheid als gevolg van M&O

De uitvoering van de Toeslagenwet is M&O-gevoelig omdat de uitkering afhankelijk is van door derden verstrekte informatie en de M&O-gevoeligheid van werknemersverzekeringen waarop een toeslag als gevolg van de Toeslagenwet wordt verleend.

Aard M&O-gevoelige gegevens

De door derden verstrekte gegevens betreffende de leefvorm, de leeftijd van een tot het huishouden behorend kind, het thuiswonen en het inkomen van het huishouden.

M&O-maatregelen

Toetsing van gegevens van derden is veelal gericht op formele controles (incl. gegevensuitwisseling). Voor wat betreft het inkomen wordt via de GVI gekeken of de toeslaggerechtigde bekend is (hetzij als werknemer hetzij als uitkeringsgerechtigde); als dat het geval is wordt bezien of sprake is van ongeoorloofde samenloop. Gegevens met betrekking tot de leefvorm worden nagegaan bij de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Als blijkt dat de toeslaggerechtigde een partner heeft, dan worden de inkomensgegevens van die partner ook door middel van de GVI gecontroleerd.

Onderdeel van de regeling rechtmatigheidsverklaring sociale verzekeringen zijn bepalingen omtrent de toereikendheid van de voorschriften en besluiten van de uitvoeringsinstanties, gericht op het tegengaan van misbruik (normbeoordeling), alsmede de naleving van voorschriften en besluiten gericht op het tegengaan van misbruik.

Met ingang van 1995 houdt het Ctsv toezicht op de wijze waarop de bedrijfsverenigingen en het Tica misbruik tegengaan. Daartoe zijn de misbruik-aspecten opgenomen in de controleprotocollen.

Het Ctsv zal separaat rapporteren over oneigenlijk gebruik-aspecten.

Resterende M&O-onzekerheid

Het effect van voornoemde controles is afhankelijk van de betrouwbaarheid van de gegevens die in de relevante gegevensbestanden zijn opgenomen. Door het toenemende gebruik van gegevensuitwisseling wordt de betrouwbaarheid verhoogd. De juiste vaststelling van het recht op toeslag alsmede de hoogte daarvan blijft afhankelijk van een juiste uitvoering van de moederwetten.

Globale schatting omvang bestaande onzekerheid

In 1995 is volgens voorlopige cijfers van het Ctsv door de bedrijfsverenigingen bij 0.4% van de personen die een toeslag ontvangen fraudeonderzoek verricht vanwege fraudevermoedens (1994: 0,2%). Deze fraudeonderzoeken gaan meestal gepaard met een fraudeonderzoek naar één van de moederwetten (AAW, WAO, WW of ZW). Bij ruim 70% van de onderzochte gevallen (0.26 % van de toeslagenpopulatie) is fraude geconstateerd met een geschat schadebedrag van circa f 2.1 mln (1994: f 0.9 mln)

Toezichtsactiviteiten

De uitvoering van de TW door de bedrijfsverenigingen maakt onderdeel uit van het eerstelijns toezicht dat door het Ctsv wordt uitgeoefend. Het Ctsv heeft over de uitvoering door de bedrijfsverenigingen in 1994 een rechtmatigheidsonderzoek ingesteld en een rapport van bevindingen opgesteld.

Het rechtmatigheidsonderzoek omvat de volgende aspecten:

– beoordeling van de opzet en de werking van de procedures ter waarborging van de rechtmatigheid van de uitkeringen per uitvoeringsinstantie;

– beoordeling van de opzet van interne controleprogramma's per uitvoeringsinstantie;

– beoordeling van de opzet en de werking van de interne controleorganen van uitvoeringsinstanties;

– beoordeling handboeken en instructies van uitvoeringsinstanties aan de hand van de vigerende wet- en regelgeving;

– review van interne controle-organen c.q. de controle-resultaten en een a-selecte wetstechnische controle.

Het tweedelijns toezicht dat door SZW wordt uitgeoefend is beschreven in het algemene deel van deze financiële verantwoording.

Resultaat aan onrechtmatigheid en onzekerheid

De interne controle op de vaststelling van uitkeringen blijkt bij een aantal uitkeringsinstanties nog steeds voor verbetering vatbaar. Verbetering is met name noodzakelijk waar het de samenloop van WW en TW betreft. Meer specifiek is gebleken dat de berekening van de primaire uitkeringen niet altijd zorgvuldig geschiedt. Als gevolg hiervan kan de Toeslagenwet op zich wel goed zijn uitgevoerd maar kan de uitkomst negatief zijn vanwege een onjuiste wetsuitvoering van de wetten waarop de toeslag wordt verleend. Het Ctsv concludeerde dat de uitvoering van de TW in 1994 niet op een aanvaardbaar niveau lag.

Op grond van de resultaten van haar onderzoek heeft het Ctsv de uitvoeringsinstanties gevraagd een plan van aanpak ter verbetering van de uitvoering van de Toeslagenwet op te stellen. Het Ctsv zal deze plannen beoordelen en toezien op de uitvoering.

Uit de aprilrapportage 1996 over 1995 van het Ctsv blijkt dat bij enkele uitvoeringsinstellingen nog belangrijke tekortkomingen voorkomen in de administratieve organisatie en interne controle. Bij de Toeslagenwet blijft het risico bestaan dat toeslagen onrechtmatig worden verstrekt.

Vaststellingen

In 1995 heeft de staatssecretaris de rijksvergoeding aan het Toeslagenfonds voor 1992 en 1993 vastgesteld. Aan de vaststelling is een onderzoek van de departementale accountantsdienst voorafgegaan naar de kwaliteit van de rechtmatigheidsonderzoeken die door de toenmalige Sociale Verzekeringsraad over deze jaren zijn uitgevoerd. De departementale accountantsdienst onderschrijft daarin de conclusies van de SVr.

Artikel U1304 – Premiebijdragen

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 199514 80014 800
Mutaties 1e suppletore:   
– Volksverzekeringen– 12 390– 12 390
– Doorwerking volume- en prijsontw. '94220220
Mutaties 2e suppletore:   
– Loonbijstelling 19957070
Mutaties slotwet:– 1 374– 1 374
Realisatie 19951 3261 326

Toelichting Rekening

De raming stand ontwerp-begroting was gebaseerd op gemoedsbezwaarden volksverzekeringen en werknemersverzekeringen. De premie-afdrachten volksverzekeringen lopen met ingang van 1994 niet meer via de SZW-begroting, maar via de begroting van het ministerie van Financiën.

De belangrijkste oorzaak voor de afwijking van de realisatie ten opzichte van de stand ontwerpbegroting (een verlaging met bijna f 13,5 mln) betreft de neerwaartse aanpassing van de raming met ca. f 12,4 mln in verband met het besluit om de premiebijdragen volksverzekeringen vanaf 1994 via het Ministerie van Financiën te laten verlopen. Bij de werknemersverzekeringen zijn de uitgaven op kasbasis f 1,1 mln lager uitgekomen dan de raming in de ontwerpbegroting van f 2,4 mln, met name omdat een aantal in het vierde kwartaal verwachte declaraties van uitvoeringsinstellingen eerst na 31 december 1995 zijn ontvangen en betaald.

Voor de verplichtingen op dit artikel geldt dat deze op grond van artikel 4, lid 6 van de Comptabiliteitswet door de Minister van Financiën zijn aangewezen als «verplichtingen = kas».

Volume-/prestatiegegevens

 Ontwerp-begrotingRealisatie*
Werknemersverzekeringen:   
– vergoeding aan uitvoeringsinstellingen (x f 1 000)2 4102 326
– aantal premievrijstellingen (x 1 jaaruitkering)9090
– gemiddelde vrijstelling (x f 1,-)26 77825 844

* Transactiegegevens, uitgaande van een geraamde betalingsoverloop naar 1996 van f 1,0 mln.

Artikel U1305 – Liquidatiewet invaliditeitswetten

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 1995075 700
Mutaties 1e suppletore:   
– Lagere rijkssubsidie0– 65 000
Mutaties slotwet:00
Realisatie 1995010 700

Toelichting Rekening

De gerealiseerde uitgaven zijn f 65 mln lager dan de raming in de ontwerpbegroting vanwege een extra aflossing door SZW aan het Invaliditeits- en Ouderdomsfonds (IOF) in het najaar van 1994 ter grootte van dat bedrag.

De feitelijke liquidatie van de Invaliditeitswetten (IW) is in 1993 voltooid. Naar aanleiding van een gerechtelijke uitspraak heeft de Sociale Verzekeringsbank besloten om tot en met 30 juni 1996 door te gaan met adresonderzoek van IW-verzekerden. Daaruit voortvloeiende eventuele claims kunnen, ondanks de overschrijding van de verjaringstermijn, nog worden uitgekeerd. Dit kan tot en met 1997 nog leiden tot financiële effekten op de rijksbegroting.

Artikel U1306 – Regelingen ex-mijnwerkers

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 1995046 200
Mutaties 1e suppletore:   
– Doorwerking indexatie '94 1 100
– Volume silicose-regeling6 5006 500
Mutaties 2e suppletore:   
– Indexering VVU 19953 0001 300
– Correctie indexering VVU0– 300
Mutaties slotwet:– 3 198– 9 684
Realisatie 19956 30245 116

Toelichting Rekening

Verplichtingenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
VUT-regeling ex-mijnwerkers  3 000– 2982 702
Silicose-regeling 6 500 – 2 9003 600
Totaal 6 5003 000– 3 1986 302

Uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
VUT-regeling ex-mijnwerkers46 2001 1001 000– 6 78441 516
Silicose-regeling 6 500 – 2 9003 600
Totaal46 2007 6001 000– 9 68445 116

Op artikelniveau zijn de verplichtingen f 6,3 mln hoger en de uitgaven f 1,1 mln lager uitgekomen dan geraamd in de ontwerpbegroting. De hogere verplichtingen houden enerzijds verband met de indexering 1995 van de VUT-uitkeringen (f 3,0 mln toegevoegd bij 2e suppletore wet; f 2,7 mln gerealiseerd) en anderzijds met de silicose-uitkeringen (f 6,5 mln toegevoegd bij 1e suppletore wet; f 3,6 mln gerealiseerd). De onderbenutting bij de silicose-regeling van f 2,9 mln is veroorzaakt door uitlopende behandelingsprocedures.

Dit laatste geldt voor verplichtingen en uitgaven. Voor het overige zijn de lagere uitgaven het gevolg van een lager gebleken volume in de VUT-regeling dan waarmee bij de raming rekening was gehouden.

Volume/-prestatiegegevens

De gegevens Vrijwillig Vervroegd Uittreden ex-mijnwerkers (VVU) in de navolgende tabel zijn de door het Administratiekantoor Zuid-Limburg (AZL) opgegeven realisatiecijfers over 1995. De aan het AZL betaalde bedragen hebben deels betrekking op de verrekening van voorschotten van het voorgaande jaar (1994) en op voorschotten 1995 die voor een deel in het volgende jaar (1996) worden verrekend. Daarom wordt hieronder eerst de aansluiting gegeven tussen de kasrealisatie van de begroting en de door het AZL opgegeven transactierealisatie (in miljoenen guldens).

Kasrealisatie begroting 1995 45,1

waarvan niet via AZL (silicose-regeling) –  3,6

–––––

Uitgaven VVU 41,5

verrekening in 1996 van voorschot 1995 0,1

–––––

Transactierealisatie VVU 1995 41,6

 Uitgaven (x f 1 mln.)Volume (x 1 persoon)Gem. prijs (x f 1,–)
 Ontwerp-begrotingRealisatieOntwerp-begrotingRealisatieOntwerp-begrotingRealisatie
VVU-regeling 1987 t/m 199445,040,582170254 69557 821
Administratiekosten AZL1,21,1  1 4621 446
Totaal VVU-regeling46,241,6  56 15759 267

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

De ministeriële regeling vrijwillige uittreding ex-mijnwerkers (VVU) die na 31 december 1994 is beëindigd bood ex-werknemers van de Limburgse mijnondernemingen onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid een uitkering te ontvangen, indien men vervroegd uit het arbeidsproces wilde stappen. Omdat de uitkeringsverplichtingen ten hoogste tot vijf jaar na de beëindigingsdatum van de regeling kunnen duren, zal de uitvoering van de VVU-regeling vóór het jaar 2000 worden afgesloten.

SZW verstrekt de uitvoerder van de regeling, het Administratiekantoor Zuid-Limburg (AZL) in voorschot geldmiddelen om de uitkeringen te kunnen voldoen. In het verslagjaar is de rijksvergoeding over 1993 vastgesteld aan de hand van de declaratie (incl. accountantsverklaring) van het AZL.

Onzekerheid als gevolg van M&O

De uitvoering van de VVU-regeling is M&O-gevoelig omdat de uitkering afhankelijk is van door derden verstrekte gegevens.

Aard M&O-gevoelige gegevens

De door derden verstrekte gegevens betreft de opgave van inkomsten uit of in verband met arbeid die naast de uitkering wordt genoten.

M&O-maatregelen

De uitkeringsgerechtigde dient op grond van de VVU-regeling tenminste eenmaal per jaar een opgave te verstrekken van genoten inkomsten uit of in verband met arbeid. Deze door derden verstrekte gegevens kunnen vanwege de privaatrechtelijke status van het AZL echter niet worden geverifieerd met de Belastingdienst. De rechtmatige uitvoering van de VVU-regeling is onderdeel van de jaarlijkse controle van de interne accountantsdienst van het AZL.

Resterende M&O-onzekerheid

Vanwege het ontbreken van gegevensuitwisseling met de Belastingdienst is sprake van resterende M&O-onzekerheid. Deze onzekerheid wordt vanwege de leeftijd van betrokkenen echter als beperkt beschouwd.

Globale schatting omvang bestaande onzekerheid

Het gemiddeld aantal bij het Rijk gedeclareerde maandelijkse uitkeringen in 1995 (704) is ten opzichte van 1994 met circa 30% afgenomen. Het bedrag dat in 1995 aan ex-mijnwerkers is uitgekeerd (f 40,5 mln) is ten opzichte van 1994 gehalveerd. Gelet op de leeftijd van de populatie (in het algemeen 60 tot 64 jaar) wordt de kans op andere inkomstenbronnen klein geacht en het misbruikrisico als vrij gering ingeschat. Er is evenwel geen informatie voorhanden op basis waarvan bestaande en resterende onzekerheid kunnen worden gekwantificeerd. Vanwege de afbouw van de regeling zal het misbruikrisico de komende jaren verder afnemen.

Toezichtsactiviteiten

Vanwege de beëindiging van de VVU-regeling op 31 december 1994 betreft het toezicht alleen de uitvoering van de nog lopende VVU-verplichtingen. De Begeleidingscommissie VVU – het oorspronkelijk toezichtsorgaan waarin ook SZW zitting had – was vooral gericht op het toezicht op de instroom in de regeling i.c. het beoordelen van bijzondere gevallen. Vanwege de beëindiging van de regeling vanaf 1995 is de Begeleidingscommissie op 17 januari 1995 opgeheven. Voor bijzondere situaties fungeert een stelsel van contactpersonen van werkgevers en werknemers richting SZW en het AZL.

Het feitelijke toezicht (en de controle) op de uitvoering van de VVU-regeling wordt door SZW vorm gegeven aan de hand van de controleresultaten van de interne en externe accountant van AZL tot uitdrukking komend in de terzake afgegeven accountantsverklaringen. De departementale accountantsdienst beoordeelt de kwaliteit van deze verklaringen. De interne accountant van het AZL heeft op 16 januari 1996 medegedeeld dat in de gevoerde procedure betreffende de controle op neveninkomsten van VVU-gerechtigden in 1995 geen wijziging is gekomen.

Resultaat aan onrechtmatigheid en onzekerheid

In 1995 is de rijksvergoeding over 1993 vastgesteld aan de hand van de declaratie van het AZL en de daarop betrekking hebbende accountantsverklaring. De departementale accountantsdienst heeft ten aanzien van deze accountantsverklaring bij het AZL een zgn. review gepleegd. Dit review heeft niet geleid tot een andere oordeelsvorming.

Silicose-regeling

Aard van de regeling

Aan personen die ingevolge het reglement eenmalige silicosevergoeding ex-mijnwerkers, (Stcrt. 87, 1994) daarvoor in aanmerking komen wordt een eenmalige uitkering ad f 20 000,– verstrekt.

SZW neemt daarnaast ook de fiscale consequenties voor zijn rekening. Verder vergoedt SZW uitvoeringskosten van de Stichting Silicose oud-mijnwerkers en de keuringskosten van de rechthebbenden en onder bepaalde voorwaarden voor afgewezenen.

Onzekerheid als gevolg van M&O

Aangezien het recht op de eenmalige uitkering aan ex-mijnwerkers die lijden aan de beroepsziekte silicose gekoppeld is aan een onafhankelijke medische keuring die nauwlettend in de regeling is omschreven wordt voldoende waarborg aanwezig geacht om het potentiële M&O-risico af te dekken.

Artikel U1307 – Waarborg en garantie

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 199500
Mutaties slotwet:00
Realisatie 199500

Toelichting Rekening

Bij wet is geregeld dat het Rijk zich in laatste instantie garant stelt voor de uitkeringen van alle onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van SZW uitgevoerde sociale verzekeringswetten. Daarnaast kunnen de betrokken centrale fondsen een tijdelijke, binnen het kalenderjaar af te lossen, rentedragende lening bij het Rijk krijgen indien alle andere mogelijkheden om incidentele liquiditeitstekorten te overbruggen (onderlinge steunverlening, geldmarktleningen) zijn uitgeput. In 1995 is op beide garanties geen beroep gedaan.

Verder valt onder dit artikel de garantstelling van de Staat voor een onderhandse geldlening aan de Stichting Werkenrode te Groesbeek. Het uitstaand risico per 31 december 1995 voor deze geldlening bedroeg f 539 500,–. Daarnaast heeft het Rijk zich garant gesteld voor een subsidie van het Europees Sociaal Fonds (ESF) aan het Nationaal Overlegorgaan Sociale Werkvoorziening (NOSW), waarvan het uitstaand risico per 31 december 1995 f 2 560 000 bedroeg. Ook op deze beide garanties is in 1995 geen beroep gedaan.

