24 844
Financiële verantwoordingen over het jaar 1995

nr. 12
FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN HET MINISTERIE VAN FINANCIËN (IXB)

Deze financiële verantwoording bestaat uit:

– de rekening van verplichting, uitgaven en ontvangsten, zoals blijkt uit bijgevoegde staten, voorzien van een toelichting;

– de op deze rekening aansluitende saldibalans per 31 december 1995, voorzien van een toelichting.

Den Haag, 30 augustus 1996

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Staat behorende bij de Wet van , Stb. en bij de financiële verantwoording over het jaar 1995 Rekening 1995 (inclusief slotwetmutaties), Ministerie van Financiën (IXB) Onderdeel uitgaven en verplichtingen (bedragen x f 1000)

   (1) (2) (3)  (4) = (1) + (2) + (3) (5) (6) = (5) – (4)
Art.Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Mutaties (+ of –) op grond van eerste suppletore begroting Mutaties (+ of –) op grond van tweede suppletore begroting  Totaal geraamd Realisatie Slotwetmutaties (+ of –) (+ = tekortschietend geraamd bedrag)
   verplichtingenuitgaven verplichtingen uitgaven verplichtingen uitgaven verplichtingen uitgaven verplichtingen uitgavenverplichtingen uitgaven
  TOTAAL 5 692 180 + 30 297 – 565 309  5 157 168 5  113 546 – 43 622
                
01 Algemeen 437 116      389 600 377 811  
                
 01Personeel en materieel kernministerie240 898240 898+ 33+ 33– 6 124– 7 274 234 807233 657230 321230 059– 4 486– 3 598
 02Vervallen00     000000
 03Loonbijstelling00+ 16 851+ 16 851– 16 851– 16 851 000000
 04Prijsbijstelling24 30024 300  – 24 300– 24 300 000000
 05Onvoorzien11 12211 122  – 11 122– 11 122 000000
 06Post-actieven26 40826 408+ 456+ 4561 7251 725 28 58928 58927 76127 761– 828– 828
 07Vervallen00     000000
 08Vervallen00     000000
 09Vervallen00     000000
 10Bijdrage in de kosten van opsporing en ruiming van explosieven, afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog7 9457 945  – 1 000– 4 464 6 9453 4817 0453 862+ 100+ 381
 11Uitvoering van werken door het Rijk (Domeinen)32 13732 137– 12 608– 12 608– 3 400– 3 400 16 12916 12934 65515 370+ 18 526– 759
 12Lasten en overige uitgaven van Domeinen88 09188 091  – 5 548– 5 548 82 54382 54375 23 175 231– 7 312– 7 312
 13Uitgaven Bureau Schade-afwikkeling6 0456 045  + 149+ 149 6 1946 1946 4636 463+ 269+ 269
 14Diverse uitgaven162170  + 18 837+ 18 837 18 99919 00719 19219 065+ 193+ 58
 15Vervallen00     000000
 16Vervallen00     000000
                
02 Financiën Binnenland 121 873      67 124 60 636  
                
 01Muntwezen10 77310 773+ 2 600+ 2 600+ 9 351+ 9 351 22 72422 72424 27220 962+ 1 548– 1 762
 02Nominale waarde ontmunte munten200200  – 200– 200 000000
 03Garanties en waarborgen inzake De Nederlandsche Bank N.V., de Postbank N.V., de N.V. Bank Nederlandse Gemeenten, de Nederlandse Waterschapsbank N.V. en de SENS00     0021 0000+ 21 0000
 04Deelneming in het kapitaal van de N.V. Bank Nederlandse Gemeenten en de Nederlandse Waterschapsbank N.V.00     000000
 05Verzekerings- en herverzekeringsovereenkomsten ten laste of ten behoeve van de Staat betreffende vergoeding van schaden aan derden00     000000
 06Vervallen00     000000
 07Regeling Bijzondere Financiering 1971275 00082 000   – 63 500 275 00018 500275 00014 5190– 3 981
 08Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981012 500   – 2 000 010 500010 1680– 332
 09Rente- en maatwerkcomponent kosten betalingsverkeer16 40016 400  – 1 000– 1 000 15 40015 40 014 98714 987– 413– 413
 10Verwerving vermogenstitels00     000000
                
