24 844
Financiële verantwoordingen over het jaar 1995

nr. 16
FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN (XIII)

Deze financiële verantwoording bestaat uit:

– de rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten, zoals blijkt uit bijgevoegde staten, voorzien van een toelichting;

– de op deze rekening aansluitende saldibalans per 31 december 1995, voorzien van een toelichting

De financiële verantwoording van het agentschap Senter bestaat uit de rekening van baten en lasten en van kapitaaluitgaven en -ontvangsten, zoals blijkt uit de bijgevoegde staat, voorzien van een toelichting en de balans per 31 december 1995, voorzien van een toelichting.

Den Haag

30 augustus 1996

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 1995

INHOUDSOPGAVEBlz.
   
BEGROTINGSSTATEN4
   
TOELICHTING15
   
Algemeen deel15
   
 Het algemeen deel bestaat uit de volgende paragrafen:  
   
IInleiding15
IIKerncijfers EZ15
IIIFinancieel beheer17
IVVoorkoming misbruik en oneigenlijk gebruik19
VGrondslagen van de financiële verantwoording19
   
Artikelsgewijze toelichting21
   
 Uitgaven21
 Ontvangsten110
 Agentschap Senter126
   
Saldibalans per 31 december 1995 van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en de bij die saldibalans behorende toelichting137

Staat behorende bij de Wet van .. ..... 19.., Stb. ... en bij de financiële verantwoording over het jaar 1995 Rekening 1995 (inclusief slotwetmutaties) Ministerie van Economische Zaken (XIII) Onderdeel uitgaven en verplichtingen (bedragen x f 1000)

   (1) (2) (3)  (4) = (1) + (2) + (3) (5) (6) = (5) – (4)
Art.Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Mutaties (+ of –) op grond van eerste suppletore begroting Mutaties (+ of –) op grond van tweede suppletore begroting  Totaal geraamd Realisatie1Slotwetmutaties (+ of –) (+ = tekortschietend geraamd bedrag)
   verplichtingenuitgaven verplichtingen uitgaven verplichtingenuitgaven  verplichtingen uitg aven verplichtingenuitgaven verplichtingen uitgaven
  TOTAAL 3 607 403 212 985 17 289  3 837 677 3 688 135 – 149 542
                
01 Algemeen 637 003      690 221 673 927  
 02Materieel 425   2 201  2 626 1 712 – 914
 03Loonbijstelling5 9675 96710 14410 144– 15 905– 15 905 206206  – 206– 206
 04Prijsbijstelling              
 05Onvoorzien1 3101 3104 9834 983– 5 796– 5 796 497497  – 497– 497
 06Uitgaven post-actief personeel23 51823 518  5 1015 101 28 61928 61925 52625 526– 3 093– 3 093
 08Nog in te vullen ombuigingen              
 13Bijdragen aan internationale organisaties2 3302 330  381381 2 7112 7112 1212 121– 590– 590
 14Adviezen verstrekt door het Europees Octrooibureau9 0009 000   – 1 000 9 0008 0005 4445 444– 3 556– 2 556
 55Bijdrage aan het agentschap Senter34 02036 0453 3102 92526 3063 981 63 63642 95162 47340 681– 1 163– 2 270
 61Personeel en materieel EZ, exclusief CBS306 746306 4596 1073 94418 18127 136 331 034337 539326 100326 709– 4 934– 10 830
 62Personeel en materieel CBS251 949251 949  15 12315 123 267 072267 072271 734271 7344 6624 662
                
02 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid 801 994      741 379 749 088  
 01Onderzoek en voorlichting ten behoeve van technologiebeleid 2 581   – 381 2 200 2 245  45
 02Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering310 463227 9355 353– 20 500– 41 75411 063 274 062218 498272 674193 994– 1 388– 24 504
 03Internationale en algemene technologiestimulering124 637118 0237 700– 10 00011 3646 000 143 701114 023134 118120 827– 9 5836 804
 04Overheidsaanschaffingen en bevordering van bedrijfsgerichte samenwerking25 46531 275– 2 769– 26– 350– 4 474 22 34626 77522 91723 780571– 2 995
 05InnovatieCentra40 75041 1505885884 1101 584 45 44843 32249 67849 4074 2306 085
 06Subsidies in het belang van de industriële ontwikkeling80 832100 9431 4121 4123 036– 13 446 85 28088 90983 10288 070– 2 178– 839
 07Internationale ruimtevaartprogramma's166 238129 747  – 26 0667 000 140 172136 747157 575146 97517 40310 228
 08Bevordering van de vliegtuigindustrie en ruimtevaart5 0005 000  – 5 000– 5 000       
 09Speur- en ontwikkelingswerk132 022107 2774 910– 5 096– 15 288– 25 923 121 64476 25896 90690 537– 24 73814 279
 10Innovatiestimuleringsregeling  480480   48048053248– 427– 232
 12Technologische infrastructuur38 37924 063208– 2531 434  40 02123 81041 86922 6481 848– 1 162
 13Projecten gefinancierd uit het Fonds economische structuurversterking 14 00058 66712 43241– 16 075 58 70810 35758 70010 357– 8  
                
03 Industrie- en Dienstenbeleid 57 092      116 601 119 906  
 01Crisisbeheersing6792962 7502 060– 3 170– 1 742 259614243297– 16– 317
 03Versterking economische structuur16 67422 120– 1 101 9623 102 16 53525 22216 12626 479– 4091 257
 04Industriële promotie14 09313 695     14 09313 69513 71713 101– 376– 594
 05Steun scheepsbouw 16 01640 00030 00040 00015 000 80 00061 01680 00067 344 6 328
 06Herstelfinanciering en steun aan individuele bedrijven100100600600   700700663670– 37– 30
                
 08Bijdrage auto-ontwikkeling Nedcar B.V.  10 00010 000   10 00010 00010 00010 000  
 09Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 198150 0004 865  – 35 000– 1 361 15 0003 50413 5502 000– 1 450– 1 504
 13Bijdrage aan Hoogovens     1 850  1 850 15– 1 835
                
04 Regionaal Beleid 365 941      332 512 356 134  
 01Bijdragen ten behoeve van regionale ontwikkelingsmaatschappijen en overige15 93235 539   – 6 303 15 93229 23615 93227 251 – 1 985
 04Voorwaardenscheppend beleid 4 370   500  4 870 3 208 – 1 662
 05Structuurversterkende projecten in het kader van de BRT-compensatie 15 291   – 11 480  3 811 2 705 – 1 106
 06Projecten gefinancierd uit het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling 30 153   – 22 793  7 360 4 635 – 2 725
 08Bevordering regionale bedrijfsinvesteringen102 644109 39528 715 – 9 410– 5 538 121 949103 85794 621117 594– 27 32813 737
 09Regio-programma's91 155130 04170 429 61 0347 500 222 618137 541215 582155 643– 7 03618 102
 10Bedrijfsomgeving69 56741 152– 150 4 6854 685 74 10245 83772 98845 098– 1 114– 739
                
05 Diensten, Midden- en Kleinbedrijf en Ordening 258 545      376 572 320 223  
                
  Midden – en Kleinbedrijf             
 01Voorlichting en advisering MKB30 02238 9734 698 – 540174 34 18039 14733 61336 117– 567– 3 030
 02Onderzoek en onderwijs MKB20 12523 388– 500 3 208– 430 22 83322 95819 92615 721– 2 907– 7 237
 03Borgstellingsregelingen750 85074 552   – 11 800 750 85062 752722 03139 184– 28 819– 23 568
 04Tegemoetkomingen aan zelfstandigen 700      700 458 – 242
 05Bedrijfsbeëindigingshulp20 86520 865– 400– 400– 25  20 44020 46520 33320 333– 107– 132
 07Hulp waterschade  146 600148 225– 26 600– 28 225 120 000120 00099 28694 656– 20 714– 25 344
                
  Diensten             
 11Brancheverbetering3510 410   – 2 200 358 210837 94348– 267
 12Toeristisch beleid46 62853 312  14 91412 678 61 54265 99061 57867 573361 583
 13Garanties in verband met toerisme 2 167   – 2 167       
                
  Ordening             
 21Marktwerking8 0927 800500 – 641 500 8 5289 3008 3249 492– 204192
 22Bijdrage Nederlands Meetinstituut26 37726 378  156672 26 53327 05026 57028 746371 696
                
06 Energiebeleid 806 148      828 886 841 732  
 01Adviesraden, normalisatiewerkzaamheden en overige uitgaven744802     744802449482– 295– 320
 02Toepassing energiebesparingstechnologie en duurzame energie170 565338 476– 6 976 3 477– 67 490 167 066270 986169 986287 2092 92016 223
 03Onderzoek en ontwikkelingswerk op energiegebied77 06893 6196 076 – 6 438– 323 76 70693 29673 96693 391– 2 74095
 04Energieonderzoek-Centrum Nederland65 85065 891  31 25326 471 97 10392 36297 10393 305 943
 05Bijdragen ten behoeve van de mijnindustrie6 2506 250455 52 17552 630 58 88058 88059 99259 9921 1121 112
 06Garanties energiebeleid 11 658  385  38511 65838510 062 – 1 596
 07Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten151 900151 90011 45011 450   163 350163 350163 967163 967617617
 08Uitkering aan houder certificaten Energiebeheer Nederland B.V.137 000137 000     137 000137 000132 637132 637– 4 363– 4 363
 10Investeringssubsidies energiebesparing12 0005523 000 218  15 21855215 382687164135
                
07 Buitenlandse Economische Betrekkingen en Exportbevordering 225 680      286 506 255 483  
 01Internationale organisaties11 54711 547  – 200– 200 11 34711 34711 03111 043– 316– 304
 02Bevordering van de buitenlandse economische betrekkingen5 0946 435  3 373800 8 4677 2358 7957 863328628
 03Stimulering exportactiviteiten62 44520 992  84 37234 090 146 81755 082141 58635 227– 5 231– 19 855
 04Economische voorlichting en exportpromotie23 85623 906   – 1 500 23 85622 40621 63222 442– 2 22436
 05Economische hulp Oost-Europa205 960162 80027 0231760 31727 619 293 300190 436275 919178 908– 17 381– 11 528
                
08 Wet Investeringsrekening 455 000      465 000 371 642  
 01Investeringsbijdragen en investeringstoeslagen 455 000 10 000    465 000 371 642 – 93 358

* De gerealiseerde bedragen zijn steeds afgerond naar boven (op duizenden guldens)

Mij bekend,

De Minister van Economische Zaken,

Staat behorende bij de Wet van .. ..... 19.., Stb. ... en bij de financiële verantwoording over het jaar 1995 Rekening 1995 (inclusief slotwetmutaties) Ministerie van Economische Zaken (XIII) Onderdeel ontvangsten (bedragen x f 1000)

   (1) (2) (3)  (4) = (1) + (2) + (3) (5) (6) = (5) – (4)
Art.Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Mutaties (+ of –) op grond van eerste suppletore begroting Mutaties (+ of –) op grond van tweede suppletore begroting  Totaal geraamdRealisatie Slotwetmutatie (+ of –) (+ = meer ontvangen)
   ontvangstenontvangsten ontvangsten  ontvangsten ontvangstenontvangsten
  TOTAAL5 917 20912 695313 122 6 243 0266 245 1912 165
          
01 Algemeen73 597   74 12479 777 
 01Diverse ontvangsten8 989 – 4 564 4 4255 7341 309
 11Ontvangsten Bureau voor de Industriële Eigendom50 968 – 5 080 45 88845 636– 252
 21Ontvangsten Centraal Planbureau100 1 571 1 6711 625– 46
 31Ontvangsten Centraal Bureau voor de Statistiek8 900 9 500 18 40023 4005 000
 51Ontvangsten Rijks Geologische Dienst4 640 – 900 3 7403 382– 358
          
02 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid94 000   102 425104 413 
 01Ontvangsten in verband met internationale ruimtevaartprogramma's3 000   3 0002 831– 169
 02Ontvangsten technische ontwikkelingskredieten75 000 11 500 86 50088 3481 848
 04Diverse ontvangsten technologiebeleid2 000   2 0002 310310
 05Ontvangsten uit het Fonds economische structuurversterking14 00013 000– 16 075 10 92510 924– 1
          
03 Industriebeleid228 829   347 167318 983 
 01Ontvangsten staalindustrie145 329 10 944 156 273128 357– 27 916
 03Ontvangsten uit bijdragen aan de industrie36 00054 22814 978 105 206104 602– 604
 04Ontvangsten Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 19812 500 – 1 600 9001 232332
 06Opbrengst aandelen DSM45 00034 0005 788 84 78884 7924
          
04 Regionaal Beleid27 000   22 00022 885 
 02Uitkeringen van het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling25 000 – 20 000 5 0006 8691 869
 03Diverse ontvangsten regionaal beleid2 000 15 000 17 00016 016– 984
          
05 Diensten, Midden- en Kleinbedrijf en Ordening153 033   160 559165 991 
 01Ontvangsten uit borgstellingsregelingen23 260 5 000 28 26031 3363 076
 11Ontvangsten voor toezicht op examens35 1 747 1 7821 7886
 12Opbrengst van casino's120 000   120 000121 4061 406
 13Opbrengst afgifte exploitatievergunningen speelautomaten5 000 1 500 6 5005 839– 661
 15Ontvangsten Nederlands Meetinstituut2 738 279 3 0173 0192
 21Diverse ontvangsten DMO2 000 – 1 000 1 0002 6031 603
          
06 Energiebeleid5 239 150   5 356 9655 349 896 
 01Inkomsten uit aardgas4 900 000– 100 000200 000 5 000 0004 997 258– 2 742
 02Uitkering van Energiebeheer Nederland B.V. 137 000   137 000132 637– 4 363
 05Ontvangsten voorraadheffing in verband met financiering Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten151 90011 450  163 350163 966616
 06Dividend Ultra-Centrifuge Nederland N.V. 16 000 – 2 559 13 44113 441 
 07Ontvangsten zoutwinning3 000 174 3 1743 1751
 08Diverse ontvangsten Energie31 250 8 750 40 00039 419– 581
          
07 Buitenlandse Economische Betrekkingen en Exportbevordering1 600   4 7865 598 
 01Ontvangsten BEB1 000171 992 3 0093 539530
 02Ontvangsten Exportbevorderings- en Voorlichtingsdienst600 1 177 1 7772 059282
          
08 Wet Investeringsrekening100 000   175 000197 648 
 01Ontvangsten WIR100 000 75 000 175 000197 64822 648

Mij bekend,

De Minister van Economische Zaken,

Staat behorende bij de Wet van .. ..... 19.., Stb. ... en bij de financiële verantwoording over het jaar 1995 Rekening 1995 (inclusief slotwetmutaties) Ministerie van Economische Zaken (XIII) Agentschap Senter (bedragen x f 1000)

   (1) (2) (3) = (1) – (2)
Art. OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Slotwetmutaties (+ of –) (+ = tekortschietend t.o.v. geraamd bedrag
1 Agentschap Senter   
      
  Totale baten48 00042 6745 326
  Totale lasten48 00042 223– 5 777
  Saldo van baten en lasten0451– 451
      
  Totale kapitaalontvangsten3 0001 5871 413
  Totale kapitaaluitgaven3 0001 779– 1 221

Mij bekend,

De Minister van Economische Zaken,

TOELICHTING

ALGEMEEN DEEL

I. Inleiding

De toelichting bij de rekening bevat per begrotingsartikel een inhoudelijke toelichting bij opmerkelijke verschillen tussen de begrotingsraming, zoals vastgesteld bij de oorspronkelijke begroting (de Wet van 26 januari 1995, Stb. 141) en de uiteindelijke realisatie. Aangezien deze verschillen (in het merendeel van de gevallen) al in de eerdere suppletore begrotingen zijn toegelicht, heeft de toelichting bij de rekening veelal een samenvattend karakter en wordt zonodig verwezen naar de toelichting bij de betrokken suppletore begroting.

II. Kerncijfers EZ en verloop van de begrotingsuitvoering 1995

In de navolgende opstelling zijn enkele kerncijfers ten aanzien van de EZ-begroting weergegeven. In de aansluitende tekstblokken is respectievelijk ingegaan op de uitgaven-, verplichtingen- en ontvangstenbegroting.

tabel 1: kerncijfers EZ

  Stand vaststellingswet 1995Stand 2e suppletore begroting 1995Realisatie 1995Realisatie 1994
Uitgaven totaal3 6073 8383 6883 193
personele uitgaven422450447428
materiële uitgaven160186179169
beleids- en overige uitgaven3 0253 2023 0622 596
 waarvan voor:     
 * industrieel en algemeen technologiebeleid802741749788
 * industriebeleid57117120102
 * regionaal beleid366333356304
 * diensten, MKB en ordening259377320306
 * energiebeleid806829842878
 * buitenlandse economische betrekkingen en exportbevordering226287255167
 * WIR455465372  
 * overige uitgaven55544851
 * afrondingsverschil– 1– 1   
      
Aangegane verplichtingen totaal3 7534 4514 3093 678
waarvan voor:     
 * industrieel en algemeen technologiebeleid924932918713
 * industriebeleid8213713493
 * regionaal beleid279435399251
 * diensten, MKB en ordening9031 045992846
 * energiebeleid621716714824
 * buitenlandse economische betrekkingen en exportbevordering309483459303
 * overige verplichtingen635703693648
      
Stand verplichtingen ultimo  10 06910 183
waarvan voor:     
 * reguliere verplichtingen  4 7564 822
 * garantie-verplichtingen  5 3135 361
      
Ontvangsten totaal5 9176 2436 2456 525
ontvangsten uit aardgas4 9005 0004 9975 733
diverse ontvangsten1 0171 2431 248792

Uitgaven

De uitgaven van EZ in 1995 steken ver uit boven de uitgaven in 1994. In 1995 is f 495 mln meer uitgegeven. In overwegende mate heeft deze toename een strikt boekhoudkundige achtergrond, te weten het in de begroting van EZ opvoeren van de afwikkeling van de Wet Investeringsrekening (WIR). Hiermee wordt f 372 mln verklaard. In de sfeer van personele en materiële uitgaven is f 29 mln meer uitgegeven. De hogere beleids- en overige uitgaven bedragen f 94 mln. De absoluut en relatief grootste stijging van uitgaven doet zich voor bij het hoofdbeleidsterrein Buitenlandse economische betrekkingen en exportbevordering. Het betreft daarbij in hoofdzaak de uitgaven bij de artikelen 07.03 Stimulering exportbevordering en 07.05 Economische hulp Oost-Europa.

Ten opzichte van de raming bij tweede suppletore begroting heeft EZ f 150 mln minder uitbetaald, waarvan f 140 mln in de categorie beleids- en overige uitgaven. De voornaamste afwijkingen ten opzichte van de raming bij tweede suppletore begroting doen zich voor bij de hoofdbeleidsterreinen WIR (f 93 mln bij artikel 08.01), Diensten, MKB en ordening (f 57 mln, met name bij de artikelen 05.03 en 05.07) en Buitenlandse economische betrekkingen en exportbevordering (f 32 mln, met name bij de artikelen 07.03 en 07.05). Voor de achtergronden van deze mutaties wordt kortheidshalve verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Verplichtingen

Het bedrag aan gerealiseerde verplichtingen ligt in 1995 circa f 630 mln boven de realisatie 1994. De hogere realisatie is niet toe te schrijven aan één of enkele hoofdbeleidsterreinen, maar doet zich over de gehele linie voor, met uitzondering van het hoofdbeleidsterrein Energie. De absoluut grootste toename ten opzichte van 1994 doet zich voor bij het hoofdbeleidsterrein Industrieel en algemeen technologiebeleid (f 205 mln). De posten die daarbij een belangrijk aandeel hebben, zijn de artikelen 02.02, 02.07 en 02.13. Bij het hoofdbeleidsterrein Industrie is de hogere realisatie (f 41 mln) nagenoeg volledig toe te schrijven aan artikel 03.05. Bij het Regionaal beleid bedraagt de stijging ten opzichte van 1994 f 148 mln. Ook in dit geval is de stijging geconcentreerd op één specifiek artikel (te weten artikel 04.09). Bij Diensten, MKB en ordening bedraagt de stijging f 146 mln, waarbij met name de artikelen 05.03 en 05.07 een grote rol spelen. De stijging bij Buitenlandse economische betrekkingen en exportbevordering is f 157 mln. Deze doet zich in hoofdzaak voor bij de artikelen 07.03 en 07.05.

Ten opzichte van de Vaststellingswet 1995 is voor f 556 mln meer aan verplichtingen gerealiseerd. Deze toename houdt met name verband met:

– Een verruiming van het budget voor Generieke steun zeescheepsnieuwbouw (f 40 mln) bij artikel 03.05;

– Een verhoging van het budget voor artikel 04.09 Regioprogrammas (f 125 mln) in verband met het vastleggen van verplichtingen inzake EFRO-cofinanciering;

– Het opvoeren van verplichtingenruimte bij artikel 05.07 naar aanleiding van de overstromingen in 1995 (f 99 mln);

– Verhogingen bij het Energiebeleid naar aanleiding van de afkoop van de meerjarige verplichtingen ten opzichte van het Algemeen Mijnwerkersfonds (f 54 mln) en incidentele bijdragen aan ECN (f 31 mln);

– Intensiveringen van beleid bij de artikelen 07.03 Stimulering exportactiviteiten (f 80 mln) en 07.05 Economische hulp Oost-Europa (f 70 mln).

Voor een toelichting wordt verwezen naar de genoemde begrotingsartikelen.

Ontvangsten

In 1995 heeft EZ f 328 mln meer ontvangen dan geraamd in de Vaststellingswet. Daarvan is 97 mln toe te schrijven aan hogere aardgasbaten. Het restant (f 231 mln) vloeit met name voort uit hogere afdrachten door industriële bedrijven (f 69 mln bij artikel 03.03 en f 40 mln bij artikel 03.06) en hogere ontvangsten WIR (f 98 mln bij artikel 08.01).

III. Financieel beheer

Inleiding

1995 is hoofdzakelijk een jaar van consolidatie geweest. De forse inzet van de bemensing uit het financiële circuit voor het ontwerp en de realisatie van het nieuwe financieel systeem, maakte een hoger ambitieniveau praktisch onhaalbaar.

Wel is de planning- en controlcyclus met de zelfstandige (buiten)diensten kwalitatief verder ingevuld. Voorts heeft er een uitbreiding plaatsgevonden van deze cyclus naar de stafdiensten/-directies.

Het nieuwe financiële informatie, beheers- en verantwoordingssysteem (FAS) is conceptueel afgerond en vrijwel afgebouwd.

De ontwikkeling en de invoering van ramingskengetallen is verruimd (zie paragraaf kengetallen).

De AO-onderhoudsorganisatie

Er bestaan voor zowel het kerndepartement (aangevuld met Senter) als voor de zelfstandige diensten, AO-coördinatie-teams.

Deze kwamen regelmatig bijeen. Onderlinge afstemming, voortgangsbesprekingen en bewaking van de kwaliteit waren in 1995 de hoofdonderwerpen.

De departementale AO-struktuur is op orde en vergt geen groot of intensief onderhoud. Als gevolg van organisatorische aanpassingen zijn er bij enkele diensten in 1995 achterstanden ontstaan op het gebied van het actualiseren van AO-beschrijvingen. Er zijn reeds voorbereidingen getroffen voor het groot onderhoud dat in 1996 nodig is als gevolg van de Herijking van de buitenland-uitgaven.

De werking van de AO

Dynamische organisaties met veel en vaak nieuwe ambities vergen wel een voortdurende alertheid op (vaak kleine) aanpassingen van de AO en op de doelmatigheid van opgestelde procedures en beperkingen van de bevoegdheden.

Daarnaast is er de noodzaak tot een continue aandacht voor verbeteringen in het financieel management (verhoging van deskundigheid, funktiescheidingen, transparante werkwijzen door planning en rapportages) dat het mogelijk maakt de inzet van controlecapaciteit te optimaliseren. Hieraan kan binnen EZ nog wel wat worden verbeterd. In 1995 is daaraan gewerkt door opleidingen, herschikking van capaciteit en bijzondere aandacht voor werkwijzen. Mede hierdoor kon het streven om van de controletoren, een -piramide te maken in 1995 verder worden ingevuld door enkele stappen voorwaarts. Het uiteindelijke ambitieniveau om alle schakels geheel op de acties uit de voorgaande schakels te laten werken en dus geheel op deze voorgaande schakels te laten vertrouwen, is in 1995 nog niet gehaald.

Het (verbeterde) projekt- en verplichtingenbeheer heeft tot de volgende resultaten geleid.

JaarAantal openstaande projectenSaldo verplichtingen (x 1 mln.)Stand openstaande voorschotten. (x 1 mln.)
Kerndep.Senter
19914 625 5 643,64 694,8
19923 979 11 267,44 169,2
19933 350 10 845,54 855,7
19942 6562 24410 183,54 769,7
19952 3452 05610 069,54 665,0

Toelichting

Het forse verschil tussen 1991 en 1992 is het gevolg van het op een andere wijze opnemen van de garantieverplichtingen in de centrale administratie, als gevolg van de 4e wijziging van de Comptabiliteitswet.

Senter is ingesteld per 1994.

Automatisering

Het nieuwe financieel informatie en administratiesysteem (FAS) is in 1995 conceptueel vrijwel afgerond en ook grotendeels al gebouwd (de in produktieneming is gepland op 1 juni 1996, twee maanden later dan in het voornemen lag).

Het systeem is een co-produktie van het kerndepartement en Senter. De functionaliteit verschilt nogal van het oude systeem. Door de verbetering van de kwaliteit van de financiële functie zijn de te ondersteunen processen anders ingericht: meer decentralisatie.

Het FAS is gebouwd in een standaardpakket (SAP) met enige aanbouw van maatwerk daar waar de vereisten van een overheidsadministratie en -beheerssysteem dat noodzakelijk maakten. Dat vergde fors meer inspanning dan verwacht en verklaart de vertraging voor een groot deel.

Tussen de departementen die het SAP-pakket gebruiken (naast EZ, Justitie, AZ, Defensie (de Klu) en de Belastingdienst) groeit een goede samenwerking in de vorm van een «Competence centre». Daarin worden ervaringen en kennis uitgewisseld, wensen besproken en gezamenlijk gepresenteerd naar de leverancier. Het doel is voorts om de schaalvoordelen te benutten in de contractuele sfeer.

Kengetallen

Bij het opstellen van de ontwerp-begroting 1996 is verder bezien op welke wijze de begroting van EZ op zinvolle wijze is toe te lichten met kengetallen. In overleg met het Ministerie van Financiën is daarbij met name aandacht geschonken aan de kengetallen die het inzicht in de ramingen vergroten. Dit heeft geleid tot een sterke toename van het aantal begrotingsartikelen dat voorzien is van zogenaamde ramingskengetallen. EZ neemt met een «dekkingspercentage» van 94% een vooraanstaande plaats in tussen de diverse departementen (zie paragraaf 4.5 van de Miljoenennota 1996). Als volgende ontwikkeling wordt binnen EZ gewerkt aan de ontwikkeling en realisatie van doelmatigheidskengetallen. Het lijkt mogelijk om ook op dit punt, in de ontwerp-begroting 1997, een nieuwe stap voorwaarts te zetten. Daarbij moet overigens gewaakt worden voor (te) hoog gespannen verwachtingen. De ervaringen tot nu toe – zowel met ramings- als doelmatigheidskengetallen – wijzen uit dat zeker niet alle begrotingsposten van EZ op zinvolle wijze met kengetallen zijn toe te lichten.

Voor wat betreft de Rekening 1995 is er – net als in voorgaande jaren – naar gestreefd om zoveel mogelijk met kwantitatieve gegevens te illustreren welke aanwending de door de Staten-Generaal geautoriseerde begrotingsgelden hebben gekregen. Daarbij is – daar waar mogelijk – ook gebruik gemaakt van kengetallen.

IV. Voorkoming misbruik en oneigenlijk gebruik

In de diverse publikaties over «misbruik en oneigenlijk gebruik» (M&O) aan de Tweede Kamer is geconcludeerd dat het geheel van de door EZ getroffen maatregelen een voldoende waarborg biedt voor een doeltreffende bestrijding van M&O (Kamerstukken II 22 150, nr. 5 en nr. 11).

Een belangrijk aspect bij M&O is de juistheid van de door derden aangeleverde gegevens. Voor wat betreft het beleidsinstrumentarium van EZ is de juistheid van die gegevens gewaarborgd omdat de aanvragers, die deze derdengegevens aanleveren, veelal rechtspersonen zijn, zodat gebruik gemaakt kan worden van gecontroleerde gegevens (gecertificeerde jaarrekeningen van de aanvragers + accountantsverklaringen bij eindafrekeningen). In het algemeen geldt derhalve dat bij EZ voldoende waarborgen zijn geschapen om de kans op M&O zoveel mogelijk te beperken.

In 1995 heeft EZ een aanvang gemaakt met een actualisatie van de M&O-gevoeligheid van het beleidsinstrumentarium. Daartoe zijn de diverse subsidieregelingen van EZ bezien op een aantal aspecten, met daarbij een accent op de invalshoek derdengegevens. Deze actualisatie is medio 1996 afgerond en heeft een bevestiging opgeleverd van het reeds bestaande beeld, te weten dat de door EZ getroffen maatregelen een voldoende waarborg bieden voor het voorkomen van M&O.

Rijksbreed geldt dat zowel de uitvoering van uitkerings- en wachtgeldregelingen als de BTZR (Besluit Tegemoetkoming Ziektekosten Rijkspersoneel) bijzondere aandacht vragen ter voorkoming van M&O. Voor wat betreft de problematiek bij uitkerings- en wachtgeldregelingen wordt kortheidshalve verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 01.06. Voor wat betreft de BTZR zijn afdoende maatregelen getroffen. In 1995 is in het kader van deze regeling ca f 17 mln uitbetaald. Bij de uitvoering in 1995 zijn geen afwijkingen van materieel belang waargenomen.

V. Grondslagen van de financiële verantwoording

Algemeen

De structuur van de financiële verantwoording van het ministerie dient in samenhang te worden gezien met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen en voorschriften.

De financiële verantwoording is opgesteld overeenkomstig de artikelen 65, 66, 67 en 69 van de Comptabiliteitswet.

Voorzover niet anders vermeld, worden de activa en passiva gewaardeerd tegen nominale waarde.

Aanschaffingen van materiële vaste activa worden als uitgaven van het dienstjaar aangemerkt en worden derhalve niet geactiveerd.

De intra- en extra comptabele vorderingen en schulden en de financiële rekeningen van de diensten behorende tot het ministerie zijn in de saldibalans samengevoegd met die van het ministerie.

Uitgaven en ontvangsten

De begrotingsuitgaven en ontvangsten zijn verantwoord volgens het kasstelsel. Voorschotten op subsidies worden derhalve in het jaar van betaling als uitgaven ten laste van de desbetreffende begrotings- artikelen geboekt. Terugbetalingen op betaalde voorschotten worden ten gunste van het desbetreffende begrotingsartikel in de ontvangstenbegroting gebracht in het jaar van terugontvangst.

Verrekeningen met andere ministeries vinden eveneens plaats op basis van het kasstelsel. Bepalend voor het dienstjaar is de valutadatum waarop de boeking door de Rijkshoofdboekhouding is verwerkt.

Onder de beperkende bepalingen van artikel 23 van de Comptabiliteitswet bestaat de mogelijkheid uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband te verantwoorden. Dit betreft met name met derden te verrekenen uitgaven en ontvangsten.

Verplichtingen

Verplichtingen in de projektadministratie van MEFIS1 blijven als verplichtingen geregistreerd totdat met de belanghebbende een definitieve eindafrekening is opgemaakt.

De garantieverplichtingen zijn, afhankelijk van hun aard opgenomen voor:

– het bedrag van het feitelijk risico (borgstellingskredieten);

– het bedrag van de restantverplichtingen (exploitatie-, lening en financieringsgaranties);

– het nominale bedrag waarvoor de garantie is afgegeven.

Extra-comptabele vorderingen en schulden

De vorderingen en schulden (inclusief leningen) zijn voor de nominale waarde opgenomen. Als gevolg van wettelijke voorschriften inzake buiten invorderingstelling en afboeking, is een afwaardering wegens vermoedelijke oninbaarheid niet toegestaan.

Rente-opboekingen vinden plaats per valutadatum.

Deelnemingen

De deelnemingen zijn opgenomen voor de verkrijgingswaarde. Herwaardering, bijvoorbeeld op grond van zichtbare balanswaarden, vindt niet plaats. Het op bijlage 3 gepresenteerde overzicht van de deelnemingen geeft een beeld van alle door EZ beheerde deelnemingen met vermelding van de grootte van het gestorte aandelenkapitaal ultimo 1994 en de opbrengst in 1994 (bedragen x f 1 mln). De ontvangen dividenden zijn verantwoord op de ontvangstenartikelen van EZ.

Afrondingen

In de stukken worden veel bedragen afgerond weergegeven, in duizenden of miljoenen guldens. Afronden gebeurt in principe volgens de gebruikelijke regel (dus f 500,00 en meer naar boven afronden op f 1000,00, minder dan f 500,00 afronden naar beneden).

De rekening, ten aanzien van het onderdeel uitgaven en verplichtingen, vormt daarop een uitzondering. Om te voorkomen dat de slotwet minder ruimte bevat dan gerealiseerd is, wordt daar in kolom 5 «realisatie verplichtingen en uitgaven» bij ieder artikel steeds naar boven afgerond. Dus f 0,01 (1 cent) wordt afgerond op f 1000,00.

In de tabellen in de toelichting op de rekening zijn deze afgeronde bedragen ook opgenomen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

UITGAVEN

01.00 ALGEMEEN

Artikel 01.02 Materieel

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995425
Realisatie 19951 712
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 1 287

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen en toelichting realisatie 1995

Bij tweede suppletore is op basis van herijking van de uitgaven de uitgavenraming naar boven bijgesteld. Het betreft voornamelijk betalingen op de projekten herhuisvesting en organisatie strategisch marktonderzoek.

Artikel 01.03 Loonbijstelling

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19955 9675 967
Realisatie 1995
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 5 967– 5 967

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen en toelichting realisatie 1995

Met behulp van dit artikel wordt de loonbijstelling, uitgekeerd door het Ministerie van Financiën, verdeeld over de artikelonderdelen. Bij eerste suppletore begroting is f 12,144 mln aan de begroting van EZ toegevoegd. Het betreft de meerjarige doorwerking van de loonbijstelling toegekend bij Najaarsnota 1994 en de loonbijstelling 1995. Zie voor een nadere toelichting de eerste suppletore begroting 1995 (Kamerstukken II 1994/95, 24 191, nr. 2, blz. 3 en 4). De bij tweede suppletore aan de EZ-begroting toegevoegde loonbijstelling bedraagt f 3,276 mln. Dit bedrag bevat de loonbijstelling pseudopremies, een bijdrage in het kader van incidentele loonontwikkeling en een verhoging in verband met de afgesloten CAO in de sector Rijk. Zie voor een uitgebreidere toelichting de tweede suppletore begroting 1995 (Kamerstukken II 1995/96, 24 529, nr. 2, blz. 4).

Onderstaande tabel geeft een specificatie van de verdeling van de loonbijstelling op dit artikel naar de verschillende artikelonderdelen.

verplichtingen en uitgaven
Stand vastgestelde begroting 19955 967
Toegvoegde loonbijstelling: 
– Bij eerste suppletore begroting12 144
– Bij tweede suppletore begroting3 276
Verdeelde loonbijstelling: 
01.06 Wachtgelders– 149
01.55 Senter*– 681
01.61 EZ exclusief CBS– 8 950
01.62 CBS– 6 873
02.05 InnovatieCentra– 792
02.06 NNI– 339
02.06 Marin– 2 006
02.06 TNO– 404
05.01 IMK– 162
05.01 KNOV/NCOV– 35
05.02 EIM– 70
05.12 NBT– 151
05.22 NMi– 156
06.04 ECN– 413
Niet verdeelde loonbijstelling: **– 206

* De loonbijstelling Senter betreft een compensatie aan de Directoraten-Generaal voor het loongevoelige deel van de bijdrage aan Senter voor het uitvoeren haar instrumenten. ** De niet verdeelde loonbijstelling over 1995 is vrijgevallen.

Artikel 01.05 Onvoorzien

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19951 3101 310
Realisatie 1995
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 1 310– 1 310

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen en toelichting realisatie 1995

Bij eerste suppletore begroting is f 4,983 mln toegevoegd aan het budget onvoorzien. Het betreft voornamelijk een verhoging met eindejaarsmarge 1994 van f 7,7 mln en een verlaging van f 3,05 mln ten behoeve van artikel 01.61 onderdeel Automatisering. Tenslotte is de raming bij tweede suppletore verlaagd met f 5,796 mln. Het grootste deel daarvan is ingezet ten behoeve van EZ-brede problematiek.

Artikel 01.06 Uitgaven post-actief personeel

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199523 51823 518
Realisatie 199525 52625 526
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 2 008+ 2 008

Toelichting realisatie 1995

Bij tweede suppletore begroting 1995 is de raming verhoogd tot f 28,619 mln in verband met de verwachting dat de aanspraak op wachtgelden groter zou zijn dan geraamd. Ten opzichte van de stand bij tweede suppletore begroting laat dit artikel een onderschrijding zien van f 3,093 mln. Deze wordt veroorzaakt door een lagere instroom dan verwacht, een hogere uitstroom en tenslotte hogere neveninkomsten van de ex-medewerkers.

In 1995 is de Minister van Binnenlandse Zaken belast geweest met de uitvoering van de uitkeringsen wachtgeldregelingen voor het rijkspersoneel. De feitelijke uitvoering vond plaats door de Dienst Uitvoering Ontslaguitkeringsregelingen (DUO; per 1-1-1996 onderdeel uitmakend van de USZO). Het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft over 1995 de uitgaven ingevolge deze regelingen bij het Ministerie van Economische Zaken in rekening gebracht tot een bedrag van f 25,3 mln. Een aantal regelingen is gevoelig voor misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O), met name ten aanzien van de aspecten arbeidsverleden en neveninkomsten. Op grond van het verstrekken van onjuiste gegevens over deze aspecten kunnen aanvragers onrechtmatig uitkeringen of wachtgelden ontvangen. De personeelsfunctie binnen het Ministerie van Economische Zaken stelt, conform de geldende wet- en regelgeving en voorzover dat door dit ministerie mogelijk is, de voor de toekenning bepalende gegevens op en geeft deze door aan de uitvoerende instantie (DUO/USZO). Als extra toets worden binnen het Ministerie van Economische Zaken de van DUO/USZO ontvangen gegevens omtrent de beslissing tot toekenning beoordeeld aan de hand van de oorspronkelijke gegevens. DUO verzorgde gedurende 1995 de toekenning namens de Minister van Binnenlandse Zaken, de uitbetaling, de administratie, de uitvoering van het M&O beleid en de doorbelasting naar de departementen.

Door complicaties met betrekking tot het eind 1993 ingevoerde computersysteem DUAS bestaat onzekerheid over de rechtmatige uitvoering van de uitkerings- en wachtgeldregelingen door DUO. De Accountantsdienst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft over 1995 evenals over 1994 bepaalde onjuistheden en onzekerheden geconstateerd.

Artikel 01.13 Bijdragen aan internationale organisaties

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19952 3302 330
Realisatie 19952 1212 121
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 209– 209

Toelichting realisatie 1995

Ondanks een verwachte stijging van het aantal pensioengerechtigden bleven de uitgaven aan tax-adjustments (artikel 01.13 onderdeel Europees Octrooibureau) toch beduidend achter bij de aanvankelijk raming en de bij tweede suppletore begroting geautororiseerde verhoging. Het totaal aan uitgaven voor tax adjustments bedroeg in 1995 f 1,297 mln. Onderstaand wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling in deze uitgaven

Kengetallen

 realisatieramingrealisatie
 199419951995
1. Aantal pensioengerechtigden101127,5109
2. Gemiddeld pensioenbedrag (in guldens)14 712,7714 712,7711 893,15
3. Totaal (1 x 2) (in guldens)1 485 9901 875 8781 296 354

Artikel 01.14 Adviezen verstrekt door het Europees Octrooibureau

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19959 0009 000
Realisatie 19955 4445 444
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 3 556– 3 556

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De onderschrijding is het gevolg van minder nieuwheidsonderzoeken in 1995 dan geraamd. De daling was reeds zichtbaar bij tweede suppletore begroting waarin de raming met f 1 mln naar beneden is bijgesteld.

Toelichting realisatie 1995

Bij de begrotingsvoorbereiding 1995 is het beschikbare bedrag verhoogd en vastgesteld op f 9 mln. De reden hiervoor was de invoering van de nieuwe Rijksoctrooiwet per 1 april 1995. Onder het regime van de oude wet hadden aanvragers zeven jaar de tijd om een nieuwheidsonderzoek (nodig om een octrooi te verkijgen) te laten verkrijgen. Om nog een octrooi onder het regime van de oude wet te verkrijgen moesten echter versneld onderzoeken worden verricht. De inschatting was dat in 1995 een extra beroep zou moeten worden gedaan op de expertise van het EOB bij het verrichten van deze onderzoeken. Uiteindelijk blijken deze effecten pas later te zullen optreden, waardoor de uiteindelijke realisatie met ruim f 3,5 mln achterbleef op de oorspronkelijke raming.

Kengetallen

 realisatieramingrealisatie
 199419951995
1. Aantal adviezen142325861567
2. Gemiddeld Tarief (x f 1000)3,3603,4803,480
3. Totaal uitgaven (1 x 2) (x f 1 mln)4,7789,0005,444

Artikel 01.55 Bijdrage aan het agentschap Senter

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199534 02036 045
Realisatie 199562 47340 681
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 28 453+ 4 636

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Omdat de onderhandelingen tussen de opdrachtgever DG I&D en Senter over de door Senter in het jaar 1996 uit te voeren I&D-instrumentarium al eind 1995 waren afgerond, was het mogelijk om de hiermee samenhangende verplichting van f 22,64 mln reeds in 1995 te verwerken. Hiertoe is bij tweede suppletore begroting f 17,64 mln aan verplichtingenruimte uit 1996 naar 1995 gehaald en f 5 mln uit artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering overgeheveld. Verder heeft er een verhoging van f 2,75 mln plaatsgevonden als gevolg van hogere uitvoeringskosten van de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO). Deze verhoging is binnen het totaal van de EZ-begroting opgevangen. In verband met het beëindigen van de uitvoering door Senter van enkele subsidieregelingen van DGE heeft een verlaging van f 2,696 mln plaatsgevonden. De resterende verhoging van de verplichtingenraming met f 5,759 mln bestaat uit een groot aantal aanvullingen van relatief kleine omvang op bestaande commiteringen voor de uitvoering van regelingen door Senter.