Artikel U1401 – Algemene Bijstandswet

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 199510 246 80010 246 800
Mutaties 1e suppletore:   
– Doorwerking uitvoering 1994– 186 400– 186 400
– Werkloosheid CEP79 00079 000
– Migratiesaldo– 44 000– 44 000
– Uitstel HABW/uitvoeringsplannen36 00036 000
– Uitstel HABW/invoering 1-1-9678 20078 200
– WW-pakket– 83 700– 83 700
– Sanctiemaatregelen WW19 80019 800
– Uitstel invoering administratieve boeten10 80010 800
– Overboeking naar artikel U1406– 39 000– 39 000
– Bevriezing invoering JWG30 10030 100
– Marginale arbeid– 15 000– 15 000
Mutaties 2e suppletore:   
– Uitstel administratieve boeten– 19 800– 19 800
– Verhoging verhaalsdrempel2 2002 200
– Werkloosheid MEV– 19 800– 19 800
– Uitvoering 1e kwartaal 1995– 35 300– 35 300
– Loonbijstelling 1995– 225 900– 225 900
– Volume asielzoekers– 31 800– 31 800
– Uitvoering 1995 volume en prijs– 312 900– 312 900
– Uitvoering 1995 diversen– 51 800– 51 800
Mutaties slotwet:– 89 198– 89 198
Realisatie 19959 348 3029 348 302

Toelichting Rekening

Verplichtingen- en uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Bijstand aan thuiswonenden 4 378 700– 984 800– 148 4001 3523 246 852
Toeslagen217 000– 217 000  0
Rww5 523 8001 055 300– 535 600– 82 3935 961 107
Zelfstandigen94 40032 300– 10 900– 9 757106 043
Inrichtingen25 400– 900– 1001 56025 960
Rechtstreeks6 500900– 1001 0408 340
ABW incentive1 000  – 1 0000
Totaal artikel10 246 800– 114 200– 695 100– 89 1989 348 302

De forse verschuiving in bovenstaand overzicht bij 1e suppletore wet tussen «Bijstand aan thuiswonenden» en «Rww» is het gevolg van uitstel van invoering van de nieuwe Algemene Bijstandswet (nABW).

In onderstaande tabel met volume- en prestatiegegevens per artikelonderdeel is hierin inzicht verschaft door een onderscheid te maken tussen:

a. de verschillen tussen de oorspronkelijke begroting 1995 bij een toen nog geplande invoering van de nAbw met ingang van 1 juli 1995 en de begroting zoals die ten tijde van de indiening van de oorspronkelijke begroting 1995 zou zijn geweest bij invoering van de nieuwe Algemene bijstandswet (nAbw) vanaf 1 januari 1996;

b. de verschillen tussen de begroting zoals die ten tijde van de indiening van de oorspronkelijke begroting 1995 zou zijn geweest bij invoering van de nAbw vanaf 1 januari 1996 en de realisatie in 1995 zoals die is geweest bij daadwerkelijke invoering van de nAbw per 1 januari 1996.

Op hoofdlijnen wordt vervolgens een toelichting gegeven op de verschillen ad a. Daarna wordt per artikel-onderdeel een toelichting op aanmerkelijke verschillen ad b. gegeven.

Volume-/prestatiegegevens; overzicht (gemiddelde) kosten en aantallen per onderdeel

  Begroting bij invoering nAbw vanaf:Realisatie
 1 juli 19951 januari 1996 
Bijstand aan thuiswonenden < 65 jr:    
– budget (x f 1 000)4 293 4003 422 5003 156 972
– volume (in personen)226 852179 237164 300
– gemiddelde uitkering (x f 1)18 92619 65319 215
    
Bijstand aan thuiswonenden 65 jr. e.o.:    
– budget (x f 1 000)85 30085 30089 880
– volume (in personen)14 60014 60013 000
– gemiddelde uitkering (x f 1)5 8425 8426 914
    
Toeslagen (budget x f 1 000)217 00000
    
Rww:    
– budget (x f 1 000)5 523 8006 725 9005 961 107
– volume (in personen)291 023339 557328 300
– gemiddelde uitkering (x f 1)18 98119 80818 157
    
Zelfstandigen periodieke en incidentele uitkeringen:    
– budget (x f 1 000)46 00046 00056 825
– volume (in personen)1 6301 6302 050
– gemiddelde uitkering (x f 1)28 22128 22127 720
    
Zelfstandigen rentedragende leenbijstand:    
– budget (x f 1 000)37 00037 00036 668
– volume (in personen)2 2252 2252 600
– gemiddelde uitkering (x f 1)16 62916 62914 103
    
Zelfstandigen-onderzoekskosten:    
– budget (x f 1 000)11 40011 40012 550
– volume (in personen)4 9504 9505 300
– gemiddelde uitkering (x f 1)2 3032 3032 368
    
Inrichtingen:    
– budget (x f 1 000)25 40025 40025 960
– volume (in personen)4 2254 2254 050
– gemiddelde uitkering (x f 1)6 0126 0126 410
    
Rechtstreeks:    
– budget (x f 1 000)6 5006 5008 340
– volume (in personen)675675840
– gemiddelde uitkering (x f 1)9 5009 5009 929
    
ABW incentive (budget x f 1 000)1 0001 0000
Totaal budgetten10 246 80010 361 0009 348 302

Deze volumina zijn voorlopige cijfers. Op het moment van opstellen van de rekening ontbreken nog (definitieve) gegevens over het 4e kwartaal 1995.

ad a. Verschil begroting ABW bij invoering nAbw per 1 juli 1995 respectievelijk per 1 januari 1996

In de oorspronkelijke begroting 1995 werd uitgegaan van invoering van de nAbw per 1 juli 1995. Deze invoeringsdatum bleek niet haalbaar. Met de nAbw wordt een meer doelmatige, doeltreffende en uitstroomgerichte uitvoering van de wet beoogd. Door de verschuiving van de invoering van de nAbw van 1 juli 1995 naar 1 januari 1996 is ook de voor 1995 voorziene kostenafname niet gerealiseerd. Bovendien vervalt de Rww als zelfstandige regeling. Hieraan zijn de verschillen toe te schrijven die voortkomen uit de kolommen «begroting bij invoering nAbw vanaf 1 juli 1995» respectievelijk «1 januari 1996»:

– bijstand aan thuiswonenden < 65 jaar -/- f   870,9 mln.

– toeslagen -/- f   217,0 mln.

– Rww + f 1 202,1 mln.

ad b. Toelichting verschillen tussen begroting bij invoering nAbw per 1 januari 1996 en realisatie.

Totaal Algemene Bijstandswet

Ten opzichte van de begroting bij invoering van de nABW op 1 januari 1996 is de realisatie ruim f 1 012 mln. (bijna 10%) lager uitgekomen dan geraamd. Hiervan is ruim f 225 mln. (2%) toe te schrijven aan de wijzigingen in 1995 ten opzichte van 1994 in het bruto-netto-traject van de bijstandsuitkeringen, die is verwerkt door een negatieve loonbijstelling. Voor een verklaring van het resterende verschil ad f 788 mln. (7,5%) wordt verwezen naar onderstaande toelichtingen.

Thuiswonenden < 65 jaar

De onderuitputting ad ruim f 265 mln (8% van het begrotingsbedrag voor dit onderdeel) is volledig toe te schrijven aan een lagere realisatie van het aantal uitkeringsgerechtigden (begroting: f 179 237; realisatie f 164 300; verschil circa f 15 000). Dit verschil is deels verklaarbaar door een lager migratiesaldo en door een neerwaartse bijstelling (bron: Ministerie van Justitie) van het aantal statusverleningen aan asielzoekers. Voor het resterende gedeelte is – vanwege het nog ontbreken van betrouwbare statistische gegevens – op dit moment nog geen plausibele verklaring voorhanden.

Thuiswonenden 65 jaar en ouder

Op dit onderdeel heeft zich een tekort gemanifesteerd van ruim f 4,5 mln. (5%). Dit tekort is per saldo toe te schrijven aan een hogere gemiddelde uitkering (± f 14 mln) en aan een lager aantal uitkeringen (– f 9 mln). Op dit moment kan niet worden aangegeven wat de oorzaak van de stijging van de gemiddelde uitkering is. Deze stijging is niet in lijn met de realisaties van de afgelopen jaren (1993: f 5 810; 1994: f 5 945). Op grond van nieuwe statistische gegevens zal in de loop van 1996 nader inzicht worden verkregen in achterliggende oorzaken.

Rww

Op dit onderdeel is ten opzichte van de gecorrigeerde begroting (bij invoering nAbw per 1 januari 1996) een onderuitputting opgetreden van ongeveer f 765 mln. (11%). De onderuitputting is voor een belangrijk deel (f 540 mln ofwel 8%) toe te schrijven aan een lagere gemiddelde uitkering dan was geraamd. Het resterende verschil ad f 225 mln. (3%) is toe te schrijven aan een lager aantal uitkeringsgerechtigden dan bij de gecorrigeerde begroting was voorzien.

De gemiddelde uitkering is ruim f 1 600 lager uitgekomen dan was voorzien (gecorrigeerde begroting f 19 808; realisatie f 18 156). Ruim 25% van de prijsdaling is toe te schrijven aan de loonbijstelling (ontwikkelingen in het bruto-netto traject). Voor een verklaring van het resterende deel van de prijsdaling zijn op dit moment nog onvoldoende statistische gegevens beschikbaar. Deze prijsdaling is ook niet te voorzien geweest vanuit de gemiddelde uitkeringen in de afgelopen jaren (1993: f 19 180; 1994: f 19 450). Als mogelijke oorzaak voor deze onverwachte daling kan worden gezocht in de richting van een stijging van de hoogte van verrekeningen als gevolg van de intensivering van het fraudebeleid dan wel in de richting van een toename van inkomstenverrekeningen. Het gaat hier vooralsnog om een aanname. Als meer statistische gegevens beschikbaar zijn, kan deze aanname worden getoetst.

Een deel van de volumedaling is toe te schrijven aan bijstellingen van beleidsmaatregelen (WW-pakket, experimenten activering uitkeringsgelden). Tevens is het aantal JWG-ers hoger dan was geraamd, waardoor de omvang van het aantal Rww-ers lager is uitgekomen. Immers, elke JWG-er meer leidt tot een extra besparing van een Rww-uitkering. Voor het overige deel is thans nog geen verklaring voorhanden. Bekend is dat vanwege het behoedzame scenario door het CPB met een grotere toename van de werkloosheid rekening werd gehouden dan wat achteraf bezien is gerealiseerd. Daarnaast is een oorzaak een verminderde doorstroming vanuit de WW (na het bereiken van de maximum uitkeringsduur) naar de Rww. Deels is dit een gevolg van een verandering van het WW-bestand. Ten gevolge van deze ontwikkeling zal voor 1996 een verschuiving moeten worden aangebracht van de Rww (neerwaarts) naar de WW (opwaarts).

Zelfstandigen periodieke en incidentele uitkeringen en Zelfstandigen onderzoekskosten

In de begroting werd er rekening mee gehouden dat de kosten zouden dalen naar het structurele niveau van voor 1994. De uitgaven zijn als gevolg van een hoger aantal uitkeringen echter bijna f 11 mln. (23%) respektievelijk f 1 mln (10%) hoger uitgekomen. Oorzaak moet worden gezocht in een nog doorwerken van de incidenteel in 1994 hogere kosten als gevolg van ontwikkelingen in de glastuinbouw.

Rechtstreeks

De uitgaven hebben de begroting met circa f 1,8 mln (28%) overschreden. Belangrijkste oorzaak hiervan is een hoger aantal uitkeringen dan was begroot. Vanwege het ontbreken van nadere gegevens, kan een nadere verklaring voor deze volumetegenvaller niet worden verstrekt. Overigens is het in de nieuwe Abw met ingang van 1 januari 1996 voor Nederlanders in het buitenland niet meer mogelijk een nieuwe uitkering aan te vragen. Alleen bestaande gevallen houden hun recht op uitkering. Hiertoe is besloten vanwege de geringe controleerbaarheid op de naleving van de uitkeringsvoorwaarden.

ABW-incentive

Voor 1995 zijn op dit onderdeel geen uitgaven gerealiseerd. Inmiddels is bekend dat aan incentive-premies over de afrekeningen 1993 circa f 1,0 mln aan gemeenten zal moeten worden betaald. Deze kosten zullen nu ten laste komen van de begroting 1996.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

De Algemene Bijstandswet voorziet in principe in een uitkering aan iedere ingezetene respectievelijk aan iedere Nederlander in het buitenland, ingeval deze niet op andere wijze in zijn/haar inkomsten kan voorzien en op geen andere uitkeringsregeling recht bestaat.

De hoogte van de uitkering is onder meer afhankelijk van de gezinssituatie, gebaseerd op de woonsituatie en met een verschillende normering afhankelijk naar leeftijd.

De Abw wordt uitgevoerd door de gemeenten. SZW verstrekt hen in voorschot geldmiddelen om de uitkeringen te kunnen voldoen. De rijksvergoeding over een jaar wordt twee jaar daarna vastgesteld aan de hand van de declaratie van de gemeente (incl. accountantsverklaring) en het rapport van de Rijksconsulent van SZW.

Onzekerheid als gevolg van M&O

De uitvoering van de ABW is M&O-gevoelig omdat de uitkering afhankelijk is van door derden verstrekte informatie.

Aard M&O-gevoelige gegevens

De door derden verstrekte gegevens betreffende de leefvorm, de leeftijd van betrokkene, de leeftijd van tot het huishouden behorend(e) kind(eren), de aanwezigheid van vermogen, het bezit van een woning, het bezit van een auto, de aanwezigheid van spaargeld en het inkomen van het huishouden.

M&O-maatregelen

De herinrichting van de Abw is in april 1995 door het parlement aanvaard (Stb. 199). Met de nAbw zijn een aantal wijzigingen in de regelgeving doorgevoerd om de fraudegevoeligheid van met name leefvormfraude te verminderen. In de nAbw zijn nu concrete situaties vastgelegd waarbij van een gezamenlijke huishouding wordt uitgegaan als personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben.

Tevens is in april 1995 het besluit op grond van artikel 3 Abw, IOAW en IOAZ getroffen. Hierdoor zijn gemeenten bevoegd gebruik te maken van de informatie over de aard van de leefvorm zoals die in andere registraties is opgeslagen. Voor resterende situaties moet de gemeente de leefsituatie toetsen aan de criteria «hoofdverblijf in dezelfde woning» en «wederzijdse verzorging» («financiële verstrengeling» of «anderzins in elkaars verzorging voorzien»).

Daarnaast hebben in 1995 de M&O-beleidsinspanningen van het departement zich gericht op gegevensuitwisseling, implementatie van preventie-aanbevelingen van de Regionale interdisciplinaire fraudeteams (Rif's) en de voorlichting aan gemeenten over de inhoud van het gemeentelijk M&O-beleid in relatie tot de nAbw.

Waarom nog resterende M&O-onzekerheid

Het effect van gegevensuitwisseling is afhankelijk van de betrouwbaarheid van de gegevens die in de relevante gegevensbestanden zijn opgenomen. Door het toenemende gebruik van gegevensuitwisseling wordt de betrouwbaarheid verhoogd. Een geautomatiseerde gegevenscontrole zoals thans in de haalbaarheidsstudie naar een Inlichtingenbureau voor gemeenten wordt onderzocht, beoogt de verificatie efficiënter te maken.

Daarnaast is de uitvoering van de Abw in medebewind is tevens oorzaak van enige M&O-onzekerheid.

Dit wordt veroorzaakt omdat de Minister van SZW wel verantwoordelijk is voor een landelijk rechtmatige (incl. fraudebestrijding) en doelmatige uitvoering van de Abw, maar niet voor het functioneren van de gemeentelijke uitvoeringsorganisatie en voor bijstandsverlening in individuele gevallen.

Globale schatting omvang bestaande onzekerheid

In 1995 is door het Rijk voor f 9 327,0 mln aan uitkeringen ABW aan gemeenten vergoed voor gemiddeld circa 514 000 personen. Van dit bedrag zijn de ABW-uitkeringen voor thuiswonenden beneden de 65 jaar (f 3 157,0 mln, gemiddeld circa 164 300 personen) en de Rww (f 5 960,7 mln, gemiddeld circa 328 300 personen) het meest misbruikgevoelig. In totaal gaat het bij deze twee onderdelen om 98% van alle ABW-uitgaven. De overige categorieën zijn «thuiswonenden ouder dan 65 jaar», «opgenomen in inrichtingen» en «zelfstandigen». De omvang van de fraude in de ABW/Rww is niet bekend, wel zijn gegevens bekend van de geconstateerde fraude zoals die zijn opgenomen in de fraudestatistiek van het CBS.

Geconstateerde fraude

De gegevens van de fraudestatistiek van het CBS hebben betrekking op onderzoeken die in het gegeven kalenderjaar zijn afgerond; de gegevens over de afgeronde onderzoeken hebben daardoor niet per definitie betrekking fraude gepleegd in datzelfde kalenderjaar.

Uit deze statistiek blijkt dat het aantal afgeronde onderzoeken naar fraudegevallen in de ABW/Rww gestegen is van circa 25 500 in 1993 tot circa 33 500 in 1994. Voor 1995 zijn alleen gegevens over de periode januari t/m september beschikbaar; in die periode zijn ruim 16 000 fraudegevallen aangemeld.

Naar verwachting zal het aantal aangemelde fraudegevallen in het laatste kwartaal van 1995 een zekere inhaal in de rapportage door gemeenten vertonen. De cijfers voor 1995 zullen daardoor mogelijk minder afwijken van die over eerdere jaren dan op basis van een extrapolatie van de gegevens over de eerste drie kwartalen verwacht zou mogen worden.

In 1993 en 1994 had bijna een kwart van de geconstateerde fraudegevallen betrekking op de ABW en ruim driekwart op de Rww. In de voorlopige gegevens over de eerste drie kwartalen van 1995 lag het aandeel Rww wat lager. In 1993 en 1994 ging het bij bijna driekwart van de geconstateerde fraudegevallen om verzwijgen van inkomsten en bij eenachtste om verzwijgen van samenwonen; in de cijfers over 1995 ligt het aandeel van verzwijgen van inkomsten op zo'n 85%.