03 Financiën Buitenland 1 032 814      787 297765 378   
                
 01Vervallen00     000000
 02Uitgaven inzake garantieverlening aan de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V.00     000000
 03Tijdelijke financiering van de liquiditeiten van de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V.00     000000
 04Deelnemingen in het kapitaal van internationale banken en andere financiële instellingen244 013524 019  – 19 439– 64 660 224 574459  35949 227459 360– 175 347+ 1
 05Garanties en overeenkomsten van borgtocht inzake deelnemingen in kapitaal van ontwikkelingsbanken en andere financiële instellingen en kredietverlening aan ontwikkelingslanden 1 206 9710  – 256 716+ 1 125 950 2551 125879 1362 004–  71 119+ 879
 06Vervallen00     000000
 07Garanties uit hoofde van overeenkomsten met De Nederlandsche Bank N.V. en inzake deelneming in het kapitaal van de Europese Investeringsbank00+ 600 000    600 0000660 1630+ 60 1630
 08Verstrekking van kredieten op grond van de deelneming van de Staat in het geïntegreerd EG-mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van lidstaten00     001 703 7490+ 1 703 7490
 09Deelneming in het kapitaal van de Europese Investeringsbank011 505   – 11 505 000000
 10Herverzekering door de Staat van door de Nederlandsche Credietverzekering Maatschappij N.V. verzekerde export- en importkredieten en koersrisico's25 000 000465 000 – 70 000 – 110 000 25 000  000285 0008 192 811262 171– 16 807 189– 22 829
 11Wet Herverzekering Investeringen 1969250 0000  + 250 000  500 0000287 0000– 213 0000
 12Vervallen00     000000
 13Deelneming in het kapitaal van Europese banken032 290   + 9 523 041 813041 8430+ 30
 14Garantie inzake deelneming in het kapitaal van Europese banken00     000000
 15Betalingsbalanssteun Oekraïne00     000000
                
04 Fiscale Zaken en Belastingen 4 100 377      3 913 147 3 909 721  
                
 01Personeel en materieel Belastingdienst3 059 9993 059 999+ 92 965+ 92 965+ 17 305+ 17 305 3 170 2693 170 2693 155 1353 144 921– 15 134– 25 348
 02Vervallen00     000000
 03Bijdragen en staatsprijs betreffende fiscale zaken478478     478478343343– 135– 135
 04Vergoeding van, in een EG-lidstaat opgekomen, geldelijke gevolgen, voortvloeiende uit een door Nederland ten onrechte gedaan verzoek tot bijstand als bedoeld in de Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van enkele EG-heffingen00     000000
 05Rente wegens te late teruggave van belastingen1 028 3001 028 300  – 290 000– 290 000 738 300738 300761 380761 380+ 23 080+ 23 080
 06Garantie voor procesrisico's van faillissementscuratoren en andere kosten, indien de procesvoering en de te maken kosten het belang dienen van de fiscus en eventueel de betrokken bedrijfsvereniging250100     25010021130– 39– 70
 07Vervallen00     000000
 08Vergoeding van proceskosten indien de fiscus in een gerechtelijke procedure in het ongelijk wordt gesteld11 50011 500  – 7 500– 7 500 4 0004 0003 0473 0 47– 953– 953

Mij bekend,

De Minister van Financiën,

Staat behorende bij de Wet van , Stb. en bij de financiële verantwoording over het jaar 1995. Rekening 1995 (inclusief slotwetmutaties), Ministerie van Financiën (IXB) Onderdeel ontvangsten (bedragen x f 1000)