Toelichting realisatie 1995

Onderstaande tabel geeft de totale bijdrage van EZ verdeeld over de verschillende Directoraten-Generaal:

(bedragen x f 1000)VerplichtingenUitgaven
Bijdrage DG Industrie & Diensten45 09722 850
Bijdrage DG Economische Structuur8 2287 439
Bijdrage DG Energie4 7796 005
Bijdrage DG Buitenlandse Economische Betrekkingen4 3694 387
Totaal62 47340 681

Het grote verschil tussen aangegane verplichtingen en gerealiseerde uitgaven wordt bij DG I&D veroorzaakt door reeds eind 1995 de commitering aan Senter voor de uitvoering in 1996 te laten vastleggen. Het ging hier om een bedrag van ruim f 22 mln gulden.

Deze werkwijze is geheel in lijn met de afspraak commiteringen aan Senter reeds voor het begin van het jaar waarop de opdracht betrekking heeft vast te leggen. Op deze manier kan onmiddellijk in de eerste maand van het jaar een voorschot worden verstrekt opdat bij het agentschap geen liquiditeitsproblemen optreden.

Door het DG ES werd in 1995 aan Senter opdracht gegeven voor het monitoren van ICES-projekten. Deze opdracht heeft een meerjarig karakter; betalingen zullen pas in 1996 plaatsvinden. Dit verklaart ook het verschil tussen aangegane verplichtingen en de gerealiseerde uitgaven.

Het verschil tussen verplichtingen en uitgaven van DG E is te verklaren uit het feit dat een aantal opdrachten in 1994 en meerjarig karakter hebben. Samen met de opdrachten met een looptijd van één jaar zorgt dit ervoor dat de uitgaven hoger uitvallen dan de verplichtingen.

Door DG BEB werd in 1995, naast opdrachtverlening voor de regelingen als BSE en PSO een nabetaling van f 18 000 verricht op een opdracht uit 1994.

In 1995 heeft de eindafrekening over de uitvoering van het opdrachtenpakket van DG I&D en DGE plaatsgevonden. Naar aanleiding hiervan heeft Senter een bedrag van in totaal f 1,105 mln terugbetaald. Deze middelen zijn op het ontvangstenartikel 01.01 verantwoord.

Artikel 01.61 Personeel en materieel EZ, exclusief CBS

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995306 746306 459
Realisatie 1995326 100326 709
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 19 354+ 20 250

Toelichting realisatie 1995

Onderstaande tabel geeft de realisatie per artikelonderdeel.

(bedragen x f 1 mln)verplichtingenuitgaven
Artikelonderdeelbegrotingrealisatieverschilbegrotingrealisatieverschil
Personeel      
* Kernministerie inclusief buitendiensten en exclusief CBS210,526223,15812,632210,526222,27111,745
Materieel      
* Kernministerie28,45330,8302,37728,45330,8302,377
* Automatisering25,16323,052– 2,11125,16323,391– 1,772
* Voorlichting6,8136,8190,0066,8135,654– 1,159
* Accountantsdienst0,3780,326– 0,0520,3780,326– 0,052
* Externe opdrachten diversen1,3940,928– 0,4661,0340,582– 0,452
* AEP en secretaris generaal1,2441,2720,0281,2440,864– 0,380
* BIE6,70711,6334,9266,70713,4436,736
* CPB3,1443,5960,4523,1443,5960,452
* ECD5,7665,8640,0985,7665,8640,098
* SodM1,4611,5170,0561,4611,8650,404
* RGD13,73914,8301,09113,81215,7481,936
* CDIU1,9582,2750,3171,9582,2750,317
Totaal306,746326,10019,354306,459326,70920,250

Personeel

De overschrijding zoals gepresenteerd in bovenstaand overzicht wordt voor het overgrote deel veroorzaakt door de toevoeging van loonbijstelling ad f 8,95 mln.

Kengetallen Personeel

 raming 1995realisatie 1995
Gemiddelde bezetting / begrotingssterkte * (in fte)4 7014 361
Gemiddelde loonkosten (in guldens)79 21385 870

* Inclusief CBS

Materieel

De overschrijding op het onderdeel Materieel kernministerie, is toe te wijzen aan de bij tweede suppletore begroting geautoriseerde verhoging van de raming met f 2,5 mln. Deze verhoging is structureel ten einde het budget op het gewenste voorzieningenniveau te brengen.

De onderschrijding op het budget automatisering is voornamelijk het gevolg van het niet of gedeeltelijk aangaan van nieuwe ontwikkelingsprojekten, door de dienstonderdelen, op het gebied van automatisering. Enkele projekten zijn het FAS, internet, Human Resource Management, ISO-9000 en Adrez.

Wat betreft de overige materiële onderdelen wordt nog nader ingegaan op de onderdelen Voorlichting, BIE, CPB, ECD, SodM, RGD en CDIU.

Voorlichting

De geraamde voorlichtingsbudgetten voor de verschillende dienstonderdelen zijn redelijk ingeschat. Het eindresultaat is over het algemeen een onderuitputting van enkele procenten, ondanks de invloeden van recente ontwikkelingen en kabinetsbesluiten die een extra of nieuw licht wierpen op voorlichtings-activiteiten.

De realisatie is als volgt (bedragen x f 1 mln):

Dienstonderdeelverplichtingenuitgaven
– communicatieprojekten DG-BEB0,2040,146
– communicatieprojekten DG-E0,7110,582
– communicatieprojekten DG-ES2,1511,695
– communicatieprojekten DG-I&D2,1051,582
– EZ-brede voorlichtingsprojekten1,6481,649
Totaal6,8195,654

Onderstaand tabel geeft het aantal geraamde voorlichtingsprojekten ten opzichte van de realisatie.

Dienstonderdeelramingrealisatie
– DG BEB136
– DG E1211
– DG ES1615
– DG I&D1817
– EZ-breed1715

Toelichting

Van de 13 voorgenomen BEB-projekten zijn 6 uiteindelijk gerealiseerd. Het merendeel van de projekten die niet tot uitvoering zijn gekomen heeft te maken met het wachten op het politieke besluitvormingsproces rond de Herijking van het buitenlands beleid. Met name projekten waarin nadrukkelijk het EZ-model voor hulp en handel zou worden gecommuniceerd, moesten met een «low-profile» worden opgesteld. Het realisatiepercentage van de verplichtingen was 86,8%.

Naast de 12 begrote projekten bij E leidden actuele ontwikkeling en een kabinetsbesluit in 1995 tot het opnemen van drie extra projekten. Twee ervan hadden betrekking op de gevolgen van gaswinning en aardschokken en één projekt betrof de invoer van een regulerende energiebelasting.

Van de oorspronkelijk begrote projekten zijn er vier niet tot uitvoering gekomen. Van twee projekten is het grootste deel naar DG E overgeheveld in verband met betere aansluiting op voorlichtingsactiviteiten bij Novem. Bij twee onderwerpen was de tijd nog niet rijp voor alternatieve communicatiemiddelen. De ontstane ruimte en de restposten bij enkele ruim begrote projekten maakten het mogelijk om de extra projekten te bekostigen zonder extra budget. Het realisatiepercentage van de verplichtingen bedroeg 98%.

Van de 16 voorgenomen ES-projekten zijn 15 vormgegeven.

Het budget van het niet gerealiseerde projekt is aangewend voor aanvullende activiteiten in het kader van de Ruimte voor Economische Activiteiten-projekten. De overige projekten zijn nagenoeg uitgevoerd conform geplande projektopzetten. Het realisatiepercentage van de verplichtingen bedroeg 99,6%.

Bij DG I&D is, als gevolg van beleidsinhoudelijke oorzaken, één van de 18 projekten niet tot realisatie gekomen. Dit betrof voorlichting over de gevolgen van het GATT-accoord voor het bedrijfsleven. Het hiervoor begrote budget is aangewend voor extra activiteiten ten behoeve van Elektronische Snelwegen. De meeste projekten zijn conform planning uitgevoerd. Het realisatiepercentage van de verplichtingen bedroeg 99,8%.

De EZ-brede communicatie-activiteiten worden voornamelijk gevormd door de kernactiviteiten zoals persvoorlichting, speeches en interne en externe informatievoorziening via bladen, magazines en elektronische media. Daarnaast verdienen enkele ontwikkelingen aparte vermelding. Zoals de presentatie van nieuwe beleidslijnen gepresenteerd in een aantal notas, de opening van de EZ-winkel op Internet, het opzetten van de EZ-videofilm en een directeurenconferentie ter bevordering van de interne communicatie.

Bureau voor de Industriële Eigendom

Materieel BIE 1995

Bedragen x f 1000begrotingrealisatieverschil
Huisvesting2 2132 317104
Bureaukosten1 9981 904– 94
Reis- en verblijfkosten177149– 28
Automatisering1 312812– 508
Algemene uitgaven334457123
Kantinekostenn10011717
Aanschaffingen5731 190617
Projekten– 4 6874 687
Totaal6 70711 6334 926

De totale overschrijding ten aanzien van de oorspronkelijke raming bedroeg f 4,9 mln. Hiervan werd bij eerste en tweede suppletore begroting f 4,8 mln geautoriseerd. Het betrof hier met name aanvullende budgetten voor de afronding van het projekt Vernieuwing Informatiefabriek, een projekt dat in 1995 succesvol is afgerond.

De automatiseringsuitgaven hebben betrekking op de exploitatie en onderhoud van de automatiseringsmiddelen; door de afbouw van externe inhuur kon een lager bedrag aan uitgaven worden gerealiseerd.

De ingang gezette aanpassingen van de kantoorautomatisering binnen het BIE waren de belangrijkste redenen voor een sterke stijging van de aanschaffingen; het oorspronkelijk geraamde budget werd met f 0,617 mln overschreden.

Centraal Planbureau

Materieel CPB 1995

Bedragen x f 1000begrotingrealisatieverschil
huisvesting360595235
bureaukosten73678145
reis- en verblijfkosten225353128
automatisering1 4281 425– 3
overig algemeen15022474
kantinekosten165161– 4
aanschaffingen8057– 23
Totaal3 1443 596452

Toelichting:

De overschrijding ten opzichte van de begroting 1995 bedraagt f 0,45 mln. Hiervan is f 0,345 mln bij tweede suppletore geautoriseerd. Het betrof een desaldering in het kader van werken voor derden. De overschrijding op huisvesting is met name het gevolg van het betalen van achterstallige rekeningen voor schoonmaken, het uitvoeren van achterstallig onderhoud en het treffen van voorzieningen in kader van ARBO voorschriften. De overschrijding op reis- en verblijfkosten is het gevolg van tegenvallende kosten voor het woon-werkverkeer en verhuiskostenvergoedingen voor nieuwe medewerkers. De overschrijding op overige algemene uitgaven is met name het gevolg van directe kosten verbonden aan werken voor derden. De onderschrijding bij aanschaffingen is het gevolg van sturing om overschrijding op het totaalbudget te voorkomen.

Economische Controledienst

Materieel ECD 1995

Bedragen x f 1000begrotingrealisatieverschil
huisvestingskosten250472222
bureaukosten850836– 14
reis- en verblijfkosten3 4003 44545
automatisering1 097926– 171
overig algemeen9610610
kantinekosten23307
aanschaffingen5049– 1
Totaal5 7665 86498

Toelichting

Bij tweede suppletore begroting is het budget van de ECD verhoogd met f 0,035 mln ten behoeve van een verhuizing. De overschrijding op de post huisvestingskosten die desondanks is opgetreden is met name het gevolg van een onverwachte rekening voor servicekosten. De onderschrijding van de post automatisering is vooral het gevolg van vertraging in de projekten betreffende het opzetten van een managementinformatiesysteem en van een recherche-informatiesysteem. De overschrijding van de post overig algemeen, heeft diverse oorzaken. De voornaamste hiervan zijn: uitbesteding, vertaalkosten en autohuur voor inbeslagnames.

Kengetallen

wetonderzoeken geplandrealisatie
Wetgeving inzake economische ordening2 0001 902
BV-wetgeving4 0002 303
Wet op de assurantie-bemiddelingsbedrijven200106
Wet op de economische mededinging4038
Strafrecht/faillisementsrecht150211
Effectenwetgeving200216
In- en Uitvoerwet800417
* waarvan sanctiewet10084
Merkenvervalsing120234
Wet buitenlandse boycotmeldingen58
Precursorenwet025
Diversen15052
Totaal7 7655 596

Toelichting

De lagere realisatie van het aantal onderzoeken op het gebied van de BV-wetgeving is het gevolg van het feit dat de controle op deponering op grote schaal met waarschuwingsbrieven heeft plaatsgevonden. Veel onderzoeken op het gebied van de assurantiebemiddelingsbedrijven zijn afgedaan als strafrecht. Dit verklaart de lagere realisatie bij assurantie en hogere bij strafrecht. De lagere realisatie bij controle op de In- en Uitvoerwet is het gevolg van de nieuwe precursorenwet die daarvoor in de plaats is gekomen. Bij merkvervalsing was sprake van een zeer groot aanbod van onderzoeken door de verscherpte controle door de douane.

Staatstoezicht op de Mijnen

Materieel SodM 1995

Bedragen x f 1000begrotingrealisatieverschil
Huisvesting1221220
Bureaukosten218164– 54
Reis- en verblijfkosten879766– 113
Automatisering130107– 23
Algemene uitgaven67239172
Kantinekosten51– 4
Aanschaffingen4011878
Totaal1461151756

Toelichting

De totale overschrijding ten opzichte van de primitieve begroting 1995 bedraagt f 0,056 mln. Hierbij dient te worden opgemerkt dat een bedrag van f 0,184 mln, opgenomen onder de realisatie van de algemene uitgaven, gedurende het jaar is overgeheveld van de begroting van het Directoraat-Generaal voor Energie.

Deze overheveling is verantwoordelijk voor de sterke overschrijding op de post algemene uitgaven.

De bureaukosten bleven vielen aanzienlijk lager uit dan de aanvankelijk was geraamd. Belangrijkste oorzaak zijn een gerealiseerde besparing op het verbruik van kantoorartikelen door een andere vorm van voorrraadbeheer.

De onderschijding op reis- en verblijfkosten is met name het gevolg van lagere uitgaven voor luchtvervoer voor inspecteurs van SodM. Doordat een lagere beschikbaarheid van politiehelicopters konden een aantal vluchten geen doorgang vinden.

Door extra investeringen, voor onder andere een nieuwe telefooncentrale, vielen de uitgaven voor aanschaffingen aanzienlijk hoger uit dan aanvankelijk was geraamd.

Kengetallen

Activiteit (aantallen in mensdagen)realisatie 1994raming 1995realisatie 1995
1.Toezicht    
 Zorgsysteemdocumenten375375239
 Veiligheidsrapporten530530316
 Projektmatig inspecteren590590443
 Routine-inspecties1 0001 0001 063
 Admistratieve gegevenstromen750750575
 Incidentenonderzoek315315153
 Overleg met ondernemingen355355432
 Overig505505838
 Totaal4 4004 4004 059
2.Beleidsadvisering   
 Nadere regelgeving310310331
 Advisering470470692
 Overig420420291
 Totaal1 2001 2001314
3.Opsporing330330152
4.Beschikkingen440440282

Rijks Geologische Dienst

Materieel RGD 1995

Bedragen x f 1000begrotingrealisatieverschil
huisvestingskosten1 6481 72072
bureaukosten1 5431 355– 188
reis- en verblijfkosten1 0461 149103
automatisering2 3903 325935
overig algemeen4 8984 845– 53
kantinekosten2002077
aanschaffingen2 0142 229215
Totaal13 73914 8301 091

Toelichting

Bij tweede suppletore begroting is het materiële budget van de RGD verhoogd met f 0,915 mln. Het betrof met name verhogingen van het budget voor automatiseringsuitgaven en aanschaffingen. Dit in verband met het op orde brengen van de beheersorganisatie voor automatisering, de aanschaf van en nieuw dataverwerkingprogramma, het overschakelen op windows/word en verhuizingen. De overschrijdingen op de posten automatisering en aanschaffingen worden hier voor een belangrijk deel door verklaard. Verder is met toestemming van de departementsleiding een extern bureau ingehuurd ter begeleiding van de reorganisatie. De onderschrijding op de post bureaukosten wordt met name veroorzaakt door het niet tijdig drukklaar krijgen van een aantal kaartbladen. De overschrijding op de post reis- en verblijfkosten is het gevolg van meer binnenlandse reizen en hogere exploitatiekosten van dienstautos dan verwacht.

Centrale Dienst In en Uitvoer

Materieel CDIU

Bedragen x f 1000begrotingrealisatieverschil
huisvestingskosten3003055
bureaukosten705672– 33
reis- en verblijfkosten13114918
automatisering3751 026651
overig algemeen3021– 9
kantinekosten10598– 7
aanschaffingen3124– 308
Totaal1 9582 275317

Toelichting

Bij tweede suppletore begroting is het materiële budget van de CDIU per saldo verhoogd met f 0,353 mln. Voor f 0,66 mln betreft een verhoging van de raming ten behoeve van vervanging van het centraal computersysteem. Daarnaast is de raming verlaagd met f 0,307 mln ten gevolge van een temporisatie ten behoeve van de vervroegde vervanging van kantoormeubilair in 1994.

De overschrijding op het automatiseringsbudget wordt volledig verklaard uit de vervanging van het centraal computersysteem. De overschrijding op de post reis- en verblijfkosten is met name het gevolg van tegenvallende kosten in het kader van de vergoeding woon-werkverkeer en het onverwacht moeten toekennen van een vergoeding voor verhuiskosten. De onderschrijding op de post overige algemene uitgaven is het gevolg van minder uit te besteden werkzaamheden dan gepland en lagere representatiekosten. De forse onderschrijding op de post aanschaffingen wordt grotendeels verklaard door de hierboven beschreven temporisatie bij tweede suppletore begroting.

Kengetallen

Produktaanvragenafgegevengepland
vergunningen141 746135 031140 000
bijzondere documenten1 3101 3102 000

De daling in het geraamde aantal aanvragen voor vergunningen wordt met name veroorzaakt door de Vrijstellingsregeling industriële goederen 1994. De oorzaak van het lagere aantal afgegeven bijzondere documenten is vooral gelegen in de versoepeling van het regime met betrekking tot de strategische goederen.

Artikel 01.62 Personeel en materieel CBS

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995251 949251 949
Realisatie 1995271 734271 734
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 19 785+ 19 785

Toelichting realisatie 1995

Personeel en materieel CBS

Bedragen x f 1000begrotingrealisatieverschil
Personeel   
– personeel CBS187 904193 0715 167
– servicekrachten 5 8865 886
Materieel   
huisvestingskosten7 25011 2183968
bureaukosten12 43012 248– 182
reis- en verblijfkosten7 8807 733– 147
vorming en opleiding3 6003 957357
automatiseringskosten4 3005 6861 386
kantinekosten2 1002 220120
overige algemeen10 47511 7141 239
kosten externe projekten 2 4732 473
aanschaffingen:    
– automatisering15 60013 650– 1 950
– overig4101 8781 468
Totaal251 949271 73419 785

Toelichting

Personeel:

De overschrijding van de personele uitgaven met f 11,053 mln betreft hoofdzakelijk loonbijstellingen als gevolg van de nieuwe CAO-afspraken en individuele loonontwikkelingen, alsmede extra kosten ten behoeve van werk voor derden. Bij tweede suppletore begroting is deze overschrijding voor f 10,023 mln geautoriseerd, waarvan f 6,873 mln uit de verdeling van de loonbijstelling en f 3,5 mln voor werk voor derden.

Materieel:

De overschrijding van de materiële uitgaven met f 8,732 mln is ten dele het gevolg van extra uitgaven ten behoeve van werk voor derden. Daarnaast is sprake van:

– enkele kleine uitvoeringsmutaties;

– extra huisvestingskosten voor de uitvoering van een aantal bouwkundige projekten;

– hogere opleidingskosten in verband met relatief meer herplaatsingen van medewerkers binnen het CBS;

– kosten voor externe adviezen inzake de nieuwe organisatievorm;

Bij tweede suppletore begroting zijn extra uitgaven (ad f 6 mln) ten behoeve van werk voor derden geautoriseerd

De begrotingswijzigingen ten aanzien van werk voor derden van totaal f 9,5 mln worden gedekt door extra ontvangsten. Deze komen binnen op ontvangstenartikel 01.31.Ontvangsten Centraal Bureau voor de Statistiek.

02.00 INDUSTRIEEL EN ALGEMEEN TECHNOLOGIEBELEID

Artikel 02.01 Onderzoek en voorlichting ten behoeve van technologiebeleid

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19952 581
Realisatie 19952 245
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 336

Toelichting realisatie 1995

Op dit artikel worden uitsluitend betalingen geboekt die betrekking hebben op verplichtingen welke vóór 1995 zijn aangegaan (de met ingang van 1995 aangegane verplichtingen en de daarop verrichte betalingen worden op artikel 02.12 onderdeel Onderzoek technologie beleid geadministreerd).

In 1995 zijn voor 38 projekten betalingen verricht.

Artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995310 463227 935
Realisatie 1995272 674193 994
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 37 789– 33 941

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore zijn drie omvangrijke mutaties aangebracht, te weten:

– het opvoeren van f 40 mln aan onbenut gebleven verplichtingenruimte uit 1994;

– een overboeking van f 20 mln (zowel verplichtingen als uitgaven) naar het Ministerie van V&W als bijdrage aan de ontwikkeling van infrastructurele voorzieningen op de Maasvlakte;

– een overheveling van f 11,765 mln naar artikel 03.08 Bijdrage auto-ontwikkeling Nedcar B.V. ten behoeve van de verliesafdekking van de Volvo-400.

– Vervolgens is bij tweede suppletore begroting de verplichtingenraming per saldo verlaagd met f 41,754 mln. De belangrijkste mutaties zijn:

– een compensatie van f 7,351 mln ten gunste van artikel 02.03 Internationale en algemene technologiestimulering ter aanvulling van het budget voor het Besluit subsidies bedrijfsgerichte technologiestimulering in internationale programma's;

– een overboeking f 4 mln van het Ministerie van LNV als bijdrage aan de IOP Industriële eiwitten;

– een temporisatie van f 37,838 mln aan verplichtingenruimte naar 1996.

Voor wat betreft de uitgavenbegroting is bij slotwet als gevolg van een lagere realisatie de raming met f 24,5 mln neerwaarts aangepast.

Toelichting realisatie 1995

In de onderstaande tabel is de raming voor elk onderdeel van dit artikel afgezet tegen de uiteindelijke realisatie, zowel voor verplichtingen als voor uitgaven.

Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
Overige aktiviteiten  5 8332 930
Stimulering Strategische Samenwerking 34 0476 7244 873
Voorbereiding Technologische Produktie87 56129 07062 77126 813
PBTS116 952100 25284 85991 805
IOP17 36620 74222 88619 431
Technologie programma's via Senter3 4904 67310 894
Flankerend beleid37 61921 98519 93714 943
Infralijn en beleidsonderbouwend onderzoek14 4994 5997 1975 841
TWA966968942944
KMO6 0006 0006 0004 157
Informatietechnologie29 50051 5211 6447 498
Oude verplichtingen  4 4693 865
Totaal310 463272 674227 935193 994

De verplichtingenrealisatie van de PBTS is als volgt:

TechnologiegebiedAanvragenGehonoreerd(x 1 mln.)
 199419951994199519941995
Materiaal-technologie231128865534,921,0
Bio-technologie8146343118,014,0
Milieu-technologie 1995 127 52– 27,1
Milieutechnologie 1994167 60  34,8*
Totaal47930118013852,996,9

* hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat de honorering van de PBTS milieu-technologie 1994 (administratief) eerst in 1995 haar beslag heeft gekregen. Dit betreft een bedrag van f 34,8 mln, dit is inclusief een door de Kamer verleende goedkeuring om voor een projekt het maximum van f 4 mln met f 3 mln te mogen doorbreken.

In 1995 is een proefprogramma referentieprojekten milieu-technologie gestart. Doel daarvan is de financieel-technische risicos voor de eerste toepasser weg te nemen, dan wel de aanbieder van de technologie door onafhankelijke testrapporten in staat te stellen om de bruikbaarheid van de technologie aan te tonen. In totaal zijn in 1995 69 projekten beoordeeld. Hiervan zijn uiteindelijk 30 projekten gehonoreerd, waarvan vervolgens 9 zijn ingetrokken.

In het kader van de zogenaamde «eerste praktijktoepassingen» zijn 13 projekten gehonoreerd met een financieel beslag van f 3,1 mln. Inzake de «meetprogramma's» is aan acht projekten een subsidie toegekend van f 0,3 mln.

In 1994 is besloten om de PBTS -informatietechnologie, de Telematica Gids Projecten en de Subsidieregeling Branchegewijze Informatica-stimulering te integreren in één IT-regeling (Stb. 1994, 432). Als gevolg van de late sluitingsdatum van de in 1994 gehouden tenders (423 aanvragen) zijn de daaruit voortvloeiende toezeggingen pas in 1995 vastgelegd. Vergelijking van de tenders 1994 met die van 1995 geeft het volgende beeld.

Tender19951994
 aantalbedragaantalbedrag
Aanvragen:230 423  
– gehonoreerd met betrekking tot geavanceerde IT–  3911,6
– uitbesteding aan onderzoeks instellingen219,0155,4
– telematica3411,0279,6
– branchetoepassingen233,5153,0*
Totaal7823,59629,6

*) waarvan zeven projekten ter grootte van f 1,5 mln in 1994 zijn vastgelegd **) als gevolg van intrekkingen van eerder gehonoreerde aanvragen is het beschikbaar gestelde budget van f 31 mln niet volledig uitgeput. Ten laste van het verplichtingenbudget 1995 komt een bedrag van f 23,5 mln (tender 1995) + een bedrag van f 28,1 mln (tender 1994 – de f 1,5 mln, zie ad. 1), totaal f 51,6 mln.

Uit hoofde van het IOP zijn in 1995 voor f 18,4 mln (aanvullende) verplichtingen aangegaan. In 1994 was dat f 25,1 mln. Daarnaast zijn voor programmaburo-kosten en zogenaamde niet projektgebonden stimuleringsmaatregelen (NPGSM) verplichtingen aangegaan voor f 2,3 mln (in 1994 f 2,7 mln).

Dit bedrag kan als volgt worden gespecificeerd:

(x 1 mln)19951994NPGSM
Type IOPAantalBedragAantalBedrag19951994
Metalen91,9114,50,40,4
Milieu-Biotechnologie  80,80,10,1
Milieu-Recycling  41,60,10,4
Milieu-Preventie40,572,30,10,1
Industriële eiwitten143,1  0,20,2
Katalyse175,4175,40,30,1
Verf10,410,40,10,1
Polymeren     1,2
Membramen  10,1  
Opto-electronica155,624,20,3  
Oppervlakte technieken31,5225,80,10,1
Beeldverwerking    0,1 
Koolhydraten    0,5 
Totaal6318,47325,12,32,7

De toezeggingen uit hoofde van de IOP-middelen zijn gedaan aan wetenschappelijke instellingen, met name de (technische) universiteiten en de «Grote Technologische Instituten» (GTI's).

Het onderdeel PBTS van de Nationale Technologieprogrammas, het IOP en het Besluit subsidies informatietechnologie worden uitgevoerd door SENTER. De daarmee gemoeide uitvoeringskosten zijn, in de vorm van vaste aanneemsommen, als volgt overeengekomen:

Soort regelingaanneemsomaantal fte's
 1995199419951994
PBTS materiaal-technologie2 287 8002 427 80098
PBTS bio-technologie1 478 8001 594 50055
PBTS milieu-technologie2 395 2002 099 40098
Besluit IT2 975 3003 709 3001013
IOP-regeling3 236 9002 617 0001110
overige434 500462 600  
Totaal12 808 50012 910 6004444

In 1995 is aan een nieuwe subsidieregeling maritiem onderzoek vorm gegeven. Deze regeling is bij Senter ondergebracht. Voor de uitvoeringskosten is een bedrag van f 255 000 overeengekomen. Uit hoofde van deze regeling zijn 41 aanvragen ingediend, waarvan er 19 zijn gehonoreerd met een totaal verplichtingenbeslag van f 3,0 mln. Daarnaast zijn als uitvloeisel van door CMO aan bepaalde instituten en bedrijven geboden meerjarige subsidieperspectieven vier projektvoorstellen gehonoreerd, hetgeen een verplichtingenbedrag van f 0,5 mln heeft gevergd.

Voor strategische samenwerkingsprojekten tussen bedrijven en kennisinstituten is in het verslagjaar voor negen projekten in totaal f 34,0 mln toegezegd. De Tweede Kamer wordt daarover (jaarlijks) afzonderlijk geïnformeerd.

Met Senter is voor de uitvoeringskosten een aanneemsom van f 862 400 overeengekomen, uitgaande van een arbeidsinzet van 4 fte.

In het kader van Flankerend Beleid is voor f 22,0 mln (1994 f 19,2 mln) aan verplichtingen (inclusief aanvullingen op in eerdere jaren gedane toezeggingen) aangegaan. Dit bedrag is als volgt te specificeren:

Technologie-gebied:ToezeggingenBedrag (x 1 mln)
 1995199419951994
Informatie-technologie27334,44,8
Materiaal-technologie16139,46,5
Bio-technologie6181,42,6
Milieu-technologie24236,85,3
Totaal738722,019,2

De toegezegde bedragen hebben met name betrekking op de thema's specifiek beleidsonderbouwend onderzoek, kennisopbouw, kennisoverdracht en beleidsevaluaties.

Toezeggingen van enige financiële omvang zijn:

– een opdracht van ruim f 1 mln voor de uitvoering van een demonstratie-programma, waaronder de ontwikkeling van een interactieve CD-Rom, om de mogelijkheden van informatie-technologie ter ondersteuning van de bedrijfsvoering aan het bedrijfsleven duidelijk te maken;

– een bijdrage van f 1 mln aan een centrum waar gebruikers en aanbieders van electronische diensten ervaringen opdoen met, respektievelijk kennis uitwisselen over, toepassingen op de elctronische snelweg in Nederland (het zogenaamde Media-huis);

– het (milieu)aandeel in de subsidieregeling energiebesparings- en milieu-adviezen, welke wordt uitgevoerd door Novem, ad f 2,3 mln;

– het zogenaamde Eco-design projekt van circa f 2 mln om milieugerichte produktontwikkeling onder de aandacht van het MKB te brengen;

– f 6,7 mln aan NWO voor een prioriteitenprogramma op het gebied van materialenonderzoek.

De verplichtingenrealisatie op het onderdeel Voorbereiding Technologische Produktie bedraagt f 29,0 mln.

Onder de Infralijn/Beleidsonderbouwend onderzoek, aangegane verplichtingen f 4,6 mln (1994: f 11,1 mln), zijn onder meer toezeggingen gedaan aan:

– TNO f 1,5 mln, om de aldaar aanwezige kennis door middel van pilotprojekten aan het MKB over te dragen;

– de innovatie-centra f 0,6 mln, om het bedrijfsleven te adviseren bij het implementeren van nieuwe roduktietechnieken;

– het Nationaal Milieucentrum f 0,2 mln voor de bundel milieusuccessen;

– het Centrum voor Micro-Elektronica voor f 0,6 mln teneinde JESSI bij het midden- en kleinbedrijf te introduceren.

– in het kader van beleidsonderbouwend onderzoek tenslotte, zijn toezeggingen gedaan tot een totaalbedrag van circa f 1,7 mln. In 1994 was dat circa f 3,7 mln.

De kosten van de Technisch Wetenschappelijke Attachés beliepen evenals in 1994 ongeveer f 1 mln.

jarenaantalaantaloperationele kosten
 postenformatieplaatsen(x 1 mln)
1994591
1995591

Voor de uitvoering van het programma Kleine en Middelgrote Ondernemingen werd evenals voorgaande jaren een bedrag van f 6 mln aan TNO ter beschikking gesteld.

Artikel 02.03 Internationale en algemene technologiestimulering

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995124 637118 023
Realisatie 1995134 118120 827
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 9 481+ 2 804

Toelichting realisatie 1995

Op dit artikel worden de betalingen en verplichtingen terzake van internationale technologieprojekten verantwoord, te weten de Subsidieregeling Bedrijfsgerichte Technologie Stimulering in Internationale Projecten (BTIP), alsmede de (ook nationaal georiënteerde) Micro Electronica Stimulering (MES). Het Europese programma Eureka maakt deel uit van de BTIP.

Voor de BTIP geldt de volgende tabel:

jarenaanvragen gehonoreerdaantal ondernemingenbedrag
1993343016,9 mln
1994393816,3 mln
1995525028,9 mln

Voor het Eureka secretariaat is ongeveer f 0,2 mln uitgetrokken.

De uitvoeringskosten van Senter beliepen f 3,6 mln, gebaseerd op een arbeidsinzet van 13 fte's.

Voor het MES geldt de volgende tabel:

jarenaantal verplichtingenbedraggemiddelde subsidiebijdrage
19939109,6 mln28%(bandbreedte 25%<50%)
199412111,4 mln28%(bandbreedte 25%<50%)
199513104,4 mln29%(bandbreedte 25%<50%)

De omvang van het gesubsidieerde, door het bedrijfsleven geëntameerde onderzoek bedraagt ongeveer f 354,6 mln. De toezeggingen hebben betrekking op projekten in het kader van JESSI, ADTT, LCD, Consumer IC, Mechatronica, Radiologie 2000, DAB en strategische samenwerkingsprojekten met universiteiten. Daarnaast is nog voor een bedrag van f 0,6 mln verplicht voor begeleidingskosten inzake de eerdergenoemde projekten.

Artikel 02.04 Overheidsaanschaffingen en bevordering van bedrijfsgerichte samenwerking

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199525 46531 275
Realisatie 199522 91723 780
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 2 548– 7 495

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is een overheveling van f 3,055 mln aan verplichtingenruimte naar artikel 03.01 Crisisbeheersing verwerkt in verband met een projekt ten behoeve van de integratie van distributiemodules voor motorbrandstoffen in gemeentelijke bestanden. Zowel bij tweede suppletore begroting als bij slotwet is de uitgavenbegroting neerwaarts bijgesteld met in totaal ruim f 7 mln als gevolg van een tegenvallend betalingstempo op uitstaande verplichtingen.

Toelichting realisatie 1995

Op dit artikel worden de volgende uitgaven en verplichtingen verantwoord:

– het Innovatieve Overheids Aanschaffingenbeleid (IOA);

– de samenwerkingsprogramma's tussen EZ en het Ministerie van Defensie op het gebied van onderzoek en ontwikkeling van defensie-technologie en -materiaal (Codema);

– de bijdrage in de exploitatiekosten van de Adviesraad Militaire Produktie;

– de subsidieregeling Stimulering Technologisch Onderzoek door Collectiviteiten (BTOC).

In het kader van IOA en Codema zijn in 1995 16 projektvoorstellen (aanvullend) gehonoreerd. Daarmee is een bedrag van f 17,9 mln gemoeid, als volgt verdeeld:

(x f 1 mln) 1995 1994
 aanvragenbedragaanvragenbedrag
– Codema913,9910,0
– IOA63,967,7
– Adviesraad MP e.d.10,120,3

De omvangrijkste Codema-toezeggingen betreffen de bijdrage in het ontwerpen en fabriceren van:

– landingsgestellen van composietmateriaal, f 2,1 mln;

– de ontwikkeling van een infra-rood lijn scanner, f 2,4 mln;

– de ontwikkeling van een gevechtsveldradar, f 4,9 mln.

Voor de «Collectiviteitenregeling» was in 1995 een budget van f 5 mln (exclusief uitvoeringskosten) beschikbaar. Er zijn in 1995 42 aanvragen ingediend. Hiervan werd er één ingetrokken en voldeden er vier niet aan de gestelde kwaliteitseisen zodat er 37 projekten (gevraagd bedrag f 10,1 mln) zijn gerangschikt. Daarvan zijn 23 projekten gehonoreerd waarmee het budget volledig werd uitgeput.

De met Senter overeengekomen aanneemsom inzake de uitvoeringskosten voor dit beleidsinstrument bedroeg f 0,951 mln, gebaseerd op een arbeidsinzet van 3 fte's.

Artikel 02.05 Innovatiecentra

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199540 75041 150
Realisatie 199549 67849 407
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 8 928+ 8 257

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De verhoging van zowel de verplichtingen- als de uitgavenraming houdt voor f 7,2 mln verband met de financiële afwikkeling ten behoeve van de verzelfstandiging van de innovatiecentra.

Toelichting realisatie 1995

Het jaar 1995 stond ten dele in het teken van het afronden van de verzelfstandiging. In verband hiermee is op arbeidsvoorwaardengebied de netto/nettogarantie veilig gesteld, door het budget structureel te verhogen met f 1,4 mln, en een bijdrage geleverd aan de Dienst der Domeinen van ongeveer f 4 mln voor het overdragen van de roerende goederen. De tijd die vrijkomt met het afronden van de verzelfstandiging kan worden ingezet voor het aanpakken van nieuwe uitdagingen zoals het inmiddels gestarte traject om de Centra voor Micro-electronica te laten integreren in het ICNN.

In het veld lijkt de aanpak van de InnovatieCentra steeds meer tastbare resultaten op te leveren. Met name valt een zeker succes te bespeuren in het realiseren van netwerken, zowel op het regionale niveau als ook op regio overschrijdend niveau. De brede erkenning hiervoor blijkt uit de vele partijen in het veld (kennisbronnen, bedrijven, branches alsmede andere overheden) die via convenanten en contracten contacten leggen met ICNN.

Deze ontwikkelingen leiden min of meer vanzelf tot het anders vormgeven van de relatie met EZ. De inmiddels gestarte discussies met ICNN over kengetallen als hulpmiddel voor sturing zijn hier een voorbeeld van.

Het IC-netwerk begint ook wat betreft de «produktiecijfers» een meer op elkaar afgestemd geheel te worden. Er wordt op een meer eenduidige wijze geregistreerd en ook naar meer aspecten gekeken. Dit leidt soms tot sterk afwijkende cijfers in vergelijking met vorige jaren. Echter ook alternatieve marktbenaderingen, uitbreiding van samenwerkingsverbanden en het creëren van nieuwe adviesinstrumenten leiden tot een groter bereik van de netwerkactiviteiten. Zo werden in 1995 meer voorlichtingsbijeenkomsten en meer projekten uitgevoerd met een navenant groter aantal deelnemende bedrijven en dus bedrijfscontacten en de daaruit voortvloeiende adviescontacten. De adviescontacten, in 1995 geraamd op 12 500, zijn hierdoor gestegen tot 21 000.

ICNN: Realisatie 1995 verplichtingen f 49,678 mln

activiteiten 
aantal verstrekte adviezen21 000
 waarvan > 1 uur7 200
 waarvan < 1 uur13 800
doorverwijzingen naar kennisdragers4 100
inschakeling specialistisch advies1 000
voorlichtingsbijeenkomsten420
 (deelnemende bedrijven10 300)
projekten520
 (deelnemende bedrijven4 700)

Het aantal bedrijfscontacten wordt niet meer afzonderlijk geregistreerd. Veel bedrijven beginnen met een voorlichting, krijgen dan wel of niet een advies en doen bijvoorbeeld wel of niet in projekten. Hierdoor ontstaan dubbeltellingen voor wat betreft aantallen deelnemende bedrijven.

Artikel 02.06 Subsidies in het belang van de industriële ontwikkeling

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199580 832100 943
Realisatie 199583 10288 070
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 2 270– 12 873

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Gelet op de liquiditeitspositie van de Stichting Technische Wetenschappen is bij tweede suppletore begroting een verlaging van de uitgavenbegroting met f 16 mln aangebracht. Voornamelijk door deze mutatie valt de realisatie op dit artikel bijna f 13 mln lager uit dan oorspronkelijk geraamd.

Toelichting realisatie 1995

De in 1994 en 1995 verrichte uitgaven en aangegane verplichtingen hebben betrekking op de financiering van (bedragen in mln):

  1995 1994
 uit.verpl.uitg.verpl.
– TNO55,353,957,458,1
– Stichting Coördinatie Maritiem Onderzoek8,84,59,510,2
– Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium4,44,44,54,5
– Maritiem Research Instituut Nederland3,73,73,73,7
– N.V. NEHEM5,35,25,55,5
– Stichting Centrum voor Micro Electronica5,24,95,25,1
– Nederlands Normalisatie Instituut2,12,44,03,3
– Overige3,34,13,03,1
Totalen88,183,192,893,5

Nederlandse Organisatie voor Toegepast-Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO)

Op grond van de TNO-Wet van 19 december 1985 wordt de jaarlijkse bijdrage aan TNO van circa f 60 mln in het kader van het doel- en stimuleringsprogramma «om niet» ter beschikking gesteld. Wel worden er door het departement afspraken gemaakt over de besteding van de door EZ beschikbaar gestelde middelen. Voor 1995 werd globaal de volgende verdeling overeengekomen ter vergelijking tevens de cijfers over 1994 (bedragen in mln):

 19951994
– Materiaaltechnologie8,53,6
– Produkt- en Produktietechnologie3,68,5
– Energie6,66,6
– Milieutechnologie3,33,3
– Bouw3,03,0
– Biotechnologie2,62,6
– Technologie en Beleid1,01,0
– Informatietechnologie2,72,3
– Vervoerstechnologie0,62,1
– clusterprojekten (en nog in te vullen nieuw beleid)6,35,0
– Stimuleringsprogramma TNO (excl. f 2,2 mln uit overloop 1994)15,918,3
Totalen54,156,3

De uitgaven ad f 55,3 mln hebben betrekking op de bijdrage voor het jaar 1995 ad f 54,1 mln plus de loonbijstelling 1994 en 1995 van in totaal f 1,2 mln.

Het onder de verplichtingen opgenomen bedrag heeft betrekking op de voorlopige bijdrage 1996 ad f 53,5 mln en de loonbijstelling over de subsidie 1995 ad f 0,4 mln.

Stichting Coördinatie Maritiem Onderzoek (CMO)

In 1994 is besloten om met ingang van 1 juli 1995 niet langer van de diensten van de Stichting gebruik te maken. Voor de apparaatskosten tot voornoemde datum is een bedrag van ongeveer f 1,4 mln toegezegd. Daarnaast is voor het sociaal plan en voor overige afwikkelingskosten een bedrag van f 3,1 mln ter beschikking gesteld, waarvan f 0,8 mln uit de onderbesteding van het onderzoeksbudget 1994.

Het Maritiem Informatie Centrum (MIC) is in 1995 overgegaan van CMO naar de bibliotheek van de Technische Universiteit Delft. Voor de continuering van het MIC is een subsidieperspectief tot 1 juli 2000 afgegeven van f 0,4 mln op jaarbasis. In verband met de overgang medio 1995 is derhalve f 0,2 mln ter beschikking gesteld. Voor de eenmalige verplaatsingskosten is nog eens f 0,26 mln toegezegd.