De stijging van het aantal geconstateerde fraudegevallen in 1994 komt voor een belangrijk deel voort uit de signalen van de Belastingdienst. In 1993 was voor 45% van de geconstateerde fraudegevallen een belastingsignaal de bron, in 1995 gold dat al voor 67%. Over de fiscale jaren 1991–1993 ontvingen de sociale diensten per jaar zo'n 300 000 signalen (zie ook hierna onder «Afhandeling belastingsignalen«). Sedert medio 1994 worden de achterstanden in de verwerking van de signalen in toenemende mate ingelopen.

Uit de statistiek van het CBS valt af te leiden dat het gemiddelde schadebedrag per fraudegeval daalt.

Het gemiddelde schadebedrag van de geconstateerde fraudegevallen waarvan het schadebedrag bekend is, is gedaald van ruim f 15 000 in 1993, naar ruim f 11 000 in 1994 en bijna f 11 000 in 1995. Deze daling duidt er mogelijk op dat de gemiddelde periode dat fraude wordt gepleegd vermindert en kan dus een aanwijzing zijn dat de uitvoeringsinstanties fraudegevallen sneller opsporen.

Toezichtsactiviteiten Rijksconsulent

Door de rijksconsulenten zijn in 1995 voor alle 643 gemeenten basisonderzoeken uitgevoerd. In basisonderzoeken wordt de rechtmatige wetsuitvoering door de gemeente in het verslagjaar beoordeeld door de rijksconsulent waarna een standaardverklaring wordt afgegeven inzake de door SZW aan die gemeente te verstrekken rijksvergoeding over het verslagjaar.

Voorts zijn in 1995 in 429 gemeenten zgn. nadere onderzoeken naar de ABW ca. uitgevoerd. In deze onderzoeken wordt door de Rijksconsulent een beeld gevormd van het uitvoeringsbeleid en de uitvoeringspraktijk in het voorgaande en lopende jaar.

In deze onderzoeken zijn de M&O-elementen als verificatie, heronderzoek, gegevensuitwisseling, sanctie bij geconstateerde fraude, terug- en invordering op systematische wijze opgenomen.

Daarnaast zijn in 1995 nog 65 specifieke onderzoeken bij gemeenten uitgevoerd gericht op aspecten van de uitvoering, met name op heronderzoek en verhaal.

Resultaat toezichtrapportages

In het kader van de vaststelling van de rijksvergoeding ABW ca. over 1993 zijn tot 1 januari 1996 verdeeld over 87 gemeenten 173 financiële corrigerende maatregelen getroffen tot een totaalbedrag van ruim f 14 miljoen. Hiervan is in 1995 verrekend met de gemeenten f 13,4 mln.

Het gaat hierbij om terugvorderingen van bedragen die niet op titel van de wet zijn verstrekt en daardoor niet voor vergoeding in aanmerking komen (art. 47b ABW), om uitgaven die in het kader van de wet of anderszins niet aanvaardbaar worden verklaard (art. 47a ABW), om verhaal bij derden van verstrekte uitkeringen (art. 47c ABW) danwel om terugvorderingen als gevolg van onzekerheid vanwege een gemeentelijke administratie die niet voldoet aan de administratie gestelde eisen (art. 50 ABW).

De specificatie van dit bedrag is in onderstaande tabel weergegeven.

Wetartikelaantalbedrag
ABW47a495 924 061
 47b695 692
 47c218 328
 50237 109 266
    
IOAW3833188 092
 39859 538
    
IOAZ382565 643
 39729 958
    
JWG20511 617
    
RBB67301 690
    
BCC7140 000
    
WWV427317 835
Totaal 17314 161 720

De tekortkomingen in de uitvoering 1993 ABW, IOAW en IOAZ die tot maatregelen hebben geleid zijn in de volgende tabel opgenomen.

wettekortkomingaantal
ABW* niet-tijdige heronderzoeken45
 * kwaliteit heronderzoeken4
 * debiteuren20
 * overig11
   
IOAW* niet-tijdige heronderzoeken29
 * overig12
   
IOAZ* niet-tijdige heronderzoeken24
 * overig8

In 1995 zijn ten aanzien van 37 gemeenten tot een totaalbedrag van f 3,5 mln. (incl. in 1995 verrekende maatregelen 1994) nog 49 maatregelen getroffen met betrekking tot voor 1993 gelegen vergoedingsjaren. Hiervan is de specificatie:

Wetartikelaantalbedrag
ABW47a1189 034
 47b453 091
 50152 704 000
    
IOAW39512 957
    
IOAZ39527 738
    
JWG20524 026
    
RBB63121 123
    
BCC7156 666
    
WWV4210370 902
Totaal 493 559 537

Het overzicht tekortkomingen in de uitvoering voor 1993 ABW, IOAW en IOAZ die in 1995 tot een maatregel hebben geleid:

wettekortkomingaantal
ABW* debiteurenadministratie18
 * overige2
   
IOAW* debiteurenadministratie5
   
IOAZ* debiteurenadministratie5

Naast de hiervoor aangegeven corrigerende maatregelen kan de Minister een voorlopige financiële maatregel treffen ingeval de uitvoering van de wet door de gemeente of de inrichting van de administratie bij de gemeente ernstige tekortkomingen vertoont door bedragen van de te verlenen voorschotten over dat jaar lager vaststellen. Dit instrument dat een spoedige bijsturing door gemeente beoogt is in 1995 ten aanzien van 10 gemeenten toegepast.

Met betrekking tot één gemeente is in 1995 het voorstel tot vernietiging van een gemeentebesluit betreffende een beleid inzake categorale verstrekking van bijzondere bijstand afgerond.

Voorlegging aan de Kroon heeft begin 1996 plaatsgevonden.

Afhandeling belastingsignalen

Door het koppelen van uitkeringsbestanden van de gemeentelijke sociale diensten aan die van de belastingdienst worden belastingsignalen verkregen indien belasting is afgedragen vanwege ander inkomen dan de betreffende uitkering. Samenloop van uitkering met andere inkomsten wil echter nog niet zeggen dat er sprake is van fraude. Het inkomen kan namelijk betrekking hebben op een periode die vóór of ná de uitkeringsperiode ligt. De afhandeling van belastingsignalen kan vervolgens tot extra complicaties voor de gemeente leiden indien de betrokkene geen uitkering meer ontvangt.

Uit de door gemeenten vastgelegde gegevens over de afhandeling van belastingsignalen over de jaren 1990 t/m 1993 in 1994 en 1995 is in het verslagjaar een analyse gestart die medio 1996 zal worden afgerond. De eerste gegevens kunnen hieronder reeds worden aangegeven. De gegevens van het belastingjaar 1993 zijn eind 1994 voor de gemeenten ter beschikking gekomen en de verwerking van deze gegevens is tot de datum van 1 juli 1995 in deze cijfers meegenomen.

In eerste instantie bleken de achterstanden op te lopen aangezien er minder signalen door de gemeenten konden worden verwerkt dan er signalen bijkwamen over nieuwe jaren. In de loop van 1994 is de groei in de achterstanden door grote inspanningen van de gemeenten tot staan gebracht.

En uit onderstaande tabel blijkt dat in de eerste helft van 1995 de achterstanden zijn afgenomen.

De gegevens zijn ontleend aan de registratie door 400 van de ruim 600 gemeenten. Dit zijn de naar inwonertal grootste gemeenten. De cijfers van de 200 kleinere gemeenten zijn voor de belastingjaren vanaf 1991 bijgeraamd aan de hand van de gegevens van de naast hogere gemeenteklasse. In de jaren voorafgaand aan het belastingjaar 1991 werden de belastingsignalen nog niet door alle gemeenten ontvangen.

De stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van het aantal ontvangen belastingsignalen en de afhandeling hiervan is voor de belastingjaren 1989 t/m 1993 in onderstaande tabel op twee momenten weergegeven (1 juli 1994 en 1 juli 1995).

Belastingjaar19891990199119921993
ontvangen signalen130 000160 000320 000302 000308 000
      
afgehandeld 01-07-199495%78%71%32%
      
afgehandeld 01-07-199595%96%84%26%

Na de daling van het aantal ontvangen signalen over het belastingjaar 1992 is er over het belastingjaar 1993 sprake van een lichte toename. Een extra inspanning is door de gemeenten verricht om de achterstanden over het belastingjaar 1991, die de verjaringstermijn van 5 jaar naderden, weg te werken. De achterstand in de verwerking van de belastingsignalen werd licht ingelopen. Over het nieuwe belastingjaar 1993 kwamen 308 000 te onderzoeken signalen beschikbaar terwijl er in totaal in de periode 1 juli 1994 tot en met 1 juli 1995 350 000 signalen werden verwerkt.

Omtrent het percentage van het totaal aantal signalen dat betrekking had op fraude en het totale fraudebedrag kan op dit moment nog geen uitspraak worden gedaan. Hiervoor wordt verwezen naar de rapportage die zoals eerder vermeld naar verwachting medio 1996 zal verschijnen.

Vaststellingen

Gedurende het jaar 1995 zijn werkzaamheden verricht in het kader van de vaststelling van de rijksvergoeding aan gemeenten. In het algemeen geldt dat de rijksvergoeding wordt vastgesteld in het jaar volgend op het jaar waarin de jaarverantwoording van de gemeente is ontvangen. Dit leidt ertoe dat vaststelling van de rijksvergoeding over het jaar t grotendeels plaatsvindt in het jaar t+2.

In het kalenderjaar 1995 zijn derhalve voornamelijk vaststellingsbeschikkingen verzonden met betrekking tot het vergoedingsjaar 1993. Daarnaast hebben vaststellingen plaatsgevonden over oudere vergoedingsjaren (overloop).

De vaststelling van de rijksvergoeding ABW vindt voor een vergoedingsjaar zo mogelijk gelijktijdig, in één beschikking plaats met de vaststelling van de rijksvergoedingen IOAW (U14.02), IOAZ (U 14.03), WWV/Bijdrageregeling bijzondere controle (U 14.04), JWG (U 12.03), en de Rijksbijdrageregeling banenpools (U 12.04).

Gelet op het integrale proces strekt deze toelichting zich eveneens uit over de hiervoor vermelde begrotingsartikelen.

In 1995 heeft voor 607 van de 643 gemeenten de vaststelling van deze rijksvergoedingen over 1993 plaatsgevonden. Voorts zijn nog voor 57 gemeenten de rijksvergoedingen over 1992 vastgesteld.

Doelstelling van het vaststellingsbeleid – en daarmee van het uitvoerend proces – is het van Rijkswege aan gemeenten toekennen van een vergoeding voor uitsluitend die kosten terzake van de ABW c.a., die voldoen aan de eis van rechtmatigheid en die voorts beleidsmatig aanvaardbaar zijn.

Het proces is zodanig ingericht dat de hiervoor bedoelde beoordeling mogelijk wordt. Ter realisatie van de doelstelling dient de daartoe benodigde informatie beschikbaar te zijn.

Als zodanig dienen te worden aangemerkt, de door de gemeente ingediende definitieve kostenopgave, vergezeld van een accountantsverklaring, over het vergoedingsjaar, alsmede de rapportage van de rijksconsulent (RC) van de directie Toezicht, waaronder begrepen een advies (standaardverklaring) ten aanzien van de hoogte van de vast te stellen rijksvergoeding over het betreffende vergoedingsjaar. De wijze van betrekken van de afgegeven accountantsverklaring in het vaststellingsproces ligt vast in de (interne) werkinstructie «behandelprocedure accountantsverklaring» (augustus 1993), alsmede in een aanvullende nota van 8 september 1994.

De vormgeving van de RC-rapportages alsmede de inrichting van de RC-onderzoeken is vastgelegd in het «werkboek Toezicht Gemeenten».

Vaststelling van de rijksvergoeding vindt uiteindelijk plaats, nadat een volledig en consistent beeld over de gemeentelijke uitvoering een feit is, op basis van de bij of krachtens de wet gestelde regelingen en het departementaal beleid, als weergegeven in de nota «Uitgangspunten en normering toetsings- en maatregelenbeleid» (Kamerstukken II, 1991/92, 22 300 XV, nr 92) en in de brief van de Staatssecretaris aan de Raad voor de Gemeentefinanciën van 18 november 1992 (Kamerstukken II, 1992/93, 22 800 XV, nr 18).

Artikel U1402 – Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 1995523 200523 200
Mutaties 1e suppletore:   
– Uitvoering 1994– 8 900– 8 900
– CEP werkloosheid– 34 200– 34 200
Mutaties 2e suppletore:   
– Aanpassing schattingsbesluit– 500– 500
– Werkloosheid MEV– 15 300– 15 300
– Uitvoering 1e kwartaal 1995– 26 700– 26 700
– Loonbijstelling 1995– 9 000– 9 000
– Uitvoering 1995– 44 300– 44 300
Mutaties slotwet:– 7 782– 7 782
Realisatie 1995376 518376 518

Toelichting Rekening

Het verschil ad ruim f 145 mln (28%) tussen de begroting en de realisatie valt uiteen in een volume- en een prijscomponent. Het volume is gemiddeld 8 000 personen lager uitgekomen dan was geraamd. De gemiddeld gerealiseerde uitkering is daarentegen bijna f 300 hoger.

Het lagere volume is deels te verklaren uit een meevallende ontwikkeling van de werkloosheid. Voor het resterende deel is – vanwege het nog ontbreken van betrouwbare statistische gegevens – thans niet met zekerheid een verklaring te geven. Een mogelijke verklaring is dat de instroom van gedeeltelijk arbeidsongeschikten in de IOAW in mindere mate is opgetreden dan was geraamd. Deze instroom werd bij de begroting voorzien door maatregelen in de arbeidsongeschiktheidssfeer (terugdringing beroep arbeidsongeschiktheidsregelingen/TBA, gangbare arbeid). Deze mogelijke verklaring wordt ondersteund doordat de gemiddelde uitkering in 1995 met f 19 309 – ondanks een negatieve loonbijstelling (ruim 1,7%) – bijna 1,5% hoger is uitgekomen dan in de begroting 1995 was geraamd (f 19 025). Met de instroom van gedeeltelijk arbeidsongeschikten zou de gemiddelde uitkering namelijk dalen, omdat deze personen boven de voorliggende voorziening (een arbeidsongeschiktheidsuitkering) slechts een aanvullende IOAW-uitkering krijgen.

Ook de ontwikkeling van de gemiddelde IOAW-uitkering in 1995 (f 19 309) ten opzichte van de gemiddelde uitkering in 1994 (f 20 380) lijkt een bevestiging voor deze verklaring. De gemiddelde uitkering 1995 is met ruim 5% gedaald ten opzichte van de gemiddelde uitkering 1994. Deze daling is deels te verklaren door wijzigingen in het bruto-netto traject (negatieve loonbijstelling van 1,7%). De resterende daling lijkt te wijzen op een instroom van gedeeltelijk arbeidsongeschikten, echter in aanmerkelijk mindere mate dan in de begroting was geraamd. De resultaten uit het thans nog lopende onderzoek naar de effekten van de toepassing van het arbeidsongeschiktheidscriterium zullen meer inzicht kunnen verschaffen.

Volume-/prestatiegegevens; overzicht (gemiddelde) kosten en aantallen

 BegrotingRealisatie
– budget (x f 1 000)523 200376 518
– volume (in personen)27 50019 500
– gemiddelde uitkering (x f 1)19 02519 309

Deze volumina zijn voorlopige cijfers. Op het moment van opstellen van de rekening ontbreken nog (definitieve) gegevens over het 4e kwartaal 1995.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

Werkloze werknemers die na het bereiken van de leeftijd van 50 jaar, doch voor het bereiken van de leeftijd van 57,5 jaar werkloos zijn geworden, alsmede gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, die een uitkering op grond van een arbeidsongeschiktheidswet ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% en die voor het bereiken van de 50-jarige leeftijd werkloos zijn geworden zijn de doelgroep van deze wettelijke regeling. Voor beide categorieën geldt dat zij gedurende de volledige uitkeringsduur een uitkering op grond van de werkloosheidswet, alsmede voorzover van toepassing een loondervingsuitkering alsmede een vervolguitkering op grond van die wet hebben ontvangen. De IOAW garandeert een aanvulling op het inkomen tot aan het bruto minimumloon.

De IOAW wordt uitgevoerd door de gemeenten. SZW verstrekt hen in voorschot geldmiddelen om de uitkeringen te kunnen voldoen. De rijksvergoeding over een jaar wordt vastgesteld in het daaropvolgende jaar aan de hand van de declaratie van de gemeente (incl. accountantsverklaring) en het rapport van de Rijksconsulent van SZW.

Onzekerheid als gevolg van M&O

In vergelijking met de ABW is de IOAW minder gevoelig voor M&O vanwege het ontbreken van een vermogenstoets, een beperkte inkomenstoets en een zeer beperkte invulling van de arbeidsplicht.

Verder is door de leeftijd van de cliënten samenloop met studiefinanciering niet mogelijk.

Aard M&O-gevoelige gegevens

De door derden verstrekte gegevens betreffende de leefvorm, de leeftijd van betrokkene, de leeftijd van tot het huishouden behorend(e) kind(eren), en inkomen van het huishouden.

M&O-maatregelen

De maatregelen die ter bestrijding van M&O zijn genomen bij de herinrichting van de Abw zijn tevens doorgevoerd in de IOAW.

Waarom nog resterende M&O-onzekerheid

Het effect van gegevensuitwisseling is afhankelijk van de betrouwbaarheid van de gegevens die in de relevante gegevensbestanden zijn opgenomen. Door het toenemende gebruik van gegevensuitwisseling wordt de betrouwbaarheid verhoogd. Een geautomatiseerde gegevenscontrole zoals thans in de haalbaarheidsstudie naar een Inlichtingenbureau voor gemeenten wordt onderzocht, beoogt de verificatie efficiënter te maken.

De uitvoering van de IOAW in medebewind is tevens oorzaak van enige M&O-onzekerheid omdat de Minister van SZW wel verantwoordelijk is voor een landelijk rechtmatige (incl. fraudebestrijding) en doelmatige uitvoering van de wet, maar niet verantwoordelijk is voor het functioneren van de gemeentelijke uitvoeringsorganisatie en voor bijstandsverlening in individuele gevallen.