   (1) (2) (3)  (4) = (1) + (2) + (3) (5) (6) = (5) – (4)
Art.Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Mutaties (+ of –) op grond van eerste suppletore begroting Mutaties (+ of –) op grond van tweede suppletore begroting  Totaal geraamdRealisatie Slotwetmutaties (+ of –) (+ = meer ontvangen)
   ontvangstenontvangsten ontvangsten  ontvangsten ontvangstenontvangsten
  TOTAAL129 686 281+ 2 022 008– 596 887 131 111 402129 492 592– 1 618 810
          
01 Algemeen745 413   879 336903 523 
          
 01Ontvangsten uit verrichte werkzaamheden, kernministerie0   000
 02Vervallen0   000
 03Vervallen0   000
 04Afdracht Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij en afdracht Stichting Nationale Instant Loterij147 975   147 975148 542+ 567
 05Ontvangsten uit exploitatie Domeinen212 137– 7 100+ 26 804 231 841238 449+ 6 608
 06Ontvangsten uit verkoop Domeinen366 227+ 123 237– 17 918 471 546485 211+ 13 665
 07Diverse ontvangsten Domeinen5 138 + 6 000 11 13812 979+ 1 841
 08Ontvangsten Bureau Schade-afwikkeling8 500– 1 450  7 0507 660+ 610
 09Vervallen0   000
 10Diverse ontvangsten, kernministerie5 436 + 4 350 9 78610 682+ 896
          
02 Financiën Binnenland1 849 133   1 803 7351 819 708 
          
 01Winstuitkering De Nederlandsche Bank N.V.1 550 000– 225 000+ 145 107 1 470 1071 470 1070
 02Rente De Nederlandsche Bank N.V. – FMS-account9 620   9 62010 742+ 1 122
 03Ontvangsten Muntwezen1 066+ 30 600+ 12 500 44 16641 597– 2 569
 04Nominale waarde van voor het betalingsverkeer bestemde munten51 500 – 31 500 20 00038 206+ 18 206
 05Vervallen0   000
 06Vervallen0   000
 07Diverse ontvangsten financiën binnenland2 847 – 190 2 6572 769+ 112
 08Dividend uit staatsdeelnemingen72 200 + 3 815 76 01576 014– 1
 09Vervallen0   000
 10Regeling Bijzondere Financiering 1971 en Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 198125 000 + 17 500 42 50041 770– 730
 11Opbrengst verkoop vermogenstitels0   000
 12Rente en aflossing diverse leningen136 900 + 1 770 138 670138 503– 167
          
03 Financiën Buitenland425 214   621 068698 932 
          
 01Vervallen0   000
 02Tijdelijke financiering van de liquiditeiten van de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V.0   000
 03Ontvangsten uit de Europese Investeringsbank5 831 – 61 5 7705 7700
 04Kredieten verstrekt op grond van deelneming van de Staat in het geïntegreerd EG-mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten0   000
 05Diverse ontvangsten financiën buitenland8 683 + 5 915 14 59814 725+ 127
 06Herverzekering door de Staat van door de Nederlandsche Credietverzekering Maatschappij N.V. verzekerde export- en importkredieten en koersrisico's410 000+ 50 000+ 140 000 600 000678 189+ 78 189
 07Wet Herverzekering Investeringen 1969700   700248– 452
          