Op advies van de Adviescommissie Maritieme Onderzoeks Infrastructuur heeft een herstructurering plaatsgevonden ten aanzien van het maritiem gericht onderzoek. Hieraan is concreet invulling gegeven door het vormen van een nieuwe instelling: het Nederlands Instituut voor Maritiem Onderzoek (NIM). Het NIM zal adviseren waar het maritiem onderzoek zich op dient te richten. Voor de apparaatskosten in 1995 is een bedrag van f 550 000 ter beschikking gesteld, waarvan het Ministerie van Defensie f 196 000 voor haar rekening neemt.

De uitvoering van de in 1995 van kracht geworden subsidieregeling Maritiem Onderzoek is bij Senter ondergebracht (zie ook de toelichting op de realisatie bij art 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering).

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR)

Het NLR houdt zich bezig met toegepast onderzoek op het gebied van de ruimtevaart- en de vliegtuigontwikkeling in brede zin. EZ levert een jaarlijkse vaste bijdrage van f 4,4 mln in de overheidsbijdrage aan het exploitatie-tekort van het NLR (jaarlijks circa f 30 à f 35 mln, exclusief de bijdragen aan de investeringen).

Maritiem Research Instituut Nederland (MARIN)

Naast de subsidie ten behoeve van de financiering van het «achtergrond-onderzoek» 1994 ad f 1,7 mln zijn in 1995 verplichtingen aangegaan ter dekking van de VUT-kosten van het instituut ten bedrage van f 2,0 mln. Van de gekozen onderzoeksterreinen dient de marktrelevantie te worden aangegeven.

N.V. Nederlandse Herstructureringsmaatschappij (NEHEM)

In 1991 is NEHEM geheel verzelfstandigd teneinde deze onderneming in staat te stellen zich (blijvend) een plaats op de commerciële adviesmarkt te verwerven.

De in 1995 aangegane verplichtingen ad f 5,2 mln kunnen als volgt worden gespecificeerd:

– Basisfinanciering 1995 f 5,0 mln

– VUT-uitkeringen f 0,2 mln

In 1994 is overeengekomen de aflossingsverplichting, inzake de in 1991 in het kader van de verzelfstandiging verstrekte lening ad f 4,3 mln, als volgt te wijzigen:

– 1994 en 1995 aflossingsvrij;

– met ingang van 1996 50% van de winst (voor belasting) tot f 1 mln en 75% over het deel daarboven;

– verlenging van de aflossingsperiode tot en met 2010;

– NEHEM vergoedt een rente van 5% over de uitgestelde aflossing.

De vordering van EZ ultimo 1995 blijft onveranderd f 4 148 998.

Stichting Centrum voor Micro Electronica (SCME)

Het SCME houdt zich bezig met activiteiten op het gebied van bewustwording en toepassing van micro-electronica. Omdat begin 1992 een meerjarig perspectief aan het SCME is gegeven (voor de jaren 1993 tot en met 1996), is besloten het SCME op te nemen onder het artikel 02.06. In 1995 is een subsidie toegezegd van f 4,9 mln in de exploitatiekosten.

Nederlands Normalisatie Instituut (NNI)

De financiële relatie met het NNI is in 1995 veranderd. De (voorheen verstrekte) basissubsidie van f 2,0 mijoen is gewijzigd in:

– een taakgerichte bijdrage van f 1,1 miljoen voor de wettelijke taken (richtlijn 83/189 en GATT-overeenkomst) die door het NNI worden uitgevoerd;

– en een projectgerichte bijdrage van f 0,9 miljoen.

Laatstgenoemde bijdrage heeft enerzijds tot doel de kansen en bedreigingen voor het Nederlandse bedrijfsleven ten aanzien van Europese en internationale normalisatie te signaleren, en anderzijds het bedrijfsleven, op die gebieden waar erkende nationale economische belangen in het geding zijn, bij dat normalisatieproces te betrekken. Naast deze bijdragen is voor VUT-uitkeringen nog f 0,4 miljoen toegezegd en betaald.

Op de achtergestelde renteloze lening van f 2,5 miljoen dient, ingaande 1996, aflossing plaats te vinden ter hoogte van 50% van het exploitatie-overschot indien en voorzover het garantie-vermogen méér dan f 12 870 000 bedraagt.

Artikel 02.07 Internationale ruimtevaartprogrammas

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995166 238129 747
Realisatie 1995157 575146 975
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 8 663+ 17 228

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Met de tweede suppletore begroting is concreet invulling gegeven aan de regeerakkoordombuiging op het ruimtevaartbudget door een verlaging in de verplichtingenbegroting van f 26 mln aan te brengen. Bij slotwet is de verplichtingenraming echter weer verhoogd als gevolg van een technische overheveling van een bestaande verplichting van f 15 mln van het Ministerie van OC&W. Tevens diende een bijstelling met f 2,4 mln bijstellingen op lopende programmas plaats te vinden als gevolg van inflatie- en wisselkoersontwikkelingen. Dekking hiervoor kwam uit artikel 02.09 Speur- en ontwikkelingswerk.

De aangebrachte verhoging van de uitgavenbegroting met f 7 mln bij tweede suppletore begroting bleek uiteindelijk niet voldoende om in het verleden aangegane verplichtingen in ESA-verband te kunnen betalen. Bij slotwet diende om deze reden de uitgavenraming uiteindelijk nog met f 10,2 mln verhoogd te worden. Deze verhogingen zijn binnen de EZ-begroting opgevangen.

Toelichting realisatie 1995

Op dit artikel worden met name de bijdragen aan het Internationale Ruimtevaart Agentschap (ESA) verantwoord. Voorts betreft het uitgaven in het kader van het Sciamachy-project (Duits-Nederlands samenwerkingsproject) en via het NIVR uitgevoerde aanloopactiviteiten ten behoeve van het ERA-programma (robot-arm).

De in 1995 verrichte uitgaven van f 147,0 mln alsmede de aangegane verplichtingen van f 157,6 mln hebben betrekking op de volgende programma's:

(x f 1 mln)19941995
 uitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingen
– General budget19,219,213,413,5
– Telecom projekten15,58,44,40,0
– Ruimtetransport64,02,367,493,0
– Basistechnologie1,90,15,90,0
– Aardobservatie19,127,343,120,6
Ruimtestation9,90,012,830,5
totaal129,657,3147,0157,6

De in 1995 aangegane verplichtingen hebben grotendeels betrekking op de Ministersconferentie die in oktober 1995 in Toulouse is gehouden. Tijdens deze conferentie heeft EZ zich gecommiteerd voor een bijdrage van additioneel f 30,5 mln voor het Columbus-programma. Binnen dit programma is thans de financiering voor het «International Space Station» opgenomen. Daarnaast is een bedrag van f 66,3 mln gecommiteerd ten behoeve van Ariane V- vervolgprogramma's. Deze programmas behelzen de verdere ontwikkeling van de Europese draagraket Ariane. De kosten verbonden aan de exploitatie van de lanceerinrichting op Kourou voor de periode 1996–1998 (f 14,1 mln) zijn ook als verplichting vastgelegd. De bijdrage aan deze kosten betreft een verplichte contributie.

Ter voorbereiding van de Ministersconferentie is de Kamer geïnformeerd middels twee brieven van de Minister van Economische Zaken. Na afloop van de conferentie is aan de Kamer verslag uitgebracht (zie Kamerstukken II 1995/96, 24 446, nrs. 1,2,3). In deze kamerstukken worden de totale consequenties voor Nederland aangegeven en niet alleen van die zaken die worden verantwoord op de EZ begroting.

Verder werd er voor f 0,8 mln gecommiteerd ten behoeve van een nationaal aardobservatie-programma.

Naast verplichtingen voor nieuwe programma's dient EZ jaarlijks de reeds lopende verplichtingen te actualiseren voor inflatie-en wisselkoersontwikkeling en voor eventuele overschrijdingen als gevolg van technische risico's. Dit betrof in 1995 een bedrag van f 17,4 mln. De verplichte contributie in 1995 voor het «general budget» bedroeg f 13,5 mln. Ten slotte werd een aanvullend f 15 mln verplicht voor het Sciamachy-project. Het betreft een technische overheveling van een bestaande verplichting van OC&W.

Naast EZ verstrekken ook de Ministeries van OC&W, VROM, LNV en V&W bijdragen aan ESA programmas. Tegenover de rijksbijdragen aan de programmas staan ESA opdrachten aan de Nederlandse industrie en overige uitgaven van ESA via ESTEC in Nederland. In de onderstaande tabel zijn de gegevens opgenomen:

jarenbetaalbaar gesteld opdrachten ESA
 door het Rijkaantal bedrijventotaal bedrag
1993157 mln40110 mln
1994147 mln3994 mln
1995177 mln100216 mln

De bestedingen van ESA in Nederland via ESTEC bedroegen in 1994 (inclusief opdrachten) f 588 mln. Over 1995 zijn nog geen exacte bedragen beschikbaar, maar de orde van grootte zal gelijk zijn.

Artikel 02.08 Bevordering van vliegtuigindustrie en ruimtevaart

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19955 0005 000
Realisatie 1995
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 5 000– 5 000

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij tweede suppletore begroting is het budget 1995 ter afdekking van tekorten in het NIVR-revolving fund doorgeschoven naar 1996, omdat een storting door EZ in 1995 niet nodig bleek te zijn.

Toelichting realisatie 1995

Ten laste van dit artikel worden de bijdragen aan de Stichting Nederlands Instituut voor Vliegtuigindustrie en Ruimtevaart (NIVR) verantwoord.

In het verslagjaar zijn er geen betalingen ter dekking van het exploitatietekort aan het NIVR verricht. De van Fokker en Airbus ontvangen royalties waren weliswaar niet toereikend om de apparaatskosten van het instituut alsmede de bijdragen aan de ontwikkelingskosten te kunnen voldoen, maar het saldo van het «revolving fund» was voldoende om het exploitatietekort over 1995 te kunnen dekken.

Ter informatie kan nog het volgende worden vermeld.

Het in het verslagjaar 1994 op basis van toen bekende cijfers vermelde (negatieve) exploitatieresultaat ad f 14 mln is, als gevolg van het achterblijven van de ontwikkelingskosten van bepaalde programmas bij de eerdere raming, uiteindelijk uitgekomen op een tekort van circa f 3 mln, waardoor het saldo van het «revolving fund» per 31 december 1994 f 56,9 mln bedroeg.

In 1995 heeft het NIVR volgens de voorlopige cijfers ruim f 60,7 mln aan royalty-inkomsten (afdrachten uit hoofde van Fokker- en Airbusprojekten) ontvangen alsmede circa f 2,9 mln aan rentebaten. Hiertegenover staan uitgaven in het kader van algemene en specifieke vliegtuig- en ruimtevaarttechnologie-ontwikkelingsprogrammas ten bedrage van ongeveer f 68,9 mln, rentelasten inzake Staatsgegarandeerde leningen ad f 12,9 mln alsmede apparaatskosten van het instituut ad f 4,4 mln. Het exploitatietekort over 1995 bedraagt op basis van de thans bekende gegevens dus ongeveer f 22,6 mln. Dit bedrag zal worden onttrokken aan het «revolving fund» dat ultimo 1995 derhalve nog circa f 34,3 mln bedraagt.

De ingediende begroting van het NIVR over 1996 toont een tekort van f 25,47 mln, inclusief apparaatskosten. Dit bedrag kan uit het «revolving fund» worden gefinancierd. In het kader van de door de omstandigheden afgedwongen beleids-heroriëntatie met betrekking tot ruimtevaart en vliegtuigindustrie zal ook de plaats en positie van het NIVR als intermediair tussen beleid en uitvoering worden bezien.

Artikel 02.09 Speur- en ontwikkelingswerk

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995132 022107 277
Realisatie 199596 90690 537
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 35 116– 16 740

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is de onbenut gebleven verplichtingenruimte van f 11,576 mln uit 1994 doorgeschoven naar 1995. Tevens heeft een overheveling van f 5,555 mln plaatsgevonden naar artikel 02.03 Internationale en algemene technologiestimulering ten behoeve van een intensivering van het onderdeel Micro-elektronica stimulering. Bij tweede suppletore is ten gunste van hetzelfde artikel 02.03 een bedrag van f 3,177 overgeheveld om aan de ruime belangstelling voor het Besluit subsidies bedrijfsgerichte technologiestimulering tegemoet te kunnen komen. Tevens is ten gunste van artikel 03.05 Steun scheepsbouw f 5,555 mln verplichtingenruimte en f 10 mln kasruimte overgeheveld. Voor een nadere toelichting op deze laatste mutatie zij verwezen naar het betreffende artikel.

Bij slotwet is nog een bedrag van f 2,669 mln naar artikel 02.07 Internationale ruimtevaartprogramma's overgeheveld ter dekking van de overschrijding op dat artikel. Naast deze overheveling bleek de verplichtingenbegroting uiteindelijk alsnog met ruim f 22 mln verlaagd te moeten worden als gevolg van een tegenvallende realisatie.

Toelichting realisatie 1995

Op dit artikel worden de betalingen en aangegane verplichtingen uit hoofde van verstrekte Technische Ontwikkelingskredieten verantwoord. Het TOK-instrument wordt uitgevoerd door Senter.

De overeengekomen aanneemsom bedroeg f 3 496 500 uitgaande van een arbeidsinzet van 15 fte's.

Realisatiegegevens TOK:

jaren gehonoreerdeaantaltotaal verpl.waarvanTOK-groot
 aanvragenverhogingenondernemingenrealisatieaantalbedrag
1993502471134,0 mln686,6 mln
1994322151111,0 mln686,6 mln
199529255496,9 mln453,8 mln

Artikel 02.10 Innovatiestimuleringsregeling

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995
Realisatie 199553248
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 53+ 248

Toelichting realisatie 1995

Dit artikel omvat de Instir (generieke bevordering van het innovatieve speur- en ontwikkelingswerk in Nederland). De regeling is per 1 oktober 1991 beëindigd. De afwikkeling van deze regeling betreft het afhandelen van bezwaar- en beroepsschriften door Senter.

Artikel 02.12 Technologische infrastructuur

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199538 37924 063
Realisatie 199541 86922 648
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 3 490– 1 415

Toelichting realisatie 1995

Op het onderdeel Technologische vernieuwing zijn circa 30 verplichtingen aangegaan met een totaal financieel beslag van f 20,493 mln. Het beschikbare bedrag is met name aangewend voor:

– Onderzoeksinfrastructuur: een onderzoek naar de kennisinfrastructuur en de invloed op de regionale economie (f 0,1 mln) en een bijdrage aan een projekt om in het industrieel ontwerp vanaf het begin milieu-aspecten mee te nemen (f 0,7 mln)

– Onderwijs en arbeidsmarkt: de regeling Kennisdragers in het MKB (KIM) (f 5,1 mln), een twaalftal projekten om onderwijs en arbeidsmarkt op elkaar af te stemmen (Impuls en Vrijmarkt) (f 3,7 mln)

– Technologie en Samenleving, integratie van technologie: het onderzoeksprogramma Informatietechnologie en recht (f 3 mln), subsidie aan de stichting Publieksvoorlichting Wetenschap en Techniek (f 2,5 mln), NINT/Impuls (f 1,5 mln) en het programma Ouderen en Technologie (f 0,6 mln)

– Overige: subsidie aan de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (f 1,2 mln voor 1995 en hetzelfde bedrag voor 1996) en het Forum voor Wetenschap en techniek (f 0,3 mln) en diverse verplichtingen (f 0,6 mln).

Op het onderdeel Onderzoek en voorlichting ten behoeve van technologiebeleid zijn 60 projekten geboekt met een financieel beslag van f 4,376 mln. Een aantal grote verplichtingen is:

– technika 10, voorlichting over technologie aan meisjes van 13–15 jaar (f 0,8 mln)

– tussenevaluatie IOP-recycling (f 0,3 mln), IOP-polymeren (f 0,1 mln)

– onderzoek administratieve lastendruk en informatietechnologie (f 0,1 mln)

– onderzoek technologie en economie (f 0,2 mln)

– evaluatie Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (f 0,3 mln)

– subsidie Stichting Toekomstbeeld der Techniek, STT (f 0,2 mln)

Op het onderdeel Stichting Technische wetenschappen (STW) wordt sinds 1995 de EZ-bijdrage verantwoord. STW is onderdeel van NWO en bevordert het technisch wetenschappelijk onderzoek en de toepassingen daarvan. EZ heeft in 1995 een basissubsidie van f 17 mln toegekend. Daarmee financiert STW onderzoekprojekten die industrieel relevant zijn. De totale uitgaven van het STW bedragen jaarlijks circa f 60 mln. Zie voor meer informatie het financieel jaarverslag van het STW.

Artikel 02.11 Garanties technologiebeleid

Het maximale resp. het feitelijke risico per balansdatum bedraagt met betrekking tot de Staatsgegarandeerde leningen die via het NIVR aan Fokker zijn verstrekt (cijfers ontleend aan de NIVR-administratie):

x f 1 000max. risico feitelijk risico
lening Fokker 70121 000waarvan opgenomen104 000
lening Fokker 10051 230waarvan opgenomen51 230
overeenkomst 1993180 000waarvan opgenomen180 000
 352 230 335 230

Buiten het NIVR om is ten behoeve van de Fokker 60 een staatsgegarandeerde lening verstrekt van f 133,5 mln, welke ultimo 1995 volledig is opgenomen.

Artikel 02.13 Projecten gefinancierd uit het Fonds economische structuurversterking

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199514 000
Realisatie 199558 70010 357
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 58 700– 3 643

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Doordat de door EZ uitgevoerde Fes-projekten door een langere voorbereidingstijd niet meer in 1994 verplicht konden worden, is de in 1994 vrijvallende verplichtingenruimte van f 58,7 mln bij eerste suppletore begroting opgevoerd. Deze is vervolgens volledig gerealiseerd.

Toelichting realisatie 1995

De op dit artikel verantwoorde projekten NOBIS en HPCN maken deel uit van de «Investeringsimpuls» 1994. De financiering van deze projekten geschiedt via het Fonds Economische Structuurversterking.

In 1995 zijn de subsidietoezeggingen aan NOBIS (f 24,0 mln) en HPCN (f 34,7 mln) vastgelegd. Tesamen met de reeds in 1994 gecommiteerde aanloopactiviteiten is daarmee het totale vanuit het FES beschikbare budget voor NOBIS (f 25 mln) en HPCN (f 35 mln) ter beschikking gesteld.

In 1995 is aan HPCN f 7,9 mln bevoorschot en aan NOBIS f 1,7 mln. De overige f 0,8 mln betreffen betalingen op in 1994 gecommiteerde aanloopactiviteiten.

NOBIS

In 1995 hebben bedrijven en onderzoeksinstellingen twee keer de mogelijkheid gehad om bij NOBIS projektvoorstellen in te dienen. In totaal zijn acht projekten ingediend die zonder aanpassing in uitvoering genomen konden worden. Van vijf projekten is de overeenkomst inmiddels gesloten. Daarnaast kunnen acht projekten na aanpassing van het projektvoorstel van start gaan.

HPCN

In 1995 zijn bij HPCN in totaal 46 projektvoorstellen ingediend. Aan zes projekten werd een bijdrage toegezegd van in totaal ca. f 14 mln. De beslissing over een HPCN-bijdrage aan zes andere projekten is nog niet genomen. Aan de overige 34 projekten is om uiteenlopende redenen geen HPCN-bijdrage toegekend.

Voor zowel HPCN als NOBIS geldt dat na een opstartfase in 1994–1995, in 1996 de resultaten zichtbaar moeten worden. Juist omdat deze periode bepalend is wordt ook de monitoring van de projekten vanuit het Rijk in deze periode geïntensiveerd. Het is de intentie dat de Kamer in de loop van 1996 specifiek geïnformeerd zal worden over de voortgang van alle kennisinfrastructuurprojekten uit de «Investeringsimpuls 1994».

03.00 INDUSTRIE- EN DIENSTENBELEID

Artikel 03.01 Crisisbeheersing

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995679296
Realisatie 1995243297
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 4361

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is van artikel 02.04 Overheidsaanschaffingen en bevordering van bedrijfsgerichte samenwerking een bedrag van f 2,75 mln overgeheveld in verband met een projekt ten behoeve van de integratie van distributiemodules voor motorbrandstoffen in gemeentelijke bestanden. Vanwege een uitgestelde opdrachtverlening van dit projekt is bij tweede suppletore begroting een temporisatie van de hiervoor gereserveerde verplichtingenruimte aangebracht.

Toelichting realisatie 1995

De op dit artikel verantwoorde uitgaven en aangegane verplichtingen hebben betrekking op de aan EZ gedelegeerde taken op het gebied van crisisbeheersing tijdens nood- en rampsituaties in vredestijd, het instandhouden van telecommunicatievoorzieningen ten behoeve van het functioneren van EZ onder buitengewone omstandigheden, alsmede het uitwerken van beleidsplannen ter zake van de industriële mobilisatie. In 1995 is een evaluatie onderzoek geïnitieerd naar de rol van EZ bij de watersnoodsituaties in 1993 en 1994. Hiermee is een bedrag van f 56 000 gemoeid.

Artikel 03.03 Versterking economische structuur

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199516 67422 120
Realisatie 199516 12626 479
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 548+ 4 359

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Zowel bij tweede suppletore begroting als bij slotwet is een verhoging van de uitgavenbegroting verwerkt van respectievelijk f 3,102 mln en f 1,257 mln. Beide mutaties zijn het gevolg van een sneller tot uitbetaling komen van aangegane verplichtingen.

Toelichting realisatie 1995

Uit hoofde van het T&U-programma zijn in 1995 24 verplichtingen (1994: 31) aangegaan. Daarmee is een bedrag van f 6,5 mln gemoeid (1994: f 7,5 mln). Hiervan heeft f 5,4 mln betrekking op 21 toezeggingen die gedaan zijn in het kader van de op 30 december 1991 gepubliceerde subsidieregeling «Toeleveren en Uitbesteden 1992». De uitvoering daarvan is opgedragen aan Senter. De kosten daarvan beliepen f 652 800 met een overeengekomen inzet van 3 ftes (1994: f 594 100 met een overeengekomen inzet van 2 ftes).

Het K&L-programma is in 1993 beëindigd en thans financieel nagenoeg afgerond. De definitieve afwikkeling (alleen nog betalingen) zal in 1996 plaatsvinden.

In het kader van het niet-technologie-georiënteerde aktiegerichte en beleidsonderbouwende onderzoek zijn 20 verplichtingen (1994: 23) aangegaan, die circa f 2,6 mln (1994: f 1,9 mln) vergden. Daarvan heeft f 1,4 mln betrekking op ingehuurd advies voor de financiële relatie met Nedcar.

Daarnaast is voor f 4,4 mln subsidies toegekend ten behoeve van de opzet en aanloopfinanciering van platforms en instituten en dergelijke.

In zes branche projekten en aan een internationaal audio/visueel platform is voor in totaal f 0,8 mln bijgedragen.

Tenslotte is voor beleidsonderbouwend onderzoek en overige activiteiten met betrekking tot de dienstensector voor f 1,8 mln verplichtingen aangegaan, waaronder ruim f 1 mln voor een internationale vergelijking van de sector en f 0,5 mln voor de nadere uitwerking van een strategische conferentie met als onderwerp de omkering van de distributiestructuur in de voedingsen genotmiddelen industrie

Artikel 03.04 Industriële promotie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199514 09313 695
Realisatie 199513 71713 101
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 376– 594

Toelichting realisatie 1995

De in 1995 aangegane verplichtingen en verrichte betalingen hebben voornamelijk betrekking op:

– het organiseren van resp. deelnemen aan seminars, briefings en beurzen op diverse terreinen;

– het vervaardigen en actueel houden van enkele tientallen leaflets en brochures, waaronder het toonaangevende naslagwerk voor de buitenlandse investeerder, de Investment Guide;

– het (doen) verrichten van onderzoek op het gebied van verschillende deelfacetten die de concurrentiepositie van Nederland ten opzichte van de ons omringende landen bepalen; de periodieke uitgave van de NFIA-Newsletter voor de VS, Japan, Taiwan en Europa, toegesneden op de specifieke situatie in de desbetreffende donorlanden;

– het voeren van enkele intensieve Direct Mail campagnes waarin de positieve kanten van Nederland op een aantal thema's is benadrukt;

– het plaatsen van wervingsadvertenties in vakbladen en specials.

In 1995 werden door inspanning van het Commissariaat voor Buitenlandse Investeringen in Nederland en in goed samenspel met de acquisiteurs van lagere overheden de volgende resultaten bereikt (ter vergelijking de resultaten over 1994):

Herkomst van bedrijven (donorgebieden)

 aantal projektenInvestering (mln)aantal arbeidsplaatsen
Noord-Amerika51(42)311(440)2 401(2 463)
Azië31(21)198(149)819(488)
Europa13(16)456(72)560(597)
Totaal95(79)965(661)3 780(3 548)

Aard der projekten

 aantal projektenInvestering (mln)aantal arbeidsplaatsen
Produktie/assemblage15(14)668(379)1 297(1 342)
Distributie24(12)180(69)830(358)
Int. Services Algemeen15(8)36(64)563(520)
Europese Hoofdkantoren19(23)18(119)496(615)
Call centers4 (4)46(20)487 (625)
Overig18(18)17(10)107(88)
Totaal95(79)965(661)3 780(3 548)

Verdeling naar regio

 aantal projektenInvestering (mln)aantal arbeidsplaatsen
Groningen2(0)130(0)200(0)
Friesland1(1)5(18)10(25)
Drente0(0)0(0)0(0)
Overijssel3(1)149(14)165(12)
Flevoland1(1)30(0)200(4)
Gelderland4(7)45(12)143(154)
Utrecht6(6)3(7)82(53)
Noord-Holland42(28)66(345)1 021(1 506)
Zuid-Holland18(19)47(55)260(796)
Zeeland1(0)6(0)20(0)
Noord-Brabant7(11)341(132)531(616)
Limburg10(5)143(78)1 148(382)
Totaal95(79)965(661)3 780(3 548)

Artikel 03.05 Steun scheepsbouw

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199516 016
Realisatie 199580 00067 344
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 80 000+ 51 328

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

In juli 1994 is in OESO-verband een principe akkoord bereikt over herstel van normale concurrentieverhoudingen in de scheepsbouw. Overeengekomen werd dat met ingang van 1996 geen steun meer zal worden verstrekt. In het licht van dit akkoord is de bestaande subsidieregeling met één jaar verlengd en is zowel bij eerste suppletore als bij tweede suppletore begroting f 40 mln vrijgemaakt binnen de EZ-begroting. De mutatie in de uitgavenbegroting vloeit hier uit voort.

Toelichting realisatie 1995

Ten laste van dit artikel worden verplichtingen aangegaan die voortvloeien uit de regeling Generieke Steun Zeescheepsnieuwbouw. In navolging van de praktijk in de ons omringende landen is het budget verhoogd naar f 80 mln.

Met het beschikbare budget zijn de volgende resultaten bereikt (ter vergelijking de resultaten over 1993/1994):

jarenaanvragengehonoreerd 
 ingediendaantalorderbedrag
199367590,9 mrd
199452450,9 mrd
199593741,9 mrd

Op het onderhavige artikel is in 1995 f 67,3 mln betaald. Hiervan heeft f 66,2 mln betrekking op verplichtingen uit hoofde van de regeling Generieke Steun en f 1,1 mln op toezeggingen inzake de Rente Overbruggings Regeling.

Artikel 03.06 Herstelfinanciering en steun aan individuele bedrijven

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vatgestelde begroting 1995100100
Realisatie 1995663670
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 563+ 570

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Ter financiering van de beheersvergoeding aan de NIB van de aandelen DAF in het bezit van de Staat, is bij eerste suppletore begroting een bedrag van f 0,6 mln binnen de EZ-begroting vrijgemaakt.

Toelichting realisatie 1995

De in 1995 aangegane verplichtingen en verrichte betalingen hebben betrekking op de aan de Nationale Investerings Bank verschuldigde beheerskostenvergoeding terzake van het beheer over een portefeuille van (EZ-)leningen, garanties en dergelijke.

Artikel 03.08 Bijdrage auto-ontwikkeling Nedcar B.V.

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995
Realisatie 199510 00010 000
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 10 000+ 10 000

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Ten behoeve van de verliesafdekking van de Volvo-400 is bij eerste suppletore begroting f 10 mln overgeheveld van artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering.

Toelichting realisatie 1995

Op dit artikel is een gedeelte van de verplichtingen vastgelegd die voor de Staat voortvloeien uit de overeenkomst d.d. 31 augustus 1991 met Volvo Car Corporation (VCC) en Mitsubishi Motors Corporation (MMC).

In deze overeenkomst is onder meer geregeld dat voornoemde partijen ieder f 700 mln ter beschikking zullen stellen voor de ontwikkeling van en de investeringen voor een nieuwe modellenreeks die vanaf 1995 in de NedCar-vestiging te Born worden geproduceerd.

Het aandeel van de Nederlandse Staat dient gefinancierd te worden uit de terugbetaling van de sedert 1977 verstrekte steun die, in de vorm van een royalty per verkochte Volvo uit de 400-serie, in een extern fonds (de onder het beheer van EZ vallende Stichting NedCar Projectfinanciering) gestort wordt. Het geprognotiseerde totaal van de royalty-ontvangsten zal echter niet toereikend zijn om aan de (Staats)verplichting te voldoen. Met het Ministerie van Financiën is (in 1991) overeengekomen dat de opbrengst uit hoofde van de verkoop van de eerste tranche van het aandelenpakket aan Mitsubishi en Volvo ad f 241,7 mln (in 1991 door Financiën ontvangen) in 1996 kan worden ingezet.

Teneinde de voor rekening van de overheid komende rentelasten te verminderen heeft EZ in 1993 de Stichting NedCar Projectfinanciering in staat gesteld voornoemd bedrag onder staatsgarantie aan te trekken en vervolgens aan NedCar ter beschikking te stellen.

De met deze transactie verband houdende rentelasten zijn indertijd geraamd op maximaal f 85 mln (periode: 1993 tot en met 2003).

EZ heeft het volledige bedrag van hoofdsom (f 241,7 mln) en geraamde rente en kosten (f 85 mln) als verplichting jegens de Stichting vastgelegd.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de hoofdsom op 2 januari 1996 is afgelost.

Ter informatie zij vermeld dat NedCar per 31 december 1995 aan de Stichting in totaal, inclusief de door de Europese Commissie opgelegde rente, f 426,8 mln heeft betaald (in 1995 f 56,3 mln).

Daartegenover heeft de Stichting tot en met ultimo 1995 f 700 mln als Staatsbijdrage in de ontwikkeling van de opvolger(s) van de V-400 aan NedCar ter beschikking gesteld.

Laatstgenoemd bedrag is als volgt gefinancierd:

– door de Stichting aangetrokken lening onder Staatsgarantie241,7 mln
– door MMC en VCC aan NedCar verstrekte leningen, waarvan de rentelasten voor rekening van de Staat komen31,50 mln
Totaal700,00 mln

De geaccumuleerde rente die over de periode 1 juni 1994 tot en met 31 december 1995 door de Staat aan MMC/VCC is verschuldigd, bedraagt circa f 7,3 mln..

Vanaf medio 1993 is met beide industriële aandeelhouders intensief overleg gevoerd over het voortbestaan van de ontwikkelafdeling van NedCar. Ultimo 1994 werd overeenstemming bereikt over een compromisvoorstel, inhoudend dat de bezetting van de engineeringsafdeling tot en met 1998 gehandhaafd zal blijven op tenminste 320 arbeidsplaatsen (herrekend tot volledige dagtaak). MMC en VCC hebben zich er toe verplicht de werkgelegenheid voor 235 ftes te verzekeren en hebben er mee ingestemd dat NedCar opdrachten van derden mag verwerven.

De bijdrage van de Staat (als derde aandeelhouder) bestaat uit een (eenmalige) bijdrage van f 10 mln in de exploitatiekosten van de ontwikkelingsafdeling teneinde NedCar in staat te stellen zich door middel van een aansprekende prestatie (de onlangs gepresenteerde energie- en milieuvriendelijke auto ACCESS) een eigen marktpositie te verwerven.

Deze bijdrage, die beschouwd moet worden als de eerste invulling van de verlies-afdekking V-400 waartoe de Staat krachtens de overeenkomsten uit 1991 gehouden is, is in 1995 geëffectueerd.

Artikel 03.09 Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199550 0004 865
Realisatie 199513 5502 000
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 36 450– 2 865

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Op grond van het beroep op de regeling in de afgelopen jaren is bij eerste suppletore begroting de verplichtingenraming met f 35 mln neerwaarts bijgesteld.

Toelichting realisatie 1995

In 1995 zijn, onder garantie van EZ, 29 verplichtingen aangegaan (1994: 25).

Artikel 03.12 Bijdrage aan de Industriefaciliteit

Tezamen met een aantal banken, verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen heeft de Staat in 1993 de Industriefaciliteit opgericht. Dit financiële instrument, waarvoor circa f 870 mln beschikbaar is (aandeel Staat is f 200 mln), heeft tot doel het aanbod van risicokapitaal voor (middel)grote ondernemingen te vergroten.

De voor financiering in aanmerking komende bedrijven dienen aan de navolgende criteria te voldoen:

– de onderneming moet van aanmerkelijke betekenis voor de Nederlandse economische structuur;

– de onderneming moet gezond zijn, goed geleid worden en een blijvende mogelijkheid tot rendement bieden;

– de onderneming moet een aantoonbare behoefte aan versterking van haar risicodragend vermogen hebben;

– de onderneming moet aannemelijk maken dat er onvoldoende mogelijkheden zijn om elders op aanvaardbare voorwaarden risicodragende financieringen aan te trekken en dat daardoor het voeren van een op continuïteit en expansie gericht bedrijfsbeleid wordt belemmerd.

Per (individuele) aanvraag zal bezien worden wat de meest geëigende financieringsvorm is. De financieringen worden op marktconforme voorwaarden ter beschikking gesteld en zullen ook overigens voldoen aan de bij de participanten gangbare rendementseisen.

Ondernemingen in het bank- of verzekeringswezen, beleggings-, onroerend goed maatschappijen en daarmee gelijk te stellen ondernemingen kunnen geen beroep op de faciliteit doen.

De bijdrage is in beginsel aan grenzen gebonden (minimaal f 10 mln, maximaal f 50 mln).

De overheidsbijdrage in de Industriefaciliteit bedraagt maximaal f 200 mln. Dit bedrag is door EZ als verplichting vastgelegd.

Teneinde tijdig en als gelijkwaardige partij te kunnen voldoen aan de verplichtingen die de Staat uit hoofde van de overeenkomst jegens de participanten heeft, is in 1993 de Stichting Financiering Industriefaciliteit opgericht. Deze Stichting neemt namens de Minister van Economische Zaken deel in de via de Industriefaciliteit te verlenen financieringen. De Stichting verkrijgt haar financiële middelen uit de EZ-begroting, hetzij in contanten, hetzij in de vorm van garanties.

In 1993 is –in contanten – f 70 mln aan de Stichting ter beschikking gesteld. Tot nu toe zijn twee financieringen verstrekt, waarvan één in 1995 ten bedrage van f 4,4 mln (aandeel Staat). Hiervan is f 2,2 mln daadwerkelijk betaald. Ultimo 1995 beschikte de Stichting over circa f 63,5 mln aan liquide middelen.

Artikel 03.13 Bijdrage aan Hoogovens

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995
Realisatie 199515
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 15

04.00 REGIONAAL BELEID

Artikel 04.01 Bijdragen ten behoeve van regionale ontwikkelingsmaatschappijen en overige

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199515 93235 539
Realisatie 199515 93227 251
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 8 288

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De uitgavenraming is bij tweede suppletore begroting met f 6,303 mln neerwaarts bijgesteld omdat de geraamde aandelenstorting ten behoeve van de BOM en LIOF niet nodig bleek te zijn.

Toelichting realisatie 1995

De Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROMs) hebben als taak om in samenwerking met het regionale bedrijfsleven nieuwe economische activiteiten tot stand te brengen. Hiertoe entameren zij projekten gericht op de versterking van het regionale bedrijfsleven en participeren zij in veelbelovende en risicovolle projekten in de regio. Alle ROM's vervullen deze functies. Hierbij is echter, mede ingegeven door de regionale verschillen, een accentuering van de verschillende functies aan te wijzen.

Voor een presentatie van de activiteiten van de ROMs wordt kortheidshalve verwezen naar de respectievelijke jaarverslagen.

Op dit artikel staan ook de bijdragen genoteerd voor de arbeidsplaatsenplannen uit de Perspectievennota Zuid-Limburg (PNL) en het Integraal Structuurplan Noorden des Lands (ISP). Er werden in 1995 voor drie arbeidsplaatsen verplichtingen aangegaan (f 0,159 mln) en betalingen verricht (f 0,160 mln).

De uitgaven bij de ROM's vallen uiteen in drie categorieën. De eerste categorie betreft de EZbijdrage aan de apparaatskosten.

De apparaatskostenvergoeding in 1995 voor de vijf ROM's (bedragen x f 1 mln)

ROMverplichtingenverplichtingenPersoneelsbestand
 19951994ultimo 1995 (fte's)
NOM5,45,730,0
LIOF4,65,335,9
OOM2,32,524,3
BOM2,22,415,9
GOM1,31,417,3
Totaal15,817,3123,4

Aan de vijf ROM's is in 1995 f 16,8 mln betaald uit hoofde van de apparaatskostenvergoedingen.

De tweede categorie uitgaven wordt gevormd door aflossingen en rentebetalingen op leningen die EZ heeft overgenomen uit hoofde van het oude financieringsregime. Deze uitgaven zijn als volgt te specificeren:

ROMAflossingRenteTotaal
 199519941995199419951994
NOM7,38,72,73,510,012,2
LIOF0,01,40,00,10,01,5
BOM0,03,60,00,20,03,8
GOM0,00,30,30,40,30,7
Totaal7,314,03,04,210,318,2

Voor de derde categorie uitgaven, de volstorting van het aandelenvermogen van de ROM's, zijn in 1995 geen uitgaven gedaan, zodat het overzicht van deelnemingen (gestorte bedragen) in de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen niet veranderd is.

Overzicht deelnemingen in ROMs (x f 1 mln)

ROMNominaal bedragDeelnemingspercentage
 ultimo 1995ultimo 1994ultimo 1995
NOM114,328114,328100
LIOF111,008111,00894
OOM17,41417,41465
BOM22,08922,08964
GOM29,90029,90067
Totaal294,739294,739 

Hieronder is een overzicht opgenomen van de mutaties van de participaties in 1995 op basis van verkrijgingsprijs.

Ontwikkeling participatieportefeuille ROM's (bedragen x f 1 mln)

ROMVerworven Afgestoten 
 aantalbedragaantalbedrag
NOM1227,51236,8
LIOF1113,571,5
OOM73,966,4
BOM31,726,5
GOM92,3104,3
Totaal4248,93755,5

Artikel 04.04 Voorwaardenscheppend beleid

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19954 370
Realisatie 19953 208
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)–1 162

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De neerwaartse bijstelling van de uitgavenraming is het gevolg van minder declaraties van lagere overheden dan verwacht.

Toelichting realisatie 1995

Op dit artikel worden alleen nog betalingen verricht voor verplichtingen die tot en met 1988 zijn aangegaan voor het Centrale deel van het Voorwaardenscheppend Beleid. In onderstaand overzicht worden de 1995 verrichte betalingen gespecificeerd. De desbetreffende projekten zijn hiermee financieel afgerond.

ProjektenUitgaven (x f 1 mln)
Ontsluiting Roomburg-Leiden0,600
Het Nieuwe Werk-Den Helder0,107
Bedrijventerrein Leizo0,800
Vervroegde aanleg A10,500
Zuiderbrug-Venlo0,400
ORI (regionaal onderzoek)0,008
Kanaal Veendam-Musselkanaal0,793
Totaal3,208

Een aantal projekten moet nog worden afgerond. De voor deze projekten openstaande verplichtingen bedragen f 20,328 mln. Hieronder is per projekt de stand van zaken aangegeven.

OmschrijvingStand van zaken
Infrastructuur projekten 
Nijverheidspark Kooypunt, Den HelderProjekt is verlengd tot 31–12–2000
Tijdelijke vervangende route A35Projekt is verlengd tot 01-06-1996
De Kolk, FlevolandProjekt is verlengd tot 27-03-1996
weg Veendam-StadskanaalProjekt wordt in 1996 afgerekend
Zuiderbrug VenloIn 1996 zal restant van f 0,4 mln worden betaald
Marssteden EnschedeProjekt is verlengd tot 22-03-1996
Aanleg S23Projekt is verlengd tot 31-12-1997 Industrieprojekten:
Gemeente GroningenEinddatum was 31-12-95; financiële afronding in 1996
Gemeente Den BoschEinddatum was 31-12-95; financiële afronding in 1996

Artikel 04.05 Structuurversterkende projecten in het kader van de BRT-compensatie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199515 291
Realisatie 19952 705
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)–12 586

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

Voor f 11,48 mln betreft het een neerwaartse bijstelling van de uitgavenraming aangaande vertragingen in de aanleg van de Oost-West baan voor Maastricht-Aachen Airport (vliegveld Beek).

Toelichting realisatie 1995

In 1984 is éénmalig een bedrag van f 250 mln beschikbaar gesteld ter compensatie van het afschaffen van de Bijzondere Regionale Toeslag, een element uit de Wet Investerings Rekening (WIR). Deze gelden waren bestemd voor projekten in het Noorden des Lands en Zuid-Limburg.

Tot en met ultimo 1995 zijn verplichtingen aangegaan voor een bedrag van f 236 mln. De nog beschikbare ruimte bedraagt f 14 mln en is gereserveerd voor uitbreiding van vliegveld Eelde. Verwacht wordt dat de commitering van deze resterende gelden in 1998 kan plaatsvinden, wanneer met de verlenging van de start- en landingsbaan wordt begonnen.

Ultimo 1995 staan er nog 5 projekten open waarvan de grootste verplichting een omvang heeft van f 62 mln. Het betreft de aanleg van de Oost-West baan voor Maastricht-Aachen Airport («vliegveld Beek»).

In het kader van de afwikkeling van oude projekten zijn in 1995 voor twee projekten uitgaven verricht:

ProjektenUitgaven (x f 1 mln)
Noord-Drentse infrastructuur2,000
N33-Appingedam-Delfzijl0,705
Totaal2,705

De voor onderstaande projekten openstaande verplichtingen bedragen f 74,809 mln.