Globale schatting omvang bestaande onzekerheid

In 1995 is voor f 376,5 mln aan uitkeringen verstrekt aan gemiddeld circa 19 500 personen. De omvang van de fraude met IOAW-uitkeringen in 1995 is niet bekend. Op basis van het aantal geconstateerde fraudegevallen in 1994 uit de Statistiek Fraudegevallen van het CBS wordt het aantal geconstateerde fraudegevallen van personen met een IOAW-uitkering geraamd op circa 3%.

Toezichtsactiviteiten

Het toezicht op de uitvoering van deze door de gemeenten uitgevoerde wet is geïncorporeerd in het onderzoek van de Rijksconsulent zoals dat in 1995 heeft plaats gevonden en dat is toegelicht bij artikel U1401 Algemene Bijstandswet.

Artikel U1403 – Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 1995124 100124 100
Mutaties 1e suppletore:   
– Uitvoering 1994– 7 800– 7 800
– CEP werkloosheid– 10 100– 10 100
Mutaties 2e suppletore:   
– Werkloosheid MEV– 4 000– 4 000
– Uitvoering 1e kwartaal 1995– 6 100– 6 100
– Loonbijstelling 1995– 1 800– 1 800
– Uitvoering 1995– 7 300– 7 300
Mutaties slotwet:– 2 723– 2 723
Realisatie 199584 27784 277

Toelichting Rekening

Uitkeringen

Het verschil ad bijna f 40 mln (32%) tussen de begroting en de realisatie valt uiteen in een volume- en een prijscomponent. Het volume is gemiddeld 2400 personen lager uitgekomen dan was geraamd. De gemiddeld gerealiseerde uitkering is daarentegen ruim f 1600 hoger. De verklaring voor het verschil is in grote lijnen gelijk aan die voor de IOAW (U1402) en is als volgt.

Het lagere volume is deels te verklaren uit een meevallende ontwikkeling van de werkloosheid. Voor het resterende deel is – vanwege het nog ontbreken van betrouwbare statistische gegevens – thans niet met zekerheid een verklaring te geven. Een mogelijke verklaring is dat de instroom van gedeeltelijk arbeidsongeschikten in de IOAZ in mindere mate is opgetreden dan was geraamd. Deze instroom werd bij de begroting voorzien door maatregelen in de arbeidsongeschiktheidssfeer (terugdringing beroep arbeidsongeschiktheidsregelingen/TBA, gangbare arbeid).

De mogelijke verklaring van de effecten in de volumesfeer lijkt te worden bevestigd doordat de gemiddelde uitkering in 1995 met f 20 852 – ondanks een negatieve loonbijstelling (circa 1,5%) – ruim 8% hoger is uitgekomen dan in de begroting 1995 was geraamd (f 19 240). Met de instroom van gedeeltelijk arbeidsongeschikten zou de gemiddelde uitkering namelijk dalen, omdat deze personen boven de voorliggende voorziening (een arbeidsongeschiktheidsuitkering) slechts een aanvullende IOAZ-uitkering krijgen.

Ook de ontwikkeling van de gemiddelde IOAZ-uitkering in 1995 (f 20 852) ten opzichte van de gemiddelde uitkering in 1994 (f 22 010) lijkt een bevestiging voor deze verklaring. De gemiddelde uitkering 1995 is met ruim 5% gedaald ten opzichte van de gemiddelde uitkering 1994. Deze daling is deels te verklaren door wijzigingen in het bruto-netto traject (negatieve loonbijstelling van 1,5%). De resterende daling lijkt te wijzen op een instroom van gedeeltelijk arbeidsongeschikten, echter in aanmerkelijk mindere mate dan in de begroting was geraamd. De resultaten uit het thans nog lopende onderzoek naar de effekten van de toepassing van het arbeidsongeschiktheidscriterium zullen meer inzicht kunnen verschaffen.

Onderzoekskosten

Vooral door het lagere aantal aanvragen om een IOAZ-uitkering dan was geraamd is het aantal in te stellen onderzoeken achtergebleven bij de oorspronkelijke begroting. Daarentegen zijn de gemiddeld gerealiseerde kosten per onderzoeksrapport hoger uitgevallen dan was geraamd. Vermoedelijke verklaring hiervoor is dat het aandeel van de (goedkopere) onderzoeken in de landbouwbranche relatief lager is uitgevallen dan in de raming was voorzien. Als gevolg van vorenstaande is een onderuitputting van f 0,25 mln. (23%) opgetreden.

Volume-/prestatiegegevens; overzicht (gemiddelde) kosten en aantallen per onderdeel

 BegrotingRealisatie
Uitkeringen:   
– budget (x f 1 000)123 00083 430
– volume (in personen)6 4004 000
– gemiddelde uitkering (x f 1)19 24020 858
Onderzoekskosten:  
– budget (x f 1 000)1 100847
– aantal onderzoeken1 050700
– gemiddelde kosten (x f 1)1 0001 210

Deze volumina zijn voorlopige cijfers. Op het moment van opstellen van de rekening ontbreken nog (definitieve) gegevens over het 4e kwartaal 1995.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

Voormalige zelfstandigen met een leeftijd van 55 tot 65 jaar die vanwege een te laag inkomen hun bedrijf of zelfstandig beroep hebben moeten beëindigen, alsmede gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen die een uitkering op grond van de AAW ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% en hun bedrijf of zelfstandig beroep hebben moeten beëindigen vanwege hun arbeidsongeschiktheid kunnen op grond van de IOAZ een uitkering ontvangen waarmee hun inkomen wordt aangevuld tot aan het bruto minimumloon.

De IOAZ wordt uitgevoerd door gemeenten. SZW verstrekt hen in voorschot geldmiddelen om de uitkeringen te kunnen voldoen. De rijksvergoeding over het verslagjaar wordt vastgesteld twee jaar daarna aan de hand van de declaratie van de gemeenten (incl. accountantsverklaring) en het rapport van de Rijksconsulent van SZW.

Onzekerheid als gevolg van M&O

Onzekerheid bij de uitvoering van de IOAZ betreft dezelfde aspecten als bij de ABW en de IOAW. In tegenstelling tot de IOAW bestaat er voor de IOAZ wel een vermogenstoets voor vermogen net boven de tweehonderdduizend gulden. Voorts is er een beperkte inkomenstoets en een zeer beperkte invulling van de arbeidsplicht. Door de leeftijd van de cliënten is samenloop met studiefinanciering niet mogelijk.

Aard M&O-gevoelige gegevens

De door derden verstrekte gegevens betreffende de leefvorm, het inkomen van het huishouden, de aanwezigheid van vermogen.

M&O-maatregelen

Dezelfde maatregelen voor ABW en IOAW werken door in de IOAZ. De vaststelling van het vermogen wordt gebaseerd op rapporten van het ministerie van Landbouw en Visserij en van het Instituut voor het Midden- en Klein Bedrijf.

Waarom nog resterende M&O-onzekerheid

De aard van de resterende onzekerheid is gelijk aan de ABW en IOAW.

Globale schatting omvang bestaande onzekerheid

In 1995 is voor f 83,4 mln aan uitkeringen verstrekt aan gemiddeld circa 4 000 personen. Het is niet bekend hoe groot de omvang van fraude met IOAZ-uitkeringen is. Gelet op de IOAZ-populatie (gedeeltelijk arbeidsongeschikten en oudere zelfstandigen) is wel aannemelijk dat deze minder groot is dan bij de ABW.

Toezichtsactiviteiten

Het toezicht op de uitvoering van deze door de gemeenten uitgevoerde wet is geïncorporeerd in het onderzoek van de Rijksconsulent zoals dat in 1995 heeft plaats gevonden en dat is toegelicht bij artikel U14.01 Algemene Bijstandswet.

Artikel U1404 – Financiële afwikkeling afgesloten regelingen

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 199500
Mutaties 2e suppletore:   
– Uitvoering 19952 5002 500
Mutaties slotwet:1 6401 640
Realisatie 19954 1404 140

Toelichting Rekening

Verplichtingen- en uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
WWV0 2 0671 5743 641
BKR0   0
Uitkeringen echte minima0 3 3
Bijzondere controle0 43066496
Totaal002 5001 6404 140

De uitgaven op dit artikel hebben een onvoorspelbaar karakter. Gezien het niet te ramen karakter worden in de begroting nihil-ramingen opgenomen. Op de afgesloten regelingen worden uiteraard geen nieuwe uitkeringen meer verstrekt. Het gaat hier dan ook vooral om nadeklaraties van gemeenten op grond van gerechtelijke uitspraken (bezwaar- en beroepsprocedures) naar aanleiding van geschillen in het verleden. Het betreft met name uitgaven ten laste van de Wet Werkloosheidsvoorziening (WWV), Beeldende Kunstenaars Regeling (BKR) en uitkeringen echte minima. Deze kunnen zich nog een geruime periode na afsluiting van een regeling voordoen. De uitgaven voor de bijdrageregeling bijzondere controle houden voornamelijk verband met de afwikkeling van deklaraties over 1993.

Wet Werkloosheidsvoorziening (WWV)

De nabetalingen ten laste van het WWV-budget beliepen over 1995 in totaal f 3,641 mln. Hoewel de aanvraagtermijn voor gelijkberechtigingsuitkeringen eind 1991 is afgelopen, zal naar het zich laat aanzien nog enige tijd rekening moeten worden gehouden met de afwikkeling van lopende bezwaar- en beroepsprocedures.

Bijdrageregeling bijzondere controle

De uitgaven voor deze regeling houden voornamelijk verband met de afwikkeling van deklaraties over 1993. De voor deze regeling beschikbare middelen maken met ingang van 1994 deel uit van het Fonds Sociale Vernieuwing.

Artikel U1405 – Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (VVTV)

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 1995255 000255 000
Mutaties 1e suppletore:   
– Overboeking naar BiZa– 255 000– 255 000
Mutaties slotwet:00
Realisatie 199500

Toelichting Rekening

In afwachting van een nadere uitwerking van de verantwoordelijkheidsverdeling voor het immigratiebeleid zijn de voor 1995 beschikbare middelen aanvankelijk op de SZW-begroting geplaatst. In het verlengde van de in het Regeerakkoord overeengekomen taakverdeling is de uitvoering van de Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken opgedragen. Derhalve zijn de beschikbare middelen bij 1e suppletore wet overgeboekt naar dat ministerie.

Artikel U1406 – Experimenten activering uitkeringsgerechtigden

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 1995  
Mutaties 1e suppletore:   
– Overboeking van artikel U1401720 00062 500
Mutaties slotwet:– 26 640– 1 813
Realisatie 1995693 36060 687

Toelichting Rekening

In 1995 is de subsidieregeling «experimenten activering uitkeringsgelden» in werking getreden. Deze regeling heeft tot doel via experimentele projecten – op te zetten door gemeenten en andere publiek- en privaatrechtelijke rechtspersonen – langdurig werklozen te reïntegreren in het arbeidsproces. Voor deze regeling zijn circa 150 projectvoorstellen ingediend. Omdat de kosten van de ingediende voorstellen het voor de regeling beschikbare maximum (verplichtingen)budget van f 720 mln ver te boven gingen, heeft een selectie van de ingediende projektvoorstellen plaatsgevonden. Na selectie resteerden 57 projecten, die voor een bijdrage in aanmerking konden komen. De met deze projekten gemoeide verplichtingen bedroegen ruim f 693 mln. De resterende bijna f 27 mln verplichtingenruimte (4%) werd aangehouden voornamelijk als voorziening voor de afwikkeling van nog lopende bezwaarprocedures. Deze procedures zijn in tegenstelling tot de verwachtingen niet meer in 1995 afgewikkeld; dit zal nu gebeuren in 1996. Daarnaast zal in 1996 naar verwachting op geringe schaal een herverdeling van middelen plaatsvinden tussen de projecten, al naar gelang de gebleken mogelijkheid tot creatie van de experimentele arbeidsplaatsen.

In het voorjaar van 1995 zijn de eerste projecten van start gegaan. De meeste projecten zijn echter pas later in 1995 gestart. Bij de financiering van de projecten is uitgegaan van de in de subsidieregeling opgenomen bevoorschottingssystematiek. Deze systematiek houdt in dat het voorschot over de eerste twee kwartalen van de looptijd van het project wordt vastgesteld op basis van het toegekende aantal arbeidsplaatsen. Op basis hiervan is ruim f 60 mln voorschot uitbetaald. Het aantal in 1995 gerealiseerde arbeidsplaatsen is door een later dan geplande start van de meeste projekten achtergebleven bij het aantal arbeidsplaatsen waarop die bevoorschotting was gebaseerd. Door de combinatie van de gerealiseerde rijksuitgaven in 1995 met de door de projecten gerealiseerde arbeidsplaatsen ontstaan voor de rijksuitgaven 1995 optisch extreem hoge gemiddelde kosten van f 80 916 per arbeidsplaats. Dit optische verschil met de maximaal te verstrekken subsidie van f 18 000 per arbeidsplaats wordt in 1996 (en eventueel ook nog in 1997 en 1998) echter geëlimineerd, al naar gelang de invulling van de arbeidsplaatsen in 1996 feitelijk zijn beslag krijgt. De werkelijke door het Rijk aan de projekten te vergoeden kosten zijn echter niet hoger zijn dan de eerdergenoemde maximale f 18 000 per arbeidsplaats per jaar. Het streven is om de achterstand in het in 1995 bij de projecten gerealiseerde aantal arbeidsplaatsen in 1996 volledig weg te werken, waardoor er in 1995 en 1996 totaal toch 20 000 arbeidsplaatsen in deze experimenten zullen worden gerealiseerd.

Volume-/prestatiegegevens; overzicht (gemiddelde) kosten en aantallen

 Begroting1e SuppletoreRealisatie
Verplichtingen:    
– budget (x f 1 000)720 000693 360
– arbeidsplaatsen (x 1)20 00019 260
– gemiddelde kosten (x f 1)36 00036 000
    
Uitgaven:    
– budget (x f 1 000)62 50060 687
– arbeidsplaatsen (x 1)6 944750
– gemiddelde kosten (x f 1)9 00080 916

Deze volumina zijn voorlopige cijfers. Op het moment van opstellen van de rekening ontbreken nog (definitieve) gegevens over het 4e kwartaal 1995.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

De Subsidieregeling Experimenten Activering Uitkeringsgelden voorziet in de mogelijkheid om in de door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen experimenten subsidie te verstrekken ter gedeeltelijke financiering van de loonkosten die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten die in het kader van het experiment worden afgesloten met langdurig werkloze bijstandsgerechtigden. De subsidie bedraagt f 18 000 per jaar en wordt toegekend naar rato van het aantal maanden dat de dienstbetrekking in het kader van het experiment heeft geduurd. De subsidie per arbeidsplaats wordt ten hoogste gedurende twee jaar verstrekt.

Tot de doelgroep van de regeling behoren personen die uitkering ontvangen krachtens de Abw, IOAW of IOAZ, tenminste één jaar werkloos zijn en gerechtigd zijn om in Nederland arbeid te verrichten. De beloning mag ten hoogste 120% van het wettelijk minumumloon bedragen.

Voorts geldt de eis dat de hoogte van de beloning zodanig moet zijn dat de betrokkene geen aanspraak meer kan maken op aanvullende bijstandsuitkering.

SZW verstrekt aan de uitvoerende instantie voorschotten. De definitieve subsidie wordt na afloop van de subsidieperiode toegekend.

Onzekerheid als gevolg van M&O

De onzekerheid als gevolg van M&O is gering, gezien de objectieve eisen die gesteld worden aan de doelgroep en aan de arbeidsovereenkomst.

Aard M&O-gevoelige gegevens

De van derden afkomstige gegevens betreffen de verklaring van de gemeente dat degene waarvoor subsidie wordt aangevraagd tot de doelgroep behoort. Daarnaast dient de uitvoerende organisatie alleen diegenen onder de subsidieregeling te brengen waarvan de arbeidsovereenkomst aan de gestelde eisen voldoet.

M&O maatregelen

Het bedrag van de subsidie wordt na afloop van het experiment vastgesteld nadat van de uitvoerende instantie een declaratie voorzien van een verklaring van een registeraccountant is ontvangen. In deze verklaring dient tot uitdrukking te worden gebracht dat in de declaratie slechts diegenen zijn opgenomen die behoren tot de doelgroep van de regeling en dat de uitvoerende instantie de in de subsidieregeling gestelde voorwaarden heeft nageleefd.

Resterende M&O-onzekerheid

Er is geen sprake van resterende M&O-onzekerheid.

Artikel U1501 – Subsidies Algemeen

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 199525 81427 491
Mutaties 1e suppletore:   
– Overboeking van artikel Onvoorzien inzake St. KBO1 4161 416
– Overboeking kosten Handhavingsbeleid372372
– Subsidieakkoord Amsterdam6 9006 900
Mutaties 2e suppletore:   
– Correctie verplichtingen i.v.m. overboeking KBO4 000  
– Loonbijstelling 1995114114
– Subsidieakkoord Amsterdam9 0000
Mutaties slotwet:2 881– 830
Realisatie 199550 49735 463

Toelichting Rekening

Ten opzichte van de stand ontwerp-begroting is f 24,7 mln. (96%) meer verplicht dan oorspronkelijk geraamd (f 25,8 mln.). De gerealiseerde uitgaven zijn f 8 mln. (29%) hoger dan het oorspronkelijk beschikbare bedrag (f 27,5 mln.). Het verschil ad f 16,7 mln. tussen de hogere verplichtingen (f 24,7 mln.) en de hogere uitgaven (f 8 mln.) betreft voornamelijk een aantal technische correcties op meerjarig aangegane verplichtingen. Voor de subsidies «Kwaliteitsbeleid hulpmiddelen voor gehandicapten (KBO)», «Conducteurs gemeente Amsterdam» en «Stimuleringsprojecten Antillianen en Arubanen» was in de raming uitgegaan van het aangaan van de verplichting in hetzelfde jaar als waarin de kasuitgaven zou worden gedaan; de kaseffecten doen zich voor in 1996, 1997 en 1998. De totale verplichtingen zijn echter in of vóór 1995 aangegaan. Daarvan zijn in de uitvoering 1995 de totale verplichtingenbedragen geboekt.

Verplichtingenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Ondersteuning8 9998 88814 12940132 417
Instellingen15 8710– 8602 66717 678
Overig944– 200– 155– 187402
Totaal25 8148 68813 1142 88150 497

Uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Ondersteuning9 4278 8881 129– 25319 191
Instellingen15 8710– 860– 31414 697
Overig2 193– 200– 155– 2631 575
Totaal27 4918 688114– 83035 463

Ondersteuning

Bij eerste suppletore wet zijn zowel de uitgaven als de verplichtingen met f 8,888 mln. verhoogd. De verhoging had betrekking op een overboeking van artikel U12.04 Banenpools ten behoeve van een bijdrage in de loonkosten van conducteurs aan de gemeente Amsterdam, een overboeking van artikel U11.07 (Onvoorziene Uitgaven) voor de financiering van het Kwaliteitsbeleid hulpmiddelen voor gehandicapten (KBO) en een overboeking van artikel U11.01 (Personeel en Materieel) in verband met personele en materiële kosten voor het handhavingsbudget. Tevens is f 0,2 mln. overgeboekt van «Overig» ten behoeve van Communautaire programma's.

Bij tweede suppletore wet is de verplichtingenraming met f 13 mln. opgehoogd in verband met de hiervoor genoemde correctie KBO (f 4 mln.) en conducteurs Amsterdam (f 9,0 mln.). De verplichtingen- en uitgavenraming zijn vervolgens met f 1,129 mln. opgehoogd.

Dit is een saldo van de uitdeling van de loonbijstelling ad f 0,034 mln., een overboeking ad -/- f 0,05 mln. naar «Instellingen» voor OESO, een overboeking ad -/- f 0,005 mln. naar «Overig» voor Programma Samenwerking Oost-Europa en een overboeking ad f 1,310 mln. van «Instellingen» ten behoeve van het Tijdelijk Instituut Coördinatie en Afstemming (TICA). Aan het TICA ( voor uitvoering van de Taakopdracht veranderingsproces toekomstige uitvoeringsorganisatie werknemersverzekeringen) is subsidie verleend van in totaal f 3,1 mln. dat via herschikking binnen dit artikel tot stand is gekomen. Op het onderdeel «Ondersteuning» is f 1,8 mln. en op het onderdeel «Instellingen» is f 1,3 mln. vrijgemaakt ten behoeve van de subsidie aan het TICA (zie ook onderdeel «Instellingen»).

De ophoging van de verplichtingen bij Slotwet (f 0,401 mln.) is het gevolg van een technische correctie van de verplichtingen voor Stimuleringsprojecten Antilliaanse en Arubaanse jongeren (f 2,5 mln.), waardoor verplichtingen in 1995 zijn vastgelegd met uitfinanciering tot en met 1996. Daarnaast is de verplichtingenruimte ten behoeve KBO ad f 5,416 mln. (1e en 2e suppletore wet) te hoog gebleken, omdat een deel van de verplichtingen al in 1994 was gerealiseerd. Hierdoor is een onderuitputting van f 1,4 mln. opgetreden.

Tot slot zijn verplichtingen bij projecten Arbeidsmarkt en Arbeidsverhoudingen voor een deel (respectievelijk f 0,5 mln. en f 0,2 mln.) aangegaan, omdat niet alle geplande projecten zijn uitgevoerd.

De uitgaven zijn per saldo f 0,253 mln. lager uitgekomen. Enerzijds is sprake van lagere uitgaven, omdat een aantal subsidie-vaststellingen in 1996 zullen plaatsvinden. Anderzijds is overschrijding van het beschikbare budget bij subsidie aan het KBO te verklaren doordat is overgegaan tot 100% bevoorschotting in plaats van 80%.

Instellingen

Bij 2e suppletore wet zijn zowel uitgaven als verplichtingen met f 0,860 mln. verlaagd. De specificatie hiervan luidt als volgt:

– de loonbijstelling f 0,080 mln.

– een overboeking naar het onderdeel «Ondersteuning» in verband met subsidie aan het TICA -/- f 1,150 mln.

– een overboeking naar «Overig» onder andere ten behoeve van subsidie aan Gist Brocades -/- f 0,180 mln.

– een overboeking van «Ondersteuning» ten behoeve van OESO f 0,050 mln.

– een overboeking van «Ondersteuning» ten behoeve van WBEAA f 0,160 mln.

De verhoging van de verplichtingen bij Slotwet is het gevolg van de hiervoor genoemde technische correctie van de verplichtingenruimte voor het LVO ad f 3 mln. Daarnaast zijn enkele negatieve bijstellingen gepleegd op basis van ingediende begrotingen van enkele instellingen. Een groot deel van de lagere uitgaven is te verklaren doordat bij de OESO de contributie 1995 niet is betaald (van 1994 wel) en door de eindafrekeningen bij het NIA, die lager waren dan verwacht.

Overig

Bij 1e suppletore wet zijn het verplichtingen- en uitgavenbudget met f 0,2 mln. naar beneden bijgesteld vanwege een overboeking naar «Ondersteuning» voor Communautaire programma's. De neerwaartse bijstelling bij 2e suppletore wet heeft eveneens te maken met overboekingen naar «Ondersteuning» en «Instellingen».

De lagere uitgaven en verplichtingen hebben betrekking op incidentele subsidies. Van de hiervoor gereserveerde gelden is in beperkte mate gebruik gemaakt.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik-activiteiten handhavingsbudget

De belangrijkste activiteiten die in 1995 ten laste van het handhavingsbudget zijn uitgevoerd worden hierna toegelicht:

– bijdrage aan de landelijke veranderingsorganisatie (LVO); In 1995 is een bijdrage verstrekt aan een samenwerkingsproject van de Landelijke Veranderingsorganisatie (LVO), de Regionale interdisciplinaire fraudeteams (Rif's),de bedrijfsverenigingen/UVI's en gemeentelijke sociale diensten inzake de vervaardiging en bewerking van beeldmateriaal voor trainingen van GSD-contactambtenaren.

– haalbaarheidsonderzoek Inlichtingenbureau gemeenten; Gemeenten hebben tot taak de toegangspoort tot het recht op uitkering te bewaken door verificatie van cliëntgegevens bij derden. In het bestuurlijk overleg SZW-VNG van 12 oktober 1995 is besloten in samenwerking met de Regiegroep gegevensuitwisseling een haalbaarheidsonderzoek te verrichten naar een landelijk Inlichtingenbureau voor gemeenten (IB). Dit IB zou de verificatietaak moeten overnemen en de diverse instanties moeten uitvragen. De resultaten van deze uitvraag worden weer naar de desbetreffende gemeenten gezonden, waarna op gemeentelijk niveau een uitspraak kan worden gedaan over recht op en hoogte van een uitkering.

– onderzoek vervallen fraudevorderingen;

In 1995 is een onderzoek gefinancierd naar de problematiek betreffende het vervallen van fraudevorderingen voortvloeiend uit het arrest van de Hoge Raad en de vervuiling van debiteurenbestanden bij gemeenten (stuwmeer aan oninbare vorderingen).

– gegevensuitwisseling BV/UVI's en SVB inzake uitvoering AKW;

In 1995 is een éénmalige bijdrage aan het TICA verleend inzake de kosten van het experiment gegevensuitwisseling tussen de bedrijfsverenigingen en de Sociale Verzekeringsbank gericht op preventie en bestrijding van fraude bij de uitvoering van de Algemene Kinderbijslagwet.

– implementatie gegevensuitwisseling tussen gemeentelijke sociale diensten en bedrijfsverenigingen via de Gemeenschappelijke Verwijs Index (GVI) op basis van het advies door de SVr;

– bijdrage aan de bedrijfsvereniging voor Tabakverwerkende en Agrarische bedrijven in de kosten van het project Agrarische fraude (werknemers en werkgevers) in het arrondissement Roermond, waarin naast de bedrijfsvereniging, het Gemeenschappelijk Administratie Kantoor, de Inspectiedienst-SZW, een aantal gemeenten en het Openbaar Ministerie participeren. Hierdoor is in deze regio ervaring opgedaan met samenwerking in multidisciplinair verband onder coördinatie van het OM.

Artikel U1502 – Emancipatie

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 199511 32011 320
Mutaties 2e suppletore:   
– Loonbijstelling 19957474
– Uitvoering 1995– 1 500– 1 500
Mutaties slotwet:16 751– 561
Realisatie 199526 6459 333

Toelichting Rekening

Verplichtingenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Ondersteuning5 5590– 1 0391 1815 701
Instellingen5 7610– 38715 57020 944
Totaal11 3200– 1 42616 75126 645

Uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Ondersteuning5 5590– 1 039– 6313 889
Instellingen5 7610– 387705 444
Totaal11 3200– 1 426– 5619 333

Het grote verschil bij de verplichtingen tussen de stand ontwerp-begroting en de realisatie is veroorzaakt door een technische correctie in het kader van de voorschriften inzake de Geïntegreerde Verplichtingen en Kas Administratie (GVKA). Het verplichtingenbedrag is met f 17,3 mln. op artikelniveau verhoogd. Voor het artikelonderdeel «Ondersteuning» bedraagt de verhoging f 1,8 mln. en voor het artikelonderdeel «Instellingen» f 15,5 mln. Afgezien van deze technische correctie heeft zich op artikelniveau bij de uitgaven onderuitputting voorgedaan. Dit heeft voornamelijk plaatsgevonden bij projecten van het onderdeel «Ondersteuning», waar f 1,7 mln. minder is gerealiseerd dan geraamd. Bij het project «positieve actie» is als gevolg van het ontwikkelen van het vervolgbeleid, zoals neergelegd in de nota «Emancipatie in uitvoering», sprake geweest van een terughoudend subsidiebeleid. Ook bij eenmalige projecten/activiteiten is de raming achtergebleven, omdat een groot aantal subsidie-aanvragen niet voldeden aan de subsidie-criteria.

Bij het onderdeel «Instellingen» heeft zich een geringe onderuitputting voorgedaan als gevolg van vrijgevallen budget dat bedoeld was voor het uitvoeren van beleidswijzigingen. Deze wijzigingen vloeien voort uit het later dan gepland uitgekomen evaluatie-onderzoek.

Artikel U1503 – Migratie

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 199556 24256 232
Mutaties 1e suppletore:   
– Loonbijstelling ABP-complex6464
– Kredietgaranties660660
Mutaties 2e suppletore:   
– Loonbijstelling 19952929
Mutaties slotwet:– 3 895– 3 522
Realisatie 199553 10053 463

Toelichting Rekening

Verplichtingenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Remigratieregeling48 5900– 1 711– 72646 153
Basisremigratieregeling5100200– 200510
IOM2 16300– 1 290873
NMI1 88200– 91 873
Uitvoeringskosten2 617641 540– 8553 366
Kredietgarantie migratie4806600– 815325
Totaal56 24272429– 3 89553 100

Uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Remigratieregeling48 5900– 1 711– 72646 153
Basisremigratieregeling5100200– 200510
IOM2 16300– 1 290873
NMI1 88200– 91 873
Uitvoeringskosten2 607641 540– 4823 729
Kredietgarantie migratie4806600– 815325
Totaal56 23272429– 3 52253 463

Op artikelniveau is de realisatie zowel bij de uitgaven als bij de verplichtingen achtergebleven bij de raming.

Dit doet zich voor een groot deel voor bij het onderdeel «Remigratieregeling» vanwege het lager gerealiseerde volume aan het eind van het jaar (4 283 in plaats van 4 204). Bij het onderdeel «Basisremigratieregeling» is het budget nagenoeg volgens de raming gerealiseerd. Omdat in de begroting die de International Organization for Migration (IOM) heeft ingediend posten waren opgenomen die niet onder de overeenkomst SZW-IOM vallen, is de subsidie lager dan verwacht. De realisatie bij het onderdeel «Uitvoeringskosten» is hoger uitgekomen vanwege een nabetaling van de uitvoeringskosten 1994 en vanwege hogere uitvoeringskosten 1995 van de remigratieregelingen door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Tenslotte is op het onderdeel «Kredietgarantie migratie» minder gerealiseerd dan geraamd, omdat op de leningen die door het Emigratiebestuur worden verstrekt aan Braziliaanse boeren, meer aan het Emigratiebestuur is afgelost dan verwacht.

Volume-/prestatiegevens (bedragen x f 1 mln.)

 Uitgaven VolumeGemiddeld bedrag
 Ontwerp-begrotingRealisatie1Ontwerp-begrotingRealisatieOntwerp-begrotingRealisatie
Remigratie-uitk.48,646,74 2834 20411 34511 113
Basissubs.regeling0,50,460738 5006 095
Uitvoeringskosten SVB0,92,04 3434 277210474

1 Bij deze realisatiecijfers op transactiebasis (opgaven SVB t/m 4e kwartaal 1995) is rekening gehouden met een verrekening in 1996 van de remigratie-uitkeringen van het 4e kwartaal 1995 ad f 0,8 mln., terwijl een nabetaling in 1995 ad f 0,3 mln. met betrekking tot 1994 buiten beschouwing is gelaten. Evenzo is een nabetaling in 1995 met betrekking tot 1994 ad f 0,1 mln. voor de basissubsidieregeling en een nabetaling in 1995 met betrekking tot 1994 ad f 0,4 mln. voor uitvoeringskosten SVB buiten beschouwing gelaten.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik Basisremigratiesubsidieregeling en Remigratieregeling

Aard van de regeling

De Basisremigratiesubsidieregeling, waarvoor iedere remigrant van de doelgroep in aanmerking kan komen, voorziet in de kosten van vervoer en in de kosten van verblijf voor een periode van 2 maanden. De Remigratieregeling geldt voor remigranten uit de doelgroep van 50 jaar en ouder, en voorziet in een uitkering bij leven waarvan de hoogte afhankelijk is gesteld van de gezinssamenstelling en het verblijfsland. Een belangrijke voorwaarde voor de hoogte van de uitkering is de gezinssamenstelling.

De regelingen werden tot 1 juli 1994 uitgevoerd door SZW en vanaf die datum door de SVB. De verzorging van de uitbetaling van de Remigratieregeling in het buitenland vond al geheel door de SVB plaats.

Momenteel is overleg gaande tussen SZW en BIZA inzake de overdracht van het remigratiedossier.

BIZA stelt dit onder meer afhankelijk van een MR-besluit over het voortbestaan van de remigratieregelingen.

Aard M&O-gevoelige gegevens

Beide regelingen zijn fraudegevoelig onder meer omdat: een blijvend vertrek naar het remigratieland niet altijd controleerbaar is; de uitkering afhankelijk is van de samenstelling van de remigrerende eenheid; de uitkering afhankelijk is van het in leven zijn.

Onzekerheid als gevolg van M&O

Zowel de toekenning, de hoogte als de duur van de uitkering is voornamelijk afhankelijk van door betrokkene aan te leveren gegevens.

M&O-maatregelen

In het contract met de SVB betreffende de uitvoering van de remigratieregelingen is terzake opgenomen dat de SVB jaarlijks een plan opstelt waarin wordt vastgelegd welke maatregelen zullen worden genomen ter bevordering van een rechtmatige uitvoering van de remigratie-regelingen. Het plan wordt ter kennis aan de minister gebracht die zijn opmerkingen binnen twee maanden na ontvangst kenbaar kan maken. Het contract met de SVB is op 22 november 1995 getekend.

De per 1 juli 1994 overgedragen dossiers van de lopende gevallen zijn in 1995 op volledigheid beoordeeld. Voorts is een slotbalans opgesteld. In verband daarmee heeft een integrale herbehandeling van alle overgedragen dossiers plaatsgevonden. In deze balans zijn onder meer opgenomen alle vorderingen in verband met het niet nakomen van de informatieverplichtingen, het niet tijdig verwerken van mutaties en het niet-rechtmatige toekennen van uitkeringen. De slotbalans is voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring. Inmiddels is voor het grootste deel van de posten nagegaan of het mogelijk is om tot terugvordering over te gaan. De beoordeling is geschied aan de hand van de door de SVB gehanteerde kaders en uitgangspunten terzake herziening en terugvordering zoals deze ook worden gebruikt voor de uitkeringen krachtens de AOW, AWW en AKW. Deze kaders zijn door SZW goedgekeurd. Na afronding hiervan is een openingsbalans voor het jaar 1995 opgesteld die alle openstaande vorderingen juist en volledig weergeeft. In de balans zijn tevens de schulden en verplichtingen aan remigranten opgenomen. Alle posten zijn inmiddels beoordeeld. Hierbij is nagegaan in hoeverre schulden en verplichtingen tot betaling moeten leiden.

De controles op het in leven zijn van de uitkeringsgerechtigde zijn opgenomen in het handhavingsplan van de SVB. Deze controles vinden jaarlijks plaats waardoor het risico maximaal is begrensd. In het handhavingsplan 1996 is voorzien dat aan de hand van de rapportages betreffende de levensbewijzen de huidige procedure zal worden geoptimaliseerd.

Resterende M&O-onzekerheid

De resterende onzekerheid houdt verband met de controlebeperkingen die bestaan respectievelijk zijn aangebracht. Uitschrijving uit het GBA en uit de registers van de Vreemdelingendiensten garanderen niet altijd een blijvend vertrek van de (gehele) eenheid. Het achterwege blijven van meldingen inzake mutaties in de gezinssamenstelling door de remigrant is eveneens een onzekere factor. Vanwege de gevolgde methodiek bestaat een maximaal risico op het in leven zijn van 1 jaar.

Globale schatting omvang bestaande onzekerheid

In 1995 is f 0,41 mln aan basissubsidies uitgekeerd. Een globale schatting van de omvang van de fraude is wegens het ontbreken van voldoende feitelijke onderzoeksgegevens niet mogelijk.

In 1995 zijn remigratieuitkeringen verstrekt ten behoeve van:

Land/jaar1992199319941995
Turkije2 1892 3182 5002 637
vm. Joegoslavië143144155141
Spanje175184184180
Portugal50595859
overig Europa18181818
Marokko9041 1351 2981 487
overig Afrika27343945
Chili31365348
overig Amerika16191716
Totaal3 6233 9474 3224 631

In 1995 is f 45,9 mln aan uitkeringen en f 2,0 mln. aan uitvoeringskosten uitgegeven. Een globale schatting van de omvang van de fraude is wegens het ontbreken van voldoende feitelijke onderzoeksgegevens niet mogelijk.