De voor onderstaande projekten openstaande verplichtingen bedragen f 74,809 mln.

OmschrijvingStand van zaken
Bronnenbad NieuweschansProjekt afgerond; wordt in 1996 afgerekend
Maastricht Aachen AirportEinddatum projekt 31-12-2001
Aanleg aquaduct RW32Projekt afgerond; wordt in 1996 afgerekend
Mobil PlasticsEinddatum projekt 31-12-1996; afrekening in 1998
Noord-Drentse infrastructuurEinddatum projekt 31-12-1996
Infrastructuur N33Einddatum projekt 31-12-19977

Artikel 04.06 Projecten gefinancierd uit het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199530 153
Realisatie 19954 635
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)–25 518

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De verlaging van de uitgavenraming is het gevolg van het besluit van de Europese Commissie om de bijdrage uit het Europese Fonds ten behoeve van enkele oude projekten neerwaarts bij te stellen, waardoor de financiële afwikkeling hiervan is opgeschort. Het Ministerie van EZ heeft hier beroep tegen aangetekend bij het Europese Hof. Zie ook onderstaande toelichting op de realisatie.

Toelichting realisatie 1995

De op dit artikel aangegeven betalingen vloeien voort uit vóór 1990 aangegane verplichtingen, toen EFRO-toezeggingen vanuit de Europese Commissie nog via de EZ-begroting werden verantwoord. Sinds 1990 vindt de uitvoering van het Europese structuurbeleid gedecentraliseerd plaats op provincieniveau. In 1995 zijn er betalingen verricht op de volgende projekten:

ProjektenAantalUitgaven (x f 1 mln)
Meppeler Diep10,210
S1220,960
Zwart 6 Zuid-Heerlen10,840
Zuiderbrug-Venlo11,600
Gelpenberg10,425
Veendam Musselkanaal10,600
Totaal74,635

Alle projekten waarvoor vóór 1 januari 1989 een beschikking is afgegeven, dienden voor 30 september 1995 financieel door de Commissie te zijn afgesloten, zoals vastgelegd is in artikel 12 van de EFRO-verordening. Vóór 1 april 1995 moest Nederland hiervoor een definitief betalingsverzoek bij de Commissie indienen.

De Nederlandse Staat heeft een procedure aangespannen bij het Europese Hof van Justitie te Luxemburg in verband met een verschil van mening over het tijdstip van afsluiting van een aantal projekten. Hangende de procedure heeft in 1996 op een aantal projekten een terugbetaling plaatsgevonden aan de Commissie. De Staatssecretaris heeft de Tweede Kamer hierover per brief (d.d. 9-10-1995) ingelicht en vragen naar aanleiding hiervan schriftelijk beantwoord met haar brief van 22-12-1995.

Voor onderstaande projekten, waarop de Europese Commissie uitstel van eiddatum heeft toegestaan, staat nog een verplichtingenbedrag open van f 72,8 mln:

omschrijvingStand van zaken
Oost-WestbaanEinddatum bepaald op 31-12-2001
OostersluisEinddatum bepaald op 31-12-1996
ZuiderbrugEinddatum bepaald op 01-04-1996
S23–KerkradeEinddatum bepaald op 01-04-1998

De door EZ vanuit het EFRO ontvangen middelen worden op een afzonderlijk ontvangstenartikel geadministreerd. Hoewel de EFRO-ontvangsten en uitgaven over de jaren heen budgettair neutraal verlopen, kunnen er op jaarbasis verschillen optreden tussen de door EZ vanuit het EFRO ontvangen bedragen en de door EZ aan begunstigden betaalde bedragen. Dit wordt veroorzaakt door het niet synchroon lopen van het bevoorschottingsritme aan de ontvangsten- en de uitgavenzijde van de EZ-begroting.

Artikel 04.08 Bevordering regionale bedrijfsinvesteringen

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand vastgestelde begroting (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995102 644109 395
Realisatie 199594 621117 594
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)–8 023+8 199

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De voornaamste oorzaken die per saldo hebben geleid tot een verlaging van de verplichtingenraming zijn:

1) het doorschuiven van de onbestede verplichtingenruimte ad f 28,7 mln uit 1994 naar 1995.

2) een overheveling van f 9,4 mln ten behoeve van de EFRO-cofinanciering op artikel 04.09 Regio-programmas.

3) een onderuitputting van de verplichtingen in verband met het niet tijdig kunnen afwikkelen van alle aanvragen IPR uit 1995, waardoor er een aantal zijn doorgeschoven naar 1996.

De stijging van de uitgaven betreft meer declaraties ingediend door bedrijven op het onderdeel IPR-centraal.

Toelichting realisatie 1995

In de volgende tabel is een overzicht gegeven van de toezeggingen die EZ heeft afgegeven in het kader van het Besluit subsidies regionale investeringsprojekten (centrale deel IPR).

Verdeling van de toezeggingen centrale IPR over de provincies (bedragen x f 1 mln)

ProvincieInvesteringenArb eidsplaatsenProjektenIPR-premie
Groningen295,4414625,1
Friesland31,6812,9
Drenthe97,38529,6
Twente0,0000,0
Limburg74,825026,1
Totaal499,17571143,7

De toezeggingen betreffen vier vestigings- en zeven uitbreidingsprojekten.

In het kader van het decentrale deel van de IPR zijn alleen nog in de drie Noordelijke provincies verplichtingen aangegaan. In 1993 is de uitvoering van de decentrale IPR voor de drie noordelijke provincies ondergebracht bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). In datzelfde jaar is de premiabele grondslag van de decentraal uit te voeren projekten verhoogd van f 4 mln naar f 10 mln. In 1995 is een bedrag van f 50,9 mln gecommiteerd voor de uitvoering van de decentrale regeling. Het overzicht van de bij het SNN in behandeling zijnde, dan wel reeds afgehandelde toekenningen in 1995 luidt als volgt:

ProvincieAantal projektenIn behandelingToekenningen(x f 1 mln)
Groningen6621,59,3
Friesland10011,614,9
Drenthe428,66,0
Totaal20841,730,2

De PSOL heeft met ingang van 1-1-1995 opgehouden te bestaan. Op dit artikel worden alleen nog betalingen genoteerd op openstaande verplichtingen. In 1995 zijn acht betalingsverzoeken gehonoreerd met een totale omvang van f 1,286 mln

Artikel 04.09 Regio-programma's

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199591 155130 041
Realisatie 1995215 582155 643
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+124 427+25 602

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

Ten behoeve van de EFRO-cofinanciering is de verplichtingenraming verhoogd. Compensatie hiervoor wordt voornamelijk geleverd door het meenemen van onbenutte verplichtingenruimte (ad f 62,5 mln) uit 1995 op het onderdeel EFRO-cofinanciering naar 1996, het naar voren halen van verplichtingenruimte (ad f 41,3 mln) op het onderdeel EFRO-cofinanciering uit de jaren 1997–1999 en tenslotte een overheveling (ad f 7,5 mln) ten laste van artikel 04.08 Bevordering regionale bedrijfsinvesteringen.

De verhoging van de uitgavenraming houdt voornamelijk verband met de afwikkeling van enkele grote declaraties ingediend door de regios op het onderdeel ISP-regulier.

Toelichting realisatie 1995

Op dit artikel worden aangegane verplichtingen en betalingen verantwoord voor het Integraal Structuurplan Noorden des Lands (ISP) en de bijdragen voor de EFRO-cofinanciering aan Europese programmas. Daarnaast komt een deel van de gedane betalingen voort uit in het verleden aangegane verplichtingen voor de Regio-gelden (Midden-Gelderland, Twente en Helmond en omstreken) en de PNL/OZL-programmas in Zuid-Limburg.

In de volgende tabel zijn de in 1995 aangegane verplichtingen en de gerealiseerde uitgaven gespecificeerd:

(bedragen x f 1 mln)ProjektenVerplichtingenAantalBetalingen
ISP373,0613490,391
Regio-gelden0,0486,695
PNL0,01310,184
OZL34,510388,984
EFRO-co-financiering16138,0117239,389
Totaal22215,582205155,643

ISP

In het kader van de Decentralisatie-Impuls zijn alle ISP-IV projekten per 1 januari 1993 overgedragen aan het Samenwerkingsverband Noord-Nederland. In 1995 is een begin gemaakt met ISP-V. Het SNN heeft uit hoofde van ISP IV en ISP-V in 1995 voor de volgende clusters projektbijdragen gecommiteerd:

ClusterAantal projektenbedrag (x f 1 mln)
AGRO-business124,116
Havenverbonden activiteiten94,330
MKB, Toerisme en Industrie269,435
Gezamenlijke thema's/Algemeen726,089
Co-financiering:   
– doelstelling 2/5b Groningen/Drenthe1627,245
– doelstelling 5b Friesland1212,807
– doelstelling 5b Overijssel83,669
– overig41,290
Totaal9488,981

Voor meer informatie over de voortgang van het Integraal Structuurplan Noorden des Lands wordt naar het ISP-jaarverslag verwezen, dat jaarlijks aan de Kamer toegezonden wordt.

OZL

Zoals aangegeven in de nota «Regio's zonder grenzen» (Kamerstukken II 1989/90, 21 571 nr. 1–2) liep het programma voor Oostelijk Zuid-Limburg eind 1994 af. Een gedeelte van het budget dat in 1994 was overgebleven, is in 1995 alsnog ingezet voor drie projekten die in 1994 reeds waren ingediend, maar waarvan de afhandeling niet in 1994 kon plaatsvinden.

Vanaf 1996 zullen er op dit onderdeel alleen nog maar betalingen plaatsvinden. De regio heeft wel nog een bijdrage gekregen voor de co-financiering voor het doelstelling-2 programma, dat loopt tot en met 1996.

EFRO-cofinanciering

Als gevolg van de goedkeuring door de Europese Commissie in december 1994 zijn de doelstelling 2 en 5b programma's die in 1994 hadden moeten starten, pas in 1995 echt gaan lopen. Het doelstelling 1 programma van Flevoland was in 1994 wel van start gegaan. De cofinanciering vanuit EZ kon niet eerder dan na de daadwerkelijke start worden gecommiteerd. Programmas van doelstelling 1 zijn bestemd voor regio's die een BRP hebben dat gelijk of lager is dan 75% van het Europees gemiddelde, doelstelling 2 programma's voor regio's die te maken hebben met een verslechterde positie van de industrie en doelstelling 5b is gericht op de economische ontwikkeling van landbouw-gebieden.

Over de totale situatie inzake de (co-)financiering van de programma's heeft de Staatssecretaris de Kamer op 6-10-1995 per brief geïnformeerd. Naast deze programma's zijn er ook toezeggingen gedaan voor het programma voor de verlichting van de problematiek van de douane-expediteurs.

Programma'sAantalVerplich tingen(x f 1 mln)
Co-financiering doelst. 1121,306
Co-financiering doelst. 25101,138
Co-financiering doelst. 5b22,000
Communautaire initiatieven712,639
Progr.management Konver 10,929
Totaal16138,012

Artikel 04.10 Bedrijfsomgeving

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199569 56741 152
Realisatie 199572 98845 098
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+3 421+3 946

Toelichting realisatie 1995

In 1995 zijn aan 13 stedelijke knooppunten toezeggingen gedaan van in totaal f 64,567 mln. Hierbij is vrijwel dezelfde verdeelsleutel gehanteerd als in 1994.

KnooppuntPercentage (afgerond)bedragen (x f 1 mln)
 1994199519941995
Amsterdam 10,710,27,0556,605
Rotterdam10,710,27,0556,605
Den Haag9,09,35,9256,011
Utrecht8,88,35,7955,379
Eindhoven8,07,05,2904,520
Arnhem/Nijmegen8,38,65,4505,545
Groningen7,08,14,6255,237
Maastricht/Heerlen7,57,34,9454,687
Enschede/Hengelo7,37,04,8254,500
Breda7,86,75,1604,342
Tilburg4,66,43,0504,155
Zwolle4,65,73,0503,705
Leeuwarden5,45,13,5603,276
totaal100,0100,065,78564,567

Bij de verdeling van de BOB-middelen hebben de volgende criteria een rol gespeeld:

1. kwalitatieve weging van de meerjarenplannen;

2. wijze waarop het stedelijk knooppunt de BOB-middelen in de voorgaande jaren heeft ingezet;

3. beleidscategorie waartoe het knooppunt behoort volgens de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening;

4. mate waarin stuwende werkgelegenheid in het stedelijk knooppunt aanwezig is.

Het eerste criterium heeft voor 10% meegewogen bij de verdeling van de middelen; de overige criteria elk voor 30%.

Met het budget voor Onderzoek en evaluatie regionaal beleid (ad f 8,421 mln) werden zon 57 onderzoeksprojekten, evaluaties en conferenties gefinancierd, waaronder:

– studies ten behoeve van regionale ontwikkeling (ook ten behoeve van de programma's van de structuurfondsen), ruimtelijke ordening, infrastructuur en milieu.

– onderzoeken ter voorbereiding op de actualisering van de Vinex.

05.00 DIENSTEN, MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF EN ORDENING

Artikel 05.01 Voorlichting en advisering MKB

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 199530 02238 973
Realisatie 199533 61336 117
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+3 591–2 856

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De belangrijkste verplichtingenmutatie betreft de verhoging van het budget met f 4,7 mln. Het betreft hier het naar 1995 doorschuiven van het onbenutte verplichtingenbudget uit 1994, dat voor het grootste deel is ingezet voor het verlengen met één jaar van de regeling Branche Centra voor Technologie.

Toelichting realisatie 1995

Het IMK netwerk bestaat uit IMK Nederland en 12 regionale vestigingen. Er werken tussen de 350 en 400 mensen. Het IMK geeft voorlichting en advies op het gebied van bedrijfsvoeringsaspecten (financiering, marketing en personeel en dergelijke) aan ondernemers uit het MKB. De invulling van deze activiteiten wordt vastgelegd in activiteitenplannen die ter goedkeuring aan EZ worden voorgelegd. Het IMK ontwikkelt ook adviesprodukten voor het MKB met behulp van EZ-subsidie. Deze modules worden ieder jaar ter goedkeuring aan EZ voorgelegd.

De in 1995 gecommiteerde verplichtingen en uitgaven zijn als volgt opgebouwd (bedragen x f 1 mln):

OmschrijvingVerplichtingenUitgaven
Sociaal plan 1986 0,784
Sociaal plan 1990 1,327
Reorganisatie IMKN/OCAP 0,217
IMKN 19930,0250,258
IMKN 199522,46322,206
Overige0,1210,062
Totaal22,60924,854
IMK19941995
EZ-bijdrage aan IMK (verplichtingen x f 1 mln)23,76722,609
– aandeel doelsubsidie in opbrengst44 %45 %
– aantal baliecontactenca. 92 000ca. 36 000
– aantal gesprekkenca. 21 500ca. 19 000
– aantal collectieve activiteitenca. 1 200ca. 1 400

De Subsidieregeling Collectieve Bedrijfsontwikkeling 1992 had als doelgroep ondernemerscollectiviteiten en subsidieerde externe kosten voor ruimtelijk-economisch onderzoek. De CBO regeling is met ingang van 1995 afgeschaft. Het beheer (afwikkeling) van de regeling wordt uitgevoerd door IMK-N.

CBO19941995
Beleidsbudget verplichtingen (x f 1 mln)1,1000,499
Beleidsbudget kas (x f 1 mln)0,5570,933
– ingediende subsidie-aanvragen193– 
– gemiddeld subsidiebedragca. 17 000– 
– uitvoeringskosten (x f 1mln)0,1230,087

in 1995 zijn geen nieuwe subsidie aanvragen behandeld maar zijn de aanvragen uit 1994 die vlak voor het afschaffen van de subsidieregeling zijn binnengekomen afgehandeld.

In de nota Werk door Ondernemen is het voornemen uitgesproken om de Subsidieregeling Branchecentra voor Technologie met ingang van 1996 voor drie jaar voort te zetten.

Eind 1995 is een regeling gepubliceerd die, behoudens enkele kleine aanpassingen in met name de omvang van het maximale subsidiebedrag, een voortzetting is van de oude regeling en een looptijd heeft van 01-01-96 tot 30-9-98.

Gezien de ervaringen met de regeling tot nu toe, met name de grotere industriële branches hebben gebruik gemaakt van de regeling, is besloten om voor de komende jaren juist ook de kleinere branches in het vizier te krijgen. Samenwerking tussen branches onderling en tussen branches en andere intermediairs lijkt hiertoe de weg. Hierover zal een overleg met MKB-Nederland worden geopend.

BCT19941995
Beleids budget verplichtingen (x f 1 mln)4,8032,591
Beleidsbudget kas (x f 1 mln)1,4203,886
Uitvoeringskosten door Senter (x f 1 mln)0,1570,160
BCTs :   
– aantal44
– bedrag (x f 1 mln)3,8532,241
Technologie-kennisprojekten :   
– aantal32
– bedrag (x f 1 mln)0,9500,350

Adviesdiensten KNOV/NCOV

Uitgaven: f 5,104 mln

Aangegane verplichtingen: f 5,256 mln

Met deze faciliteit werden twee activiteiten gesubsidieerd van de centrale ondernemersorganisatie MKB Nederland (medio 1995 ontstaan uit een fusie van KNOV en NCOV).

De eerste activiteit betreft de vergoeding van 18 functionarissen ruimtelijke ordening. Deze functionarissen ondersteunen ondernemerscollectiviteiten met gerichte adviezen bij gemeenschappelijke problemen op het gebied van de ruimtelijke ordening.

De tweede activiteit betreft de subsidiëring van zogenoemde oriëntatiegesprekken. Deze oriëntatiegesprekken zijn bedoeld voor ondernemers in het MKB en spitsen zich toe op algemene voorlichting en advisering over het ondernemerschap, probleemdiagnoses en «eenvoudige» bedrijfsvoeringsproblemen. Daarnaast bestond de mogelijkheid voor een op het oriëntatiegesprek volgend gesubsidieerd vervolggesprek, tot een maximum van drie dagdelen. Naar aanleiding van de ombuigingen uit het regeerakkoord is afgesproken per 1–1-95 de subsidie op de vervolgadvisering af te schaffen en per 1–1-96 de subsidie op de oriëntatiegesprekken. Omdat dit besluit voor het net ontstane MKB Nederland te snel was gevallen was voor 1995 een «overgangsregeling» van kracht. Uit het budget voor 1996 is f 0,6 mln naar voren gehaald om in 1995 de vervolgadvisering geleidelijk af te bouwen.

 realisatieramingrealisat ie
Adviesdiensten KNOV/NCOV199419951995
Beleidsbudget verplichtingen (x f 1 mln)5,9955,9985,256
Beleidsbudget kas (x f 1 mln)6,2266,0105,104
– oriëntatiegesprekken6 1005 5004 400
– adviesopdrachten950800950
– ruimtelijke ordeningsconsulenten181818

Projecten Markt & Ondernemerschap

Uitgaven: f 1,340 mln

Aangegane verplichtingen: f 2,658 mln

Het betreft hier activiteiten voor vier categorieën:

1. Voorlichtings- en bewustwordingsactiviteiten gericht op (potentiële) startende ondernemers en het ondernemerschap van vrouwen en allochtonen.

2. Activiteiten ter ondersteuning van het beleid op het terrein van deregulering (bedrijfseffectentoetsen, projekten administratieve lasten en dergelijke).

3. Activiteiten op het terrein van het externe emancipatiebeleid.

4. Overige activiteiten op het terrein van ondernemerschap en MKB (aanjaagprojekten, instrumentenontwikkeling, tijdelijke sponsoring en dergelijke).

Artikel 05.02 Onderzoek en onderwijs MKB

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199520 12523 388
Realisatie 199519 92615 721
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)–199–7 667

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De verlaging van de uitgavenraming is voornamelijk het gevolg van het achterwege blijven van een verrekenstuk van het Ministerie van OC&W voor het afwikkelen van het Cursorisch ondernemersonderwijs (COO).

Toelichting realisatie 1995

Het Economisch Instituut voor het MKB (EIM) heeft tot taak ontwikkelingen in het MKB en in specifieke sectoren te onderzoeken en te analyseren. De doelgroep voor de produkten van het EIM bestaat uit (de organisaties binnen) het MKB en de overheid.

Vanaf 1995 zijn nieuwe subsidievoorwaarden met het EIM overeengekomen. Hierdoor is de exploitatiesubsidie door EZ aan het EIM omgezet in een doelsubsidie. Deze is bedoeld als activiteitensubsidie voor het verzamelen, bijhouden, bewerken en beschikbaar stellen van basisinformatie over het MKB en als subsidie van projekten voor het op deze basisinformatie betrekking hebbende jaarlijks onderzoeksprogramma met EZ-beleidswensen.

Het wijzigen van de subsidierelatie moet leiden tot een doelmatiger inzet van subsidiegelden, een grotere zelfstandigheid voor het EIM en een betere afstemming van de onderzoeksprogrammering op de behoeften van EZ en het midden- en kleinbedrijf. De achtergestelde lening aan het EIM is vastgesteld op f 2,968 mln en is verstrekt om in de subsidierelatie nieuwe stijl de liquiditeitspositie van het EIM te versterken.

EIM19941995
Beleids budget verplichtingen (x f 1 mln)10,3528,195
Beleidsbudget kas (x f 1 mln)8,99610,908
– aandeel EZ-subsidie van het totale budget33%30%
– opbrengsten (x f 1 mln)11,03813,502
– uitgebrachte rapporten211283
– gepubliceerde artikelen6077
– verzorgde lezingen117111

Subsidieregeling Applicatie-onderwijs Ondernemers (SAO)

Uitgaven: f 0,420 mln

Aangegane verplichtingen: –

Ter afhandeling van oude subsidie-aanvragen en uitvoeringskosten inzake de regeling Applicatie-onderwijs Ondernemers 1989 (SAO), die per 1 januari 1993 is beëindigd, zijn in 1995 nog uitgaven verricht voor een bedrag van f 0,420 mln.

Cursorisch Ondernemersonderwijs (COO)

Uitgaven: f 0,166 mln

Aangegane verplichtingen: f 7,000 mln

Naar aanleiding van de evaluatie mei 1994 van de Regeling Tegemoetkomingen COO is tijdens de begrotingsbehandeling 1995 van de Ministeries van OC&W en EZ het voorgenomen besluit tot afschaffing van de regeling COO geaccordeerd. Voor het cursusjaar 1995/1996 zal het Ministerie van OC&W een overgangsjaar voor de meerjarige opleidingen realiseren. Om de gesubsidieerde instellingen de kans te geven de omslag naar een marktconforme positie te maken heeft het Ministerie van EZ in 1995 financiële middelen (f 7,0 mln) beschikbaar gesteld.

COO-cursusjaar1992/19931993/19941994/19951995/1996
aantal cursisten49 10645 70939 38311 453
aantal instellingen76767654

Overige onderwijsprojekten

Uitgaven: f 1,516 mln

Aangegane verplichtingen:. f 1,207 mln

Het betreft hier individuele onderwijsprojekten die gericht zijn op cursusontwikkeling en kwaliteitsverbetering alsmede een structurele bijdrage voor beroepenwedstrijden.

Stimuleringsmaatregel Scholing Werkenden in het Bedrijfsleven

Uitgaven f 0,185 mln

Aangegane verplichtingen: –

Vanaf 01-07-1991 is de uitvoering van de regeling door EZ opgedragen aan het IMK. De verplichtingen en uitgaven ten behoeve van subsidieverzoeken die vóór 01-01-1991 zijn ingediend worden nog verantwoord via de EZ-begroting. In 1995 werd hiervoor f 0,185 mln uitgegeven.

Beleidsonderbouwend onderzoek OMKB

Uitgaven: f 1,670 mln

Aangegane verplichtingen: f 2,507 mln

Uit dit onderdeel worden evaluaties en verkennende onderzoeken voor bijstelling, onderbouwing en ontwikkeling van het beleid gefinancierd. In totaal zijn 23 projekten gecommitteerd. Het programma voor deze onderzoeken wordt jaarlijks vastgesteld door het management van OMKB. De grootste commiteringen in 1995 betreffen de evaluatie van OCAP (f 0,216 mln) en de onderzoeken naar informal investors (f 0,353 mln), Administratieve lasten, gemeentelijke regelgeving (f 0,202 mln) en Middelgrote bedrijven (f 0,172 mln).

Starterscursussen

Uitgaven f 0,800 mln

Aangegane verplichtingen f 1,000 mln

Door het IMK worden in samenwerking met de Kamers van Koophandel meerdaagse starterscursussen («Een eigen bedrijf beginnen») gegeven. Deze cursussen hebben tot doel om aspirant ondernemers te leren ondernemingsplan uit te werken. Voor vrouwelijke en etnische aspirant ondernemers worden aparte cursussen gegeven. De uitvoering is opgedragen aan het IMK.

Toezicht op ondernemersexamens

Uitgaven f 0,056 mln

Aangegane verplichtingen f 0,017 mln

Uitgaven voor vacatiegelden en reis- en verblijfkosten van gecommitteerden, die namens de minister toezicht houden op examens in het dagonderwijs, worden vanuit deze post vergoed.

Artikel 05.03 Borgstellingsregelingen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995750 85074 552
Realisatie 1995722 03139 184
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)–28 819–35 368

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De onderuitputting op de verplichtingenraming is inherent aan het feit dat de banken, bij het verlenen van garanties aan bedrijven, het hun toegewezen bedrag niet mogen overschrijden en daardoor niet altijd volledig uitputten. Tevens is de onderuitputting het gevolg van het feit dat er gedurende het jaar geen herschikking van deze, per bank, toegewezen bedragen plaatsvindt ten einde de uitputting te optimaliseren. De neerwaartse bijstelling van de uitgavenraming is het gevolg van het relatief gunstige economische klimaat, waardoor de banken minder hebben gedeclareerd bij EZ.

Toelichting realisatie 1995

De realisatie over 1995 is als volgt opgebouwd (bedragen x f 1 mln):

OnderdeelVerplichtingenUitgaven
Verliesdeclaraties MKB/kredietadv.719,61738,971
Oude Borgstellingsfondsen0,0240,024
Regeling Waterschade kredieten2,3900,189
Totaal722,03139,184

Garanties

De verleende garanties uit hoofde van het Besluit BMKB 1994 betreffen de door de banken verleende borgstellingskredieten. De hieruit voortvloeiende borgstelling bedraagt 90% voor kredieten verstrekt aan gevestigde ondernemingen en 100% voor kredieten verstrekt aan startende ondernemingen. De verleende garanties uit hoofde van de regeling Waterschadekredieten 1994 (WNK 1994) betreffen de door de banken verleende waterschadekredieten. De hieruit voortvloeiende borgstelling bedraagt 90% van de verleende kredieten. De borgstelling wordt vervolgens gedurende de looptijd volgens een vast schema verminderd.

In 1995 zijn geen garanties meer verleend onder de regeling KMKB-1985 en RBMKB 1988. Het feitelijk risico bij de KMKB-1976 is gelijk aan het nominale bedrag. Bij de KMKB-1985 is dit 90% van het uitstaande bedrag bij bedrijfskredieten (100% bij verstrekking aan startende ondernemers), 100% bij vermogensversterkingskredieten en 40% van de oorspronkelijke hoofdsom bij bijzondere hypothecaire geldleningen.

Het feitelijk risico bij de RBMKB 1988 wordt berekend zoals bij het Besluit BMKB 1994.

In onderstaande tabel wordt de aanspraak op de regelingen gedurende de afgelopen vier jaar weergegeven.

Jaar1992199319941995
aantal kredietmeldingen3 3493 1963 4144 062
aantal verliesdeclaraties398474511382
aantal schuldregelingen127232468454

Uitgaven verliesdeclaraties

Aan de kredietinstellingen zijn in 1995 uit hoofde van door hen geleden verliezen, op door de Staat gegarandeerde kredieten, voorschotten verstrekt tot f 40,690 mln waarop f 1,719 mln werd terugontvangen uit hoofde van uitwinningen en afwijzingen, zodat per saldo een bedrag van f 38,971 mln is betaald.

Het verloop van de werkzaamheden in de afgelopen vier jaar was als volgt:

Jaar (bedragen x f 1 mln)1992199319941995
werkvoorraad 1/136,91130,03734,93534,717
gedebiteerde verliesdeclaraties55,28464,22767,46037,397
subtotaal92,19594,264102,39572,114
werkvoorraad 31/1230,03734,93534,71727,222
vastgesteld62,15859,32967,67944,892

Oude Borgstellingsfondsen

De meeste oude borgstellingsfondsen zijn inmiddels opgeheven. Ter voldoening van de lasten welke voortvloeien uit de opheffing van de betreffende borgstellingsfondsen (onder andere pensioenverplichtingen die EZ heeft overgenomen), is in 1995 een verplichting aangegaan en betaald ter grootte van f 0,024 mln.

Artikel 05.04 Tegemoetkomingen aan zelfstandigen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995 700
Realisatie 1995 458
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd) –242

Toelichting realisatie 1995

Ten laste van dit artikel komen uitgaven voor uitkeringen en uitvoeringskosten voor de regeling Tegemoetkoming Ziektekosten Zelfstandigen (TZZ). De TZZ wordt uitgevoerd door de Stichting Uitvoering Compensatieregeling (SUC).

Per 1 april 1993 is de regeling beëindigd (Stcrt. 1993, nr. 60). De regeling is geleidelijk afgebouwd, waarbij de laatste uitkering in de vorm van een afkoopsom is verstrekt.

Artikel 05.05 Bedrijfsbeëindigingshulp

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199520 86520 865
Realisatie 199520 33320 333
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)–532–532

Toelichting realisatie 1995

Op dit artikel worden de uitgaven geraamd ten behoeve van een aantal Bedrijfsbeëindigingshulp (BBH) regelingen. Het betreft de volgende regelingen:

– Regeling Bedrijfsbeëindigingshulp; hoofdlijnen 1967 (regeling 1)

– Regeling Bedrijfsbeëindigingshulp; hoofdlijnen 1968 (regeling 2)

– Regeling Bedrijfsbeëindigingshulp; hoofdlijnen 1984 en latere jaren (regeling 6) laatste betaling in 1994 verricht.

Op grond van de regelingen 1 en 2 zijn aanspraken toegekend op welvaartsvaste of waardevaste, levenslange periodieke uitkeringen.

Met het op 1-7-1987 in werking treden van de wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) is de bedrijfsbeëindigingshulp gesloten voor nieuwe toetreders. Op grond van de bestaande toekenningen zullen nog tot in de jaren 2000 uitkeringen gedaan moeten worden. Voor het hiervoor geraamde bedrag is een verplichting vastgelegd die jaarlijks wordt bijgesteld.

Bij het opstellen van de raming worden:

– aanspraken die zijn toegekend op welvaartsvaste of waardevaste, levenslange periodieke uitkeringen gewaardeerd tegen de contante waarde van de periodieke uitkeringen, rekening houdende met het sterfterisico;

– aanspraken die zijn toegekend voor een tijdvak van maximaal vier respectievelijk zeven jaar opgenomen voor de nominale waarde van de toekomstige uitkeringen onder aftrek van een percentage, dat gebaseerd is op ervaringsgegevens, voor eigen inkomsten.

Kengetallen

Regeling 1 en 2realisatie 1994raming 1995realisatie 1995
Totaal aantal uitkeringen54 05852 78849 604
Gemiddeld aantal uitkeringen per maand4 6934 3994 134
Gemiddeld uitkeringsbedrag (x f 1000)4,6664,6664,918
Benodigd (verplichtingen x f 1 mln)21,89820,52620,333
Uitvoeringskosten0,3410,3410

Artikel 05.07 Hulp Waterschade

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995
Realisatie 199599 28694 656
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+99 286+94 656

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De verhoging van zowel de verplichtingen- als de uitgavenraming houdt voornamelijk verband met het in het leven roepen van de Subsidieregeling Waterschade 1995. Ten behoeve van deze regeling is de f 145 mln aan verplichtingen en uitgaven aan de EZ-begroting toegevoegd. Deze raming is bij tweede suppletore opnieuw bezien en naar beneden bijgesteld tot f 120 mln. Hiervan is uiteindelijk ruim f 99 mln aan verplichtingen en ongeveer f 95 mln aan uitgaven gerealiseerd. Aangezien niet alle binnengekomen declaraties inzake waterschade in 1995 konden worden afgewikkeld is f 20 mln doorgeschoven naar 1996.

Toelichting realisatie 1995

Dit artikel bevat de door de Rijksoverheid beschikbaar gestelde middelen die bedoeld zijn als tegemoetkoming in de geleden schade door het niet-agrarisch bedrijfsleven als gevolg van de hoogwaterstanden van begin 1995, alsmede de daarmee verband houdende uitvoeringskosten. Ook de laatste afwikkeling van de watersnood 1993 werd uit dit artikel bekostigd.

De middelen zijn in 1995 via diverse geldstromen besteed:

– tegemoetkomingen op grond van de Subsidieregeling waterschade 1995 (65% van het getaxeerde schadebedrag met een drempel van f 2000,–, 90% indien vorig jaar ook getroffen, 100% externe evacuatiekosten, dan wel een forfaitair bedrag van f 1500,–);

– de uitvoeringskosten door de Stichting Watersnood Bedrijven Nederland 1995, alsmede IMK Gelderland en Limburg;

– de kosten van taxaties, uitgevoerd door het Bureau Coördinatie Experts;

– ten aanzien van het Bedrijvenfonds Hoogwater 1995 zijn in 1995 geen verplichtingen aangegaan.

Op grond van de Subsidieregeling waterschade 1995 zijn in 1995 aan ruim 11 372 ondernemers uitkeringen verstrekt tot een bedrag van ruim f 90 mln. Er zijn ruim 750 bezwaarschriften ingediend. Bij het Bedrijvenfonds zijn bijna 1000 aanvragen ingediend.

 19941995
Subsidieregeling :   
– bedrag (x f 1 mln)37,37590,613
– aantal ondernemers1 24611 372
Speciaal Fonds1)  
– bedrag (x f 1 mln)4,200n.v.t.
– aantal ondernemers491n.v.t.
Taxaties :   
– bedrag (x f 1 mln)1.2143,550
– aantal ondernemers2 5006 030
Uitvoerings- en bestuurskosten :   
– Stichting Watersnood Bedrijven0,9523,000
– IMK 2,123

1 1995=Bedrijven Fonds Hoogwater.

Artikel 05.11 Brancheverbetering

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19953510 410
Realisatie 1995837 943
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+48–2 467

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

Na herijking van de uitgavenraming medio oktober is het uitgavenbudget bij tweede suppletore begroting naar beneden bijgesteld met f 2,2 mln.

Toelichting realisatie 1995

Voor de commissies samenhangend met de Wet op de Accountants-administratieconsulenten werden in 1995 verplichtingen aangegaan tot een bedrag van f 0,083 mln en werd f 0,090 mln betaald. De met de Wet samenhangende uitgaven en ontvangsten komen ten laste respectievelijk ten gunste van de begroting van EZ en worden verantwoord op basis van accountantsrapporten. In 1995 werden nog slechts oude tuchtzaken (aanhangig voor 10 september 1993) gedeclareerd. De verwachting is dat in 1996 de laatste oude tuchtzaken worden afgehandeld.

De overige uitgaven ad f 7,853 mln betreffen voornamelijk betalingen op de onderdelen Branchestructuurverbetering MKB, SBI (Subsidieregeling branchegewijze informaticastimulering) en TGP (Telematica gidsprojecten).

Artikel 05.12 Toeristisch beleid

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199546 62853 312
Realisatie 199561 57867 573
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+14 950+14 261

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De verhoging van de verplichtingen- en uitgavenraming betreft voor f 14,8 mln een pakket aan maatregelen ten einde het Nederlands Congresgebouw (NCG) een steun in de rug te geven om in de toekomst financieel gezond en zelfstandig verder te gaan. Het pakket is overeengekomen tussen EZ, het Nederlands Congresgebouw (NCG) en de gemeente Den Haag en bevat een kwijtschelding van een vordering (f 6,2 mln) en een bijdrage à fonds perdu (f 8,6 mln).

Toelichting realisatie 1995

De uitgaven ten laste van dit artikel kunnen worden ingedeeld in twee categorieën:

a) instellingen waarbij EZ bijdraagt aan de financiering;

b) overige uitgaven.

a) Instellingen waarbij EZ bijdraagt aan de financiering

Deze categorie betreft de ANVV en het NBT

Uitgaven f 39,284 mln

Aangegane verplichtingen f 39,284 mln

EZ verstrekt een bijdrage ten behoeve van de apparaatskosten van de Algemene Nederlandse Vereniging van VVV's (ANVV). De bijdrage in 1995 was f 1,28 mln (in 1994: f 0,9 mln). De ANVV vormt de koepel van de circa 400 VVV's in Nederland. Haar doel is het behartigen van VVV-belangen, het bevorderen van het functioneren van het VVV-wezen en het verbeteren van de onderlinge samenwerking. Het betreft een klein bureau met minder dan 10 medewerkers. Dagelijkse taken zijn onder meer het organiseren van overleg met diverse VVV-geledingen, informatie-verschaffing aan VVVs, advisering op personeels-, onderwijs- en automatiseringsgebied en handhaven van de minimum-kwaliteitseisen voor VVV-kantoren. De overgang van instituut- naar programmafinanciering heeft in 1995 definitief zijn beslag gekregen.

Uitgangspunt voor de medefinanciering door EZ is een meerjarig activiteitenplan, waarbij de financieringsverhouding is aangepast van aanvankelijk 75 : 25 naar 50 : 50. Het activiteitenplan is medio 1995 door de ledenvergadering van de ANVV vastgesteld. In 1995 is een bedrag van f 1,280 mln gecommiteerd en betaald.

ANVV19941995
Beleidsbudget (x f 1 mln)  
– totaal budget2,2502,755
– waarvan EZ-subsidie0,9001,280
– kas (EZ)1,000*1,280
– waarvan door derden1,2501,475

* restant uit subartikel 05.12 210.

Het Nederlands Bureau voor Toerisme (NBT) als nationaal toeristisch bureau richt zich op de gebundelde presentatie van Nederland in al zijn facetten als toeristisch produkt. In tegenstelling tot de situatie in de meeste andere landen is het NBT geen onderdeel van de overheid maar een zelfstandige organisatie, die tot doel heeft het toerisme naar en in Nederland te bevorderen. Financiering geschiedt op paritaire basis door bedrijfsleven en EZ. Hetgeen internationaal gezien een zeer forse private bijdrage betekent.

De taken van het NBT vallen uiteen in twee groepen:

– algemene diensten in de zin van verkeersbureaufunctie; alsmede markt- en produktontwikkeling;

– promotionele diensten voor het toeristische bedrijfsleven.

Het NBT heeft in totaal 167 medewerkers, waarvan 99 op het hoofdkantoor in Leidschendam en 68 verdeeld over 13 buitenkantoren.

Het budget van het NBT wordt voor ongeveer de helft door het bedrijfsleven beschikbaar gesteld. In 1995 werd in het kader van een algemene bezuinigingsronde een bezuiniging doorgevoerd in de bijdrage aan het NBT. Het totale bijdrage van de verplichtingen en uitgaven in 1995 aan het NBT komt daarmee op f 38,004 mln.

De activiteiten betreffen onder andere deelname aan beurzen, contacten met buitenlandse touroperators en reisagenten, reclamecampagnes, persbezoeken, bladen, produktie van promotiefilms, met het doel het toeristisch produkt Nederland te ontwikkelen en in het binnen- en buitenland nadrukkelijker op de kaart te zetten. Ter illustratie van de reguliere werkzaamheden volgt onderstaand een aantal voorbeelden van activiteiten van het NBT:

– in 1995 bezochten 6,6 mln buitenlandse bezoekers Nederland, en hebben totaal f 9,3 mld besteed;

– er was sprake van ruim 400 toeristische promotieprojekten;

– in 1995 werden 123 zogenaamde educationals georganiseerd, rondreizen voor touroperators en reisbureaupersoneel;

– er werd aan 30 beurzen met in totaal 385 bedrijven deelgenomen;

– zijn 800 buitenlandse journalisten ontvangen en rondgeleid, die artikelen over Nederland schrijven;

– er was in 1995 sprake van circa 400 000 aanvragen om informatie bij de buitenlandse vestigingen. Het NBT is ook via Internet bereikbaar. In de proefperiode is hiervan 150 000 maal per maand gebruik gemaakt.

NBT19941995
Beleidsbudget (x f 1 mln)  
– totaal budget82,00078,100
– waarvan EZ-subsidie38,91338,004
– uitgaven38,91338,004
– aandeel bedrijfsleven43,10040,100
* in natura18,50018,000
* in kas24,60022,100
– overheadkosten27,88026,300
– activiteiten54,12051,800

b) Overige uitgaven

Uitgaven : f 28,289 mln

Aangegane verplichtingen : f 22,294 mln

De op het onderdeel Toeristische dienstverlening en informatievoorziening verantwoorde activiteiten worden aangewend ter verbetering van de bedrijfsvoering in de toeristische branche en het verbeteren van samenwerking in de sector. Daarnaast worden langs deze weg activiteiten ondersteund en eventueel ontwikkeld, die bijdragen aan grotere waardering voor het Nederlandse toeristische produkt door buitenlandse bezoekers. Voor deze categorie activiteiten is in totaal voor f 20,403 mln verplichtingen aangegaan en is f 22,356 mln betaald.

Van de aangegane verplichtingen van f 20,403 mln heeft f 0,254 mln betrekking op de contributie aan de World Tourism Organization, een internationale organisatie waarvan Nederland lid is.

Tevens valt onder de post toeristische dienstverlening en informatievoorziening de EZ-participatie in het activiteitenprogramma van de VNC, de Vereniging voor Nederlandse Congresbelangen, die in de plaats gekomen is van de vroegere Subsidieregeling Internationale Congressen (SIC). Deze laatste is per 31-12-1991 afgeschaft. Wel zijn er in het kader van de SIC-regeling enkele langlopende verplichtingen aangegaan, waarvan de laatste zich tot na het jaar 2000 uitstrekken. Op grond hiervan is op het onderdeel Stimulering congressector in 1995 f 3,4 mln betaald.

Ten behoeve van het NCB werden in 1995 verplichtingen aangegaan tot een bedrag van f 2,6 mln en er werd ook f 2,6 mln betaald.

Kengetallen toeristische dienstverlening en informatieverlening:

Projekten19941995
professionalisering85
integratie64
milieu en mobiliteit74
onderwijs en scholing1
cultuur121
overig159
Totaal4824

Beleidsonderbouwende en -evaluerende onderzoeken op het onderdeel Toeristisch onderzoek zijn gericht op het verbeteren van de basiskennis over de toeristisch-recreatieve sector en op de uitwisseling van deze kennis op nationaal en internationaal niveau. Het doel hiervan is het stimuleren van het toerisme, evenals de professionalisering van het toeristisch beleid en het toeristisch recreatieve bedrijfsleven. Hiervoor is in 1995 f 1,891 mln aan verplichtingen aangegaan en f 2,386 mln uitbetaald.

Tot slot is nog een bedrag van f 0,147 mln betaald op oude verplichtingen op het onderdeel Verbetering toeristisch produkt.

Kengetallen toeristisch onderzoek:

Onderzoeken19941995
gestart1913
afgerond1815

Artikel 05.13 Garanties in verband met toerisme

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19952 167
Realisatie 1995
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)–2 167

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

Aangezien in 1995 geen uitgaven zijn gedaan op basis van nog openstaande garantieverplichtingen in het kader van het oude beleid zoals vastgelegd in de nota Toeristisch beleid 1980–1984, is de uitgavenraming neerwaarts bijgesteld.

Artikel 05.21 Marktwerking

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19958 0927 800
Realisatie 19958 3249 492
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+232+1 692

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

Bij tweede suppletore begroting is de uitgavenraming substantieel verhoogd ter financiering van extra betalingen op basis van verplichtingen die in 1995 zijn aangegaan.

Toelichting realisatie 1995

De uitgaven ten laste van dit artikel kunnen in de volgende categorieën ingedeeld worden:

– gesubsidieerde instellingen;

– overige uitgaven.

Gesubsidieerde instellingen

Onder «gesubsidieerde instellingen» worden verstaan instellingen die voor een belangrijk deel (Stichting Geschillencommissies circa 53%, NIBUD circa 50%, SWOKA, Stichting Keurmerk Konsumenten produkt) van subsidie afhankelijk zijn. Deze instellingen besteden een groter deel van hun inkomsten aan het eigen apparaat naarmate zij meer werkzaamheden zelf uitvoeren.

In 1995 werden voor de vergoeding van de operationele kosten van deze instituten verplichtingen aangegaan tot een bedrag van f 2,715 mln en werd f 2,426 mln betaald. Van de verplichtingen had f 0,209 mln betrekking op wachtgeldverplichtingen van de SWOKA (uitgaven f 0,209 mln).

In 1995 is de subsidierelatie met SWOKA volledig afgebouwd met een bijdrage van de rijksoverheid van f 0,764 mln in de afwikkelingskosten. In dit bedrag was het aandeel van EZ 76% (f 0,581 mln). De overige 24% werd gefinancierd door de Ministeries van VROM, LNV en VWS.

Overige uitgaven

Het betreft voornamelijk subsidies voor doorlopende activiteiten en incidentele projekten van diverse consumentenorganisaties alsmede diverse onderzoeken in het kader van de WEM. Er is sprake van een grote diversiteit van projekten met daarop afgestemde voorwaarden. In 1995 zijn hiervoor verplichtingen aangegaan voor f 5,609 mln en werden betalingen verricht tot een bedrag van f 7,066 mln

Artikel 05.22 Bijdrage Nederlands Meetinstituut

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199526 37726 378
Realisatie 199526 57028 746
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+193+2 368

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

In verband met het sneller afwikkelen van de contracten die EZ heeft afgesloten met het Nederlands Meetsinstituut is de raming van de uitgaven naar boven bijgesteld.

Toelichting realisatie 1995

Het Nederlands Meetinstituut N.V. (NMi), een 100% deelneming, is per 01-05-1989 opgericht en heeft de taken van de Dienst van het IJkwezen overgenomen. Na de reorganisatie, die in 1992 heeft plaatsgevonden, worden de vier basiscontracten die bij de privatisering tussen EZ en het NMi zijn overeengekomen, uitgevoerd door de 100% deelneming NMi Van Swinden Laboratorium B.V. en NMi IJkwezen B.V. Op grond van deze basiscontracten worden jaarlijks beheers- en/of controle-overeenkomsten voor de uitvoering van de werkzaamheden afgesloten. In 1995 werden voor de uitvoering van deze contracten verplichtingen aangegaan tot een bedrag van f 25,676 mln. Dit bedrag is als volgt verdeeld :

– Kansspelcontract f 2,543 mln

– Contract Wetgeving en Internationale vertegenwoordiging f 1,562 mln

– Contract Standaardenbeheer f12,946 mln

– Meetmiddelencontract f 8,625 mln

Voorts is een subsidie van f 0,490 mln gegeven voor werkzaamheden, die niet onder de basiscontracten vallen, maar wel voortvloeien uit het feit dat dochters van het NMi aangewezen zijn als het standaarden-instituut en de ijkinstelling. Van de overige verplichtingen ad f 0,404 mln betreft f 0,363 mln de bijdragen aan de internationale metrologische organisaties waarvan de Nederlandse staat lid is en die door EZ worden gedragen.

Enkele prestatiegegevens van het Nmi:

 realisatieraming
 1993199419951995
aantal uren standaardbeheer36 04536 94737 19136 000
aantal uren meetmiddelencontract3 8493 9964 2573 500
aantal controles75 15875 28165 26277 000
aantal exploitatie-controles speelautomaten1 0201 0321 0561 000
aantal lokale controles speelautomaten14 44511 3269 83413 500
aantal uren assistentie bij wetgevingsprojekten7 0786 5496 5266 900

06.00 ENERGIEBELEID

Artikel 06.01 Adviesraden, normalisatiewerkzaamheden en overige uitgaven

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995744802
Realisatie 1995449482
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)–295–320

Toelichting realisatie 1995

Er is op het onderdeel Adviesraden een bedrag van f 0,190 mln aan verplichtingen vastgelegd ten behoeve van de Algemene Energieraad en de Mijnraad. Het betreft verplichtingen ten behoeve van vacatiegelden, reis- en verblijfkosten, materiële kosten van het secretariaat en onderzoekskosten.

Op het onderdeel Overige werkzaamheden is f 0,259 mln aan verplichtingen gerealiseerd. Deze realisatie heeft voor f 0,105 mln betrekking op de controle op de naleving van het Warenwetbesluit Benzine door VROM en voor f 0,138 mln op het onderdeel Normalisatiewerkzaamheden op olie- en gasgebied.

Artikel 06.02 Toepassing energiebesparingstechnologie en duurzame energie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995170 565338 476
Realisatie 1995169 986287 209
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)–579–51 267

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij tweede suppletore begroting is de uitgavenraming verlaagd met f 67,49 mln als gevolg van vertragingen in de investeringen in WKK-projekten en windturbines en als gevolg van hogere betalingen in 1994 waardoor er in 1995 minder betaald hoefde te worden. De vrijvallende ruimte is ingezet binnen het geheel van de EZ-begroting (onder andere afvoer van radio-actief afval door ECN en afkoop AMF). Bij Slotwet is de uitgavenraming met f 16,2 mln verhoogd om meer betalingen te kunnen verrichten op de onderdelen Gebouwde omgeving en vervoer en Overige duurzame energie.

Toelichting realisatie 1995

De realisatie op dit artikel wordt als volgt uitgesplitst (x 1 000):

 VerplichtingenUitgaven
1. Besluit Subsidieregeling Tenders Industriële Energiebesparing20 41316 898
2. Subsidieregeling Energiebesparings- en Milieuadviezen5 9450 775
3. Besluit Subsidies Windenergie32 50039 088
4. Besluit Subsidies Energiebesparingstechnieken (voor verplichtingen: alleen Zon)7 730129 322
5. Subsidieregeling Energiebesparing in Bestaande Gebouwen0 86718 125
6. Programma-overeenkomsten en uitvoeringskosten NOVEM (excl subsidiebudgetten)95 31779 798
7. Waterkracht5 0000
8. Overige activiteiten (incl. oude verplichtingen)2 2143 203
Totaal169 986287 209

De uitsplitsing per onderdeel wordt hieronder nader toegelicht.

Onderstaand een specificatie van de toekenning van de subsidies op de subsidie-faciliteiten ((afgeronde) bedragen x f 1 000). De opgenomen gepubliceerde budgetten kunnen afwijken van de door EZ aangegane verplichtingen in verband met budgetpublicaties die over een jaargrens heen lopen. De menskrachtgegevens hebben zowel betrekking op de behandeling van de gemelde aanvragen als op de afhandeling van toezeggingen uit voorgaande jaren (betalingen en vaststellingen).

1. Besluit Subsidieregeling Tenders Industriële Energiebesparing*

  1993 1994 1995
* gepubliceerd budget      
– call 5 investeringen 20 000 1 700   
– call 6 studies 800 100   
– call 7 studies   1 300  
– call 8 investeringen   20 000 1 121
– call 9 studies   800 469
– call 10 studies     1 330
– call 11 investeringen     13 400
– call 12 studies     800
Totaal 20 800 23 900 17 120
* toegezegd budget      
– call 3 investeringen 23 200     
– call 4 studies 1 600    
– call 5 investeringen   20 500   
– call 6 studies   900   
– call 7 studies   1 300  
– call 8 investeringen     18 687
– call 9 studies     1 269
– call 10 studies     1 324
Totaal 24 800 22 700 21 280
* uitvoeringsgegevens       
– kosten 2 600 2 700 2 752
– mensjaren (FTE) 6,7 7,0 6,7
       
* produktiegegevens (aantallen)ababab
– call 3 investeringen 42    
– call 4 studies4121     
– call 5 investeringen82  37  
– call 6 studies50  14   
– call 7 studies  5326   
– call 8 investeringen  85  46
– call 9 studies  35  21
– call 10 studies    4523
– call 11 investeringen    71  
– call 12 studies    29 

* opgave volgens Novem. a = ingediende aanvragen; b = toegezegde aanvragen.

2. Subsidieregeling Energiebesparings- en Milieuadviezen*

 199319941995
* gepubliceerd budget14 8004 8004 300
* toegezegd budget14 8004 4004 150
waarvan:    
– energiebesparingsadviezen1 000900960
– energie- en milieu-adviezen2 4001 7001 820
– milieuadviezen1 4001 8001 370
    
* uitvoeringsgegevens    
– kosten500600591
– mensjaren (FTE)2,02,22,2
    
* produktiegegevens (aantallen)    
– aanvragen toegezegd483552507
waarvan:   
♦ energiebesparingsadviezen169168169
♦ energie- en milieuadviezen89107139
♦ milieu-adviezen225277199*)

* opgave volgens Novem. 1 Inclusief bijdrage uit technologiebeleid.

3. Besluit Subsidies Windenergie*

 199319941995
* gepubliceerd budget45 50035 00032 500
* toegekend budget45 50035 00032 500
    
* uitvoeringsgegevens    
– kosten600600510
– mensjaren (FTE)1 0001 1001 000
    
* produktiegegevens    
– aanvragen:    
♦ aantal17880111
♦ vermogen (in MegaWatt)162103162
– toezeggingen:    
♦ aantal794643
♦ vermogen604545

* opgave volgens Novem.

4. Besluit Subsidies Energiebesparingstechnieken*

 199319941995
* gepubliceerd budget131 40090 50020 000
* toegezegd budget131 40090 50020 000
waarvan:    
♦ WKK-groot71 60030 600– 
♦ WKK-klein39 90030 000– 
♦ Zon-thermisch7 0007 9008 000
♦ Zon-photovoltaïsch2 0002 000– 
♦ Nieuwe Technieken (NT, vanaf 1995 op artikel 06.10)9 90020 00012 000
    
* uitvoeringsgegevens    
– kostenniet beschikbaar5 2003 943
– mensjaren (FTE)niet beschikbaar27,516,2
waarvan:   
♦ WKK 9,5– 
♦ Zon 8,57,1
♦ NT 9,59,1
    
* produktiegegevens (aantallen)   
toegezegde aanvragen5 2724 1772 460
waarvan:    
♦ WKK-groot2018– 
♦ WKK-klein287456– 
♦ Zon-thermisch2 1212 0692 014
♦ Zon-photovoltaïsch2 5561 207– 
♦ NT288427446

* opgave volgens Senter.

5. Betreft de afwikkeling van een oude regeling

6. Programma-overeenkomsten en uitvoeringskosten NOVEM

In 1995 is f 65,275 mln verplicht ten behoeve van NOVEM-programma's (exclusief de subsidiebudgetten). De programma's zijn hieronder opgenomen (verplichtingen x f 1 000)

– Programma ontwikkeling en Internationaal (P&I 1995, gedeeltelijk)1 566
– Industriesectoren 199527 214
– Ketenbeheer 19950 450
– Industrie intersectoraal MINT 1995 (gedeeltelijk)6 421
– Industrie regelingen 19951 287
– Gebouwde omgeving 199511 856
– Agrarische sector 19951 807
– Energie uit Afval en Biomassa (gedeeltelijk)2 377
– Warmtevoorziening 19954 412
– REV 1995 (gedeeltelijk)2 460
– Aanvulling oude p.o.0 003
– Windenergie 1995 (gedeeltelijk)3 200
– Ketenbeheer 19960 800
– Industrie regelingen 19961 422

Naast deze programmaverplichtingen is f 30,042 mln vastgelegd ter financiering van de uitvoeringskosten van NOVEM.

8. De belangrijkste verplichtingen onder Overige activiteiten zijn:

– Bureau Energie in Milieuvergunningen (VROM) f 809 621

– Projectbureau Warmte/Kracht f 249 687

– Programma Warmtepompen 93–95 (gedeeltelijk) (TNO) f 1 065 216

Artikel 06.03 Onderzoek en ontwikkelingswerk op energiegebied

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199577 06893 619
Realisatie 199573 96693 391
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)–3 102–228

Toelichting realisatie 1995

De realisatie op dit artikel wordt als volgt uitgesplitst (bedragen x f 1 000)

 VerplichtingenUitgaven
1. Onderzoek opslag radioactief afval plus actiniden1 3405 478
2. Bijdrage aanvullend Euratomprogramma019 354
3. Nucleaire technologie5 2505 792
4. Beleidsstudies2 2896 055
5. Ontwikkeling kolenbeleid1 1232 001
6. Duurzame energie63 96454 507
7. Oude verplichtingen00 204
Totaal73 96693 391

De gerealiseerde verplichtingen Onderzoek opslag radioactief afval plus actiniden komen overwegend ten gunste van een vervolgonderzoek actiniden.

Ten behoeve van de Nederlandse Bijdrage aan aanvullende Euratomprogramma's is in 1992 voor een periode van vier jaar f 75 mln aan verplichtingen vastgelegd.

De gerealiseerde betalingen op dit onderdeel omvatten twee voorschotten op deze bijdrage.

De verplichtingen- en uitgavenrealisatie op het onderdeel Nucleaire Technologie is de bijdrage aan het samenwerkingsverband dat uitvoering geeft aan het PINK (Programma Instandhouding Nucleaire Kompetentie). Dit samenwerkingsverband bestaat uit Energie-onderzoek Centrum Nederland (ECN), het Interfacultair Reactor Instituut (IRI) van de TU Delft, de KEMA, de Gemeenschappelijke Kernenergiecentrale Nederland (GKN) en NUCON Engineering & Contracting.

Ten behoeve van Beleidsstudies zijn in 1995 26 opdrachten verstrekt (1994: 28). Er was één omvangrijk opdracht, namelijk de bijdrage aan het Novem-programma P&I ad f 536 000 waarvan f 285 740 is vastgelegd ter financiering van de uitvoeringskosten.

De verplichtingen ten behoeve van Ontwikkeling Kolenbeleid behelsden de programma-overeenkomst met NOVEM inzake Kolen 1996 (en CO2-verwijdering) en een kleine aanvulling op de menskrachtvergoeding voor de programma-overeenkomst 1994/1995. Van de gerealiseerde verplichtingen is het gehele bedrag vastgelegd ter financiering van de uitvoeringskosten.

De verplichtingen gerealiseerd op het onderdeel Onderzoek naar Duurzame Energie betroffen NOVEM-programma-overeenkomsten ad f 63,872 mln en Overige verplichtingen ad f 0,092 mln.

Het onderstaand overzicht geeft de verdeling weer van de projektmiddelen over de NOVEM-programma's op dit onderdeel (verplichtingen x f 1 000):

ActiviteitenVerplichting
– Brandstofcellen 19956 628
– EWAB 1995 (gedeeltelijk)3 000
– Zon-photovoltaïsch 199512 790
– REV 1995 (gedeeltelijk)4 181
– NECT 19956 325
– PMI 1995 (gedeeltelijk)0 665
– TWIN 1995 (gedeeltelijk)5 950
– Lange termijn gebouwde omgeving 19951 500
– Industrie-intersectoraal (MINT) 1995 (gedeeltelijk)1 800
– Zon-photovoltaïsch 199613 900
Totaal56 739

Naast deze projektmiddelen is f 7,133 mln vastgelegd ter financiering van de uitvoeringskosten van Novem.

De Overige verplichting ad f 0,092 mln betrof de beheerskosten van het TNO programma Warmtepompen 93–95.

Artikel 06.04 Energieonderzoek-Centrum Nederland

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199565 85065 891
Realisatie 199597 10393 305
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+31 253+27 414

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

De verhoging van de verplichtingen- en uitgavenbegroting bij tweede suppletore begroting is met name een gevolg van twee majeure verhogingen, Ten eerste van het toekennen van een eenmalige uitkering van f 11,74 mln (verplichtingen en uitgaven) aan ECN ter financiering van wachtgelduitgaven. Zie de tekst onder het kopje «Toelichting realisatie 1995».

De tweede mutatie is een bijdrage van f 19 mln in de kosten van afvoer van radio-actief afval. ECN is het bedrag verschuldigd aan de Centrale Organisatie voor Radio-Actief Afval voor het financieren van de faciliteiten voor het opbergen van hoog radio-actief afval. ECN kan de benodigde bedragen niet zonder hulp van de overheid opbrengen. De uitgavenverhoging komt voort uit de verplichtingenverhoging met dien verstande dat van de f 19 mln ten behoeve van de COVRA f 15 mln in 1995 is betaald en f 4 mln zal betaald worden in 1996.

Toelichting realisatie 1995

De verplichtingenrealisatie is opgebouwd uit de volgende onderdelen

Realisatie verplichtingen (x f 1000)19941995
– basissubsidie29 80829 986
– doelsubsidie31 60729 835
– wachtgeld 11 740
– radio-actief afval 19 000
– VUT-bijdrage6 4856 542
Totaal67 90097 103

Het basissubsidieprogramma is opgebouwd uit werkplannen van de zes business-units: technologie, stralingstechnologie, nucleair, fossiele brandstoffen, duurzame energie en energie-studies.

Het doelsubsidieprogramma is onderverdeeld in de programma's:

– nucleair;

– fossiele brandstoffen;

– duurzame energie;

– energie-studies.

De realisatie op de wachtgelden betrof een eenmalige bijdrage aan ECN ter compensatie voor wachtgelduitgaven in de periode 1995–2009. Deze compensatie vloeit voort uit de bezuinigingen uit het regeeraccoord (zie Kamerstukken II 1994/95, 23 900 XIII, nr. 9, blz. 15 en 16) waardoor ECN minder opdrachten ontving van EZ, VROM en Novem. Bovendien liep ECN hierdoor contrafinanciering van de Europese Unie mis. Gevolg was omzetdaling, reorganisatie en ontslagen.

ECN heeft een voorziening opgebouwd voor de afvoer van zijn radio-actief-afval naar de opslagplaats van de Centrale Organisatie Voor Radio-actief Afval (COVRA) en voor de faciliteiten voor het opbergen van dat hoog radio-actief afval (HABOG). In 1995 bleek dat de kosten voor opslag hoger zouden zijn dan voorzien. Met name omdat de capaciteit van COVRA is afgestemd op een hogere afvalvolume dan thans wordt aangeboden. ECN moest zijn voorziening verhogen en kreeg vanwege zijn zwakke financiële positie voor dit doel een overheidsbijdrage.

Artikel 06.05 Bijdragen ten behoeve van de mijnindustrie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 19956 2506 250
Realisatie 199559 99259 992
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+53 742+53 742

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij tweede suppletore begroting is de afkoop van het Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg (AMF) verwerkt. Hierbij is afgesproken de nog resterende jaarlijkse uitkering door het Rijk in 1995 in één keer te betalen. Het ging in totaal om f 52 mln aan verplichtingen en uitgaven. Gevolg hiervan is dat de jaarlijks vrijvallende middelen kunnen worden aangewend als dekking voor de intensivering van het gemeentelijk energiebesparingsbeleid voor het terugdringen van de CO2 -emissie.

Toelichting realisatie 1995

In het onderstaand overzicht zijn de realisaties opgenomen van de diverse onderdelen op dit artikel (bedragen x f 1 000)

 verplichtingenuitgaven
– Mijnschadestichtingen0.4040.404
– Bijdrage AMF59.01559.015
– Financiering DMM0.5730.573

De realisatie op de Mijnschadestichtingen heeft betrekking terugbetalingen van rente en overtollig kapitaal voor twee van de drie mijnschadestichtingen.

De bijdrage aan het Algemene Mijnwerkersfonds (AMF) betreft de jaarlijkse, wettelijke betalingen ad f 6 mln. De betaling is een onderdeel van de Wet houdende maatregelen met betrekking tot de financiering van pensioenvoorzieningen van de steenkolenmijnindustrie. Daarnaast heeft een éénmalige afkoop van f 53,015 mln (contante waarde) van de jaarlijkse uitkering aan het Algemeen Mijnwerkersfonds (tot 2007) door het Rijk plaatsgevonden. Nu de jaarlijkse betalingen zijn vervallen, kan ook de Wet vervallen.

Zolang de liquidatie van de Domaniale Mijnmaatschappij (DMM) niet is afgerond, ontvangt DMM een kleine exploitatievergoeding in de vorm van een lening.

Artikel 06.06 Garanties energiebeleid

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 199511 658
Realisatie 199538510 062
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+385–1 596

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij tweede suppletore begroting is een verplichtingenbedrag van f 0,385 mln in de raming opgenomen. Het betreft een aanvulling op de reeds in het verleden aangegane verplichting met betrekking tot de exploitatiebijdrage ten behoeve van de Nederlandse Pijpleidingmaatschappij.

Toelichting realisatie 1995

De volgende uitgaven zijn gerealiseerd (uitgaven x f 1 000)

 bedrag
– Rente- en aflossingsverplichting Nederlandse Pijpleidingmaatschappij2 502
– Exploitatierisico vaargeul Rotterdam3 620
– Kosten exploitatiegarantie Stadsverwarming3 940
Totaal10 062

Artikel 06.07 Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995151 900151 900
Realisatie 1995163 967163 967
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+12 067+12 067

Toelichting realisatie 1995

Zie voor een toelichting op de realisatie het ontvangstenartikel 06.05 Ontvangsten COVA.

Artikel 06.08 Uitkering aan houder certificaten Energiebeheer Nederland B.V.

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995137 000137 000
Realisatie 1995132 637132 637
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)–4 363–4 363

Toelichting realisatie 1995

Zie voor een toelichting ontvangstenartikel 06.02 Uitkering van EBN B.V.

Artikel 06.10 Investeringssubsidies energiebesparing

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 199512 000552
Realisatie 199515 382687
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+3 382+135

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is de verplichtingenraming met f 3 mln verhoogd om aanvragen uit 1994 inzake de regeling Nieuwe Technieken af te handelen. Compensatie is geleverd van artikel 06.02 onderdeel Gebouwde omgeving en vervoer.

Toelichting realisatie 1995

De realisatie heeft betrekking op toezeggingen van de BSET-nieuwe technieken. Voor f 2,9 mln is toegezegd op aanvragen uit 1994 en voor f 12,3 mln op aanvragen uit 1995. Daarnaast zijn enkele kleine bedragen toegezegd in verband met toegekende bezwaar- en beroepszaken. Zie voor meer informatie tabel 4 in de Toelichting realisatie 1995 bij artikel 06.02 Bevordering energiebesparing en duurzame energie.

07.00 BUITENLANDSE ECONOMISCHE BETREKKINGEN EN EXPORT-BEVORDERING

Artikel 07.01 Internationale organisaties

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 199511 54711 547
Realisatie 199511 03111 043
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)–516–504

Toelichting realisatie 1995

Op dit artikel worden verantwoord de bijdragen aan de Benelux, de WTO, tezamen circa 96% van het budget, alsmede de bijdragen aan een tiental grondstoffenorganisaties.

De realisatie op subartikelniveau is als volgt (x f 1000)

ArtikelsubVerplichtingenUitgaven
 1995199419951994
010 Benelux5 148(5 264)5 160(5 249)
020 WTO/GATT5 415(5 029)5 415(5 029)
030 Int. Grondstoffen organisaties468(622)468(622)
 11 031(10 915)11 043(10 900)

Benelux

Naar aanleiding van het advies van het Comité van Wijzen over de toekomstige rol en functie van de Benelux Economische Unie in december 1994 is in 1995 gewerkt aan nauwere samenwerking tussen de Benelux-landen met name op politiek terrein. Dat zal moeten leiden tot een herstructurering van de Benelux-taken en -activiteiten. Nederland heeft aangedrongen op een vacaturestop en een nul-groei van de begroting.

WTO

De World Trade Organisation (WTO) is per 01-01-1995 in werking getreden. De voorziene uitbreiding van de organisatie (ten opzichte van de «voorganger» GATT) zal eerst in 1996 zijn beslag krijgen en tot verhoging van de contributie leiden. De in 1995 betaalde contributie voor de WTO nam ten opzichte van 1994 toe met circa 7%.

Internationale Grondstoffenorganisaties

Op dit onderdeel worden verantwoord de contributies aan een tiental internationale grondstoffenorganisaties.

Artikel 07.02 Bevordering van de buitenlandse economische betrekkingen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 19955 0946 435
Realisatie 19958 7957 863
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+3 701+1 428

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij tweede suppletore begroting is de verplichtingenraming verhoogd met f 3,373 mln. Voor f 3 mln betreft het een overheveling vanuit artikel 07.05 voor het aangaan van verplichtingen gericht op Oost-Europa vanuit het onderdeel PESP. Als gevolg hiervan is de uitgavenraming verhoogd met f 0,8 mln.

Toelichting realisatie 1995

Op dit artikel worden verantwoord het Programma Economische Samenwerkingsprojecten (PESP), Beleidsonderbouwende en Economische Samenwerkings Activiteiten (BSA) en de bijdragen aan rente-subsidies voor leningen aan Turkije.

De realisatie op subartikelniveau is als volgt (x f 1000)

ArtikelsubVerplichtingenUitgaven
 1995199419951994
020 PESP8 091(7 021)6 394(4 193)
030 BOA0(70)932(945)
050 BSA704(473)500(280)
901 Turkse leningen0(156)37(103)
902 Interne Markt0(0)0(7)
 8 795(7 720)7 863(5 528)

Programma Economische Samenwerkings-projecten (PESP)

Het PESP is in 1995 herzien teneinde meer aan te sluiten bij de uitvoeringspraktijk. Dit mede op grond van de uitkomsten van een interne evaluatie, die in 1994 naar PESP werd uitgevoerd. Tot en met 1994 was het PESP een gepubliceerde regeling. Met ingang van 1995 is dit omgevormd tot een opdrachtenprogramma. Aansluiten bij de uitvoeringspraktijk betekent met name dat voor het PESP de onderbouwing van begrotingsposten is gestandaardiseerd en de afhandeling van het financiële traject is verbeterd.

De doelstelling van het (gewijzigde) PESP, thans geheten PESP 1995 (Stcrt. 1995, nr. 71) is tweeledig:

– bevordering van de Nederlandse export naar andere dan hoog geïndustrialiseerde landen;

– het leveren van een bijdrage aan de versterking van de bilaterale economische betrekkingen met niet-westerse landen.

Het gaat om een programma van activiteiten in de voorfase van een projekt waarbij opdrachten aan Nederlandse bedrijven en deskundigen worden verleend.

De, in de laatste jaren ontstane, grote belangstelling voor het PESP heeft zich in 1995 verder voortgezet. Vermeld kan worden dat het PESP deel uitmaakt van de financieringspakketten die aan China en Indonesië zijn aangeboden.

De produktiegegevens over 1995 bedroegen

Produktiegegevens:19951994
– behandelde aanvragen5553
– afgewezen/ingetrokken– 17– 27
– nog te commiteren– 3  
– in behandeling– 6 
Totaal aanvragen gecomm.2926

In de hiernavolgende overzichten zijn gegevens opgenomen per land en per sector over gerealiseerde verplichtingen en behandelde aanvragen voor de jaren 1994 en 1995 (bedragen x f 1 mln)

Land19951994
 aantal proj.bedrag% commit.aantal proj.bedrag% commit.
Azië185,466%103,043%
Midden en Oost Europa92,025%50,710%
Midden Oosten10,45%51,420%
Afrika10,34%10,46%
Midden en Zuid Amerika000%51,521%
Totaal298,1100%267,0100%
Sector19951994
 aantal proj.bedrag% commit.aantal proj.bedrag% commit.
Energie20,34%10,46%
Industrie51,822%51,217%
Landbouw41,215%51,014%
Milieu40,67%31,116%
Onderwijs10,22%10,23%
Transport / Weg- en waterbouw134,050%113,144%
Totaal298,1100%267,0100%

Beleidsonderbouwende en Economische Samenwerkings Activiteiten (BSA)

In de loop van het begrotingsjaar 1995 zijn de faciliteiten Beleidsonderbouwende Activiteiten (BOA) en Economische Samenwerkings Activiteiten (ESA) samengevoegd tot de nieuwe faciliteit BSA. Hieronder worden uiteenlopende zaken gecommiteerd. Het gaat om de volgende hoofdgroepen aan activiteiten:

– activiteiten op het terrein van onderzoek en advisering ten dienste van de beleidsvoering van de BEB;

– kennisoverdracht/informatieverstrekking door seminars en conferenties in Nederland;

– deelname aan bilaterale activiteiten in derde landen (m.n. tropisch hout-activiteiten);

– overige kosten verbonden aan inkomende bezoeken.

In 1995 werden 30 verplichtingen aangegaan voor een bedrag van f 0,704 mln.

Turkse leningen

Betreft in 1980 en 1981 verstrekte leningen aan Turkije waarvoor EZ tezamen met andere ministeries rentesubsidie verleent. De laatste bijdrage op de resterende lening uit 1981 is verschuldigd in 1996. De garantieverplichting is opgenomen onder het saldo verplichtingen.

Artikel 07.03 Stimulering exportactiviteiten

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 199562 44520 992
Realisatie 1995141 58635 227
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+79 141+14 235

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij tweede suppletore begroting is de verplichtingenraming verhoogd met f 84,3 mln. Het overgrote deel (f 75 mln) betreft een verhoging die staat toegelicht in de brief van 22 mei 1995 aan de Tweede Kamer inzake het instrumentarium voor het bevorderen van de buitenlandse handel en investeringen (Kamerstukken II 1994/95, 24 214, nr. 1). Het resterende bedrag betreft met name het «omzetten» van een verplichting van f 10 mln uit hoofde van voorganger SEF naar een verplichting onder de nu geldende AMvB. Bij slotwet zijn de verplichtingen- en uitgavenraming met f 5,231 mln resp. f 19,855 mln naar beneden bijgesteld om raming en realisatie aan elkaar gelijk te stellen.

Toelichting realisatie 1995

Op dit artikel worden verantwoord het Besluit subsidies exportfinanciering (BSE), alsmede de resterende uitgaven voor vervallen instrumenten. Voorts wordt hierop verantwoord de levering van kapitaalgoederen aan Argentinië.

De realisatie op subartikelniveau is als volgt (x f 1000)

ArtikelsubVerplichtingenUi tgaven
 1995199419951994
010 BSE141 586(67 822)35 227(30 720)
020 Levering kapitaalgoederen Argentinië0(5 000)0(0)
910 Investeringsvoorbereiding en Haalbaarheidsstudies.0(153)0(710)
 141 586(72 975)35 227(31 430)

Besluit Subsidies Exportfinanciering (BSE)

Voor het vaststellen van het subsidiebedrag speelt de hoogte van de refinancieringsrente (de door de Nederlandse ondernemer te betalen commerciële rente) een belangrijke rol. Het BSE voorziet in een overbrugging van het verschil tussen de refinancieringsrente en de rente die de buitenlandse concurrent kan aanbieden vanwege de steun van zijn overheid.

De aangegane verplichtingen bestaan met name uit voorlopige toezeggingen in afwachting van een eventuele orderverwerving en verhogingen op reeds aangegane verplichtingen. Niet alle voorlopige toezeggingen leiden tot orders.

Op basis van ervaringsgegevens wordt vooralsnog uitgegaan van een intrekkingspercentage van 66 2/3%. Van de 37 in 1995 aangegane verplichtingen tot een bedrag van f 131,2 mln hebben er 19 tot orders geleid (stand ultimo 1995). Hiermee is een subsidiebedrag gemoeid van ruim f 77 mln.

Evenals in 1994 wordt de meeste subsidie toegekend aan de zeescheepsnieuwbouw. In 1995 is 53% van de beschikbare subsidie ingezet voor deze sector. Met dit grote beroep vanuit deze sector werd vooruitgelopen op de aanvankelijk per 01-01-1996 verwachte inwerkingtreding van het nieuwe OESO scheepsbouwakkoord. Dit nieuwe OESO akkoord legt de subsidies voor de zeescheepsnieuwbouw aan banden. De inwerkingtreding van het akkoord is echter vertraagd en wordt niet verwacht vóór medio 1996.

Door het forse beroep op het BSE vanuit de zeescheepsnieuwbouw (f 75 mln) en de vliegtuigindustrie (f 30 mln) bleek het medio 1995 noodzakelijk om de oorspronkelijk voor 1995 vastgestelde bruto commiteringsruimte van f 62,445 mln aan te vullen tot f 146,817 mln. Hiervan is f 141,585 mln gebruikt.

De BSE wordt sinds oktober 1992 uitgevoerd door Senter. De uitvoeringskosten over 1995 bedroegen f 0,9 mln.

De hierna volgende overzichten laten de voornaamste uitvoerings- en produktiegegevens zien (subsidiebedragen in mln.)

Uitvoeringsgevens119951994
– kosten0,8510,625
– mensjaren (fte)3,842,31
Produktiegegevens1 1995  1 994 
 aantaltransactiebedragsubsidieaantaltransactiebedragsubsidie
– ontvangen795224277,0573117125,0
aanvragen2      
– behandeld2745091267,044201984,6
waarvan       
– vervallen21007,7432914,0
– afgewezen11303,422950
– ingetrokken20137672,852320
– in behandeling1477151,9624315,0
– gecommiteerd372714131,22792055,6
       
commiteringen3372714131,22792055,6
commiteringen a.p.41231610,4554212,3
totaal commiteringen493030141,632146267,9
totaal in portefeuille84  69  

1 Voor 1994 en 1995 geldt: inclusief verhogingen op vóór respectievelijk 1994 en 1995 aangegane verplichtingen. 2 Voor 1994 geldt: inclusief 1 aanvraag ontvangen in 1993. Voor 1995 geldt: inclusief 13 aanvragen ontvangen in 1994. 3 Exclusief verhogingen op vóór respectievelijk 1994 en 1995 aangegane verplichtingen. 4 Betreft verhogingen op vóór respectievelijk 1994 en 1995 aangegane verplichtingen.

De onderverdeling naar regio's en sectoren ziet er als volgt uit

Gecommiteerd naar regio 1995 1994
 aantalsubsidieaantalsubsidie
Afrika15,03533,859
Azië1143,31268,611
Europese Unie1550,7991439,914
Latijns Amerika15,28610,461
Midden-Oosten00,012,065
Overig926,73120,651
Totaal137131,1632755,562
Gecommiteerd naar sector    
Aannemerij00,022,584
Defensie14,99100,0
Machinebouw728,00354,433
Telecom00,033,278
Scheepsbouw2567,9321645,114
Overig transport430,23710,153
Totaal137131,1632755,562
     
Aannemerij a.p.10,92510,243
Machinebouw a.p.42,466210,781
Scheepsbouw a.p.77,03221,236
Totaal-generaal49141,5863267,822

1 Exclusief verhogingen op vóór respectievelijk 1994 en 1995 aangegane verplichtingen.

Artikel 07.04 Economische voorlichting en exportpromotie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199523 85623 906
Realisatie 199521 63222 442
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)–2 224–1 464

Toelichting realisatie 1995

Onderstaand een vergelijking op artikelonderdeel tussen de stand bij tweede suppletore begroting en de realisatie.

  BeschikbaarRealisatieVerschil
(x f 1000) Verplicht.UitgavenVerplicht.UitgavenVerplicht.Uitgaven
010Bijdrg. aan instituten7907790760076007– 1900– 1900
120Promotie7340584070987873– 2422033
130Voorlichting2474247422282263– 246– 211
140Onderzoek450450566566116116
610Informatie23582358244824489090
620Autom. en informatisering3327337732853285– 42– 92
Totaal23 85622 40621 63222 442– 222436

* -= minder gerealiseerd dan geraamd.

Voornaamste verklaring voor het achterblijven van de verplichtingen en uitgaven bij Bijdragen aan Instituten is een scherpe daling in de bijdrage aan de Stichting Holland Trade House door overname van het hoofdhuurcontract door de Rijksgebouwen dienst. Daarnaast is sprake van een aanmerkelijk lager beroep van het onder de Stichting Bevordering Uitvoer resorterende Netherlands Trade and Investment Office in Taipei (Taiwan) ten gevolge van koersontwikkelingen.

De overschrijding op de uitgaven voor Promotie is met name het gevolg van betalingen op verplichtingen van voorgaande jaren.

Voornaamste verklaringen voor het achterblijven van de verplichtingen en uitgaven bij Voorlichting zijn besparingen door veranderingen in het drukproces en het in eigen beheer nemen van de abonnementenadministratie van het blad Bestedingen Buitenland.

Aan Onderzoek is meer uitgegeven dan begroot. Dit is het gevolg van extra marktonderzoek in het kader van de voorbereiding van de Programma voor Starters op Buitenlandse markten (PSB).

Enkele kengetallen ter indicatie van de geleverde prestaties:

Algemene kengetallen:19941995
informatieverzoeken45 50043 000
opgevraagde publicaties33 00025 000
uitgeleende publicaties3 2002 400
verkochte publicaties12 00012 000
kopieën357 000417 000
ontsloten publicaties13 92614 086
spreekdagen2221
voorlichtingsbijeenkomsten3023
handelspromotionele activiteiten5641
publicitaire activiteiten620

Hoewel het aantal informatieverzoeken is afgenomen, is het aantal relevante vragen toegenomen. Dit is ondermeer het gevolg van de toegenomen inspanningen van de EVD het handelsbevorderende netwerk beter voor te lichten over de (on)mogelijkheden van de EVD- dienstverlening.

De daling van het aantal opgevraagde en uitgeleende publicaties ten opzichte van 1994 is het gevolg van enerzijds een ristrictie van het toelaten van studenten, door de tijdelijke, krappe huisvesting van de EVD. Anderzijds blijkt er steeds meer behoefte aan de meest actuele informatie te zijn. Deze is doorgaans niet te vinden in boeken, maar eerder in tijdschriften. Tijdschriften worden niet uitgeleend, maar er worden kopiën van verzonden. Dit verklaart tevens de stijging van het aantal verzonden kopiën.

Onderstaand de verdeling voorlichtings-activiteiten naar regio:

 19941995
EU/OESO exclusief Japan en Turkije94
Azië1716
Midden Oosten72
Oost- en Midden Europa911
Afrika24
Zuid- en Midden-Amerika64
Oceanië01
Multilaterale financieringsinstellingen22
Totaal5244

Door onder meer bundeling van onderwerpen, is het aantal activiteiten ten opzichte van 1994 gedaald. Het aantal deelnemers is ongeveer gelijk gebleven.

Verdeling handelspromotionele activiteiten naar regio:

 19941995
EU/OESO exclusief Japan en Turkije73
Azie2325
Midden Oosten127
Oost-en Midden-Europa83
Afrika32
Zuid en Midden Europa31
Totaal5641

Doelstelling van de handelspromotionele activiteiten is het direct in contact brengen van Nederlandse bedrijven met potentiële zakenrelaties en autoriteiten in het buitenland. Hierbij kunnen de volgende activiteiten worden georganiseerd: uitgaande zakenmissies, inkomende zakenbezoeken, collectieve presentaties op vakbeurzen in het buitenland, Holland lounge op een vakbeurs, nationale produkttentoonstellingen, seminars en workshops en handelscontactbijeenkomsten. Hoewel er ten opzichte van 1994 minder activiteiten zijn gerealiseerd, is het aantal deelnemers met ruim 9% gestegen.

Artikel 07.05 Economische hulp Oost-Europa

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995205 960162 800
Realisatie 1995275 919178 908
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+69 959+16 108

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

De verplichtingenraming kende een verhoging bij eerste suppletore begroting onder andere als gevolg van de overloop van onbenut gebleven verplichtingenruimte van 1994 naar 1995 op het onderdeel TRHIO (Tijdelijke Regeling Herverzekering Investeringen Oost-Europa, f 26,955 mln). Bij tweede suppletore begroting is de verplichtingenraming met f 60,317 mln verhoogd. Deze verhoging is het gevolg van een herschikking van middelen op het artikel (mutaties tussen artikelonderdelen met afwijkende intrekkingspercentages) en uit het vrijmaken van ruimte binnen de EZ-begroting ten behoeve van de Leasefaciliteit en de TRHIO. Meer informatie is opgenomen in Kamerstukken II 1995/96, 24 529, nr. 2, blz. 33–35. Bij Slotwet kende de verplichtingenraming een verlaging van f 17 mln als saldo van enkele kleinere verhogingen en het verlagen van de raming als gevolg van de realisatie. De uitgavenraming is bij Slotwet verlaagd in verband met de vrijval TRHIO ten behoeve van de extra-comptabele reserve.

Toelichting realisatie 1995

Op dit artikel worden de financiële middelen van EZ ten behoeve van de economische hulp aan Oost-Europa verantwoord.

De realisatie op subartikelniveau is als volgt (x f 1000):

ArtikelsubVerplichtingenUitgaven
 1995199419951994
010 PSO59 162(60 475)32 862(11 880)
020 Leasefaciliteit60 110(0)50 110(0)
030 TRHIO69 766(32 817)0(0)
040 IBTA115 000(33 000)11 749(15 271)
050 Investeringsfaciliteit52 689(30 162)52 689(30 162)
060 GOS-programma20(0)10 652(17 910)
110 Multilaterale projekten10 158(11 750)12 459(3 672)
111 OESO/CCET625(622)625(622)
120 Trustfunds0(7 500)0(10 916)
130 Beurzenprogramma Passage30(0)120(2 241)
140 PUM NMCP/EE14 373(6 000)3 294(4 633)
150 EMOE172(373)368(127)
160 Managementtraining13 864(6 887)3 980(1 671)
Totaal275 919(189 586)178 908(99 105)

1 in 1995 werden verplichtingen voor het uitvoeringsjaar 1996 aangegaan 2 het GOS-programma is in 1994 opgegaan in het PSO 3 in december 1993 werd voor het laatst gecommiteerd voor twee Clingendael-leergangen in 1994. De leergangen worden vanaf 1995 door Buza gefinancierd.