Toezichtsactiviteiten

In de amvb van juni 1994 is geen paragraaf opgenomen waarin het ministerieel toezicht op de uitvoering is vastgelegd. Een wijziging van deze amvb, waardoor de minister aan de SVB aanwijzingen kan geven voor een juiste uitvoering van de regeling is in voorbereiding. In het contract met de SVB zijn bepalingen opgenomen die het mogelijk maken dat de Minister zich er van kan vergewissen dat de uitvoering rechtmatig en doelmatig geschied. Zo wordt ondermeer de periodieke informatievoorziening aan de minister van SZW geregeld. Daarnaast is in samenwerking met de departementale accountantsdienst een controleprotocol opgesteld. Op grond van dit controleprotocol verstrekt de SVB de minister van SZW inzicht in de rechtmatigheid van de uitgaven (incl. M&O-aspecten), door middel van een accountantsverklaring bij de jaarrekening van de SVB.

Resultaat aan onrechtmatigheid en onzekerheid

De accountantsverklaring wordt in juni/juli ontvangen.De strekking van de verklaring moet inzicht geven in de rechtmatigheid van de uitgaven resp. de mate van onzekerheid daarover. De departementale accountantsdienst voert een review uit. Van de SVB mag worden verwacht dat zij adequaat reageert op de controlebevindingen van haar accountant. Daarnaast zal de minister reageren aan de hand van de reviewbevindingen van zijn accountantsdienst. Het resultaat daarvan zal eerst 1–2 jaar later waarneembaar zijn.

Vaststellingen

In 1995 heeft nog geen vaststelling van rijksvergoeding aan de SVB kunnen plaatsvinden, omdat de declaratie over 1995 contractueel medio 1996 door SZW wordt ontvangen.

Artikel U1504 – Voorzieningen in het kader van de wet gewetensbezwaren militaire dienst

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 199521 63621 636
Mutaties 2e suppletore:   
– Volume aanpassing 19956 1006 100
– Loonbijstelling 1995267267
– Uitvoering 1995– 1 700– 1 700
Mutaties slotwet:177177
Realisatie 199526 48026 480

Toelichting Rekening

Verplichtingen-/uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Zakgelden18 50504 29822623 029
Overige vergoedingen en kosten3 1310369– 493 451
Totaal21 63604 66717726 480

Zakgelden

Bij de ontwerp-begroting 1995 werd uitgegaan van een raming van gemiddeld 800 tewerkstellingen.

Het aantal tewerkgestelden is uitgekomen op gemiddeld 924 personen. Als gevolg van het hogere volume is ten opzichte van de stand ontwerp-begroting f 4,5 mln. (24%) meer verplicht en uitgegeven dan het aanvankelijk beschikbare bedrag (f 18,5 mln.). De stijging van de zakgelden per tewerkgestelde van f 23 131 (begroting) naar f 24 922 (realisatie) is toe te schrijven aan de wettelijke nabetaling over 1992 aan tewerkgestelden ouder dan 23 jaar.

Overige vergoedingen en kosten

Ten opzichte van de stand ontwerp-begroting is f 0,3 mln. (10%) meer verplicht en uitgegeven dan het aanvankelijk beschikbare bedrag (f 3,1 mln.). Dit wordt veroorzaakt door een hoger beroep op de regeling voor kostwinnersvergoedingen dan oorspronkelijk was geraamd.

Onderstaand is ter informatie een overzicht opgenomen van de volume-/prestatiegegevens.

Volume-/prestatiegegevens; kosten voor tewerkgestelde erkende gewetensbezwaarden

OmschrijvingBegrotingRealisatie
Totaal kosten voorzieningen (x f 1 000)21 63626 480
Gemiddeld aantal tewerkstellingen800924
Gemiddeld voorzieningenbedrag27 04528 658

Artikel U1505 – Spaarwetten en regelingen

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 verplichtingenuitgaven
 19951995
Stand ontwerp-begroting 1995043 917
Mutaties 1e suppletore:   
– Onderuitputting – 1 000
Mutaties 2e suppletore:   
– Meevallende uitgaven-ontwikkeling – 1 000
– Uitvoering 1995 7 000
Mutaties slotwet: – 685
Realisatie 1995048 232

Toelichting Rekening

Verplichtingenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Jeugdspaarwet00000
Spaareffectenregeling00000
Totaal00000

Uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Jeugdspaarwet42 200– 1 0006 000– 57346 627
Spaareffectenregeling1 71700– 1121 605
Totaal43 917– 1 0006 000– 68548 232

Bij de Jeugdspaarwet en Spaareffectenregeling is slechts sprake van uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen en worden geen nieuwe verplichtingen aangegaan.

De verplichtingenraming is derhalve 0.

Spaareffectenregeling

Ten opzichte van de stand ontwerp-begroting is f 0,112 mln. (7%) minder uitgegeven dan het aanvankelijk beschikbare bedrag (f 1,717 mln.). De onderuitputting is het gevolg van een lager aantal spaareffecten dan waarmee rekening was gehouden in de oorspronkelijke raming.

Jeugdspaarwet

Ten opzichte van de stand ontwerp-begroting is f 4,427 mln. (10%) meer uitgegeven dan het aanvankelijk beschikbare bedrag (f 42,2 mln.). De stijging van de uitgaven is toe te schrijven aan enerzijds een hoger dan geraamd aantal gepremiëerde spaarovereenkomsten en anderzijds een hogere gemiddeld betaalde premie dan waarop de oorspronkelijke raming was gebaseerd.

JSW volume-/prestatiegegevens 1986 t/m 1995

RealisatiejaarUitgaven(in f mln.)Aantal gepremieerde JSW-rekeningenGemiddeld betaalde premie (x f 1)
198651132 000382
198748124 000386
198847124 000380
198948128 000374
199052141 000370
199154145 000367
199250132 000368
199345119 000369
199440108 000370
1995 (raming)42109 000387
1995 (realisatie)47120 000392

Ontvangsten

Artikel M1101 – Algemene ontvangsten

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 ontvangsten
 1995
Stand ontwerp-begroting 199510 073
Mutaties slotwet:1 027
Realisatie 199511 100

Toelichting Rekening

Ontvangsten-raming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Algemene ontvangsten8 08500– 778 008
Overige ontvangsten1 988001 1043 092
Totaal10 073001 02711 100

Algemene ontvangsten

Op dit onderdeel zijn diverse ontvangsten verantwoord, namelijk van het ABP terugontvangen premies voor de AAW, contractueel vastgelegde ontvangsten DSW, tewerkstelling SZW-personeel bij Stoomwezen b.v., retributies Rijtijdenwet en Algemeen-Verbindend-Verklaren van CAO's en ontvangsten met betrekking tot het Bijdragenbesluit Kernenergiewet. Ten opzichte van de stand ontwerp-begroting is f 0,077 mln. (1%) minder ontvangen dan geraamd bij de oorspronkelijke begroting (f 8,085 mln.).

Overige ontvangsten

Op dit onderdeel zijn diverse overige algemene ontvangsten verantwoord, namelijk de ontvangsten met betrekking tot de Regeling Certificatie Arbodiensten, royalties N.V. SDU, ouderbijdrage bij vakantieopvang, gestort pensioenverhaal, inhoudingen inkoop diensttijd en terugbetaalde voorschotten.

Ten opzichte van de stand ontwerp-begroting is f 1,104 mln. (56%) meer ontvangen dan geraamd.

De meerontvangsten zijn voornamelijk toe te schrijven aan de Certificatieregeling Arbodiensten en aan royalties N.V. SDU.

Bij royalties SDU wordt dit veroorzaakt door het ontvangen van de royalties over 1994 en 1995.

De meerontvangsten bij de certificatieregeling Arbodiensten is toe te schrijven aan de versoepeling van de aansluitingsverplichting van bedrijven en een hoger dan geraamd aantal aansluitingen bij arbodiensten in het Midden- en Grootbedrijf.

Artikel M1201 – Ontvangsten Arbeidsmarkt

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 ontvangsten
 1995
Stand ontwerp-begroting 19955 036
Mutaties 1e suppletore:  
– Overboeking naar artikel M1401– 4 700
Mutaties 2e suppletore:  
– Uitvoering 19957 500
Mutaties slotwet:– 114
Realisatie 19957 722

Toelichting Rekening

Ontvangst-raming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Ontvangsten CBA33600– 21315
Ontvangsten WSW4 700– 4 7007 100– 1636 937
Ontvangsten JWG0050– 743
Ontvangsten Banenpools0035077427
Totaal5 036– 4 7007 500– 1147 722

CBA

De mutatie wordt veroorzaakt door een verlaging van de vergoedingen voor de bestuursleden van het CBA.

WSW, JWG en banenpools

De ontvangsten die ten gunste van deze artikelonderdelen worden geboekt hebben betrekking op restituties van te hoog bevoorschotte bedragen en ontvangen renten van teruggevorderde en teruggestorte betalingen, alsmede aan vorderingen in verband met het vaststellings- en maatregelenbeleid.

De ontvangsten worden wegens de grote onzekerheidsmarge niet van te voren geraamd. Het in de begroting bij de WSW opgenomen bedrag had betrekking op artikel M14.01, maar is bij de ombouw in verband met de Herinrichting abusievelijk op dit artikel geboekt. Bij de eerste suppletore wet is dit gecorrigeerd.

Bij de tweede suppletore wet is zo nauwkeurig mogelijk geraamd welke ontvangsten nog zouden worden gerealiseerd. Uiteindelijk is ten opzichte van de stand Najaarsnota ongeveer 2% (f 0,163 mln.) minder ontvangen.

Artikel M1301 – Samenloop van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen met W.S.W.-loon

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 ontvangsten
 1995
Stand ontwerp-begroting 1995839 400
Mutaties 2e suppletore:  
– Doorwerking realisatie 1994– 67 400
– Uitvoering 1995– 12 000
Mutaties slotwet:– 4 969
Realisatie 1995755 031

Toelichting Rekening

De realisatie is circa 10% achtergebleven bij de oorspronkelijke raming, met name in verband met de doorwerking van een grotere volumedaling bij de arbeidsongeschiktheidsregelingen ten gevolge van de Wet Terugdringing beroep arbeidsongeschiktheidsregelingen (TBA).

In de hiernavolgende tabel worden de gerealiseerde ontvangsten nader gespecificeerd en vergeleken met de onderbouwing van de raming in de ontwerpbegroting 1995.

 Ontwerp-begrotingRealisatie**
AAW   
   
Niet uitbetaalde uitkeringen (x f 1 mln)700,0625,5
Volume (x 1000 uitk.jaren)40,633,7
Gemiddelde (niet uitbetaalde) uitkering (x f 1,–)17 23518 560
   
WAO (excl. gecombineerde AAW/WAO*)139,3129,4
   
Niet uitbetaalde uitkeringen incl. gecombineerde AAW/WAO (x f 1 mln)357,1317,2
Volume (x 1000 uitk.jaren)17,517,5
Gemiddelde (niet uitbetaalde) uitkering (x f 1,-)20 45318 125
waarvan ten laste van het AAf (gecombineerde AAW/WAO) (x f 1 mln)217,8187,8
Volume (x 1000 uitk.jaren)13,111,1
Gemiddelde (niet uitbetaalde) uitkering (x f 1,-)16 59916 918
WAMIL  
   
Niet uitbetaalde uitkeringen (x f 1 mln)0,10,1

* de gecombineerde AAW/WAO-uitkeringen zijn reeds onder de AAW opgenomen. ** voorlopige cijfers.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

In de AAW en de WAO zijn anticumulatiebepalingen opgenomen die de samenloop van uitkering en loon tegengaan ingeval uitkeringsgerechtigden in WSW-verband werkzaam zijn en uit hoofde daarvan loon ontvangen. De besparingen worden door het Tica in voorschot aan SZW overgemaakt. In het verslagjaar wordt het bedrag aan te ontvangen gelden over het daaraan voorafgaande jaar vastgesteld aan de hand van de jaarrekening van het Tica.

Onzekerheid als gevolg van M&O

De uitvoering van de anticumulatieregelingen in de AAW en de WAO zijn M&O-gevoelig omdat de toepassing van deze bepalingen afhankelijk is van door derden verstrekte gegegevens. De onzekerheid betreft de volledigheid van de ontvangen middelen.

Aard M&O-gevoelige gegevens

Deze gegevens betreffen de melding van de indiensttreding bij een sociale werkplaats, het loon dat uit hoofde daarvan wordt genoten en de loonmutaties die daarna plaatsvinden.

M&O-maatregelen

In 1995 zijn een aantal maatregelen geïmplementeerd die gericht zijn op de verbetering van de informatievoorziening tussen SW-schappen en bedrijfsverenigingen met betrekking tot indiensttreding en loonmutaties. Voorts is over 1994 een bestandsvergelijking van uitkerings- en verzekerdengegevens van bedrijfsverenigingen met loonbestanden van SW-schappen uitgevoerd.

Resterende M&O-onzekerheid

De volledigheid en juistheid van de registratie van de uitkeringsgegevens bij de SW-bedrijven is afhankelijk van de gegevens die door de betrokken werknemer worden verstrekt. De codering van de uitkeringsgegevens zijn relatief onbetrouwbaar. De SW-bedrijven hebben geen wettelijke verplichting om de uitkeringsgegevens van de werknemers te registreren en te controleren. Hierdoor ontstaat onzekerheid ten aanzien van de betrouwbaarheid van de door SW-bedrijven aan de uitvoeringsinstanties verstrekte gegevens.

Toezichtsactiviteiten

Op basis van een door het Ctsv uitgevoerde dossiercontrole is vastgesteld dat de gegevensverstrekking van de SW-bedrijven aan de uitvoeringsinstanties te wensen overlaat. Hierdoor bestaan risico's met betrekking tot de volledigheid, juistheid en tijdigheid van de door de uitvoeringsinstellingen te berekenen besparingen. Dit risico wordt door de jaarlijkse controle-informatiestroom weer beperkt.

In het kader van het toezicht wordt jaarlijks door het Ctsv een onderzoek verricht bestaande uit de volgende fasen: bestandsvergelijking, controle bij SW-bedrijven, controle bij uitvoeringsinstanties en controle bij de fondsen.

Resultaat aan onrechtmatigheid en onzekerheid

Uit het onderzoek over 1994 kwam naar voren dat de vaststellings-, registratie- en verantwoordingsprocedures van de besparingen bij de uitvoeringsinstanties in opzet waarborgen bevatten dat de besparingen volledig, juist en tijdig plaatsvinden. Uit de bestandsvergelijking volgde een aantal posten die een indicatie gaven van de mate van onvolledigheid van de besparingen. Over maximaal f 28,5 mln. van de besparingen over 1994 bestond onzekerheid. In het kader van het toezicht op de uitvoering is vervolgens door de staatssecretaris via het Ctsv aan de uitvoeringsinstellingen gevraagd om deze posten uit te zoeken. Het Ctsv concludeert op basis van de uitkomsten van de door de uitvoeringsinstellingen uitgevoerde verschillenanalyse en correcties dat:

– de maximale onzekerheid is teruggebracht tot 672 posten met een totaalbedrag van f 10 mln.;

– de door de uitvoeringsinstellingen uitgevoerde correcties adequaat zijn;

– de uitvoeringsinstellingen de gecorrigeerde bedragen niet afzonderlijk zichtbaar hebben gemaakt, maar verwerkt hebben via reguliere administratieve boekingen. De correcties zijn met terugwerkende kracht uitgevoerd en administratief verwerkt in de jaren 1995 en 1996;

– bij het ABP is intern de volledigheid van het aantal besparingsposten nagegaan.

Als resultaat hiervan heeft een correctie van f 2,6 mln. plaatsgevonden in 1995. In 1995 zal bij het ABP zekerheid kunnen worden verkregen over de volledigheid van het aantal personen dat bij het ABP is aan te merken als potentieel besparingsgeval.

Uit de aprilrapportage 1996 van het Ctsv over de uitvoering van de sociale verzekeringen in 1995 blijkt dat er nog leemten bestaan in de opzet en het bestaan van belangrijke procedures. Hierdoor bestaat het risico dat de besparingen niet juist en volledig aan SZW worden afgedragen. Dit is een bevestiging van de situatie in voorgaande jaren.

Vaststellingen

In 1995 zijn geen formele vaststellingen verricht met betrekking tot voorgaande jaren.

Artikel M1302 – Overige ontvangsten SV

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 ontvangsten
 1995
Stand ontwerp-begroting 1995600
Mutaties 2e suppletore:  
– Uitvoering 199511 400
Mutaties slotwet:18 217
Realisatie 199530 217

Toelichting Rekening

Ontvangst-raming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Ontvangsten regelingen ex-mijnwerkers   1010
Ontvangsten premiebijdragen      
Ontvangsten Toeslagenwet600 1 80018 21320 613
Ontvangsten AKW  9 600– 239 577
Overige ontvangsten SV   1717
Totaal600 11 40018 21730 217

Vanwege het onvoorziene karakter van de ontvangsten op dit artikel – veelal terugontvangsten in het kader van de afwikkeling over oude jaren – worden deze in de ontwerpbegroting normaliter pro memorie geraamd. Voor 1995 werden in de ontwerpbegroting op dit artikel ontvangsten geraamd van f 0,6 mln ter compensatie van extra uitgaven van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, die gemoeid zijn met de competentie-uitbreiding van de Nationale Ombudsman tot de uitvoeringsorganen sociale verzekeringen.

Op basis van de feitelijk gerealiseerde ontvangsten is de raming bij 2e suppletore wet en bij Slotwet aangepast. De ontvangsten hebben voor bijna f 9,6 mln betrekking op de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) als gevolg van een nadere afrekening over 1994 en voor f 20,6 mln op de Toeslagenwet (TW) waarvan f 2,4 mln als gevolg van een nadere afrekening over 1993 en f 18,2 mln ten gevolge van een herberekening van de kostentoedeling door het Gemeenschappelijk administratiekantoor (GAK) over de jaren 1991 t/m 1994.

Artikel M1401 – Ontvangsten bijstandszaken

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 ontvangsten
 1995
Stand ontwerp-begroting 19950
Mutaties 1e suppletore:  
– Overboeking van artikel M12014 700
– Maatregelen t.b.v. voorlichting VNG500
Mutaties 2e suppletore:  
– Uitvoering 199511 800
Mutaties slotwet:5 868
Realisatie 199522 868

Toelichting Rekening

Ontvangsten-raming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Ontvangsten ABW05 2006 8004 96216 269
Ontvangsten IOAW0 22041261
Ontvangsten IOAZ0 7844122
Overige ontvangsten BZ0 4 7021 5146 216
Totaal05 20011 8005 86822 868

Totaal artikel

Vooraf is door de aard van de ontvangsten niet goed te begroten hoeveel gelden op dit artikel zullen worden ontvangen. Daarom wordt doorgaans een nihil-raming opgenomen in de begroting.