De economische hulp kan in twee categorieën worden verdeeld: faciliteiten gericht op kennisoverdracht en faciliteiten gericht op investeringsbevordering. De faciliteiten ter bevordering van kennisoverdracht worden uitgevoerd hetzij via Nederlandse kanalen, op bilaterale wijze, dan wel via bijdragen aan en/of projekten van multilaterale organisaties. Onder deze twee categorieën vallen de volgende faciliteiten:

– Kennisoverdracht:

bilateraal: het Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO), de Subsidieregeling managementcursussen Midden en Oost-Europa, het Programma Uitzending Managers Oost-Europa (PUM)

multilateraal: Multilaterale projekten, OESO CCET/NIS, Trustfunds;

– Investeringsbevordering: de Leasefaciliteit, de Tijdelijke Regeling Herverzekering Investeringen Oost-Europa (TRHIO), de faciliteit Investeringsbevordering/Technische Assistentie (IBTA) en de Investeringsfaciliteit Midden- en Oost-Europa (IFMOE).

Daarnaast worden nog twee faciliteiten besproken die niet onder beide categorieën vallen. De faciliteit Evaluatie en beleidsondersteuning Midden en Oost-Europa (EMOE) en de leergangen Clingendael (Beurzenprogramma Passage).

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de verplichtingen van bovengenoemde categorieën over 1994 en 1995. De bedragen (* f 1 mln) zijn inclusief verplichtingen ad. f 21,3 mln respectievelijk f 23,2 mln die in 1994 respectievelijk 1995 zijn aangegaan voor de uitvoeringsjaren 1995 en 1996.

Verplichtingen19951994
kennisoverdracht78,18193,239
investeringen197,56595,979
overig0,1720,368
Totaal275,918189,586

Kennisoverdracht

Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO)

Deze faciliteit wordt vanaf 1994 uitgevoerd door het agentschap Senter. Het instrument is opgezet als een opdrachtenprogramma. De uitvoeringskosten van het PSO 1995 bij Senter bedroegen in 1995 f 3,5 mln (ca. 6% van het gerealiseerde budget).

Met de volgende landen zijn landenbeleidsprogramma's overeengekomen waarin is neergelegd op welke aandachtsgebieden projekten zich moeten concentreren: Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Oekraïne, Polen, Slovenië, Russische Federatie, Slowakije en Tsjechië.

De onderverdeling naar landen is als volgt (bedragen x f 1 mln):

landaantal Verplichtingen 
bedragen x f 1mln1995199419951994
Estland552,01,9
Hongarije776,07,9
Letland362,02,0
Litouwen542,11,7
Oekraine13711,48,0
Polen976,58,7
Russische federatie271720,319,5
Slovenie441,82,0
Slowakije353,03,0
Tsjechië474,05,8
Totaal806959,260,5

De onderverdeling naar thema's per land ziet er als volgt uit: (bedragen afgerond x f 1000)

land/themaLandbouw/ VeeteeltConversieTransport/ DistributieEnergie/ MilieuMKB/bedr Privatisering.Regionale ontwikkelingTechno-logie(Beroeps) onderwijsTotaal per land
Estland50001 500000002 000
Hongarije009742 53002 500006 004
Letland009941 02500002 019
Litouwen43001 45102000002 081
Oekraine4 0122 583724 25304890011 409
Polen2 92301 6102 00900006 542
RF10 4092 9551 4215 28302640020 332
Slovenie00001 039073901 778
Slowakije0000001 9981 0002 998
Tsjechië000003 999003 999
Totaal per thema18 2745 5388 02215 1001 2397 2522 7371 00059 162

Subsidieregeling managementcursussen

De Subsidieregeling managementcursussen werd op 24-12-1992 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 1992, nr. 250). De subsidieregeling beoogt Midden- en Oosteuropeanen in staat te stellen in Nederland bij een onderneming, instelling of organisatie relevante managementervaring op te doen.

De regeling voorziet in een bijdrage aan Nederlandse gastorganisaties die cursisten of stagiaires uit bedrijven of instellingen uit Midden- en Oost-Europa ontvangen. Met het Netherlands University Fund For International Cooperation (NUFFIC) is in december 1992 een overeenkomst gesloten voor de uitvoering van de regeling.

In tegenstelling tot de andere faciliteiten die na de boedelscheiding in 1993 alleen betrekking hebben op economische hulp, is deze faciliteit qua doelstellingen en criteria ongewijzigd gebleven. Dat betekent dat ook niet-economische projekten worden uitgevoerd.

Voor de uitvoeringskosten is voor 1995 een bedrag van f 0,275 mln beschikbaar gesteld.

Voor het doen van subsidietoezeggingen in het uitvoeringsjaar 1995 werd f 3 mln en aanvullend nog eens f 0,5 mln beschikbaar gesteld. Tevens werd in 1995 voor het doen van subsidietoezeggingen in het uitvoeringsjaar 1996 een bedrag van f 3 mln ter beschikking gesteld. Voor uitvoeringskosten in 1996 is f 0,279 mln beschikbaar gesteld.

In totaal werden in 1995 2202 aanvragen ingediend waarvan er in 1995, 1612 werden goedgekeurd. Circa 25% van de goedgekeurde aanvragen betrof de Russische Federatie. Het merendeel van de overige aanvragen had betrekking op Polen, Tsjechië, Slowakije, Roemenië en Hongarije.

Het volgende overzicht geeft een beeld van het aantal goedgekeurde aanvragen en de toegekende subsidies in 1994 en 1995.

Overzicht per land bedragen * f 1000goedgekeurde aanvragentoegezegde subsidies
 19951994 *19951994
Albanië132652108
Armenië22626
Azerbeidsjan07034
Bulgarije6079196183
Estland2646103218
Georgië53435
Hongarije164121350195
Kazachstan36711
Kirgystan100270
Letland7559204161
Litouwen441716259
Moldavië010021
Oekraïne6574213214
Oezbekistan14114733
Polen195264482473
Roemenië85138324502
Russische Federatie416469943971
Slovenië3185110
Slowakije239213263252
Tsjechië133214235216
Witrusland32206638
Totaal161217873 7733 731

* gaat om definitieve cijfers over 1994: gegevens wijken af van die in de rekening 1994 omdat gebruikte cijfers ten tijde van het opstellen daarvan nog niet definitief waren.

Programma Uitzending Managers Oost-Europa (PUM)

Dit programma, dat door het NCW wordt uitgevoerd, stelt gepensioneerde en vervroegd uitgetreden managers ter beschikking voor tijdelijke advisering van bedrijven en non-profit organisaties in Midden- en Oost-Europa. De uitgezonden managers verrichten het werk op vrijwilligersbasis. Hun verblijfkosten worden betaald door het ontvangende land terwijl de reiskosten voor rekening van het PUM komen. Tevens biedt het programma mogelijkheden voor individuele training van jonge managers afkomstig uit de geadviseerde bedrijven en voor meer algemene managementcursussen.

In 1994 is f 3 mln voor de uitvoering van het PUM in 1995 aan het NCW gecommiteerd. De uitvoeringskosten zijn inbegrepen in deze kosten. In 1995 is verder voor managementcursussen in 1995 een bedrag van f 0,376 mln gecommiteerd. Tevens werd in 1995 voor de uitvoering van het PUM in het uitvoeringsjaar 1996 een bedrag van f 3,6 mln beschikbaar gesteld en voor de uitvoering van managementcurssussen in 1996 een bedrag van f 0,397 mln.

In 1994 en 1995 gerealiseerde uitzendingen en trainingen

LandUitzendingenTrainingen
 1995199419951994
Russische Federatie7434 33
Polen8455 12
Hongarije1626 23
Litouwen 19 19
Tsjechie 22 7
Baltische landen45 6 
Tsjechië/Slowakije11 5  
Wit-Rusland36 16 
Overige landen276459
Totaal29322032103

Multilaterale projekten

De faciliteit richt zich op de ondersteuning van projekten van internationale organisaties. De projekten die onder deze faciliteit vallen, dienen consistent te zijn met de algemene doelstelling van het Nederlandse hulpbeleid. Het verschil met het PSO is gelegen in de uitvoering waarbij, na accoord van EZ met het projektvoorstel, de uitvoering inclusief de aanbesteding in handen is van de internationale organisatie.

De onderverdeling naar landen is als volgt (bedragen x f 1000):

LandAantalVerplichtingen
 1995199419951994
Litouwen201 7400
Oekraïne423 6386 320
Polen0101 200
RF12880450
Grensoverschr.projekten463 9003 780
Totaal111110 15811 750

De projekten zijn gericht op de volgende sectoren:

SectorenAantal
 19951994
Managementtr.01
Bedrijfseconomie/Econ. beleid01
Natuurbehoud en bosbouw13
Belasting herv, fin/banken12
Onderwijs01
Watermanagement01
Privatisering01
Veiligheid kernenergie01
Landbouw/distributie20
Energie/milieu40
Technologie10
Transport20
Totaal1111

De projekten waaraan in 1995 werd bijgedragen waren van de volgende organisaties:

EBRD, IFC, IUCN, OESO, UNIDO, en Wereldbank,

OESO CCET

Met ingang van 1994 wordt de verplichte OESO-bijdrage op dit nieuwe artikelsub geraamd. In het kader van het algemeen werkprogramma van de OESO wordt technische assistentie op macro-economisch niveau ten behoeve van de versterking van de marktsector in de Oost-Europese landen geleverd. Het ging in 1995 om een bedrag van f 0,625 mln (1994: f 0,622 mln).

Trustfunds

In 1990, 1991 en 1992 zijn achtereenvolgens trustfunds ingesteld bij de Wereldbank, de EBRD en de IFC. Via de trustfunds wordt aan de betrokken organisaties de mogelijkheid geboden om Nederlandse consultants in te schakelen bij de voorbereiding van nieuwe, of de rehabilitatie/renovatie van bestaande projekten. Het gaat daarbij om activiteiten in de voorfase, zoals haalbaarheidstudies en investeringsvoorbereidingsstudies, van eventuele projekten in de publieke en/of private sector, te financieren door de bovengenoemde organisaties.

Door middel van de trustfunds kan met beperkte beleidsmatige inspanning van EZ de betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven, vooral ook bij de uitvoering van de uiteindelijke operationele activiteiten, worden vergroot.

De drie trustfunds zijn in 1995 geëvalueerd. De primaire doelstelling, bevordering van de transformatie in Midden- en Oost Europa, wordt zonder meer gehaald. Wel is duidelijk meer aandacht nodig voor de spin-off voor Nederlandse bedrijven in de vervolgfase van de trustfundactiviteiten (een van de secundaire doelstellingen). Maatregelen terzake zijn reeds genomen.

In 1995 zijn geen bijstortingen in de trustfunds gedaan. In 1995 werden 15 projekten goedgekeurd die, conform de afspraken met deze organisaties, aan EZ ter goedkeuring moeten worden voorgelegd. Het totaal van de tot en met 1994 en 1995 geleverde bijdragen aan de trustfunds bij de diverse internationale organisaties en de aantallen goedgekeurde projekten en daarmee gemoeide bedragen zijn in de volgende tabel opgenomen (bedragen x f 1000):

Internationale organisatieVerplichtingen
 1993t/m 19931994t/m 1995
Wereldbank *2 85015 8505 50021 350
EBRD 16 678 16 678
IFC 2 0002 0004 000
Totaal2 85034 5287 50042 028

* Exclusief in 1990 door het Ministerie van Financiën toegezegde en betaalde f 4 mln.

Het totaal van de aantallen goedgekeurde projekten en daarmee gemoeide bedragen over 1995 en 1994 (bedragen x 1000):

 in 19951994
Internationale organisatieaantal projektenbedrag projektenaantal projektenbedrag projekten
Wereldbank63 99572 975
EBRD82 074114 347
IFC12964578
Totaal156 365227 900

Investeringsbevordering

De bevordering van investeringen wordt via een aantal voorwaardenscheppende respectievelijk drempelverlagende wegen gerealiseerd:

– de Leasefaciliteit bevordert de import van kapitaalgoederen door Oosteuropese landen, waarvoor het reguliere exportkredietverzekeringsinstrumentarium van de NCM niet van toepassing is;

– met de IBTA wordt de samenwerking tussen Nederlandse en Oosteuropese bedrijven gericht op investeringsbevordering en technische assistentie in Oost-Europa gestimuleerd;

– met de Investeringsfaciliteit stelt de Staat zich borg voor de verstrekking van risicodragend vermogen ten behoeve van investeringen in Oost-Europa;

– met de TRHIO worden niet-commerciële risico's verbonden aan gerealiseerde investeringen verzekerd.

Leasefaciliteit

De eind 1990 ingestelde Leasefaciliteit heeft tot doel het bevorderen van de kapitaalgoederenexport naar Midden- en Oost-Europese landen waarvoor NCM/Staat geen reguliere exportkredietverzekering biedt (Kamerstukken II, 1990/91, 21 937, nr. 1). Het gaat daarbij om kapitaalgoederen, die tot investeringen zullen leiden in de Oosteuropese landen. Onder de faciliteit kunnen fabricatie- (vanaf medio 1993), krediet- en onteigeningsrisico's worden verzekerd die het gevolg zijn van op leasebasis verstrekte kapitaalgoederen aan bedrijven in de desbetreffende landen.

De faciliteit wordt uitgevoerd door een 100% dochteronderneming van de Nederlandsche Credietverzekerings Maatschappij (i.c. NCM-Oost) te Amsterdam, in samenwerking met de door de Staat daartoe opgerichte Stichting Economische Samenwerking Oost-Europa (SENO), die als herverzekeraar optreedt voor de NCM-dochter.

De middelen voor de herverzekering zijn grotendeels door middel van een achtergestelde lening van EZ aan SENO ter beschikking gesteld. De verkregen gelden worden door de stichting SENO belegd. De totale lening inclusief de bijgeschreven rente bedroeg ultimo 1995 f 178,8 mln.

De lening aan de stichting SENO is als volgt opgebouwd (bedragen x f 1 mln):

JaarGecommitteerdBetaaldRenteCumulatief TotaalRente over periode
 (1)(2)(3)(2) +(3) 
199011,911,90,011,9  
199136,921,40,533,8van 17/12/90 t/m 30/06/91
199233,031,82,267,8van 01/07/91 t/m 30/06/92
199322,038,74,7111,2van 01/07/92 t/m 30/06/93
1994  9,9121,1van 01/07/93 t/m 31/12/94
199560,150,17,6178,8van 01/01/95 t/m 31/12/95
Totaal163,9153,924,9178,8 

De stand van het obligo bedroeg per 01-01-1995 f 72,9 mln. Het verloop van het obligo in 1995 was als volgt:

bedragen * f 1000polisdekk.toez.goedk.totaal
Stand 01–01–9517 25114 64340 96072 854
Obligo-verloop in 1995     
– ingetrokken– 972– 11 184– 30 000– 42 156
– afschrijving– 8500– 85
– verhoging/verlaging MS0– 1 4591 021– 438
– dekking–> polis2 000– 2 00000
– goedk.–>polis11 9810– 11 9810
subtotaal12 924– 14 643– 40 960– 42 679
saldo30 1750030 175
     
In 1995 goedgekeurd en afgegeven     
Afgesloten polissen6 740006 740
Nieuwe dekkingstoez.059 685059 685
subtotaal6 74059 685066 425
Totaalstand 31-12-199536 91559 685096 600

In 1995 zijn de volgende beleidsverruimingen doorgevoerd:

– Invoering directe Garanties: de mogelijkheden voor kleinere leasetransacties (waarde kleiner dan f 3 mln) worden verbeterd;

– de eisen inzake winstgevendheid en onafhankelijk kunnen opereren van een overheidsbedrijf zijn vervallen;

– de eis inzake het genereren en/of besparen van deviezen door het leaseobject is vervallen;

– premie-opslag van 25% is vervallen;

– de verzekerbare krediettermijn is afgestemd op de desbetreffende OESO-consensusbepalingen.

Tenslotte is voor de minst risicovolle landen de 1:1 relatie tussen garantiekapitaal en het obligo verruimd tot een maximum van 1:1,25. Daadwerkelijke verruiming is afhankelijk van het risicoprofiel (country credit rating) van landen waarop de NCM kort open is (de minst risicovolle landen). Hiermee is vooralsnog een extra verzekeringsruimte gecreëerd van f 10 mln.

Over het bedrag van de geldlening is interest verschuldigd. De verschuldigde interest wordt sinds 1995 jaarlijks per 31 december op de hoofdsom bijgeschreven. Het interestpercentage wordt jaarlijks aan het begin van het boekjaar vastgesteld. De rente over 1995 is vastgesteld op 6,04 %.

Het garantiekapitaal, bestaande uit de lening plus het gecumuleerde resultaat van SENO, bedraagt ultimo 1995 f 178,8 mln. Het totale netto-obligo komt uit op f 96,6 mln. Dit betekent dat op 01-01-1996 een resterende herverzekeringsruimte (totale garantiekapitaal minus netto-obligo) aanwezig is van f 82,2 mln. Pas eind december 1995 bleek dat drie transacties van f 27,2 mln op Kazachstan vervielen. Als deze zouden zijn doorgegaan, zou dat hebben betekend dat het obligo over 1995 hoger zou zijn uitgekomen. De resterende herverzekeringsruimte zou dan f 55 mln hebben bedragen. Een dergelijke ruimte is nodig voor het in behandeling nemen van door NCM-Oost voorgelegde aanvragen tot herverzekering van leasetransacties. Uit oogpunt van zorgvuldig beheer is het noodzakelijk om te komen tot een optimale omvang van de voor het behandelen van herverzekeringsaanvragen benodigde ruimte.

Op grond van de tussen SENO en EZ gesloten overeenkomst zou op 01-07-1994 een beslissing worden genomen omtrent de terugbetaling van de aan SENO verstrekte achtergestelde lening. Deze beslissing is door DG BEB opgeschort tot 31-03-1996.

In 1995 is voor één zaak een bedrag van f 0,7 mln aan schade uitgekeerd.

In het volgend overzicht wordt inzicht gegeven in aantallen en bedragen totaal obligo van SENO per 31-12-1995 (bedragen x f 1 mln):

Stadium Aantal Bedrag
 1995199419951994
Polissen221136,917,3
Dekkingstoezeggingen21759,714,6
Goedgekeurd03041,0
Totaal432196,672,9

De samenstelling naar sector en land geeft het volgende beeld (bedragen x f 1 mln):

Sector Aantal Bedrag
 1995199419951994
Landbouw220,52,2
Telecom3231,239,7
Toerisme1111,011,0
Transport341427,86,0
Voedselverw.2214,314,0
Auto-industrie1011,80,0
Totaal432196,672,9
Land Aantal Bedrag
 1995199419951994
Bulgarije200,60,0
Kazachstan010,030,0
Oekraïne15443,521,5
Oezbekistan2122,811,0
Polen881,72,7
RF16728,07,7
Totaal432196,672,9

Investeringsbevordering/Technische Assistentie (IBTA)

De IBTA, ingesteld in september 1991, richt zich op het opzetten en versterken van bedrijven in Oost-Europa, die (willen gaan) samenwerken met Nederlandse bedrijven. Het gaat hierbij om een financiële bijdrage ten behoeve van Investerings Bevorderende activiteiten en Technische Assistentie. De faciliteit wordt uitgevoerd door de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO).

Aan de uitvoerder van de IBTA, de FMO, is in 1995 een budget van f 15,0 mln beschikbaar gesteld. Van dit budget was f 13,7 mln beschikbaar voor uitkeringen op basis van de criterianota en f 1,3 mln voor de uitvoeringskosten van de FMO. Tevens werd in 1995 voor het uitvoeringsjaar 1996 eenzelfde bedrag van f 15 mln beschikbaar gesteld, waarvan eveneens f 13,7 mln voor uitkeringen op basis van de criterianota en f 1,3 mln voor de uitvoeringskosten van de FMO (inclusief BTW).

De FMO heeft op verzoek van EZ een rentedragende rekening voorde doelbijdragen geopend. Een eventueel positief rentesaldo zal in dat kader worden teruggestort aan EZ. Tevens is de bevoorschottingssystematiek van de doelbijdragen IBTA aangepast. Met de FMO werd overeenstemming bereikt over het vervallen van de 25%-bijdrage door het desbetreffende Oosteuropese bedrijf. Met de bovenstaande wijzigingen is verder invulling gegeven aan de aanbevelingen die voorvloeiden uit discussies rondom de jaarrekeningen 1992, 1993 en 1994.

De onderverdeling naar landen van investeringsbevorderende activiteiten en technische activiteiten levert het volgende beeld aan gerealiseerde contracten op (bedragen x f 1000):

Investeringsbevorderende activiteiten

)) Land Aantal Bedrag
 1995199419951994
Estland010125
Hongarije93540261
Letland118075
Litouwen1377217
Oekraïne117492
Polen125735503
RF6113961 138
Slowakije63440263
Tsjechië55285713
Overig *)1110746828
Totaal52433 3734 215

*) Albanië, Bulgarije, Roemenië

Technische activiteiten

Land Aantal Bedrag
 1995199419951994
Estland216422
Hongarije8201 0692 756
Letland203740
Litouwen040243
Oekraïne020220
Polen22273 2483 826
RF781 172620
Slowakije64433703
Tsjechië18222 8223 084
Overig *)761 4891 060
Totaal729410 67112 534

*) Albanië, Bulgarije, Roemenië

In 1995 ging het in totaal om 124 projekten voor circa f 14,0 mln (1994: 137 projekten voor circa f 16,7 mln).

Investeringsfaciliteit Midden- en Oost-Europa (IFMOE)

De Investeringsfaciliteit is, een eind 1992 ingestelde, faciliteit waarmee de Staat zich borg stelt voor achtergestelde leningen aan Oosteuropese ondernemingen waarin Nederlandse ondernemingen investeren.

Ten behoeve van de Investeringsfaciliteit houdt de NIB bij de Rijkshoofdboekhouding een rekening aan op de zogenaamde derdenrekening. Op deze rekening vinden de volgende transacties plaats:

– de jaarlijkse storting van het voor de faciliteit beschikbare bedrag door EZ;

– storting door de NIB van aan de Staat verschuldigde provisies;

– storting door de NIB van voor de Staat ontvangen bedragen uit hoofde van uitwinning van zekerheden en incassowerkzaamheden;

– afschrijving van door het Rijk uit hoofde van de overeenkomst verschuldigde bedragen.

Aan de uitvoerder van de Investeringsfaciliteit, de NIB, is voor het doen van borgstellingen in 1995 een bedrag van f 52,35 mln toegezegd waardoor, samen met de in 1992, 1993 en 1994 toegezegde f 87 mln, het totaal neerkomt op f 139,35 mln. Deze bedragen zijn gestort op de derdenrekening van de NIB bij de Rijkshoofdboekhouding. Tevens is daarop in 1995 gestort een bedrag ad. f 0,339 mln dat over 1995 aan provisies werd ontvangen. De totale vordering op IFMOE bedraagt (incl. ontvangen provisies 1992 t/m 1995) f 139,851 mln.

In de volgende tabel wordt inzicht gegeven in het aantal tot en met 1995 verstrekte borgstellingen per land (bedragen * f 1 mln). In totaal zijn ultimo 1995 borgstellingen verstrekt voor een bedrag van f 100,9 mln. Daardoor is, van het totale bedrag ad f 139,9 mln, nog beschikbaar f 39 mln.

Landen Aantal Bedrag
*f 1 mln1995199419951994
Estland116,756,75
Hongarije3215,6312,42
Polen *)7342,7818,54
Rusland507,150
Slowakije3116,582,70
Tsjechië3212,039,60
Totaal229100,9250,01

*) in 1995 is een borgstelling uit 1994 vervallen.

De beheerskosten van de NIB worden niet apart in rekening gebracht, maar worden gedekt uit de rentemarge.

Tijdelijke Regeling Herverzekering Investeringen Oost-Europa (TRHIO)

Met de, in 1991 ingestelde, TRHIO worden verzekeringsmaatschappijen in staat gesteld niet-commerciële risico's verbonden aan investeringen van Nederlandse bedrijven in Oost-Europa te herverzekeren bij de Staat.

Daartoe is een overeenkomst gesloten met Nederlandsche Credietverzekerings Maatschappij (NCM). De uitvoeringskosten komen voor rekening van het Ministerie van Financiën. Op grond van deze regeling komen investeringen voor verzekering in aanmerking in landen waarmee Nederland een investerings-beschermingsovereenkomst (IBO) heeft afgesloten en op landen waarvan de rechtsorde genoegzaam bescherming biedt.

In de volgende tabel wordt inzicht gegeven in het aantal tot en met 1995 goedgekeurde aanvragen per land (bedragen * f 1 mln).

Land Aantal Bedrag
 1995199419951994
Estland119,49,4
Litouwen102,00
Polen4154,59,5
Roemenië334,14,1
Rusland4353,530,7
Totaal138123,553,7

In 1995 werden vijf aanvragen met een totaal obligo van f 69,8 mln voor herverzekering goedgekeurd. Het uitstaand obligo bedraagt ultimo 1995 f 123,5 mln.

Ten behoeve van schade-uitkeringen wordt een extra-comptabele reserve opgebouwd. Deze reserve wordt gevormd uit de voor de TRHIO beschikbare kasmiddelen, premies (na aftrek van kosten) en provenuen. Bij Slotwet wordt f 14,86 mln toegevoegd aan de extra-comptabele reserve (incl. premies 1995).

De extra-comptabele reserve is als volgt opgebouwd (bedragen in mln):

* dotatie uit 1991 (toegevoegd bij slotwet)10,000
* premie-ontvangsten 19920,004
Omvang extra-comptabele reserve begin 199310,004
Premie-ontvangsten 19930,079
Omvang extra-comptabele reserve begin 199410,083
Premie-ontvangsten 19940,078
Toevoeging bij Slotwet 199410,000
Omvang extra-comptabele reserve begin 199520,161
Premie-ontvangsten 19950,154
subtotaal extra-comptabele reserve ultimo 199520,315
Toevoeging Slotwet 199514,707
Totaal extra comptabele reserve ultimo 199535,022

De noodzakelijk geachte omvang van de reserve bedraagt (minimaal) 25% van het aangesproken verplichtingenbedrag, te weten f 30,8 mln (is 25% van f 123,453 mln).

Overige faciliteiten artikel 07.05

Naast de faciliteiten gericht op kennisoverdracht en investeringsbevordering zijn er nog twee instrumenten waarvoor gelden beschikbaar waren in 1995: de EMOE en de leergangen Clingendael (Beuzenprogramma Passage).

Evaluatie en beleidsondersteuning Midden en Oost-Europa (EMOE)

In 1995 werden verplichtingen aangegaan tot een totaal bedrag van f 0,172 mln.

Beurzenprogramma Passage Clingendael

Het ging hier alleen om de eindafrekening van uitgaven tot een bedrag van f 0,12 mln ten laste van in eerdere jaren gecommiteerde bedragen voor Clingendael-leergangen in 1993 en 1994. De leergangen worden vanaf 1995 door Buza gefinancierd.

08. WET INVESTERINGSREKENING

Artikel 08.01 Investeringsbijdragen en investeringstoeslagen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 1995455 000
Realisatie 1995371 642
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)–83 358

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting 1995 is de uitgavenraming verhoogd met f 10 mln. Deze mutatie is het saldo van een verhoging van de WIR-uitgaven vóór aftrek van het effect van de temporiseringsmaatregel (bruto WIR-uitgaven) met f 175 mln en een verhoging van het (verschuivings)effect van de temporiseringsmaatregel («WIR-knip») met f 165 mln. De bruto WIR-uitgaven zijn verhoogd op grond van de verwachting dat een deel van de in 1994 niet verrekende WIR-claims in 1995 tot betaling zou komen. De verhoging van het effect van de WIR-knip is het gevolg van de verhoging van de bruto WIR-uitgaven in 1995 en een verhoging van het «knip-relevante» percentage van de bruto WIR-uitgaven op grond van het groter dan verwachte effect van deze maatregel in de voorafgaande jaren.

Toelichting realisatie 1995

De WIR-uitgaven vóór aftrek van het effect van de temporiseringsmaatregel zijn bijna f 152 mln hoger uitgekomen dan was geraamd. Daar staat tegenover dat het effect van de WIR-knip ruim f 235 mln groter was dan geraamd. Per saldo is er dus sprake van een meevaller van ruim f 83 mln. De tegenvaller bij de bruto WIR-uitgaven is veroorzaakt doordat WIR-claims, die in de voorafgaande jaren als gevolg van de tegenvallende (fiscale) winstontwikkeling van ondernemingen niet konden worden verrekend, in grotere getale dan was verwacht in 1995 tot verrekening zijn gekomen. Het groter dan geraamde effect van de temporiserings-maatregel is ten dele toe te schrijven aan de hogere bruto WIR-uitgaven. Voorts was het deel van de bruto WIR-uitgaven dat in 1995 onder de werking van de WIR-knip viel beduidend groter dan in de voorafgaande jaren.

ONTVANGSTEN

01.00 ALGEMEEN

Artikel 01.01 Diverse ontvangsten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19958 989
Realisatie 19955 734
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)–3 255

Toelichting realisatie 1995

De realisatie op onderdeelniveau is in onderstaande tabel opgenomen

Soort ontvangstBedragen (x f 1 mln)
Diverse ontvangsten3,679
Legalisaties0,003
Materieel ministerie0,253
Commiss.verg./ vakatiegeld0,490
Overige ontvangsten (buiten)diensten1,309
Totaal5,734

De overige ontvangsten bestaan voor f 0,748 mln uit de eindafrekening 1994 over de uitvoering van het opdrachtenpakket van DG I&D met Senter en voor f 0,357 mln uit de eindafrekening van DG E met Senter.

Artikel 01.11 Ontvangsten Bureau voor de Industriële Eigendom

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199550 968
Realisatie 199545 636
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)–5 332

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

In verband met een hoger vervalpercentage van in Nederland verleende Europese Octrooien is de raming bij tweede suppletore begroting met f 5 mln neerwaarts bijgesteld.

Toelichting realisatie 1995

Onderstaande tabel geeft de onderbouwing van de realisatie

Onderdeel (bedragen x f 1 mln)raming 1995realisatie 1995
-octrooi procedure taksen10,7865,738
-verzoekschriften en oppositie0,0180,024
-instandhoudingstaksen en aanvragen38,26537,704
-dagvaardingen, akten0,0890,066
-vertalingen EP-NL octrooien1,2041,047
-verkoop reprodukties0,4420,541
-verkoop octrooigeschriften00
-abonnementen0,0700,108
-inlichtingen0,0060,006
-ontvangsten chipwet0,0020,003
-overig0,0860,399
Totaal50,96845,636

Uit de bovenstaande specificatie van de ontvangsten blijkt dat de daling met name is toe te schrijven aan de procedurele taksen op octrooien. De ontvangsten aan instandhoudingstaksen op octrooien bleven redelijk constant.

Artikel 01.21 Ontvangsten Centraal Planbureau

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1995100
Realisatie 19951 625
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+1 525

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De hogere ontvangst houdt voornamelijk verband met werk voor derden. Bij tweede suppletore begroting is raming op basis van deze extra ontvangsten verhoogd met f 1,571 mln. De uitgaven die hier tegenover staan zijn geraamd op artikel 01.61 Personeel en materieel EZ, exclusief CBS.

Toelichting realisatie 1995

De gerealiseerde ontvangsten hebben met name betrekking op in opdracht uitgevoerde projekten. Belangrijkste opdrachtgevers zijn de Ministeries van VROM, WVC, EZ, V&W en het SCP.

De opbouw van de gerealiseerde ontvangst is als volgt

werken in opdrachtf 1,472 mln
verkoop publicaties en diskettesf 0,018 mln
royaltiesf 0,023 mln
doorberekening naar Stichting OSAf 0,097 mln
diversenf 0,015 mln
Totaalf 1,625 mln

Artikel 01.31 Ontvangsten Centraal Bureau voor de Statistiek

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19958 900
Realisatie 199523 400
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+14 500

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De verhoging van de ontvangstenraming betreft voor f 9 mln extra inkomsten uit werk voor derden, die bij tweede suppletore zijn aangemeld. De resterende verhoging van de ontvangstenraming met f 5 mln is een meevaller in de ontvangsten op de onderdelen Inlichtingen aan derden en Verkoop van publikaties CBS.

Toelichting realisatie 1995

Onderstaande tabel geeft de onderbouwing van de realisatie per onderdeel.

Onderdeel (bedragen x f 1 mln)ramingrealisatieverschil
Inlichtingen aan derden6,90020,61813,718
Verkoop van publikaties1,8002,6460,846
Diverse ontvangsten CBS0,2000,136– 0,064
Totaal8,90023,40014,500

Toelichting:

De overschrijding van de ontvangsten inlichtingen aan derden met f 13,718 mln wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door opdrachten van de Europese Unie en een aantal ministeries.

Bij tweede suppletore begroting is deze overschrijding voor f 9,5 mln geautoriseerd.

Het overschot op de ontvangsten uit hoofde van publicaties is deels het gevolg van een actief verkoop- en marketingbeleid en een verbreding van het assortiment.

Artikel 01.51 Ontvangsten Rijks Geologische Dienst

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19954 640
Realisatie 19953 382
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)–1 258

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De belangrijkste mutatie betreft de verlaging bij tweede suppletore begroting met f 0,9 mln. Deze verlaging is het gevolg van een ramingsfout (ad f 0,7 mln) en van een vermindering van de verkoop van putten en seismiek (ad f 0,2 mln). Dit laatste is het gevolg van de teruglopende exploitatie-activiteiten op het continentaal plat.

Toelichting realisatie 1995

De verlaging van de ontvangsten betreft voor f 0,422 mln een tegenvaller in de ontvangsten voor werk voor derden. De oorzaak van de tegenvaller is gelegen in vertraging in de projekten waardoor niet tijdig tot facturering kon worden overgegaan. Daarnaast is de raming verlaagd met f 0,9 mln bij tweede suppletore. Zie hiervoor bovenstaande toelichting Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen. Tenslotte is de raming van de overige ontvangsten verhoogd met f 0,064 mln.

02.00 INDUSTRIEEL EN ALGEMEEN TECHNOLOGIEBELEID

Artikel 02.01 Ontvangsten in verband met internationale ruimtevaartprogrammas

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19953 000
Realisatie 19952 831
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)–169

Toelichting realisatie 1995

Op dit artikel zijn de ontvangsten geboekt die die voortvloeien uit verrekeningen tussen het European Space Agency (ESA) en EZ. De ontvangst in 1995 heeft grotendeels betrekking op een herberekening van de gehanteerde wisselkoers door ESA. In 1994 is f 0,4 mln ontvangen.

Artikel 02.02 Ontvangsten technische ontwikkelingskredieten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199575 000
Realisatie 199588 348
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+13 348

Toelichting realisatie 1995

Dit betreft in 1995 via Senter ontvangen bedragen uit hoofde van aflossing en rente terzake van verstrekte technische ontwikkelingskredieten. Vorig jaar bedroegen deze f 76 mln.

Artikel 02.04 Diverse ontvangsten technologiebeleid

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19952 000
Realisatie 19952 310
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+310

Toelichting realisatie 1995

Op dit artikel worden de incidentele ontvangsten in het kader van het technologiebeleid verantwoord. Hierin is f 0,5 mln dividend van de Fokker Holding BV begrepen. Voor het overige betreft het terugbetalingen op (zachte) leningen en terugvordering van (bij definitieve vaststelling gebleken) te hoog bevoorschotte subsidies.

Artikel 02.05 Ontvangsten uit het Fonds economische structuurversterking

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199514 000
Realisatie 199510 924
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 3 076

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is de raming verhoogd met het bedrag van de uitgaven die in 1994 gerealiseerd zijn op het uitgavenartikel 02.13 Projekten gefinancieerd uit het Fonds economische structuurversterking. Verrekening van dit bedrag (f 0,568 mln) ten laste van het Fes kon pas plaatsvinden op het moment dat het wetsvoorstel Fes aangenomen was.

03.00 INDUSTRIEBELEID

Artikel 03.01 Ontvangsten staalindustrie

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1995145 329
Realisatie 1995128 357
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)–16 972

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Doordat een geraamde aflossing van f 28 mln van een in het verleden aan Hoogovens verstrekte lening pas begin 1996 door de NIB aan EZ is overgemaakt, diende bij slotwet de raming nog met f 28 mln neerwaarts te worden bijgesteld.

Toelichting realisatie 1995

Dit bedrag betreft voor een bedrag van f 105 mln aan aflossingen (1994: f 55,8 mln) en voor een bedrag van f 12,5 mln aan rente baten (1994: f 18,8 mln) uit hoofde van in het verleden aan Hoogovens verstrekte leningen in het kader van de herstructurering Nederlandse Staalindustrie. Daarnaast is f 10,9 mln ontvangen uit hoofde van de verkoop van certificaten Hoogovens verkregen uit het in 1995 beschikbaar gestelde stockdividend Hoogovens 1994.

Artikel 03.03 Ontvangsten uit bijdragen aan de industrie

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199536 000
Realisatie 1995104 602
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+68 602

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is een verhoging van de raming met ruim f 54 mln aangebracht welke bestaat uit winstuitkering van f 28 mln over aandelen die de Staat in DAF heeft en de financiële afhandeling ten bedrage van f 26 mln van een begin jaren tachtig uitgevoerde steunoperatie.

Toelichting realisatie 1995

De in 1995 ontvangen bedragen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

– uitkering winstrecht KSG59,8 mln
– dividend Alpinvest5,6 mln
– dividend DAF Trucks NV28,0 mln
– rente op lening DAF Trucks NV9,5 mln
– overige1,7 mln
Totaal104,6 mln

Artikel 03.04 Ontvangsten Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19952 500
Realisatie 19951 232
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)–1 268

Toelichting realisatie 1995

Betreft de door De Nederlandsche Bank uit hoofde van de PPM-regeling afgedragen garantieprovisie. Over 1994 bedroeg deze f 1,1 mln.

Artikel 03.06 Opbrengst aandelen DSM

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199545 000
Realisatie 199584 792
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+39 792

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Als gevolg van een actualisatie van de raming van de dividenduitkering van DSM is bij eerste suppletore begroting de raming met f 34 mln verhoogd.

Toelichting realisatie 1995

Op dit artikel worden de dividend-afdrachten van DSM aan de Staat verantwoord. De dividend-afdracht in 1994 bedroeg f 22,6 mln.

04.00 REGIONAAL BELEID

Artikel 04.02 Uitkeringen uit het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199525 000
Realisatie 19956 869
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)–18 131

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De belangrijkste mutatie betreft de neerwaartse bijstelling van de ontvangstenraming bij tweede suppletore met f 20 mln. De oorzaak hiervoor is de vertraging in de betaling, door de Europese Commissie van de bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, aan EZ.

Toelichting realisatie 1995

Op dit artikel worden de EFRO-ontvangsten verantwoord. De uitgaven werden tot en met 1995 geadministreerd op het uitgavenartikel 04.06. Hoewel deze ontvangsten en uitgaven over de jaren heen budgettair neutraal verlopen, kunnen op jaarbasis aanzienlijke verschillen optreden tussen de door EZ vanuit het Fonds ontvangen bedragen en de door EZ aan begunstigden betaalde bedragen. Dit wordt veroorzaakt door het niet synchroon lopen van de binnenkomende EFRO-gelden en de bevoorschotting door EZ.

In 1995 werden gelden ontvangen van de Europese Commissie voor de volgende projekten:

ProjektenOntvangsten (x f 1 mln)
– Damsterdiepcircuit Groningen0,362
– Ontsluiting Wijster0,616
– Verbinding A7-A28 Leek-Roden0,630
– Aansluiting Maastricht Aachen Airport op A21,050
– Terugbetalingen aan Brussel op afgesloten projekten– 1,178
– Sneek0,362
– Coevorden0,333
– Kanaal Veendam-Musselkanaal0,552
– Administratieve verrekening4,142
Totaal6,869

Artikel 04.03 Diverse ontvangsten regionaal beleid

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19952 000
Realisatie 199516 016
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+14 016

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De verhoging van de ontvangstenraming betreft voornamelijk een vordering op de gemeente Den Haag ad f 6,2 mln, die wordt ingezet ten behoeve van de financiering van het Nederlands Congres Gebouw (zie uitgavenartikel 05.12) en de ontvangst uit afkoop van LIOF-vastgoed ad f 7,514 mln.

Toelichting realisatie 1995

Op dit artikel worden incidentele terugbetalingen verantwoord uit hoofde van in voorgaande dienstjaren gedane voorschotbetalingen voor het regionaal beleid, waar de subsidievaststelling lager was dan de verstrekte voorschotten. Ook is op dit artikel de dividendbetaling door de BOM over het boekjaar 1994 (f 0,260 mln) verantwoord.

05.00 DIENSTEN, MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF EN ORDENING

Artikel 05.01 Ontvangsten uit borgstellingsregelingen

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199523 260
Realisatie 199531 336
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+8 076

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De verhoging van de ontvangstenraming betreft voornamelijk meerontvangsten op het onderdeel Terugbetalingen verliesdeclaraties. Bij tweede suppletore begroting is de raming op basis van de verwachting van deze meeropbrengst reeds met f 5 mln verhoogd.

Toelichting realisatie 1995

De ontvangsten uit de financiering MKB zijn te verdelen in:

– terugbetalingen op verliesdeclaraties;

– rente

– garantieprovisies KMKB/garantieprovisies RBMKB

Terugbetalingen op verliesdeclaraties

De inkomsten betreffen terugstortingen op afgewezen verliesdeclaraties, nagekomen uitwinning van zekerheden en opbrengsten van getroffen schuldregelingen. Het in 1995 ontvangen bedrag van f 8,834 mln is als volgt opgebouwd:

– Terugstortingen op afgewezen verliesdeclaratiesf 1,186 mln
– Opbrengsten uitwinning zekerheden na vaststelling verliesdeclaratiesf 3,900 mln
– Opbrengsten schuldregelingen – incassokostenf 2,757 mln
– Correcties op ingediende verliesdeclaratiesf 0,991 mln

De banken zijn ingevolge de verschillende Kredietregelingen Midden- en Kleinbedrijf gehouden, indien zij een verlies bij de Staat hebben gedeclareerd, pogingen in het werk te stellen de door subrogatie ontstane vorderingen van de Staat op de desbetreffende onderneming/ondernemer alsnog te incasseren en de opbrengsten aan de Staat af te dragen. Rente

In 1995 werd f 0,591 mln ontvangen aan rente op de door EZ voor de uitvoering van de regelingen bij de kredietinstellingen aangehouden bankrekeningen.

Garantieprovisies KMKB/Borgstellingsprovisie RBMKB en BBMKB

Voor de regelingen KMKB 1976 en 1985 zijn de ondernemers gedurende de looptijd van het garantiekrediet per kwartaal garantieprovisie verschuldigd aan de Staat. Voor de RBMKB 1988 en het BBMKB 1994 zijn de banken bij het verstrekken van het garantiekrediet eenmalig borgstellingsprovisie verschuldigd met uitzondering van een vrijstelling bij kredieten voor startende ondernemers voorzover deze niet hoger zijn dan f 0,1 mln

In 1995 werd f 21,911 mln ontvangen aan provisies op verstrekte garantiekredieten. De verdeling over de regelingen KMKB, RBMKB en BBMKB was als volgt:

– Garantieprovisies KMKB 1976 en KMKB 1985 f 2,662 mln

– Provisies RBMKB 1988 en BBMKB 1994 f 19,249 mln

Artikel 05.11 Ontvangsten voor toezicht op examens

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199535
Realisatie 19951 788
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+1 753

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De verhoging van de raming betreft de bij tweede suppletore begroting voorziene extra ontvangst van inschrijfgelden, retributies en rente over de jaren 1990 tot en met 1993.

Toelichting realisatie 1995

De realisatie 1995 is als volgt opgebouwd:

Eindafrekening Commissie voor de Inschrijving t/m 1993f 1,616 mln
Eindafrekening AAC t/m 1994f 0,172 mln
Totaalf 1,788 mln

Artikel 05.12 Opbrengst van casinos

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1995120 000
Realisatie 1995121 406
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+1 406

Toelichting realisatie 1995

Conform de Beschikking Casinospelen komt de netto opbrengst van de gezamenlijke speelcasino's toe aan de Staat. De door EZ in 1995 ontvangen bedragen betreffen het resultaat over de periode van 1 oktober 1994 tot en met 30 september 1995.

  realisatie raming
Kalenderjaren1993199419951995
Aantal bezoekers (x 1000)4 0994 0934 3484 476
Aantal casino's99109
Omzet (x f 1 mln)611630664691

Artikel 05.13 Opbrengst afgifte exploitatievergunningen speelautomaten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19955 000
Realisatie 19955 839
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+839

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

Bij tweede suppletore begroting is de raming verhoogd met f 1,5 mln op grond van extra ontvangsten die werden verwacht op basis van een inhaalslag in het afgeven van merktekens op speelautomaten. Uiteindelijk is deze verwachting maar voor ruim f 0,8 mln gerealiseerd.

Toelichting realisatie 1995

De ontvangsten uit de afgifte van exploitatievergunningen speelautomaten en merktekens vloeien voort uit de Wet op de Kansspelen.

De ontvangsten betreffen:

– opbrengsten uit aanvragen voor vergunningen (per vergunninghouder een éénmalig bedrag van f 0,004 mln en een jaarlijkse vergoeding van f 0,001 mln).

– opbrengsten uit afgegeven merktekens voor kansspel- en behendigheidsautomaten en roulettecilinders.

De uitvoering van de Speelautomatenregeling en de afgifte van merktekens worden verzorgd door het NMi. De door EZ in 1995 ontvangen bedragen hebben betrekking op de periode 01-12-1994 t/m 30-11-1995.

opbrengsten uit:aantalbedrag (x f 1 mln)
 geraamdgerealiseerdgeraamdgerealiseerd
speelautomatenregeling:    
-verlenging expl. vergunning11008461,10,8
-nieuwe expl. vergunning120480,60,2
     
totaal12208941,71,0
afgifte merktekens:    
-kansspelautomaten10 50015 6083,04,5
-casinoautomaten4001590,10,1
-behendigheidsautomaten5 5606 6890,10,2
     
totaal16 46022 4563,24,8

Artikel 05.15 Ontvangsten Nederlands Meetinstituut

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19952 738
Realisatie 19953 019
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+281

Toelichting realisatie 1995

De opgenomen ontvangsten hebben betrekking op de door het NMi afgedragen rente (f 0,979 mln) op een tweetal leningen, aflossingen op deze leningen (f 1,261 mln) en de dividenduitkering over 1994 (f 0,779 mln).

Artikel 05.21 Diverse ontvangsten DMO

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19952 000
Realisatie 19952 603
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+603

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

Betreft met name een hogere ontvangst als gevolg van de afrekening van de regeling Tegemoetkoming Ziektekosten Zelfstandigen in 1995, die in de raming niet was voorzien.

Toelichting realisatie 1995

De ontvangsten op dit artikel hebben betrekking op een groot aantal diverse posten van het hoofdbeleidsterrein 05 Diensten, Midden- en Kleinbedrijf en Ordening uit hoofde van te veel betaalde subsidievoorschotten en verstrekte uitkeringen, ontvangen renten, aflossingen en overige bijdragen.

06.00 ENERGIEBELEID

Artikel 06.01 Inkomsten uit aardgas

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19954 900 000
Realisatie 19954 997 258
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+97 258

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

In de eerste suppletore begroting is de raming verlaagd met f 100 mln in verband met de gedaalde koers van de Amerikaanse dollar. Bij tweede suppletore begroting is de raming verhoogd met f 200 mln. Reden voor de verlaging was de olieprijs, de lagere winningskosten en de hogere exportopbrengsten.

Toelichting realisatie 1995

De aardgasontvangsten op dit artikel worden als volgt uitgesplitst (bedragen x f 1 mln):

 begroot in MN'95realisatie
– Aardgasbaten via de NAM2 9503 040
– Aardgasbaten via EBN1 5501 574
– Opbrengsten Mijnwetgeving880899
– Dividend Gasunie via EBN1212
– Dividend Gasunie88
Subtotaal5 4005 533
Afdracht FES500536
Totaal4 9004 997

De vergelijking van de begroting en de realisatie van de belangrijkste bepalende factoren is als volgt:

 begroot in MN '95uitkomst
– afzet binnenland (mrd m3)46,3044,70
– afzet export (mrd m3)39,3038,30
– dollarkoers (in f )1,951,61
– olieprijs (in $ per vat)16,5016,90

Het afzetvolume en de dollarkoers bleven achter bij de raming in de begroting. Niettemin waren de aardgasbaten iets hoger dan oorspronkelijk geraamd. Dit werd veroorzaakt door een verhoging van de exportprijzen als gevolg van heronderhandelingen (met terugwerkende kracht) en lagere winningskosten.

Artikel 06.02 Uitkering van Energiebeheer Nederland B.V.

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1995137 000
Realisatie 1995132 637
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)–4 363

Toelichting realisatie 1995

De realisatie op dit artikel is opgebouwd uit de winstuitkering van EBN B.V. aan de Staat ten behoeve van de N.V. DSM (f 132,637 mln).

De realisatie van de dividendontvangsten van EBN B.V. wordt als volgt gespecificeerd (bedragen x f 1000):

 ontvangsten
– winstuitkering aan DSM 1994 (nov. en dec.)26 700
– winstuitkering aan DSM 1995 (jan. t/m okt.)85 937
– dividend 1994 Nederlandse Gasunie aan DSM20 000
Totaal132 637

Artikel 06.05 Ontvangsten voorraadheffing in verband met financiering Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1995151 900
Realisatie 1995163 966
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+12 066

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Als gevolg van een stijging van het heffingsplichtig volume naar 121 mln hectoliter is bij eerste suppletore begroting de raming verhoogd met f 11,45 mln naar f 163,35 mln. De raming voor uitgavenartikel 06.07 Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten kende een overeenkomstige verhoging.

Toelichting realisatie 1995

In 1995 is voor f 163,966 mln aan ontvangsten gerealiseerd uit hoofde van de wettelijke verplichte voorraadheffing ter dekking van kosten verbonden aan het aanhouden van noodvoorraden aardolieprodukten door de Stichting COVA. De realisatie van het heffingsplichtig volume is 121,456 mln hectoliter en het tarief was f 1,35. In de ontwerp-begroting 1995 was uitgegaan van een heffingsplichtig volume van 112,5 mln hectoliter en een tarief van f 1,35.

Artikel 06.06 Dividend Ultra-Centrifuge Nederland N.V.

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199516 000
Realisatie 199513 441
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)–2 559

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Als gevolg van tegenvallende prijzen op de uranium-markt heeft UCN een lager dan voorzien dividend uitgekeerd.

Toelichting realisatie 1995

De Staat heeft in 1995 f 13,441 mln dividend ontvangen uit hoofde van het aandelenbezit (99%) in UCN N.V.

Artikel 06.07 Ontvangsten zoutwinning

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19953 000
Realisatie 19953 175
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+175

Toelichting realisatie 1995

Op basis van de overeenkomst van 13 juli 1918, behorende bij de mijnbouwconcessie voor de winning van zout heeft de Staat over 1994 in 1995 f 3,175 mln (4 069 kiloton à f 0,78) ontvangen.

Artikel 06.08 Diverse Ontvangsten Energie

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199531 250
Realisatie 199539 419
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+8 169

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

In verband met hogere ontvangsten uit verrekeningen van de programmamiddelen met Novem en de verrekeningen met Senter is bij tweede suppletore begroting de raming met f 8,75 mln verhoogd tot f 40 mln.

Toelichting realisatie 1995

Het grootste deel van de ontvangsten op dit artikel betreft de betalingen door SEP (ad f 30 mln) in verband met medefinanciering van de verhoging van het WKK-subsidiebudget 1992. De resterende ontvangsten betreffen voornamelijk verrekeningen met Novem en Senter in verband met teveel betaalde voorschotten.

07.00 BUITENLANDSE ECONOMISCHE BETREKKINGEN EN EXPORT-BEVORDERING

Artikel 07.01 Ontvangsten BEB

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19951 000
Realisatie 19953 539
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+2 539

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De raming kende bij tweede suppletore begroting een verhoging naar aanleiding van de ontvangenprovisies van het NIB (f 0,292 mln) in het kader van de Investeringsfaciliteit Midden- en Oost-Europa en een verhoging op het onderdeel Ontvangsten gemengde kredieten met f 1,7 mln. Bij Slotwet werd de raming verhoogd met meerontvangsten die onder andere zijn ingezet ten behoeve van de PESP (f 0,311 mln), de TRHIO f 0,136 mln) en de Investeringsfaciliteit Midden- en Oost-Europa (f 0,47 mln).

Toelichting realisatie 1995

Op dit artikel worden de ontvangsten van DG BEB geraamd. Het gaat met name om ontvangsten uit hoofde van de gemengde kredieten. De overige ontvangsten betreffen terugbetaalde subsidies en bijdragen en ontvangsten op uitstaande vorderingen. De overschrijding van de raming (f 0,53 mln) werd voor een deel veroorzaakt door extra aflossingen op twee aan Indonesië verstrekte leningen.

Artikel 07.02 Ontvangsten EVD

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1995600
Realisatie 19952 059
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+1 459

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

De mutatie die bij tweede suppletore begroting in de raming is verwerkt is ten eerste het gevolg van het opnemen van de ontvangsten en uitgaven van de SEP (Stichting Economische Publikaties) in de EVD-begroting (f 0,583 mln). Ten tweede wordt de raming verhoogd in verband met geraamde extra ontvangsten uit voorlichtings- en promotiebijeenkomsten (f 0,594 mln).

Toelichting realisatie 1995

Voor 1995 is f 0,282 mln meer ontvangen dan waarvan bij het opstellen van de tweede suppletore begroting was uitgegaan.

Het in 1995 ontvangen bedrag is als volgt opgebouwd (bedragen x f 1000):

Deelnemersbijdragen promotionele activiteiten990
Deeelnemersbijdragen voorlichtingsbijeenkomsten153
Verkoop publicaties428
Vademecum export326
Bestedingen Buitenland72
Kopieën52
Diverse algemene ontvangsten38
Totaal2059

08.00 WET INVESTERINGSREKENING

Artikel 08.01 Wet Investeringsrekening

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1995100 000
Realisatie 1995197 648
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+97 648

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

Op basis van het verloop van de desinvesteringsbetalingen in de eerste acht maanden van 1995 is de desbetreffende raming bij tweede suppletore begroting 1995 met f 75 mln verhoogd.

Toelichting realisatie 1995

Het bedrag dat in 1995 uit hoofde van desinvesteringsbetalingen is ontvangen bedraagt bijna het dubbele van het oorspronkelijk geraamde bedrag. Ook in de voorafgaande jaren waren de gerealiseerde desinvesteringsbetalingen veelal hoger dan de ramingen terzake. Er is blijkbaar voor een groter bedrag aan investerings-goederen, waarvoor bij aanschaf WIR-premie is ontvangen, binnen de zgn. desinvesteringstermijn afgestoten dan in de desbetreffende ramingen was begrepen.

AGENTSCHAP SENTER

Deze toelichting bevat de balans per 31 december 1995, de rekening van baten en lasten over 1995 en de rekening van kapitaaluitgaven en kapitaalontvangsten over 1995 van het agentschap Senter, alsmede een toelichting per onderscheiden post.

MISSIE

Senter, per 1 januari 1994 ingesteld als agentschap binnen de Rijksdienst, houdt zich bezig met de uitvoering van stimuleringsbeleid met een publiek karakter, gericht op de versterking van de concurrentiekracht van Nederland en van Europa en de bevordering van duurzame ontwikkeling. Senter beheert (daartoe) in opdracht van diverse departementen en andere overheden en organisaties diverse beleidsinstrumenten. Het opdrachtenpakket bestaat onder andere uit het uitvoeren van subsidie- en kredietregelingen, het organiseren van koppelconferenties om internationale samenwerkingsprojekten te stimuleren en het realiseren van demonstratieprojekten om projektresultaten onder de aandacht van grotere groepen bedrijven te brengen. De doelgroepen van de beleidsinstrumenten zijn in hoofdzaak het bedrijfsleven en de onderzoeks-infrastructuur.

Senter streeft naar een substantiële vergroting van haar omzet buiten EZ. Opdrachten van buiten EZ komen de positie van Senter als uitvoeringsorganisatie voor bedrijfsgericht stimuleringsbeleid ten goede en houden een zekere waarborg in voor de continuïteit en kennis van de Senter organisatie. Voor de doelgroep van Senter zal de uitvoering van meerdere regelingen met een verschillende beleidsachtergrond tevens leiden tot een grotere mate van transparantie.

Alle opdrachten van Senter buiten EZ behoeven vooraf de toestemming van de Secretaris-Generaal (SG) van EZ.

FINANCIEEL BEHEER

De voornaamste aspecten van het financieel beheer ten aanzien van de apparaatskosten van Senter worden hierna kort gememoreerd.

1. Senter hanteert een baten/lastenstelsel ten behoeve van de apparaatskosten en dient in dit kader ook een balans op te maken.

2. Met de SG van EZ zijn afspraken gemaakt over verantwoordelijkheden, rapportage en financiële verantwoording, met name ten aanzien van de planning & control-cyclus. In dit verband zijn van belang het jaarwerkplan aan het begin van het jaar (ex ante), het halfjaarbericht (feitelijke realisatie en prognose vermoedelijk beloop) en de (financiële) verantwoording aan het eind van het jaar (ex post).

De door Senter te hanteren tarieven worden voorafgaand aan elk dienstjaar goedgekeurd door de SG. In de financiële verantwoording neemt Senter haar voorstel op aan de SG betreffende de bestemming van een eventueel positief bedrijfsresultaat.

3. De algemeen directeur van Senter is op een aantal punten autonoom in het nemen van beslissingen. De bevoegdheden van de algemeen directeur van Senter zijn verwoord in het Instellingsbesluit agentschap Senter en voorts in de tussen Senter en de SG gemaakte Managementafspraken.

4. Senter werkt op offertebasis richting opdrachtgevers.

De definitieve opdrachtsom komt in een onderhandelingsproces tot stand.

5. Alle medewerkers van Senter, zowel ambtelijk als ingehuurd, schrijven tijd.

Dit tijdschrijfsysteem vormt de basis voor de voortgangsbewaking, verantwoording en facturering per opdracht.

BALANS

De balans van het agentschap Senter per 31 december 1995 (bedragen x f 1 000)

 31-12-199531-12-1994
Activa  
Materiële vaste activa3 2453 435
Onderhanden werk2 8551 835
Debiteuren814284
Overige vorderingen en vooruitbetaalde kosten8551 117
Liquide middelen1 8848 564
Totaal activa9 65315 235
   
Passiva  
Agentschapsvermogen  
* algemene reserves2 5942 400
* saldo exploitatie boekjaar451  
Aflossings- en rentevrije lening Ministerie van EZ471471
Voorzieningen1 4111 891
Crediteuren2703 652
Overige schulden en nog te betalen kosten4 4566 821
Totaal passiva9 65315 235

Wijzigingen in de grondslagen van waardering en resultaatbepaling

In het verslagjaar 1995 zijn in de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling twee wijzigingen doorgevoerd. De eerste wijziging betreft het niet meer activeren van aangeschafte software. In de op 28 februari 1996 verschenen Handleiding Agentschappen (DAR 96/77m) is bepaald dat in eigen beheer ontwikkelde software niet geactiveerd mag worden. Uitsluitend van derden gekochte software mag worden geactiveerd, mits dit gebeurt onder de titel Immateriële vaste activa. Door Senter is hiervan afgezien. De boekwaarde per 31 december 1995 van de in 1994 gekochte en geactiveerde software ad f 0,381 mln is ten laste van het agentschapsvermogen afgeboekt.

De tweede stelselwijziging betreft het niet langer in de balans opnemen van nog niet opgenomen verlofdagen, voor zover niet behorend tot een geakkordeerd stuwmeer. De betreffende schuld in de balans per 31 december 1994 ad f 0,575 mln is per 1 januari 1995 ten gunste van het agentschapsvermogen afgeboekt.

Toelichting op de balans

* Materiële vaste activa

De boekwaarde van de bij de vorming van het agentschap per 1 januari 1994 aanwezige materiële vaste activa wordt degressief over een periode van vijf jaar afgeschreven. Dit betreft voornamelijk kantoorinrichting en automatiseringsgoederen. Eventuele desinvesteringen worden in mindering gebracht op de boekwaarde.

De na 1 januari 1994 aangeschafte materiële vaste activa worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs, dan wel op lagere economische bedrijfswaarde onder aftrek van lineaire afschrijvingen. De afschrijvingstermijn is gelijk aan de geschatte economische levensduur van de betreffende activa. Voor automatiseringsinvesteringen, per 1 januari 1995 alleen nog bestaande uit investeringen in hardware, is de economische levensduur geschat op gemiddeld drie jaar. Voor de overige materiële vaste activa is deze geschat op gemiddeld vijf jaar.

In het jaar van investeren wordt met ingang van de maand van ingebruikneming afgeschreven.

De specificatie en het verloop van de boekwaarde van de materiële vaste activa is als volgt:

Materiële vaste activa (*f 1 000)boekwaarde 31 dec 1994stelselwijz softwareboekwaarde 01 jan 1995(des)investeringenAfschrijvingenboekwaarde 31 dec 1995
Investeringen t/m 19931 128 1 128– 24700404
Automatisering1 678– 3821 2961 3096891 916
Meubilair255 25523380408
Kantoor en overige installaties374 374261118517
Totaal3 435– 3823 0531 7791 5873 245

* Onderhanden werk

De post onderhanden werk wordt gedefinieerd als de waarde van reeds verrichte, maar nog niet gedeclareerde activiteiten. Op de onderhanden werk positie per ultimo 1995 is een voorziening voor mogelijke verliezen getroffen van f 0,2 miljoen (1994: f 0,1 miljoen).

* Debiteuren

De post debiteuren betreft voornamelijk openstaande facturen aan opdrachtgevers.

De vorderingen zijn gewaardeerd op nominale waarde, onder aftrek van een voorziening voor mogelijke oninbaarheid. Deze bedraagt minder dan f 0,1 miljoen (1994: f 0,1 miljoen).

* Overige vorderingen en vooruit betaalde kosten

De overige vorderingen en vooruitbetaalde kosten zijn gewaardeerd op nominale waarde.

Hierop is geen voorziening getroffen voor mogelijke verliezen of oninbaarheid.

* Liquide middelen

Het betalingsverkeer van Senter ten behoeve van de middelen in eigen beheer is gekoppeld aan de concernrekeningen van 's Rijks Schatkist bij de verschillende banken. Het vermelde saldo van de liquide middelen per 31 december bestaat daarmee uitsluitend uit het rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding. Het opgenomen bedrag is inclusief het saldo van bijgeschreven rente. De rentepercentages zijn gebaseerd op het promessedisconto van de Nederlandsche Bank.

* Agentschapsvermogen

Het per 31 december 1994 aanwezige agentschapsvermogen betreft een in 1994 opgebouwde reserve ter dekking van algemene risico's welke uit de normale bedrijfsvoering van Senter voortvloeien. De mutatie van het agentschapsvermogen in 1995 komt geheel voort uit de hiervoor reeds gememoreerde stelselwijzigingen.

* Saldo exploitatie boekjaar

Conform de Handleiding Agentschappen wordt de balans per 31 december 1995 gepresenteerd vóór resultaatbestemming. Dat wil zeggen dat het resultaat over 1995 onverdeeld is opgenomen onder agentschapsvermogen. De in de balans opgenomen vergelijkende cijfers over 1994 betreffen, conform diezelfde Handleiding Agentschappen, de cijfers ná resultaatbestemming.

Senter heeft bij de Minister van EZ het volgende voorstel tot resultaatbestemming ingediend:

Eindejaargratificaties en éénmalige functioneringstoeslagen82
Resultaatuitkering93
Ten gunste van personeel175
Voorziening voorgenomen reorganisatie150
Voorziening Senter 2000126
Ten gunste van Senter276
Totaal te bestemmen resultaat451

* Aflossing- en rentevrije lening Ministerie van EZ

Deze lening is door EZ verstrekt ter financiering van de per 1 januari 1994 bij Senter aanwezige materiële vaste activa. De lening draagt geen rente en zal pas worden afgelost wanneer de departementsleiding en de directie hiertoe na overleg besluiten. De lening is gewaardeerd op nominale waarde. In 1995 hebben geen aflossingen of overige mutaties op deze lening plaatsgevonden.

* Voorzieningen

De voorzieningen zijn opgenomen voor het geschatte nominale bedrag en vloeien voort uit gebeurtenissen die in het verslagjaar of eerder zijn ontstaan en leiden tot kosten waar tegenover geen opbrengsten staan na het verslagjaar. De voorzieningen getroffen op onderhanden werk en debiteuren staan aan de actief zijde van de balans en zijn daar direct op het betreffende actief in mindering gebracht.

De specificatie van de overige voorzieningen is als volgt:

Voorzieningen (* f 1 000)voorziening 31 dec 1994dotatieonttrekkingvrijvalvoorziening 31 dec 95
Senter 20006772855270435
Reorganisatie3771144125722
Personeel83778057192954
Totaal1 8911 1791 5101491 411

Onder Senter 2000 is onder andere opgenomen een voorziening kennismanagement welke met een dotatie van f 0,4 mln werd gevormd uit de resultaatsbestemming 1994.

De per 31 december 1995 aanwezige reorganisatievoorziening betreft hoofdzakelijk een eerste dekking van de kosten van het voorgenomen groot onderhoud van Senter, gericht op het flexibeler maken van de interne organisatie, onder andere door het daarin centraler stellen van externe opdrachten.

De voorziening personeel bestaat uit drie onderdelen, te weten langdurig ziek, wachtgeld en detachering. De wachtgeldvoorziening is gevormd in verband met de in 1995 aangevangen doorberekening van wachtgeldaanspraken aan de EZ bedrijfsonderdelen. De voorziening is getroffen voor de wachtgeldaanspraken (actief en slapend) van in 1995 ontslagen ambtelijke medewerkers. De detacheringsvoorziening is gevormd ter dekking van de loonkosten van gedetacheerde medewerkers voorzover Senter daarvoor geen geldelijke vergoeding ontvangt. Per 31 december 1995 betreft dit één medewerker, met een detachering tot 1 mei 1998. Senter ontvangt voor deze medewerker een vergoeding van 50% van de kosten.

* Crediteuren

De post crediteuren betreft de nominale schuld aan derden uit hoofde van aan hen verschuldigde apparaatskosten. De sterke daling van het saldo ten opzichte van 1994 laat zich verklaren uit het in 1995 eerder afsluiten van de crediteurenadministratie. Overigens zijn alle nagekomen fakturen betreffende 1995, als overige schulden en nog te betalen kosten, wel in de balans opgenomen.

* Overige schulden en nog te betalen kosten

De overige schulden en nog te betalen kosten zijn gewaardeerd op nominale waarde.

* Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Onderstaand volgt een opsomming van de verplichtingen die uit oogpunt van kostentoerekening niet in de balans zijn opgenomen, maar vanwege aard en/of omvang wel vermelding behoeven om tot een juist oordeel te kunnen komen over de vermogenspositie vam Senter per ultimo 1995.

– De door Senter voor haar eigen huisvesting benodigde kantoorruimte worden gehuurd. Het huurcontract voor de Zwolse vestiging loopt tot 1 februari 1998. De huur in hele guldens per 1 januari 1996 (incl. BTW) bedraagt op jaarbasis f 1 161 213. Met betrekking tot het huurcontract voor de Haagse vestiging wordt momenteel onderhandeld over een verlenging. De looptijd van het vervolgcontract alsmede de hoogte van de huur zijn daarbij onderwerpen van gesprek. De oude jaarhuur (prijspeil 1995) in hele guldens bedraagt f 1 915 000.

– Voorts heeft Senter in 1995 een all-in huurcontract afgesloten voor haar kopieer apparatuur, met een looptijd tot 1 januari 1999. Het werkelijke kopieerverbruik wordt op nacalculatiebasis verrekend. De in het contract voorcalculatorisch geschatte kopieerkosten bedragen op jaarbasis in hele guldens f 138 520.

– Het ambtelijk personeel van Senter heeft de mogelijkheid om een bepaald deel van in enig jaar niet opgenomen verlofdagen door te schuiven naar het volgend jaar. Omdat het salderend effect op de kosten per jaar gering is, wordt deze met ingang van 1995 niet meer in de balans opgenomen.

– Met betrekking tot het inhuurcontract gesloten met Bureau de Gruyter is geen formele looptijd overeengekomen. Wel bestaat er een wederzijdse mondelinge intentieverklaring tot continuering. In afwachting van een nog op te stellen raamovereenkomst worden de afspraken momenteel per jaar herijkt. Deze herijking betreft hoofdzakelijk de voor de inleenmedewerkers geldende arbeidsvoorwaarden.

– Senter voert, samen met Novem, in opdracht van het ministerie van VROM de opdracht Informatiepunt milieu vergunningen «(INFO-MIL) uit. Senter is evenals Novem hoofdelijk aansprakelijk voor aangegane verplichtingen. Deze opdracht loopt van 1 juli 1995 tot en met ultimo 1996.

REKENING VAN BATEN EN LASTEN

Specificatie van de rekening van baten en lasten van agentschap Senter over 1995 (bedragen x f 1 000)

OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieSlotwetmutatie (+ of –) (+ = tekortschietend t.o.v. geraamd bedrag)
Baten   
opbrengst ministerie43 30040 8182 482
opbrengst derden    
* overige departementen2 6753 595– 920
* overige partijen (buiten Rijksoverheid)2 0251 653372
rentebaten042– 42
Totaal baten48 00046 1081 892
    
Lasten   
apparaatkosten   
* personeel27 42929 8332 404
* materieel16 11612 956– 3 160
rentelasten   
afschrijvingskosten    
* materieel2 5551 587– 968
* immaterieel    
dotaties voorzieningen1 9001 281– 619
buitengewone lasten    
Totaal lasten48 00045 657– 2 343
    
Saldo van baten en lasten0451– 451

Toelichting op de rekening van baten en lasten

Baten

Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting 1995 ad f 48,0 mln zijn de baten over 1995 f 1,9 mln lager uitgevallen. De oorzaak hiervan is drieledig.

Ten eerste was ten tijde van de begrotingsopstelling nog niet voorzien dat een aanzienlijke teruggang zou optreden in het van DG Energie verkregen opdrachtenpakket. De naar aanleiding van het regeerakkoord doorgevoerde bezuiningen op de EZ-begroting raakten onder anderen het Energie-beleid. Ten gevolge hiervan verloor Senter in 1995 f 4,3 mln aan omzet.

De tweede oorzaak is gelegen in de per 1 januari 1995 doorgevoerde tariefaanpassing. De in 1995 gehanteerde tarieven liggen nominaal ruim 10% lager dan die van 1994. Een daling die overigens voor een deel is gecompenseerd door aanpassing van de tariefsystematiek. Uiteindelijk heeft deze tariefaanpassing voor de opdrachtgevers van Senter geresulteerd in een effectieve prijsdaling van 1,6%. Indien ook de inflatie in de beschouwing wordt meegenomen dan komt dit overeen met een reële prijsdaling van ongeveer 4%.

De derde oorzaak voor de lagere omzet dan begroot is gelegen in het feit dat ten tijde van de opstelling van de begroting 1995 nog onvoldoende zicht bestond op de werkelijke omzetontwikkeling van het toen net opgerichte agentschap. Omdat de contracten met opdrachtgevers kort voor aanvang of zelfs in de loop van het boekjaar tot stand komen, blijft het ramen van de omzet (acht maanden voor aanvang boekjaar) een structureel probleem.

De door deze drie faktoren veroorzaakte omzetdaling is deels gecompenseerd door opdrachten welke buiten EZ werden verkregen. De omzet hiervan steeg van f 3,7 mln naar f 4,8 mln, een stijging van circa 30%. Het niet EZ-aandeel in de omzet van Senter steeg hierdoor van circa 8% naar ruim 11%. Een gedetailleerd opdrachtenoverzicht van opdrachten groter dan f 0,5 mln is in tabel 1 van het onderdeel «Kengetallen» van deze financiële verantwoording opgenomen.

Lasten

* Personele kosten

De raming van de personele kosten is met f 2,4 mln overschreden. Een analyse van de oorzaak van dit verschil is niet goed mogelijk omdat de opstelling van de begroting 1995 zeer kort volgde op de instelling als agentschap en daarmee zeer kort op de overgang naar een baten-lasten stelsel. Senter beschikte op dat moment nog over onvoldoende referentiemateriaal om een goede inschatting van de lasten te kunnen maken.

Een betere analyse van de realisatie wordt verkregen door de personeelskosten over 1995 te vergelijken met die uit 1994. Ten opzichte van 1994 is dan een stijging met 1,6% te zien. Dit houdt verband met de collectieve loonkostenstijging voortvloeiend uit de in 1995 nieuw afgesloten CAO voor overheidspersoneel in de sector Rijk en vloeit daarnaast voort uit individuele salarisverhogingen. Daarnaast is na het wegvallen van een deel van het opdrachtenpakket van DG Energie weer groei in het opdrachtenvolume opgetreden, waarvoor extra personeel moest worden aangetrokken. Senter houdt in haar personeelsbezetting rekening met dit soort fluctuaties in de opdrachtenportefeuille door een deel van haar personeel flexibel en dus extern in te huren.

Overigens werd in 1995 een aanzienlijke kostenbesparing bereikt door over te stappen naar een ander bureau voor inhuur van personeel. Door het nieuw afgesloten inhuurcontract werden tegelijkertijd de kosten per ingehuurd uur verminderd, de arbeidsvoorwaarden van de betrokken medewerkers verbeterd en de rol van werkgever van het bureau waarvan wordt ingehuurd zuiverder vorm gegeven.

* Materiële kosten

De begroting materiële lasten, zowel ten aanzien van materiële kosten, afschrijvingskosten als dotaties voorzieningen werd in 1995 fors onderschreden. Dit is deels te verklaren uit de eveneens bij de begroting achtergebleven omzet. De te maken kosten zijn bij het bedrijfsmatig werkende Senter immers afhankelijk van het niveau van de omzet. Ook voor de materiële kosten geldt dat bij de opstelling van de begroting 1995 nog onvoldoende referentiemateriaal voorhanden was om een goede inschatting te kunnen maken.

Een beter inzicht ontstaat dan ook uit de vergelijking van de materiële lasten over 1995 met de realisatiecijfers over 1994. Conclusie is dan dat de materiële kosten 1995 ten opzichte van de rekening 1994 met f 1,9 mln zijn gestegen. Dit is de resultante van een aantal ontwikkelingen.

Zo zijn de huisvestingskosten ten gevolgen van het ten behoeve van de Haagse vestiging huren van additionele kantoorruimten licht gestegen. Deze additionele kantoorruimten waren nodig om het ten behoeve van nieuwe opdrachten additioneel aangetrokken personeel te kunnen huisvesten. Ook de opgetreden stijging van de kantoorkosten houdt hiermee verband.

In de automatiseringskosten trad een daling op, onder andere door het per 1 juli 1995 beeïndigen van het gebruik van een duur softwarepakket voor de projektenadministratie. Tegelijkertijd echter stegen de automatiseringskosten ten gevolge van de stelselwijziging bestaande uit het voortaan direct ten laste van de exploitatie brengen van software aanschaffingen.

Het grootste deel van de stijging van de materiële kosten komt echter voort uit de interne projekten en overige advieskosten. Dit houdt verband met het Senter 2000 programma dat Senter in gereedheid moet brengen voor de toekomst. Onderdeel hiervan is een ambitieus automatiseringsprojekt, dat de gehele organisatie van Senter omvat en dat onder andere een maximaal geïntegreerd bestandsgebruik beoogd.

Naast bovengenoemde materiële kosten was er in 1995 ook nog sprake van zogenaamde out-of-pocketkosten (oop-kosten), welke gezien hun aard buiten de tarieven van Senter om geoffreerd worden. Deze oop-kosten bestaan uit vergoedingen voor externe beoordelingscolleges, kosten voor promotie, voorlichting en dergelijke. In 1995 beliepen deze koste f 3,434 mln.

* Afschrijvingskosten

Een specificatie van het totaal bedrag aan afschrijvingen van f 1,587 mln is opgenomen in de toelichting op de balanspost Materiële vaste activa. Kortheidshalve zij verwezen naar deze toelichting.

* Dotaties voorzieningen

De dotatie aan de voorzieningen met in totaal f 1,281 mln is opgebouwd uit twee posten. In de eerste plaats is f 1,179 mln toegevoegd aan de balanspost Voorzieningen. Voor meer informatie zij verwezen naar de toelichting bij de balans op deze post. In de tweede plaats is f 0,102 mln toegevoegd aan de voorziening welke op de balanspost Onderhanden werk in mindering is gebracht, als voorziening voor mogelijke verliezen.

REKENING VAN KAPITAALUITGAVEN EN KAPITAALONTVANGSTEN

Specificatie van de rekening van kapitaaluitgaven en kapitaalontvangsten van agentschap Senter over 1995 (bedragen x f 1 000)

OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieSlotwetmutatie (+ of –) (+ = tekortschietend t.o.v. geraamd bedrag)
Kapitaaluitgaven   
uitgaven onroerende goederen000
uitgaven overige kapitaalgoederen3 0001 779– 1 221
Totaal kapitaaluitgaven3 0001 779– 1 221
    
Kapitaalontvangsten   
investeringsbijdrage van het departement000
onttrekkingen aan reserves3 00003 000
toevoeging aan liquide middelen01 587– 1 587
Totaal kapitaalontvangsten3 0001 5871 413

Toelichting op de rekening van kapitaaluitgaven en ontvangsten

Kapitaaluitgaven

Onder de uitgaven overige kapitaalgoederen is het saldo opgenomen van investeringen en desinvesteringen. Senter financiert haar investeringen primair uit de onder de kapitaalontvangsten opgenomen afschrijvingen en voorts uit de aanwezige liquide middelen. In 1995 zijn geen investeringsbijdragen van het moederdepartement ontvangen.

Kapitaalontvangsten

In de begroting 1995 is gepresenteerd dat investeringen worden gefinancieerd uit onttrekkingen uit reserves. Financiering van investeringen in enig jaar vindt echter plaats uit gecumuleerde afschrijvingen en vanuit aanwezige liquide middelen.

In tegenstelling tot de raming bleek bij nader inzien een jaarlijks investeringsniveau van rond de f 1,5 mln meer realistisch. Door dit lager investeringsniveau in 1995 dan geraamd en een stelselwijziging met betrekking tot het activeren van gekochte software, valt de realisatie van de afschrijvingen lager uit dan begroot. Op grond hiervan vallen de kapitaalontvangsten in de vorm van een toevoeging aan de liquide middelen eveneens lager uit.

KENGETALLEN

In het Statuut Agentschap Senter is bepaald welke kengetallen vanaf de rekening 1995 en de begroting 1996 zullen worden gehanteerd. Deze kengetallen vallen uiteen in twee hoofdgroepen, te weten kengetallen te hanteren voor opdrachten groter dan f 0,5 en kengetallen met betrekking tot de bedrijfsvoering van Senter als geheel. Het daarin genoemde kengetal produktiviteit is echter nog in ontwikkeling en zal daarom pas worden gepresenteerd met ingang van de rekening over 1996.

Hierna zijn drie tabellen met kengetallen opgenomen. Tabel 1 en tabel 2 betreffen kengetallen met betrekking tot het opdrachtenpakket van Senter. In tabel 3 zijn een aantal kengetallen met betrekking tot het apparaat Senter opgenomen.

Tabel 1: Opdrachtenoverzicht > f 0,5 mln

 opdrachtsom (x f 1000)percentage van de omzet uit opdrachten
opdracht/regelingrealisatie 1995raming 1995realisatie 1994realisatie 1995raming 1995realisatie 1994
TOK3 4923 4973 3518%8%7%
T&U6496537031%1%1%
BTOC8929518522%2%2%
IT-regeling2 8722 9753 6166%6%8%
BTIP/MOU3 4773 5553 5298%8%8%
PBTS-totaal5 7546 2576 15513%13%13%
IOP3 4752 8622 7938%6%6%
Clusterprojekten735862nvt2%2%nvt
BSE8518506252%2%1%
PSO/PIB3 5363 5003 0158%8%6%
WBSO7 0176 6405 91015%14%13%
BSET-zon1 2601 3591 9053%3%4%
BSET-wkk1 2761 3842 2362%3%5%
BSET-nt1 6351 6352 0293%4%4%
SEBG1 5581 4873 8153%3%8%
Overige EZ2 3392 4552 7915%5%6%
Totaal EZ:40 81840 92243 32589%88%92%
       
SELA8307911 0002%2%2%
INFO-MIL1 5091 520nvt3%3%nvt
overig VROM7007549572%2%2%
Totaal VROM:3 0393 0651 9577%7%4%
       
Totaal overig:2 2092 3581 7334%5%4%
       
Bruto-omzet:46 06646 34547 015100%100%100%
Out-of-pocket-kosten:3 4344 8374 424   
Netto-omzet:42 63241 50842 591   

Tabel 2: Kengetallen met betrekking tot beleidsgeld EZ inzake opdrachten >f 0,5 miljoen

 Aantal te behandelen aanvragenBeleidsbudget in verplichtingen (* f 1 000 000)Aantal dossiers in beheer per 1 januari
opdracht/regelingrealisatie 1995raming 1995realisatie 1994realisatie 1995raming 1995realisatie 1994realisatie 1995raming 1995realisatie 1994
TOK1101209196,9117,6111,0700654669
T&U4245455,46,76,5457638
BTOC4275765,05,011,5140154135
IT-regeling(en)23030042320,621,030,9310305560
BTIP/MOU57504428,933,716,9200167146
PBTS-totaal30161049696,997,2107,6739785845
IOP12612413920,720,827,8334223199
Clusterprojekten912nvt25,830,8nvt18nvtnvt
BSE798052141,6142,867,8756870
PSO/PIB79686958,358,760,5116129nvt
WBSO33 66231 82428 643399,0399,0315,0nvtnvtnvt
BSET2 2613 3183 79123,626,061,02 3212 400nb
SEBGnvtnvt23 5001,01,029,5nbnbnb

Tabel 3: Kengetallen met betrekking tot het apparaat Senter

 1995
Bruto-omzet46 066
af: out of pocket (oop-)kosten3 434
Netto-omzet42 632
  
loonkosten personeel29 833
overige loonkosten– 1 714
correctie voorziening personeel780
Personele kosten28 899
– waarvan ambtelijk16 178
– waarvan inhuur12 721
  
Gemiddeld aantal fte306
– waarvan ambtelijk181
– waarvan inhuur125
  
Gemiddelde loonkosten/fte94
– gem. loonkosten/fte ambtelijk89
– gem. loonkosten/fte inhuur102

Uit het oogpunt van flexibiliteit streeft Senter een verhouding na van 70% ambtenaren en 30% inhuur om eventuele schommelingen in het opdrachtenpakket afdoende op te kunnen vangen. Uit tabel 3 blijkt onder andere dat de streefwaarde meer dan bereikt is. De verhouding tussen ambtelijk en ingehuurd personeel over 1995, blijkt 59% ambtenaren en 41% inhuur te zijn geweest.

Saldibalans per 31 december 1995 (bedragen x f mln)

DEBET CREDIT 
    
INTRA-COMPTABEL INTRA-COMPTABEL 
Saldo uitgaven dienstjaar 19943 192,9Saldo ontvangsten dienstjaar 19946 524,7
Saldo uitgaven dienstjaar 19953 688,1Saldo ontvangsten dienstjaar 19956 245,2
Rekening-courant Fonds9 703,9Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding3 786,5
Investeringsrekening    
Liquide middelen11,0   
Uitgaven buiten begrotingsverband4,8Ontvangsten buiten begrotingsverband44,3
Totaal intra-comptabele rekeningen16 600,7Totaal intra-comptabele rekeningen16 600,7
    
EXTRA-COMPTABEL EXTRA-COMPTABEL 
Extra-comptabele vorderingen4 269,6Tegenrekening extra-comptabele vorderingen4 269,6
Tegenrekening extra-comptabele schulden0,9Extra-comptabele schulden0,9
Voorschotten4 665,0Tegenrekening voorschotten4 665,0
Tegenrekening openstaande verplichtingen binnen begrotingsverband10 069,5Openstaande verplichtingen binnen begrotingsverband10 069,5
Tegenrekening openstaande verplichtingen buiten begrotingsverband154,6Openstaande verplichtingen buiten begrotingsverband154,6
Deelnemingen1 742,8Tegenrekening deelnemingen1 742,8
Totaal extra-comptabele rekeningen20 902,4Totaal extra-comptabele rekeningen20 902,4
TOTAAL GENERAAL37 503,1TOTAAL GENERAAL37 503,1

Toelichting op de saldibalans per 31 december 1995

Algemeen

De saldibalans is een staat waarop de standen van de intra- en extra-comptabele rekeningen van EZ worden verantwoord.