Ontvangsten ABW

Voor 1995 had voor dit onderdeel feitelijk een begroting ad f 4,7 mln opgenomen moeten zijn. Bij de opstelling van de begroting ná herinrichting van het ministerie zijn deze gelden echter abusievelijk in het ontvangsten-artikel 1201 (Ontvangsten Arbeidsmarkt) verwerkt. Deze vergissing is bij 1e suppletore wet rechtgezet. Bij die gelegenheid is tevens een taakstelling ad f 0,5 mln verwerkt ter dekking van door het ministerie te maken voorlichtingskosten in verband met de herinrichting van de Algemene bijstandswet.

De gerealiseerde ontvangsten zijn met f 16,3 mln aanmerkelijk hoger uitgekomen dan de oorspronkelijke taakstelling. De ontvangsten zijn grotendeels toe te schrijven aan vorderingen in verband met het vaststellings- en maatregelenbeleid.

Ontvangsten IOAW

De gerealiseerde ontvangsten ad f 0,261 mln hebben volledig betrekking op vorderingen die voortvloeien uit het vaststellings- en maatregelenbeleid.

Ontvangsten IOAZ

De gerealiseerde ontvangsten ad f 0,122 mln hebben volledig betrekking op vorderingen die voortvloeien uit het vaststellings- en maatregelenbeleid.

Overige ontvangsten BZ

De ontvangsten ad f 6,216 mln houden voor het grootste deel verband met de Wet Werkloosheidsvoorziening WWV. Een gering gedeelte van de ontvangsten komt voort uit de bijdrageregeling bijzondere controle en de uitkeringen echte minima. Van de ontvangsten is circa f 3 mln toe te schrijven aan het vaststellings- en maatregelenbeleid.

Artikel M1501 – Ontvangsten subsidies algemeen

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 ontvangsten
 1995
Stand ontwerp-begroting 19950
Mutaties 2e suppletore:  
– Uitvoering 199590
Mutaties slotwet:69
Realisatie 1995159

Toelichting Rekening

Ten opzichte van de stand ontwerp-begroting, die op 0 geraamd wordt, is f 0,159 mln. ontvangen. De realisatie betreft ontvangsten subsidies Bijstandszaken (f 0,024 mln., ontvangsten subsidies Sociale Verzekeringen (f 0,064 mln.), ontvangsten Arbeidsmarkt (f 0,021 mln.) en ontvangsten subsidies Arbeidsomstandigheden (f 0,050 mln.). Het gaat in alle gevallen om subsidies die worden terugontvangen in verband met de afrekening tussen subsidieverstrekker en -ontvanger.

Artikel M1502 – Ontvangsten emancipatie

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 ontvangsten
 1995
Stand ontwerp-begroting 1995100
Mutaties 2e suppletore:  
– Uitvoering 1995100
Mutaties slotwet:115
Realisatie 1995315

Toelichting Rekening

De realisatie verschilt ruim f 0,2 mln. met de oorspronkelijke raming. In de loop van het jaar is meer ontvangen vanwege terugvorderingen naar aanleiding van subsidie-afrekeningen, verrekeningen met andere ministeries en aflossing renteloze leningen.

Artikel M1503 – Ontvangsten migratie

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 ontvangsten
 1995
Stand ontwerp-begroting 19953 500
Mutaties slotwet:– 2 113
Realisatie 19951 387

Toelichting Rekening

Ontvangsten-raming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Algemeen Werkloosheidsfonds3 50000– 3 5000
Restituties (Re)migratie0001 3741 374
Diverse ontvangsten migratie0001313
Totaal3 50000– 2 1131 387

De mutatie heeft betrekking op:

– bijstelling van de ontvangstenraming als gevolg van het niet tijdig indienen van declaraties, op grond van het besluit Vergoeding Remigratie Bijdragen, aan het Tijdelijk Instituut voor Coördinatie en Afstemming (TICA)/Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) over 1994. De declaraties konden in verband met beëindiging van de voormalige directie Migratie niet tijdig worden ingediend om nog in 1995 tot betaling te komen (– f 3,5 mln.).

– terugontvangen bedragen in het kader van de uitvoering van de Remigratieregeling (f 1,374 mln.) en een bedrag ad f 0,013 mln. waarmee in de begroting geen rekening is gehouden.

Artikel M1504 – Tewerkstellingsvergoedingen

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 ontvangsten
 1995
Stand ontwerp-begroting 199519 200
Mutaties 2e suppletore:  
– Volume aanpassing 19955 100
– Uitvoering 1995– 1 300
Mutaties slotwet:650
Realisatie 199523 650

Toelichting Rekening

Tewerkstellingsvergoedingen

Bij de ontwerp-begroting 1995 werd uitgegaan van een raming van gemiddeld 800 tewerkstellingen. Het aantal tewerkgestelden is uitgekomen op gemiddeld 924 personen. Ten opzichte van de stand ontwerp-begroting is f 4,356 mln. (23%) meer ontvangen dan geraamd bij de oorspronkelijke begroting (f 19,18 mln.).

Dit is voornamelijk veroorzaakt doordat de gemiddeld gefactureerde vergoeding (f 25 523) hoger is uitgekomen dan de gemiddeld geraamde vergoeding (f 23 975).

De stijging van de vergoeding per tewerkgestelde is met name toe te schrijven aan een gemiddeld hoger opleidingsniveau en aan een gemiddeld oudere leeftijd van de tewerkgestelden dan was voorzien.

Overige ontvangsten

Ten opzichte van de stand ontwerp-begroting is f 0,94 mln. meer ontvangen dan geraamd bij de oorspronkelijke begroting (f 0,02 mln.). Dit is voornamelijk veroorzaakt door de afrekening van de verschuldigde premie Ziekenfondsverzekering 1993/1994 en diverse vorderingen op tewerkstellingsobjecten.

Onderstaand is ter informatie een overzicht opgenomen van de in 1995 ontvangen respectievelijk aan tewerkstellingsobjecten gefactureerde vergoedingen voor tewerkgestelde erkende gewetensbezwaarden.

Volume-/prestatiegegevens; geraamde respectievelijk van tewerkstellingsobjecten ontvangen vergoedingen voor tewerkgestelde erkende gewetensbezwaarden

OmschrijvingBegrotingRealisatie
Gemiddeld aantal tewerkstellingen800924
   
Geraamde vergoedingen (x f 1 000)19 180  
Gemiddeld geraamde vergoeding23 975  
   
Ontvangen vergoedingen (x f 1 000) 23 583
Gemiddeld ontvangen vergoeding 25 523
   
Openstaande vordering per ultimo 1995 (x f 1 000) 1 585

Artikel M1505 – Ontvangsten Jeugdspaarwet

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 ontvangsten
 1995
Stand ontwerp-begroting 199530
Mutaties 2e suppletore:  
– Uitvoering 1995180
Mutaties slotwet:0
Realisatie 1995210

Toelichting Rekening

Op dit artikel zijn de teruggevorderde premies inzake de jeugdspaarwet (JSW) verantwoord. De teruggevorderde premies hebben voornamelijk betrekking op zgn. dubbele spaarrekeningen, d.w.z. door één persoon bij verschillende spaarinstellingen gesloten JSW-overeenkomsten.

Bij 2e suppletore wet is op basis van de realisatie tot en met het derde kwartaal 1995 de oorspronkelijke raming (f 0,03 mln.) verhoogd naar f 0,21 mln.

De realisatie komt overeen met de bijgestelde raming.

SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 1995 VAN HET MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

OnderdeelOmschrijving Bedrag OnderdeelOmschrijvingBedrag
1)Uitgaven ten laste van de begroting 199425 596 129 261 2)Ontvangsten ten gunste van de begroting 1994915 737 516
 Uitgaven ten laste van de begroting 199522 010 846 693  Ontvangsten ten gunste van de begroting begroting 1995852 660 067
       
3)Liquide middelen– 5 712  4)Rekening-courant RHB45 780 838 220
       
5)Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)3 295 790 6)Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)61 030 229
 Subtotaal47 610 266 032  Subtotaal47 610 266 032
7)Openstaande rechten0 7a)Tegenrekening openstaande rechten0
       
8)Extra-comptabele vorderingen17 962 473 8a)Tegenrekening extra-comptabele vorderingen17 962 473
       
9a)Tegenrekening extra-comptabele schulden111 440 9)Extra-comptabele schulden111 440
       
10)Voorschotten49 824 525 982 10a)Tegenrekening voorschotten49 824 525 982
       
11a)Tegenrekening openstaande verplichtingen4 353 075 119 11)Openstaande verplichtingen4 353 075 119
       
12)Deelnemingen0 12a)Tegenrekening deelnemingen0
 Totaal101 805 941 046  Totaal101 805 941 046

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Financieel-Economische Zaken

TOELICHTING OP DE SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 1995

Inhoudsopgave

RubriekOmschrijvingBlz.
   
1Uitgaven ten laste van de begroting113
2Ontvangsten ten gunste van de begroting113
3Liquide middelen114
4Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding114
5Uitgaven buiten begrotingsverband115
6Ontvangsten buiten begrotingsverband117
7Openstaande rechten118
8Extra-comptabele vorderingen118
9Extra-comptabele schulden123
10Voorschotten123
11Verplichtingen134
12Deelnemingen139

De cijfers in de toelichting zijn afgerond op hele guldens. Over het algemeen zijn verplichtingen in de toelichting afgerond op honderd gulden. De cijfers in de rekening worden afgerond op duizend gulden naar boven. Voor de saldibalans en de toelichting daarop is geen afrondingsvoorschrift gegeven door het ministerie van Financiën.

1) Uitgaven ten laste van de begrotingf 47 606 975 954
  
Begrotingsjaar 1994f 25 596 129 261

De rekening over het begrotingsjaar 1994 is in de Tweede Kamer behandeld op 9 januari 1996 onder kamerstuk 24 310. De behandeling in de Eerste Kamer heeft inmiddels plaatsgevonden. De verantwoorde begrotingsuitgaven zullen na behandeling door de Eerste Kamer en plaatsing in de Staatscourant met het ministerie van Financiën worden verrekend.

 VerplichtingenKas
Begrotingsjaar 1995f 22 581 633 484f 22 010 846 693
   
Apparaatskosten (Personeel en Materieel)f   324 291 047f   321 495 895
Beleidsuitgavenf 22 257 342 437f 21 689 350 797
Totaal hoofdstuk 15 van de rijksbegroting 1995f 22 581 633 484f 22 010 846 693

De uitgaven en ontvangsten over het jaar 1995 zijn in de rekening 1995 gespecificeerd per begrotingsartikel en in de toelichting bij de rekening onderbouwd. Het verschil ten opzichte van de opgenomen bedragen in de rekening 1995 wordt veroorzaakt doordat in de rekening 1995 per begrotingsartikel wordt afgerond op f 1 000,– naar boven.

2) Ontvangsten ten gunste van de begrotingf 1 768 397 583
  
Begrotingsjaar 1994f   915 737 516

De rekening over het begrotingsjaar 1994 is in de Tweede Kamer behandeld op 9 januari 1996 onder kamerstuk 24 310. De behandeling in de Eerste Kamer heeft inmiddels plaatsgevonden. De verantwoorde begrotingsontvangsten zullen na behandeling door de Eerste Kamer en plaatsing in de Staatscourant met het ministerie van Financiën worden verrekend.

Begrotingsjaar 1995f 852 660 067
11.01Algemene Ontvangsten f  11 100 220
12.01Centraal Bureau Arbeidsvoorzieningf   315 433  
 Wet Sociale Werkvoorzieningf  6 936 504  
 Jeugdwerkgarantieplanf    42 586  
 Banenpoolsf   427 171 
   f  7 721 694
13.01Samenloop AO-Uitk./WSW-loon f 755 031 311
13.02Regelingen ex. mijnwerkersf    9 746  
 Toeslagenwetf 20 613 287 
 Algemene Kinderbijslagwetf  9 577 114  
 Overige Ontvangstenf    16 771 
   f  30 216 918
14.01Algemene Bijstandswetf 16 268 451  
 Wet Inkomensvoorz. oudere en gedeelt. arb. ong. werkloze werkn.f   261 483 
 Inkomensvoorz. oudere en gedeelt. arb. ong. gewezen zelfst.f   122 403  
 Overige ontvangstenf  6 215 831 
   f  22 868 168
15.01Subsidies Algemeen f   159 073
15.02Emancipatie f   315 196
15.03Migratie f  1 387 179
15.04Tewerkstellingsvergoedingen f  23 649 815
15.05Jeugdspaarwet f   210 494
Totaal hoofdstuk 15 van de rijksbegroting 1995f 852 660 067
3) Liquide middelenf –  5 712
  
Het saldo bestaat uit vier posten, t.w.:  
  
Postbank concernblokf – 35 965
ING Bankrekeningf    – 35
Totaal verschuldigde girale liquide middelenf – 36 000
  
Departementale kasf   13 739
Kassen kasvoorschothoudersf   16 550
Totaal chartale liquide middelenf   30 289

Centraal en decentraal worden kassen aangehouden voor het doen van kleine materiële uitgaven. Het totaal saldo van de departementale kas sloot aan met het kasboek en is door de hoofdkassier akkoord bevonden. Een kasvoorschothouder wordt bij beschikking aangewezen. Deze dient maandelijks een kasstaat in over de in een verslagmaand gedane uitgaven en/of ontvangsten. In totaal zijn 13 kasvoorschothouders aangesteld. Het saldo van de concernblokrekeningen betreft de overloop van 31 december naar 1 januari. De saldi worden dagelijks afgeroomd. Dit proces wordt verstoord door de saldi op de postrekeningen van kasvoorschothouders, spoedbetalingen en incasso afschrijvingen die één dag kunnen blijven staan.

Op 31 december 1995 was dit voor f 36 000,36 het geval.

4) Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding f 45 780 838 220

Dit is de positie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten opzichte van het ministerie van Financiën. Het ministerie van Financiën stelt de door Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit te geven begrotingsgelden beschikbaar. Nadat de Rekening aan de Tweede Kamer is aangeboden en de Algemene Rekenkamer geen bezwaren heeft, die goedkeuring in de weg staan, wordt tot verrekening overgegaan. Het saldo stemt overeen met het dagafschrift van 31 december 1995 van de Rijkshoofdboekhouding van het ministerie van Financiën. Van deze overeenstemming is een saldo bevestiging afgegeven aan de Departementale Accountantsdienst van het ministerie van Financiën.

5) Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)f 3 295 790

De specificatie van deze post is als volgt:

Intra-comptabele vorderingenf 1 370 924
Centraal Bureau voor Arbeidsvoorzieningf   901 880
Te verrekenen posten Analyse & Onderzoekf   260 242
Ministerie van Economische Zakenf   300 000
Te Verrekenen Salariskostenf   100 193
Afdracht Premies Werknemersverzekeringen arbeidscontractantenf    98 723
Met derden te verrekenenf    76 351
Reiskosten geleased personeel Stoomwezenf    57 912
A & O Fondsf    56 874
Te Verrekenen huisvestingskosten I-SZW Regio Noordf    32 879
Commissie Preventie Rampen Gevaarlijke Stoffenf    7 200
OESO – Programmaf    5 218
Diverse vorderingenf    27 395
 f 3 295 790
  
Intra-comptabele vorderingenf 1 370 924

Dit bedrag heeft betrekking op vorderingen die ontstaan buiten de activiteiten van het departement en daardoor buiten begrotingsverband geregistreerd worden. Het departement heeft hierin slechts een «doorgeefluikfunctie». Hieronder vallen onderzoeksprojecten onder toezicht van de Commissie Onderzoeksprojecten Sociale Zekerheid (COSZ) en loonkosten voor jeugdigen die binnen het departement werkervaring opdoen en worden betaald door respectievelijk de Sociale Verzekeringsraad en het Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds voor de Overheid.

Centraal Bureau voor Arbeidsvoorzieningf 901 880

Dit bedrag is betaald aan de Arbeidsbureaus inzake vacatiegelden Ontslagcommissie en zal worden verrekend met het Centraal Bureau voor Arbeidsvoorziening. De afrekening vindt in 1996 plaats na controle van de Accountantsdienst, zowel voor 1994 als 1995.

Te verrekenen posten Analyse & Onderzoekf 260 242

Dit bedrag betreft met andere departementen te verrekenen kosten in verband met een evaluatie-onderzoek met betrekking tot de Wet Voorziening Gehandicapten. Afsluiting van dit onderzoek is gepland medio 1996.

Te Verrekenen Salariskostenf 100 193

Dit bedrag betreft hoofdzakelijk salariskosten te verrekenen met het Centraal Bureau voor Arbeidsvoorziening.

Ministerie van Economische Zakenf 300 000

Dit bedrag is in 1995 overgemaakt naar en in 1996 teruggestort door het ministerie van Economische Zaken. De verrekening met eerdergenoemde ministerie is nu begrotingstechnisch bij slotwet geregeld.

Afdracht Premies Werknemersverzekeringen arbeidscontractantenf 98 723

Deze post is het saldo van voorschotbetalingen 1994 en 1995 aan het G.A.K. in verband met ingehouden premies op salarissen. De definitieve afrekening 1994 is reeds ontvangen maar nog niet verrekend (f 99 370).

Met derden te verrekenenf 76 351

De belangrijkste post is hier een te hoge faktuur van de Nederlandse Spoorwegen voor het vervoersplan.

Reiskosten geleased personeel Stoomwezenf 57 912

Deze reiskosten voor uitgeleend SZW-personeel zijn begin maart 1996 in rekening gebracht aan Stoomwezen B.V.

A & O Fondsf 56 874

Deze post heeft betrekking op door het departement betaalde loonkosten voor jeugdigen, die binnen het departement werkervaring opdoen. Deze kosten worden vergoed door het genoemde fonds en komen derhalve niet ten laste van de begroting.

Te verrekenen huisvestingskosten I-SZW Regio-Noordf 32 879

Deze huisvestingskosten worden door Sociale Zaken en Werkgelegenheid betaald, waarna het bedrag wordt verrekend met de andere zakelijke bewoners van het pand.

Commissie Preventie Rampen Gevaarlijke Stoffenf 7 200

Deze vordering zal in april 1996 worden verrekend met het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

OESO – Programmaf 5 218

Deze uitgave betreft kosten gemaakt voor bovengenoemd project, die zullen worden verrekend met de ministeries van Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. De afrekeningen zijn in januari 1996 naar de betreffende ministeries verzonden.

Diverse vorderingenf 27 395
  
Ministerie van Buitenlandse Zakenf 22 186
Ingehouden op salarissenf  2 948
Ministerie van Justitief   807
Incidentele voorschotten TEGMDf  1 455
 f 27 395
6) Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)f 61 030 229

De specificatie van deze post is als volgt:

Door te betalen ESF-geldenf 51 137 154
Afdracht Loonheffingf  7 527 880
Afdracht Pensioenpremief  1 838 062
Analyse & Onderzoekf   203 391
CAO Data-Bankf   132 549
Met derden te verrekenen DCEf   108 399
Diverse schuldenf    82 795
 f 61 030 229
  
Door te betalen Europees Sociaal Fonds-geldenf 51 137 154

Tot en met 1995 is een aantal initiatieven door de EU aan Nederland toegezegd. De toezegging omvat in totaal een bedrag van f 542 069 800,–. Op deze toezegging is tot 31 december 1995 f 80 507 600,– uit Brussel ontvangen. Deze ontvangsten worden door het departement aan projecten doorbetaald.

Op 31 december is het saldo aan door te betalen ESF-gelden in deze rubriek opgenomen.

In dit bedrag is begrepen f 634 000,–, dat nog terugontvangen moet worden op betaalde projecten.

Door te betalen ESF-geldenf 58 137 787 
Betaalde ESF-geldenf  7 000 633 
  f 51 137 154
Afdracht Loonheffingf 7 527 880

Dit bedrag is een totaal van in december 1995 ingehouden Loonheffing op salarissen en zakgelden (inclusief de heffing over het spaarloon) en is in januari 1996 afgedragen aan de Ontvanger der Rijksbelastingen.

Afdracht pensioenpremief 1 838 062

Het grootste deel van deze post betreft de in december 1995 ingehouden pensioenpremie op de salarissen van ambtenaren, dit is in januari 1996 aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds afgedragen.

Analyse & Onderzoekf 203 391

Deze ontvangsten worden verrekend met diverse instellingen, zoals bijvoorbeeld het CTSV, het ministerie van Verkeer en Waterstaat en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

CAO Data-Bankf 132 549

Op deze rekening wordt het aandeel op het abonnement CAO-Databank van het Centraal Bureau Arbeidsvoorziening geboekt. Bij het betalen van de factuur aan het RCC wordt deze rekening belast. Het abonnement is voor de duur van 2 jaar aangegaan. Deze post wordt in 1996 verrekend.

Met derden te verrekenen DCEf 108 399

Dit zijn ontvangsten met betrekking tot het project Preventie Sexueel Geweld en zal grotendeels aan PPGH worden doorbetaald.

Diverse schuldenf 82 795
  
Af te dragen BTWf  29 107
Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappenf  20 000
Te verrekenen posten TEGMDf  16 423
Diverse schulden van automatische incasso'sf  12 335
Bijdragen Personeelsfonds/Personeelsverenigingf  2 870
Ontvangen gelden t.b.v. receptiesf  1 929
Ministerie van Financienf    132
 f  82 795
7) Openstaande rechtenGeen.
  
8) Extra-comptabele vorderingenf 17 962 473

Deze post betreft de vorderingen die binnen de begrotingsactiviteiten zijn ontstaan. Onder het hoofd ontvangsten in 1995 staan de werkelijke ontvangsten, de definitief buiten invordering gestelde en de ingetrokken vorderingen.

 1 januari 1995Ingesteld in 1995Ontvangen in 199531 december 1995
t/m 1992f  2 920 370 f    80 650f  2 839 720
19931 176 201 61 5721 114 629
199417 150 242 7 640 6209 509 622
1995 f 43 691 88139 193 3794 498 502
 f 21 246 813f 43 691 881f 46 976 221f 17 962 473

Analyse

Saldo 1 januari f 21 246 813
Ingesteld in 1995 f 43 691 881
  f 64 938 694
Ontvangen in 1995f 46 070 682 
Definitief buiten invordering gesteld/ingetrokken f   905 539f 46 976 221
Saldo 31 december f 17 962 473
Buiten invordering gesteld3% van het saldof   455 933
Dubieus16% van het saldof  2 958 885

Dubieuze vorderingen zijn vorderingen die overgedragen zijn aan de landsadvocaat of het incassobureau Intrum Justitia. Als invordering niet haalbaar blijkt, bijvoorbeeld door gebrek aan financiële middelen, wordt een vordering, gedurende een periode van 5 jaar, voorlopig buiten invordering gesteld.

Specificatie van de vorderingen naar vorderingsgroep:

 1 januari 199531 december 1995
Privatisering Stoomwezenf  9 487 527f  7 487 527
Subsidies4 732 3662 221 070
Kredietgaranties2 418 4312 418 431
Pension- en Tewerkstellingsvergoedingen TEGMD1 701 2941 781 897
Remigratie-uitkeringen956 984856 652
Bijstand1 099 3271 059 351
Uitvoering Wet Sociale Werkvoorziening093 800
Algemene vorderingen321 2701 148 011
Credit-nota's8 366318 281
Keuringen216 259200 443
Personeel105 330117 744
Diverse vorderingen  199 658  259 265
 f 21 246 813f 17 962 473

In onderstaand overzicht wordt inzicht gegeven in de ouderdom van de vorderingen.

 1 januari 199531 december 1995
t/m 1992f  2 920 370f  2 839 720
19931 176 2011 114 629
199417 150 2429 509 622
1995       4 498 502
 f 21 246 813f 17 962 473

Hieronder volgt een specificatie per vorderingsgroep en een toelichting daarop.

Privatisering Stoomwezenf 7 487 527

Het saldo betreft de vordering op de Dienst voor het Stoomwezen B.V. in verband met de privatisering van deze dienst. De afspraak is dat deze vordering in 6 termijnen afgelost dient te zijn, waarvan de laatste termijn vervalt in 1998.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1995Ingesteld in 1995Ontvangen in 199531 december 1995
1994f 9 487 527f 0f 2 000 000f 7 487 527

Subsidiesf 2 221 070

Deze vorderingen hebben betrekking op verrekeningen van door het ministerie verstrekte subsidies, waarna bij projectbeëindiging de verrekening plaatsvindt.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1995Ingesteld in 1995Ontvangen in 199531 december 1995
t/m 1992f   332 616 f    5 994f   326 622
199398 702 098 702
19944 301 048 3 836 248464 800
1995 f 1 518 244187 2971 330 947
 f 4 732 366f 1 518 244f 4 029 539f 2 221 070

Kredietgarantiesf 2 418 431

Dit bedrag is een oude vordering op het Emigratiebestuur uit hoofde van doorbetaalde aanspraken op kredietverlening.

In 1996 zal tot afwikkeling over worden gegaan.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1995Ingesteld in 1995Ontvangen in 199531 december 1995
t/m 1992f 1 139 556 f 0f 1 139 556
19941 278 875 01 278 875
 f 2 418 431 f 0f 2 418 431
Pension- en Tewerkstellingsvergoedingen TEGMDf 1 781 897

Uit hoofde van de wet Tewerkstelling Gewetensbezwaarden Militaire Dienst worden gewetensbezwaarden in vervangende dienst bij tewerkstellingsobjecten geplaatst. Deze objecten betalen hier een vergoeding voor. De post betreft de vorderingen per 31 december 1995 op deze tewerkstellingsobjecten. De voorschotten voor pensionkosten worden na beëindiging van de tewerkstelling op de pensionhouder verhaald.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1995Ingesteld in 1995Ontvangen in 199531 december 1995
t/m 1992f    34 955 f      0f    34 955
199323 277 6 04917 229
19941 643 062 1 624 37218 690
1995 f 23 607 89021 896 8661 711 023
 f 1 701 294f 23 607 890f 23 527 286f 1 781 897
Remigratieuitkeringenf 856 652

Deze vorderingen hebben o.a. betrekking op teruggevorderde remigratie-uitkeringen. Deze post ontstaat wanneer een geremigreerd persoon binnen een wettelijk bepaalde tijd weer terugkeert.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1995Ingesteld in 1995Ontvangen in 199531 december 1995
t/m 1992f 370 997 f  36 133f 334 864
1993245 229 39 043206 186
1994340 758 25 156315 602
1995 f 6 6806 6800
 f 956 984f 6 680f 107 013f 856 652
Bijstandf 1 059 351

Bij het vaststellen van de definitieve kostenvergoedingen aan de gemeenten uit hoofde van diverse wetten in het kader van de sociale zekerheid (op basis van de bevindingen van de Rijksconsulenten) ontstaan vorderingen als de voorlopige kostenopgaven hoger zijn dan de vastgestelde definitieve kostenopgaven. Tevens valt in deze vorderingsgroep de te verhalen bijstand bij particulieren.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1995Ingesteld in 1995Ontvangen in 199531 december 1995
t/m 1992f 390 283 f  17 346f   372 937
1993631 366 0631 366
199477 678 55 03922 639
1995 f 148 696116 28632 409
 f 1 099 327f 148 696f 188 671f 1 059 351
Uitvoering Wet Sociale Werkvoorzieningf 93 800

Dit betreft de vordering uit teveel betaalde voorschotten op subidies bij Werkvoorzieningschappen in het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1995Ingesteld in 1995Ontvangen in 199531 december 1995
1995 f 3 135 300f 3 041 500f 93 800
Algemene vorderingenf 1 148 011

Deze vorderingen kunnen niet ondergebracht worden bij de genoemde categorieën, zij bestaan uit geleverd drukwerk, Belisa-gegevens, vertaalwerk en overname van het oude meubilair.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1995Ingesteld in 1995Ontvangen in 199531 december 1995
t/m 1992f 275 033 f    7 790f   267 243
19930 00
199446 237 98945 248
1995 f 14 309 74613 474 227835 519
 f 321 270f 14 309 746f 13 483 006f 1 148 011
Credit-nota'sf 318 281

Dit betreft de ontvangen credit-nota's die nog niet zijn verrekend, maar zullen in 1996 tot verrekening komen.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1995Ingesteld in 1995Ontvangen in 199531 december 1995
1994f 8 366 f   878f  7 489
1995 f 319 159f 8 366f 310 792
 f 8 366f 319 159f 9 244f 318 281
Keuringenf 200 443

Deze posten betreffen de overgenomen vorderingen van het Stoomwezen met betrekking tot de uitgevoerde keuringen vóór de privatisering.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1995Ingesteld in 1995Ontvangen in 199531 december 1995
t/m 1992f  80 678 f  7 651f  73 027
1993127 311 2 075125 236
19948 270 6 0902 180
1995 f 000
 f 216 259f 0f 15 816f 200 443
Personeelf 117 744

Deze vorderingen hebben o.a. betrekking op teveel betaalde salarissen, stagevergoedingen, voorschotten wachtgeld, afbetalingsregelingen en afrekeningen lease auto's.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1995Ingesteld in 1995Ontvangen in 199531 december 1995
t/m 1992f  6 062 f  3 713f  2 349
199325 100 8 60016 500
199474 168 73 611557
1995 f 333 309234 97198 338
 f 105 330f 333 309f 320 896f 117 744
Diverse vorderingenf 259 265

Diverse vorderingen bestaan uit de volgende vorderingsgroepen zoals Schippersleningen, APV-afrekeningen, Zakgelden TEGMD, dubieuze debiteuren Stoomwezen, Jeugdspaarwet en te vorderen rente.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1995Ingesteld in 1995Ontvangen in 199531 december 1995
t/m 1992f 150 871 f  2 023f 148 848
199325 216 5 80619 410
199423 572 10 74912 823
1995 f 312 858234 67378 184
 f 199 658f 312 858f 253 251f 259 265
9) Extra-comptabele schuldenf 111 440

Dit bedrag betreft vooruitontvangen gelden van de debiteuren van de directie TEGMD, waarvoor nog geen vordering is ingesteld.

10) Voorschottenf 49 824 525 982

In de saldibalans worden de voorschotten verantwoord die per 31 december 1995 openstaan. In de toelichting wordt inzicht gegeven in de ouderdom van deze voorschotten en de wijze waarop de voorschotten worden afgerekend. In tegenstelling tot de verantwoording van voorschotten in de artikelsgewijze toelichting van de slotwet/rijksrekening, waar voorschotten worden teruggerekend naar het jaar waarop deze betrekking hebben, wordt in deze toelichting de voorschotten verdeeld in de jaren waarin ze zijn betaald. Deze wijze van verantwoorden is voorgeschreven in de comptabele regelgeving. In totalen mogen de voorschotten niet verschillen doch de verdeling naar de te onderscheiden jaren kan wel verschillen. Voorschotten die in januari 1995 zijn verstrekt en die betrekking hebben op regelingen in 1994 worden in de artikelsgewijze toelichting opgenomen als voorschotten 1994 en in de toelichting op de saldibalans als voorschotten 1995.

Met ingang van 1 januari 1995 is het departement anders ingedeeld. Van vijf directoraten-generaal is het departement verdeeld in 23 directies. De voorschotten van 1 januari 1995 zijn opnieuw ingedeeld over de directies. Door de herinrichting van het departement is er geen vergelijking mogelijk tussen de rekening over 1994 ten opzichte van de rekening 1995. In totalen is de aansluiting vastgesteld zodat zeker is dat alle posten uit 1994 in 1995 zijn overgenomen.

De specificatie van de voorschotten is als volgt:

Hoofdbeleidsterrein/Artikel 1 januari 199531 december 1995
11.01Personeel en Materieelf 2 948 270f 3 766 848
11.02Centrale Materiële Voorzieningen0239 871
11.04Automatisering256 0003 750 416
11.05Onderzoek21 331 76119 064 906
11.06Voorlichting736 177861 338
Totaal 11 f 25 272 208f 27 683 379
    
12.02 Wet Sociale Werkvoorzieningf 13 854 080 269f 9 214 767 725
12.03Jeugdwerkgarantiewet560 002 610783 179 920
12.04Banenpools748 782 105916 299 494
Totaal 12f 15 162 864 984f 10 914 247 139
    
13.01 Algemene Kinderbijslagwetf 16 013 749 483f 13 775 000 000
13.02Toeslagenwet2 103 298 5081 447 541 097
13.04Premiebijdragen35 240 0000
13.06Regelingen VUT-ex mijnwerkers192 124 693158 192 424
Totaal 13f 18 344 412 684f 15 380 733 521
    
14.01Algemene Bijstandswetf 20 208 397 270f 22 266 568 885
14.02Wet inkomensvoorzieningen oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers808 657 373846 854 803
14.03Wet inkomensvoorzieningen oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen172 620 846180 486 285
14.04Financiering afwikkeling afgesloten regelingen (WWV en Bijzondere controle)17 997 990168 850
14.06Experimenten activering uitkeringsgelden060 687 000
Totaal 14f 21 207 673 479f 23 354 765 823
    
15.01Subsidies algemeenf 37 182 182f 55 501 987
15.02Emancipatie26 924 57612 989 462
15.03Migratie10 241 40253 732 596
15.04Voorzieningen ihkv Tewerkstelling erkende gewetensbezwaarden militaire dienst7 145 6566 365 296
15.05Spaarwetten en -regelingen1 593 4371 604 443
Totaal 15f 83 087 253f 130 193 784
    
Rekeningen buiten begrotingsverbandf 0f 16 902 337
Totaal f 54 823 310 607f 49 824 525 982

Specificatie naar ouderdom:

 1 januari 199531 december 1995
t/m 1992f  8 346 154 908f   395 878 275
199324 883 633 1978 125 638 702
199421 593 522 50221 457 643 788
1995 19 845 365 217
 f 54 823 310 607f 49 824 525 982

Toelichting

Hoofdbeleidsterrein 11 (Apparaatskosten)f 27 683 379

Specificatie naar ouderdom:

 1 januari 1995Verstrekt in 1995Afgerekend in 199531 december 1995
t/m 1992f  2 783 754 f   939 320f  1 844 435
19935 602 879 3 468 5422 134 338
199416 885 574 13 297 0063 588 568
1995 f 20 116 038020 116 038
 f 25 272 208f 20 116 038f 17 704 867f 27 683 379

Dit saldo betreft de openstaande voorschotten op de kosten van personele uitgaven (o.a. doorlopende reisvoorschotten), automatisering, onderzoeksprojecten en voorlichting. Behoudens de doorlopende reisvoorschotten komen de voorschotten over het algemeen het jaar volgens op de verstrekking tot afrekening.

11.01 Personeel & Materieelf 3 766 848

Specificatie naar ouderdom:

 1 januari 1995Verstrekt in 1995Afgerekend in 199531 december 1995
t/m 1992f   578 038 f   196 286f   381 752
1993825 660 790 44635 214
19941 544 572 1 166 097378 475
1995 f 2 971 40702 971 407
 f 2 948 270f 2 971 407f 2 152 829f 3 766 848

Specificatie naar soort:

Personeel f 1 979 594

Vorming en Opleiding f 1 241 254

Beheer en Exploitatie f   505 800

Onderzoekopdrachten f    40 200

f 3 766 848

11.02 Centrale Materiële Voorzieningenf 239 871

Specificatie naar ouderdom:

 1 januari 1995Verstrekt in 1995Afgerekend in 199531 december 1995
t/m 19920 f 0f    0
19930 00
19940 00
1995 f 239 871 239 871
 f 0f 239 871f 0f 239 871

Dit betreft voorschotten voor het gebruik en onderhoud van kopieermachines.

11.04 Automatiseringf 3 750 416

Specificatie naar ouderdom:

 1 januari 1995Verstrekt in 1995Afgerekend in 199531 december 1995
t/m 1992f    0 f 0f      0
19930 00
1994256 000 0256 000
1995 3 494 41603 494 416
 f 256 000f 3 494 416f 0f 3 750 416

Specificatie naar kostensoort:

Software

Naar boven