Onder de intra-comptabele rekeningen worden de kasstromen zichtbaar gemaakt. Het gaat hierbij met name om de uitgaven en ontvangsten van de dienstjaren 1994 en 1995, die nog met het Ministerie van Financiën verrekend moeten worden. Dit kan pas na goedkeuring van de Rijksrekening. Als tegenhanger van de uitgaven en ontvangsten is de post «Rijkshoofdboekhouding» opgenomen. Dit is de rekening-courant tussen de Ministeries van Economische Zaken en Financiën, op de saldibalans.

Naast deze rekeningen zijn er de liquide middelen van het ministerie en de uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht.

Het onderdeel «Extra-comptabel» geeft inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen, schulden, deelnemingen, aangegane verplichtingen en voorschotten. Deze posten vloeien ten dele voort uit kasstromen in het verleden (vorderingen bijvoorbeeld) en ten dele kunnen ze in de toekomst tot kasstromen leiden (aangegane verplichtingen bijvoorbeeld). Om het extra-comptabele overzicht debet en credit in evenwicht te krijgen zijn diverse tegenrekeningen opgenomen.

Hierna worden de verschillende posten toegelicht die voorkomen in de saldibalans, eerst de intra-comptabele, daarna de extra-comptabele.

INTRA-COMPTABELE REKENINGEN

1) Uitgaven ten laste van de begrotingen 1994 en 1995 (respectievelijk f 3 192,9 en f 3 688,1 mln)

De gerealiseerde uitgaven over de dienstjaren 1994 en 1995 zijn in de saldibalans opgenomen omdat ze nog niet definitief zijn verrekend met de Rijkshoofdboekhouding.

2) Ontvangsten ten gunste van de begrotingen 1994 en 1995 (respectievelijk f 6 524,7 en f 6 245,2 mln)

De gerealiseerde ontvangsten over de dienstjaren 1994 en 1995 zijn in de saldibalans opgenomen omdat ze nog niet definitief zijn verrekend met de Rijkshoofdboekhouding.

3) Rekening-courant Fonds Investeringsrekening (f 9 703,9 mln)

Het Fonds is met ingang van 1 januari 1995 opgeheven; er vinden derhalve geen verrekeningen meer plaats ten laste van het FIR. De uitgaven en ontvangstenramingen maken nu deel uit van de EZ-begroting.

Omdat het saldo per 31 december 1994 nog niet is verrekend met de Rijkshoofdboekhouding van het Ministerie van Financiën, is deze post nog in de saldibalans per 31 december 1995 opgenomen.

3a) Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (f 3 786,5 mln)

Deze post geeft de omvang aan van de rekening-courantverhouding tussen EZ en de Rijkshoofdboekhouding bij het Ministerie van Financiën.

4) Liquide middelen (f 11,1 mln)

De rekenplichtige diensten worden voor wat betreft de liquide middelen en de intra-comptabele vorderingen en schulden geconsolideerd in de herziene saldibalans opgenomen onder de liquide middelen en de uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband.

Het op de saldibalans opgenomen saldo van de liquide middelen is als volgt opgebouwd:

 saldo 31–12–95 (x f 1000)
Kassaldo rekenplichtige EZ1
Saldo rek.courant TWA/CBIN bij ABN/AMRO1 329
Saldo liquide middelen rekenplichtigen diensten511
Saldo bankrekeningen in het kader van de RBMKB (HOF)9 232
Totaal11 073

5) Uitgaven buiten begrotingsverband (f 4,8 mln)

Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn die posten opgenomen, waarvan wordt aangenomen dat deze geheel met derden zullen worden verrekend. Onderstaand volgt een nadere specificatie van de onder deze posten opgenomen bedragen.

 saldo 31–12–95 (x f 1000)
Vorderingen op andere ministeries609
Intra-comptabele vorderingen EZ op derden87
Intra-comptabele vorderingen rekenplichtige diensten4 092
Totaal4 788

De rekening vorderingen op andere ministeries en de rekening schulden aan andere ministeries (zie voor de schulden onder ontvangsten buiten begrotingsverband hierna) wordt gebruikt voor de verwerking van met name bezwaren m.b.t. verrekenstukken welke door de RHB in het lopende dienstjaar financieel zijn verwerkt, maar waarbij door middel van de valutadatum 31 december 1995 is aangegeven dat verwerking van de mutatie nog dient plaats te vinden ten laste respectievelijk ten gunste van het voorgaand dienstjaar. Eveneens worden de verrekeningen met betrekking tot de Wet Investeringsrekening, welke betrekking hebben op het voorgaande dienstjaar, maar welke pas in het lopende dienstjaar zijn verrekend op deze wijze verwerkt.

De verdeling over de afzonderlijke Ministeries geeft het volgende beeld:

(x f 1000)

  
MinisterieTe vorderen
Buitenlandse Zaken4
Binnenlandse Zaken36
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen25
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij97
Financiën447
Totaal609

6) Ontvangsten buiten begrotingsverband (f 44,4 mln)

Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn die posten opgenomen, waarvan wordt aangenomen dat deze geheel met derden zullen worden verrekend. Voorzover deze ontvangsten worden verrekend worden deze ontvangsten, noch de verrekeningen ter zake, aangewezen op artikelen van de begroting. Onderstaand volgt een nadere specificatie van de onder deze posten opgenomen bedragen.

 Saldo 31–12–95 (x f 1000)
Schulden aan andere ministeries10 504
Intra-comptabele schulden EZ aan derden17 240
Intra-comptabele schulden rekenplichtige diensten16 636
Totaal44 380

De verdeling over de afzonderlijke ministeries geeft het volgende beeld.

Ministerie(x f 1000)
Sociale Zaken en Werkgelegenheid300
Financiën10 201
Volksgezondheid, Welzijn en Sport1
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeh. 1 
Totaal10 504

EXTRA-COMPTABELE REKENINGEN

7 en 7a) Openstaande rechten/Tegenrekening openstaande rechten

De ultimo 1995 openstaande rechten zijn zonodig opgenomen onder deze toelichting bij balanspost 8) Extra comptabele vorderingen c.q. 8a) Tegenrekening extra comptabele vorderingen.

8) Extra comptabele vorderingen (f 4 269,6 mln)

Waardering van vorderingen:

Een deel van de openstaande vorderingen is oninbaar en is via de daartoe ingestelde procedure voorlopig buiten invordering gesteld. Deze bedragen maken geen deel uit van onderstaande posten. Na voorlopige buiteninvorderingstelling blijven deze vorderingen in het algemeen nog 5 jaar geregistreerd alvorens tot definitieve buiteninvorderingstelling kan worden overgegaan. Overigens is in de ontvangstenramingen van EZ al rekening gehouden met het niet volledig terugontvangen van diverse vorderingen.

Het verloop van de extra comptabele vorderingen in 1995 was als volgt:

  (x f 1 mln)
Stand vorderingen eind 1994 4 207
Bij: In 1995 ontstane vorderingen766  
Bijgeschreven dividend/rente192 
   958
  5 165
Af: Ontvangen betalingen405  
Ontvangen dividend/rente193  
Buiten-invorderingstelling c.q. kwijtschelding297 
  895
Stand vorderingen eind 1995 4 270

De opbouw van het saldo vorderingen ultimo 1995 naar jaarlagen is als volgt:

Jaar van ontstaan(x f 1 mln)
1989 en ouder1 863,303
199099,760
1991143,232
1992579,990
1993345,609
1994152,660
19951 085,039
Totaal4 269,593

Het bedrag van de buiten in vorderingstelling/kwijtschelding is als volgt over de diverse vorderingensoorten opgebouwd:

Vorderingensoort(x f 1 mln)
Werkgelegenheidskredieten23,6
Teruggevorderde subsidies0,7
Verliesdeclaraties51,1
Ontwikkelingskredieten6,2
Vorderingen op intermediars160,9
Vorderingen op deelnemingen54,3
Diverse verstrekte kredieten0,3
Totaal297,1

Met betrekking tot het vorenstaande worden een aantal grote posten nader toegelicht:

– In 1995 is uitvoering gevend aan de overeenkomst inzake de herziening rechtsbetrekkingen tussen de Staat der Nederlanden, de gemeente Den Haag en de N.V. Nederlands congresgebouw is, met instemming van het Ministerie van Financien, kwijtschelding verleend van de uit de garantieovereenkomst voortvloeiende regresvordering ad f 47 747 364,32.

– Bij de borgstellingsregelingen (verliesdeclaraties) is begonnen aan een inhaalslag bij de afwikkeling van dossiers. Hierdoor is in enig jaar het bedrag aan kwijtschelding hoger.

– Met de inwerkingtreding van de nieuwe Basisovereenkomst EZ-Novem is per 1 januari 1995 ook de vorderingpositie van EZ op Novem gewijzigd. Voorheen hadden voorschotbetalingen aan Novem terzake projectmiddelen het karakter van achtergestelde leningen (RAL). Derhalve kwamen deze betalingen ook tot uiting in de vorderingenadministratie. Conform artikel 17 lid 6 van de overeenkomst vervalt de RAL per 1 januari 1995 en is deze kwijtgescholden (f 160,8 mln).

De vorderingen verdeeld over de diverse hoofdbeleidsterreinen en ingedeeld naar ouderdom geven het volgende beeld (x f 1000):

 t/m 1989199019911992199319941995Totaal
HBT 1      746746
HBT 21 370 08958 84891 93890 65171 53717 55372 5111 773 127
HBT 3194 55233642274339786 8367547704 1451 002 115
HBT 468 3397441203313 8065368846916 011121 467
HBT 552 755553512 195435 34241 76056 71874 817679 122
HBT 6148 94812 67313 369227139 7077655105 486330 109
HBT 728 61911 90021 42434 523100 40154 718111 324362 909
Totaal1 863 30299 761143 233579 990345 609152 6601 085  0404 269 595

Teneinde meer inzicht te verschaffen in de waardering van de vorderingen, zijn deze ingedeeld in vier categorieën te weten:

– direct opeisbare vorderingen;

– op termijn opeisbare vorderingen;

– geconditioneerde vorderingen;

– niet invorderbare vorderingen.

Op termijn opeisbare vorderingen

Tot deze categorie behoren vorderingen die na verloop van een in een overeenkomst genoemde termijn en/of onder bepaalde voorwaarden geincasseerd kunnen worden. Dit kunnen zowel vorderingen uit hoofde van rentedragende als uit hoofde van renteloze leningen zijn. Een nader onderscheid wordt aangebracht tussen:

a) op korte termijn opeisbare vorderingen (vorderingen die in het lopende (of komende) dienstjaar opeisbaar zullen worden);

b) op lange termijn opeisbare vorderingen (vorderingen die na het lopende (of komende) dienstjaar opeisbaar zullen worden).

Geconditioneerde vorderingen

Dit zijn vorderingen (bedragen) die in de administratie zijn opgenomen met als belangrijkste reden zicht te houden op de aanspraken die de Staat in bepaalde situaties kan maken.

De categorie geconditioneerde vorderingen omvat onder meer:

– in het verleden verstrekte «leningen» aan bedrijven, onder dermate zachte voorwaarden, die feitelijk als subsidie moeten worden aangemerkt;

– «vorderingen», die louter uit administratieve overwegingen worden vastgelegd, teneinde zaken te kunnen blijven volgen.

Niet-invorderbare vorderingen

Deze categorie omvat onder meer:

– vorderingen op bedrijven die in staat van faillissement verkeren;

vorderingen op bedrijven waartegen arob-procedures zijn gestart. Onderstaand volgt een overzicht van de voornoemde vier categorieën vorderingen verdeeld naar de diverse vorderingensoorten (x f 1000).

Soort vorderingdirect opeisbaarop termijn opeisbaargeconditioneerdniet invorderbaarTotaal
Werkgelegenheidskr.30 470112 000 49 495191 965
Ontwikkelingskredieten79 000500 0001 178 063 1 757 063
Speerpuntkredieten202515 460 15 505
Gemengde kredieten67141 040  41 711
FPA15040072 622
MVT348   348
Produktkredieten142 4843 4 985
Kabelexperiment Z-L   54 97754 977
Vord. op deelnemingen  134 594124 458259 052
Div. verstrekte kr.375245 737895 83713051 143 254
Vord. op intermediairs 60004497 10 497
SEP25 00010 000  35 000
Verliesdeclaraties 8557591 950 600 507
Teruggevorderde subs.3399168215 02427 76447 869
Te ontvangen cijns102 411   102 411
Vord. op personeel477   477
TNO innovatiekr.375 2322 2 697
Comptabele diensten651   651
Totaal243 489925 4412 842 662257 9994 269 591

Direct opeisbare vorderingen

Aan deze vorderingen is een uiterste betaaldatum verbonden.

Onderstaand volgt een overzicht van de direct opeisbare vorderingen gerubriceerd naar ouderdom (x f 1000)

Soort vorderingt/m 1989199019911992199319941995Totaal
Werkgelegenheidk.28 000     247030 470
Ontw.kredieten*79 000      79 000
Speerpuntkredieten*20      20
Gem. kredieten671      671
FPA*150      150
MVT*348      348
Produktkredieten* 142     142
Div. verstr.kr.375      375
SEP   25 000   25 000
Teruggevord.subs.    1121831703399
Te Ontv. Cijns      102 411102 411
Vord.op personeel      477477
TNO innovatiekr.* 375     375
Comptabele diensten      651651
Totaal108 575517025 0000218109 179243 489

* Ontstaan door in het verleden verstrekte kredieten met als voorwaarde dat de terugbetaling geschiedt op basis van de behaalde omzet met het ontwikkelde produkt.

Onderstaand wordt per vorderingensoort een nadere toelichting gegeven (bedragen x f 1000).

Werkgelegenheidskredieten (f 191 965)

Het gaat hier om «leningen» verstrekt onder de niet meer van kracht zijnde regelingen Steun aan Individuele Bedrijven in moeilijkheden en Herstelfinanciering. De modaliteiten van de leningen zijn in overeenstemming met de regeling Bijzondere Financiering (BF).

De meeste vorderingen zijn in beheer bij de Nationale Investeringsbank (NIB). Het invorderbare deel betreft de vordering op Hoogovens.

Ontwikkelingskredieten (f 1 757 063)

Deze regeling is in uitvoering bij Senter Den Haag.

Het betreft leningen verstrekt met het doel een «nieuw» produkt te ontwikkelen waarvan de terugbetaling afhankelijk is van de met het ontwikkelde product verkregen omzet. Er is een rente verschuldigd van 5% tot 8% per jaar die wordt bijgeschreven. Het type leningen is ruwweg te verdelen in 1/3 geslaagde projecten, 1/3 lopende projecten en 1/3 niet geslaagde projecten. Het onder opeisbaar (direct en op termijn) opgenomen bedrag heeft betrekking op de geslaagde projecten.

Speerpuntkredieten (f 15 505)

Deze regeling is in uitvoering bij Senter Den Haag.

T.b.v. veelbelovende maar risicovolle economische aktiviteiten waarvan op langere termijn een belangrijke werkgelegenheidsimpuls kon worden verwacht, zijn in het verleden kredieten of garanties verstrekt. Van deze kredieten of garanties komt naar verwachting nauwelijks iets binnen.

Dit instrument is na enkele jaren opgegaan in de regeling Bevordering Hoogwaardige Industrie die inmiddels eveneens is beëindigd.

Gemengde kredieten (f 41 711)

Het betreft hier een aantal door EZ beheerde gemengde kredieten uit de periode dat dit programma werd verantwoord op de begroting van EZ. Het betrof een financieringsprogramma in de vorm van kredieten tegen deels «zachte» voorwaarden. Aflossing van het krediet vindt plaats na het verstrijken van een aflossingsvrije periode, volgens een vooraf overeengekomen aflossingsschema.

Flexibele produktie automatiseringskredieten (f 622)

Deze regeling is opgeheven en de afloop is bij Senter Den Haag in uitvoering. Doel van de regeling was de achterstand op het gebied van de automatiseringstechniek t.o.v. de omliggende landen te verkleinen dan wel weg te werken. Ondersteuning vond plaats in de vorm van 25% subsidie en 25% krediet elk tot een maximum van fl. 750 000,00.

Het krediet dient in een periode van maximaal 10 jaar terugbetaald te worden (vanaf datum definitieve vaststelling). Over het opgenomen krediet is een rente van 5% per jaar verschuldigd. In geval van technische of economische mislukking van het project kan de Minister op verzoek van de aanvrager bepalen dat de verplichting tot terugbetaling van het krediet en/of de rente geheel of gedeeltelijk vervalt.

Milieu vriendelijke technologiekredieten (f 348)

Deze regeling is in uitvoering bij Senter Den Haag en concentreert zich op ontwikkeling en demonstratie van technieken ter bestrijding van de lucht- en waterverontreiniging en voorverwerking van afvalstoffen. Ondersteuning in de vorm van kredieten en subsidies. De regeling is inmiddels beeindigd.

Produktenkredieten (f 4 985)

Deze regeling is in uitvoering bij Senter Den Haag.

Dit betreft ontwikkelingskredieten specifiek voor Zuid-Limburg in de vorm van een lening waarvan de terugbetaling afhankelijk is van de verkregen omzet van het in Zuid-Limburg ontwikkelde produkt. Er is een rente verschuldigd van 5% per jaar. In 1995 is f 1,1 mln aan aflossing ontvangen. De regeling is inmiddels beëindigd.

Kabelexperiment zuid-limburg (f 54 977)

Dit betreft een lening van circa f 60 mln. aan Kabelexperiment B.V. te Heerlen ter zake van het proefproject tweeweg Kabeltelevisie waarbij interactieve diensten worden aangeboden. Het experiment is ultimo 1991 beëindigd. De lening dient als dubieus te worden aangemerkt; verdere afwikkeling wacht op liquidatie van de BV.

Vorderingen op ondernemingen waarin EZ deelneemt (f 259 052)

De specificatie is als volgt:

 (x f 1 mln)
– NOM71,5
Betreft een renteloze lening aan de NOM die uit een(eventuele) opbrengst van het Aramideproject zal worden afgelost.  
– Ned. Pijpleiding Mij.63,1
De NPM verricht sinds 1982 geen activiteiten meer.  
– Domaniale Mijn Mij.124,5
Verkeert sinds 1989 in liquidatie 
Totaal259,1

Diverse verstrekte kredieten (f 1 143 254)

Hieronder zijn vorderingen verantwoord van uiteenlopende aard, zoals vorderingen uit hoofde van leveranties etc.

Daarnaast is hierbij opgenomen de vordering in het kader van de investeringsfaciliteit MOE. Onder deze investeringsfaciliteit stelt de staat zich borg voor door de NIB te verstrekken kredieten aan Oosteuropese ondernemers. Bij de Rijkshoofdboekhouding van het Ministerie van Financiën is daartoe een rekening-courant geopend ten name van de NIB. Na beëindiging van de overeenkomst tussen de Staat en de NIB en na afwikkeling van alle verleende borgstellingen, valt het saldo van de rekening-courant toe aan de Staat. De vordering bestaat uit het door de Staat beschikbaar gestelde bedrag ( f 139,35 mln) en de door de NIB bijgeschreven provisies tot en met 1995 (f 501 173,18).

Vorderingen op intermediairs (f 10 497)

Dit betreft een vordering op het CIMK ad f 6 mln aan verstrekte werkkapitalen en/of «onderhanden werk» en «naar volgend jaar overlopende werkzaamheden» en een vordering van f 4,5 mln op Novem met betrekking tot het onbestemde deel van de Kas-EZ.

Per 31 december 1995 bedraagt de stand van het onbestemde deel van Kas-EZ f 4 497 437,00. Dit bedrag is als volgt tot stand gekomen:

 (x f 1000)
stand per 31 december 1994 (conform rekening EZ 1994)3 608
correctie+75*
stand per 1 januari 19953 683
– toevoegingen+ 4 214
– uitkeringen– 3 400
stand per 31 december 19954 497

* De correctie betreft de afwikkeling van WPN/ARFU. De Novem had ten onrechte bij de afwikkeling van deze lening de afboeking van de hoofdsom ten laste gebracht van Kas-EZ. Per brief d.d. 29 mei 1995 is aan Novem melding gemaakt van deze onterechte onttrekking. De correctie in de stand per 31 december 1993 vond plaats per brief d.d. 16 juni 1995. Gevolg was dat de standen vanaf dat moment met f 75 000 zijn opgehoogd. Derhalve is de stand per 31 december 1994 ad f 3 683 000 correct.

De potentiële omvang van de Kas-EZ betreft onder meer het geheel van de in de toekomst door Novem van derden mogelijk te ontvangen middelen uit hoofde van leningen van Novem ten behoeve van de financiering van projecten.

Met de inwerkingtreding van de nieuwe basisovereenkomst EZ-Novem per 1 januari 1995, is de vorderingenpositie van EZ op Novem gewijzigd. Voorschotbetalingen hebben niet langer het karakter van achtergestelde leningen en worden derhalve niet meer in de vorderingenadministratie vastgelegd. De nog openstaande achtergestelde lening per 1 januari 1995 is kwijtgescholden.

De zogenaamde Kas-EZ (ontstaan in 1986) heeft betrekking op geldmiddelen die onder beheer van Novem zijn gebracht. Toevoegingen aan de Kas-EZ betreffen de door Novem ontvangen rente en aflossingen op door Novem aan derden verstrekte leningen, alsmede rente over de Kas-EZ. Op grond van de basisovereenkomst tussen Novem en de Staat worden uit deze tegoeden door het ministerie aan te wijzen projecten gefinancierd. De verantwoording van deze kas wordt niet in de cijfers van de financiële verantwoording van EZ opgenomen.

Uitkeringen ten laste van de Kas-EZ kunnen slechts plaatsvinden op grond van door het ministerie gegeven aanwijzigingen.

Bij de Kas-EZ is in feite sprake van revolving funds. De bedragen die ten laste van de Kas-EZ worden gebracht leiden immers niet tot artikelbelasting. Toevoegingen aan de Kas-EZ lopen eveneens buiten de begroting van EZ om en leiden derhalve niet tot een verantwoording van ontvangsten. Deze wijze van financiering is door de Minister aan de Tweede Kamer gemeld.

De middelen uit Kas-EZ zijn deels reeds bestemd. Dit bestemde deel kan niet worden beschouwd als een vordering van EZ op Novem. Vanaf 1995 wordt slechts dat deel van Kas-EZ vastgelegd, waarover de minister van EZ nog kan beschikken; het onbestemde deel.

Vordering op samenwerkende electriciteitsproducenten (f 35 000)

Ten behoeve van een financiële oplossing voor het WKK (Warmte Kracht Koppeling) -budget 1992betaalt de SEP f 85 mln aan EZ, verspreid over de jaren 1993/1997.

Volgens een vastgesteld schema zal de SEP de vordering aflossen. Thans resteert nog f 35 mln.

Vorderingen uit hoofde van verliesdeclaraties (f 573 284)

Dit betreft de door de Staat aan de banken vergoede verliezen die uit hoofde van de MKB Borgstellingsregeling zijn ontstaan. Door subrogatie treedt de Staat in de rechten van de bank met betrekking tot de op de gefailleerde te verhalen verliezen. Van de opgeboekte vorderingen valt f 564,7 mln als geconditioneerd aan te merken.

Werkvoorraad RBMKB (f 27 223)

Dit betreft de reeds door de banken in rekening gebrachte verliezen uit hoofde van de borgstellingsregelingen voor het MKB. De beoordeling van de onderhavige dossiers dient nog plaats te vinden. Indien daarbij geen onregelmatigheden naar voren komen, wordt dit bedrag afgeboekt.

Teruggevorderde subsidies (f 47 869)

Deze post bevat vorderingen die zijn ontstaan op grond van voorlopige en definitieve vaststellingen van subsidies, waarbij het reeds verstrekte voorschot c.q. reeds verstrekte voorschotten, hoger zijn dan de vaststelling. Het merendeel van het bedrag heeft betrekking op bedrijven die in staat van faillissement verkeren.

Nog te ontvangen mijnwetheffingen (f 102 411)

Dit betreft de nog te ontvangen bedragen (rechten) uit hoofde van verleende vergunningen mijnwetgeving per de stand van 31 december 1995.

Vorderingen op personeel (f 477)

Het gaat om vorderingen van EZ op (voormalig) personeel u.h.v. een te hoge bevoorschotting van reiskosten, danwel andere uitkeringen uit hoofde van de (voormalige) dienstbetrekking (bijv. vakantiedagen e.d.) en administratief technische zaken, met name verlof Buiten Bezwaar (BB)

TNO Innovatiekredieten (f 2 697)

Hieronder zijn enige vorderingen van Senter verantwoord van uiteenlopende aard, zoals kredieten uit hoofde van industriële innovatie projecten en een vordering die is voortgekomen uit de regeling B.T.O. (Bevordering Technologische Ontwikkeling).

Vorderingen van buitendiensten (f 651)

Hieronder zijn de extra comptabele vorderingen van een aantal buitendiensten opgenomen.

RSV/VEROLME IJSSELMONDE (P.M.)

Het gaat hier om vorderingen Op RSV ontstaan uit o.a. herstelfinanciering, speerpunt- en ontwikkelingskredieten, generieke scheepsbouwsteun, bijzondere achtergestelde leningen. Inclusief rentebijschrijvingen bedroeg de totale vordering per ultimo 1989 ca 1,5 mld waarvan op grond van de tussen de Staat en RSV overeengekomen akte van dading in 1990 een gedeelte van ca. 0,3 mld is terugontvangen en op basis waarvan het restant is afgeboekt. Aangezien uit mogelijke verdere verkopen nog ontvangsten t.g.v. de Staat kunnen voortvloeien is een vordering van f 1,00 aangehouden omdat niet bekend is hoeveel EZ alsnog zal ontvangen. Daarnaast is een vordering van f 1,00 opgenomen i.v.m. de sanering van een nog openstaande lening. Hiervoor is met Verolme IJsselmonde een winstrecht overeengekomen.

8a). Tegenrekening extra comptabele vorderingen

Deze post is aan de creditzijde van de saldibalans opgenomen teneinde het saldo met eenzelfde omvang aan de debetzijde op te heffen.

9). Extra comptabele schulden

Inhoudingen steun mijnondernemingen (f 890)

Deze schuld betreft een door EZ ingehouden bedrag op de particuliere mijnondernemingen ter zekerstelling van het nakomen van eventuele betalingsverplichtingen bij het ontstaan van mijnschades.

Bovenstaande schuld is als volgt naar ouderdom ingedeeld:

 (x f 1000)
1988612
199014
19918
1992177
199579
Totaal890

9a). Tegenrekening extra comptabele schulden

Deze post is aan de debetzijde van de saldibalans opgenomen teneinde het saldo met eenzelfde omvang aan de creditzijde op te heffen.

10). Voorschotten

Voor alle door het ministerie van Economische Zaken aangegane verplichtingen (subsidietoezeggingen) worden in de administratie (al dan niet gegroepeerd) projecten geopend. Gedurende de uitvoering van het project kunnen de subsidiënten voorschotten aanvragen. Deze voorschotaanvragen geschieden op basis van ingediende declaraties van gemaakte en betaalde kosten; gebruikelijk zijn tranches van 25%. De definitieve vaststelling van de subsidie geschiedt na indiening van de einddeclaratie. De tijd tussen aanvraag en definitieve vaststelling bedraagt doorgaans meerdere jaren.

Het aantal openstaande projecten ultimo 1995 bedraagt 4401, waarvan 2345 bij het kernministerie en 2056 bij Senter.

Het saldo openstaande voorschotten is als volgt opgebouwd:

Overzicht openstaande voorschotten EZ (x f 1 mln)

Stand per 31/12199419951994199519941995
OntstaansjaarKerndepartementSenterTotaal
vóór 1985166,960,30,00,0166,960,3
1985 t/m 1988562,0225,926,261,9588,2287,8
1989286,2212,144,739,6330,9251,7
1990352,1268,346,330,3398,4298,6
1991415,8331,1108,477,4524,2408,5
1992437,1325,7136,369,7573,4395,4
1993708,6510,8203,4160,9912,3671,7
19941 077,5698,1198,1141,61 275,1839,7
1995 1 214,3 237,0 1 451,3
Totaal4 006,33 846,6763,4818,44 769,74 665,0

De onderverdeling van de voorschotten bij het kernministerie per 31-12-1995 naar jaarlagen en per hoofdbeleidsterrein (HBT) geeft het volgende beeld (x f 1000):

HBTt/m 1989199019911992199319941995Totaal
01    1436 55543 43280 001
027 35420 24050 79948 52688 233100 030231 817546 999
0310 4237 0007 3647 04813 03814 02756 868115 768
0462 07694 20632 77124 495145 968177 117280 308816 941
0551 01425 78121 68416 79545 947144 993220 728526 942
06367 303109 131133 689186 221147 721195 677294 7651  434 507
077811 90084 84042 62269 90529 74286 331325 418
Totaal498 248268 258331 147325 707510 826698 1411 214 2493 846 576

Hierna is de verdeling van de voorschotten naar ouderdom en per hoofdbeleidsterrein opgenomen. De voorschotten groter dan f 50 mln en/of van vóór 1986 worden afzonderlijk toegelicht.

Hoofdbeleidsterrein 01.00 Algemeen (x f 1000)

Art.Omschrijvingt/m 1989199019911992199319941995Totaal
01.02Materieel    14216525755
01.55Bijdrage Senter     36 32039 83276 152
01.61Pers. en mat. EZ excl. CBS     203 0743 094
Totaal     1436 55643 43180 001

Hoofdbeleidsterrein 02.00 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid (x f 1000)

Art.Omschrijvingt/m 1989199019911992199319941995Totaal
02.01Ondrz. en voorl. tbv techn. bel.    1625585641 284
02.02Spec. bedr. ger techn. stim.1 1122 0475 19715 72640 16344 41244 248152 905
02.03Intern. en alg. techn. stim.  19 436 9 5365 89482 587117 453
02.04Ov. aansch. & bev. bedr. ger. sw. 1 8144 6543 9284 97811 24410 81437 432
02.05Innovatiecentra      42 92242 922
02.06Subs.inbv de ind. ontw.6 24216 37921 13227 00926 49232 29524 621154 170
02.07Intern. ruimtev. prog.    5 000 8005 800
02.12Techn. infrastr.  3801 8631 9035 34315 62325 112
02.13Proj. gefinancierd uit het Fes     2849 6379 921
Totaal 7 35420 24050 79948 52688 234100 030231 816546 999

Hoofdbeleidsterrein 03.00 Industrie- en Dienstenbeleid (x f 1000)

Art.Omschrijvingt/m 1989199019911992199319941995Totaal
03.01Crisisbeheersing      4949
03.03Verst. econ. structuur10 4237 0007 3647 04813 0187 8188 51861 189
03.04Industriële promotie    201782 1362 334
03.05Steun scheepsbouw     6 03146 16552 196
Totaal10 4237 0007 3647 04813 03814 02756 868115 768

Toelichting op voorschotten van vóór 1985:

Artikel 03.03 (f 2,5 mln)

Via het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is in het verleden bijgedragen aan de IPZ; afwikkeling wacht op overlegging van bewijsstukken.

Hoofdbeleidsterrein 04.00 Regionaal Beleid (x f 1000)

Art.Omschrijvingt/m 1989199019911992199319941995Totaal
04.01Bijdr. tbv ROM's en overige8 75026 24763   12 72147 781
04.04Voorw. scheppend beleid18 1842 2981 1901433 29860840026 121
04.05Struct. verst. proj. ihkv BRT  3 0004 30014 19110 4802 70434 675
04.06Proj. gefin. uit EFRO14 3171 36340112519404 17 016
04.08Bevord. reg. bedr. invest.4 16731 94617 60210 35160 91073 54096 692295 208
04.09Regio-programma's16 65832 35210 5166 25855 88670 102130 265322 037
04.10Bedrijfsomgeving   3 43111 16421 98337 52574 103
Totaal62 07694 20632 77224 495145 968177 117280 307816 941

a) Toelichting op grote voorschotten:

Artikel 04.08 (f 50,5 mln)

Openstaand voorschot betreft het budget 1993 voor de decentrale investeringsregeling voor het Noorden des Lands (Groningen, Friesland en Drenthe). Bevoorschotting van dit project wordt over 3 jaar gespreid te weten, 1993 (1/3), 1994 (1/3) en 1995 (1/3).

De afwikkeling van dit project wordt voorzien in 1996.

Artikel 04.09 (f 101,7 mln)

Op bovenstaand artikel staat per ultimo 1995 een voorschot open van f 101 720 753,94. Deze aan het samenwerkingsverband Noord Nederland (S.N.N.) verstrekte voorschotten hebben betrekking op het voor EZ uitgevoerde Integraal Structuurplan Noord-Nederland (ISP-IV). Deze voorschotten worden afgerekend als de laatste bijdrage door S.N.N. is verstrekt.

b) Toelichting op voorschotten van vóór 1986:

Artikel 04.04 (f 7,1 mln)

Openstaande voorschotten betreffen bijdragen uit hoofde van «Infra-structuur 1973–1976». In dit kader zijn omvangrijke (ook in de tijd gezien) infrastructuur projecten waaronder de aanleg van wegen en kanalen, in Oost-Groningen gefinancierd. Eindafrekeningen zijn bij Rijkswaterstaat in behandeling, zodat afwikkeling van deze projecten wordt voorzien in 1996.

Artikel 04.06 (f 2,5 mln)

Openstaande voorschotten betreffen bijdragen uit hoofde van «Infra-structuur 1973–1976». In dit kader zijn omvangrijke (ook in de tijd gezien) infrastructuur projecten waaronder de aanleg van wegen en kanalen, in Oost-Groningen gefinancierd.

Hoofdbeleidsterrein 05.00 Diensten, Midden- en Kleinbedrijf en Ordening (x f 1000)

Art.Omschrijvingt/m 1989199019911992199319941995Totaal
05.01Voorl. en adv. MKB23 520 3 2602 7503 16825 29229 43487 424
05.02Onderz. en Onderw. MKB17 99414 78117 13012 87713 5039 99110 98597 261
05.03Borgstellingsreg. MKB      2323
05.04Tegemoetk. aan zelfst.9 50011 000  3685145721 376
05.05Bedrijfsbeeindigingshulp    23 07521 88020 33265 287
05.07Hulp waterschade     40 60994 563135 172
05.11Brancheverbetering  6254962483641 8713 604
05.12Toeristisch beleid  6005662 84544 10346 66394 777
05.21Marktwerking  681062 7402 7056 62212 241
05.22Bijdr. Ned. Meetinst. NV      9 7779 777
Totaal51 01425 78121 68316 79545 947144 995220 727526  942

Toelichting op grote voorschotten:

Artikel 05.07 (f 90,4 mln.)

Op dit artikel staat per ultimo 1995 een voorschot open van f 90 392 858,00. Dit betreffen verstrekte voorschotten aan de Stichting Watersnood bedrijven Nederland 1995 in het kader van de Subsidieregeling Waterschade 1995 conform de met de stichting gesloten uitvoeringsovereenkomst.

Hoofdbeleidsterrein 06.00 Energiebeleid (x f 1000)

Art.Omschrijvingt/m 1989199019911992199319941995Totaal
06.01Adv. rad., norm. w. & ov.    7535231341
06.02Energ.besp.tch.& drz. e.101 13232 98959 28785 29293 716114 145126 654613 215
06.03Onderz. en ontw. energie265 77176 04274 30299 55849 68278 02580 819724 199
06.04Energ.-onderz.centr. Ned.      80 20980 209
06.05Bijdr. t.b.v. de mijnind.4001001001002 1751005733 548
06.06Garanties energiebeleid   1 2712 0733 3726 27912 995
Totaal367 303109 131133 689186 221147 721195 677294 7651 434 507

Toelichting op grote voorschotten en voorschotten van vóór 1986:

Novem:

Van de op de artikelen 06.02 en 06.03 openstaande voorschotten, die ouder zijn dan 1986, heeft f 22,5 mln betrekking op Novem, inzake de voor EZ uitgevoerde programma-overeenkomsten. Deze worden afgerekend als de laatste bijdrage in deze door Novem aan een derde is verstrekt.

Sero:

Het betreft de beëindigde subsidieregelingenergiebesparing bij de rijksoverheid; hierbij vindt overleg plaats met het Ministerie van OC&W om tot finale afrekening te komen. De stand van de openstaande voorschotten op artikel 06.02 bedraagt f 46,6 mln.

HFR:

De op artikel 06.03 openstaande voorschotten hebben betrekking op het uitvoeren van het Euratom programma. De stand van de openstaande voorschotten bedraagt f 146 mln.

SNR-300:

Dit betreft een verplichting aan TNO inzake onderzoek en ontwikkeling ten behoeve van de Snelle Natrium-gekoelde Reaktor (SNR-300). De stand van het openstaande voorschot op artikel 06.03 is f 18 316,65.

Hoofdbeleidsterrein 07.00 Buitenlandse Economische Betrekkingen en Exportbevordering (x f 1000)

Art.Omschrijvingt/m 1989199019911992199319941995Totaal
07.01Intern. org. BEB    4 9025 2005 09515 197
07.02Bev. vd buitenl. econ. betr.  140  5978771 614
07.03Stim. exp.activit.78 63 000    63 078
07.05Econ. hulp Oost-Europa 11 90021 70042 62265 00323 94680 358245 529
Totaal7811 90084 84042 62269 90529 74386 330325 418

a. Toelichting op grote voorschotten:

Artikel 07.03 (f 63,0 mln)

Op artikel 07.03 staat ultimo 1995 een saldo-voorschot open van f 63,0 mln, inzake een omvangrijk Indonesisch project op het gebied van telecommunicatie. Na oplevering van het project zal, op basis van de exacte Nederlandse inbreng tot afsluiting worden overgegaan (naar verwachting in 1996).

Artikel 07.05 (f 153,9 mln)

Op artikel 07.05 staat ultimo 1995 een saldo-voorschot open van f 153,9 mln. Met de Stichting Seno is een leningovereenkomst gesloten op basis waarvan dit bedrag is betaald. De Stichting Seno gebruikt dit geld als garantiekapitaal. Zij stelt zich garant voor de herverzekering van door de NCM verzekerde leasetransacties op Midden- en Oost Europa. Hiermee wordt het Nederlandse ondernemers mogelijk gemaakt om kapitaalgoederen te leveren aan landen in Middenen Oost Europa waarvoor de reguliere exportkredietverzekering niet geldt.

b. Toelichting op voorschotten van vóór 1986

Artikel 07.03 (f 0,078 mln)

Dit openstaande voorschot betreft een gebundeld export initiatief project waarbij de verstrekte subsidie is teruggevorderd. Na een langdurige procedure (AROB) met een positieve uitspraak voor EZ wordt nu gewerkt aan de inning van de vordering en de afwikkeling van het project.

Voorschotten naar de stand per 31 december 1995 betreffende het agentschap Senter (x f 1000)

Art.Omschrijvingt/m 1989199019911992199319941995Totaal
02.02PBTS (oude verpl. FPA)47 23015 25414 12414 63635 72035 20460 935223 103
02.02Innov. onderz. prog.    40117 41915 12932 949
02.02Telematica gids projekten      6 7696 769
02.03BTIP/Eureka  1452871 8054 5348 19614 967
02.04BTOC Collectiviteitenreg.  1094781 5183 5885 80811 501
02.09Technische ontw.kredieten46 62215 05827 42531 42557 95851 19581 653311 336
03.03Toeleveren en uitbesteden    168312 8743 721
05.01Subs. branche centra techn.     1 3273 2564 583
05.11Subs.reg. brnche gw. info stim.     164113277
06.02Toep. energ.besp. en drz.enrg.537 35 14722 74451 8307 01968117 345
07.03Export aktivit. matching fnds7 057 484 1 6593 88615 73228 818
07.04Incident. prog. mark. mkb     57– 1740
07.05Econ. hulp Oost Europa   1109 97016 38536 50862 973
Totaal101 44630 31277 43469 680160 877141 609237 024818 382

10a) Tegenrekening voorschotten (f 4 665,0 mln)

Deze post is aan de creditzijde van de balans opgenomen teneinde het saldo met eenzelfde omvang aan de debetzijde op te heffen.

11) Openstaande verplichtingen (binnen- en buiten begrotingsverband respectievelijk f 10 069,5 en f 154,6 mln)

Openstaande verplichtingen binnen begrotingsverband:

Het verloop van de verplichtingen binnen begrotingsverband in 1995 was als volgt:

  (x f 1 mln)
Saldo aangegane verplichtingen tot en met 199410 183,5  
Af:Intrekkingen, terugbetalingen en correcties– 734,8  
Bij:Aangegane verplichtingen in 1995+4 309,0 
   13 757,7
Af:Betalingen op verplichtingen in 1995 – 3 688,1
Af:Afrondingsverschil – 0,1
Saldo openstaande verplichtingen ultimo 1995 10 069,5

Openstaande verplichtingen buiten begrotingsverband:

Betreft verplichtingen die met ingang van 1 januari 1991 namens derden zijn vastgelegd in de administratie van EZ.

Het verloop van de verplichtingen buiten begrotingsverband in 1995 was als volgt:

  (x f 1 mln)
Saldo aangegane verplichtingen tot en met 199478,9  
Bij:Intrekkingen, terugbetalingen en correcties+ 70,4  
Bij:Aangegane verplichtingen in 1995+32,7 
   182,0
Af:Betalingen op verplichtingen in 1995 – 27,3
Af:Afrondingsverschil – 0,1
Saldo openstaande verplichtingen ultimo 1995 154,6

11a) Tegenrekening openstaande verplichtingen ( binnen- en buiten begrotingsverband respectievelijk f 10 069,5 en f 154,6 mln)

Deze posten zijn aan de debetzijde van de balans opgenomen teneinde het saldo met eenzelfde omvang aan de creditzijde op te heffen.

12) Deelnemingen (f 1 742,8 mln)

Het verloop van deze post over 1995 was als volgt:

(x f 1 mln)

Stand herziene saldibalans ultimo 1994 1 747,8

Mutaties 1995:

Nederland Congresgebouw – 5,0

Stand herziene saldibalans ultimo 1995 1 742,8

Als gevolg van een statutenwijziging is met terugwerkende kracht per 1 januari 1994 het nominale aandelenkapitaal van de NOVEM met 80% afgestempeld van f 55,9 mln tot f 11,18 mln.

De beursgenoteerde ondernemingen hadden per ultimo 1995 de volgende waarde (x f 1 mln):

 Nominale waardeBeurswaarde
Hoogovens97,5261,7
DSM226,11 492,3
Totaal323,61 754,0

12a) Tegenrekening deelnemingen (f 1 742,8 mln)

Deze post is aan de creditzijde van de saldibalans opgenomen teneinde het saldo met eenzelfde omvang aan de debetzijde op te heffen.


XNoot
1

Ministerie van Economische Zaken Financieel Informatie Systeem

Naar boven