04 Fiscale Zaken en Belastingen126 666 521   127 807 263126 070 429 
  A. Niet belastingontvangsten2 167 204   2 061 5942 102 043 
 01Rente van belastingschulden1 140 000 – 230 000 910 000922 397+ 12 397
 02Aan de schatkist toekomende kosten van vervolging81 900 + 20 100 102 000107 782+ 5 782
 03Ontvangsten uit verrichte werkzaamheden, Belastingdienst513 693+ 3 074+ 17 906 534 673534 949+ 276
 04Bijdrage van de Europese Unie in de inningskosten van aan die Unie toekomende douanerechten326 500– 13 000+ 27 500 341 000343 649+ 2 649
 27Diverse ontvangsten Belastingdienst9 911+ 9 110+ 5 700 24 72133 020+ 8 299
 28Opbrengsten van schikkingen en administratieve boeten95 200+ 9 000+ 45 000 149 200160 246+ 11 046
  B. Belastingontvangsten124 499 317   125 745 669123 968 386 
 05Inkomstenbelasting, na aftrek van voorheffingen, van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds7 815 923+ 17 407– 783 333 7 049 9975 638 536– 1 411 461
 06Vermogensbelasting van natuurlijke personen, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds1 170 648+ 87 037  1 257 6851 303 069+ 45 384
 07Vennootschapsbelasting, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds16 371 660+ 1 209 814+ 565 741 18 147 21518 143  903– 3 312
 08Loonbelasting, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds38 435 539+ 587 500– 535 278 38 487 76138 302  016– 185 745
 09Dividendbelasting, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds1 671 110+ 243 704– 13 056 1 901 7581 831 580– 70 178
 10Kansspelbelasting, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds139 259+ 4 352  143 611145 932+ 2 321
 11Motorrijtuigenbelasting, exclusief toeslag Infrastructuurfonds3 185 000– 185 000– 160 000 2 840 0002  837 836– 2 164
 12Accijns van lichte olie, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds, aan het Provinciefonds en aan het Infrastructuurfonds4 341 035+ 192 593+ 46 759 4 580 3874 542  418– 37 969
 13Accijns van minerale oliën, andere dan lichte olie, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds, aan het Provinciefonds en aan het Infrastructuurfonds2 646 221+ 61 630+ 3 648 2 711 4992 705 847– 5 652
 14Wijnaccijns en accijns van mousserende dranken, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds261 111+ 13 056  274 167280 240+ 6 073
 15Alcoholaccijns, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds809 444– 43 519+ 4 352 770 277761 559– 8 718
 16Bieraccijns, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds543 981– 26 111+ 17 408 535 278507 220– 28 058
 17Suikeraccijns, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds0   013+ 13
 18Tabaksaccijns, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds2 467 499+ 152 315– 4 352 2 615 4622 466 934– 148 528
 19Accijns van alcoholvrije dranken, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds0   01 275+ 1 275
 20Belasting van personenauto's en motorrijwielen, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan Provinciefonds3 516 295– 100 093  3 416 2023 430 698+ 14 496
 21Omzetbelasting, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds en van de afdracht aan de Europese Unie33 787 373– 440 963+ 39 167 33 385 57733 765 606+ 380 029
 22Belastingen van rechtsverkeer, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds3 607 684+ 156 667+ 152 314 3 916 6653 650 062– 266 603
 23Rechten van successie, van overgang en van schenking, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds1 423 055+ 108 796+ 69 630 1 601 4811 483 758–  117 723
 24Overige belastingontvangsten, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds52 222 + 13 056 65 27870 386+ 5 108
 25Belasting op een milieugrondslag, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds1 692 870+ 8 704– 56 575 1 644 9991 704 745+ 59 746
 26Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds335 092– 4 352+ 17 408 348 148354 209+ 6 061
 29Belasting op zware motorrijtuigen, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds226 296  – 174 07452 22240 544– 11 678

Mij bekend,

De Minister van Financiën,

FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN HET MINISTERIE VAN FINANCIËN (IXB) OVER HET JAAR 1995

Toelichting bij de financiële verantwoording

Inhoudsopgaveblz.
  
Toelichting bij de rekening: 
  
– Algemeen deel17
  
– Artikelsgewijze toelichting55
  
– Bijlage: produktiegegevens Belastingdienst100
  
Saldibalans (incl.toelichting)103

TOELICHTING BIJ DE REKENING

ALGEMEEN DEEL

1. INLEIDING

Het ministerie van Financiën draagt verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en uitvoering van het algemene financieel-economische beleid, het doelmatig beheer van «'s Rijks financiën, de belastingpolitiek en fiscale wetgeving en de heffing, inning en controle van Rijksbelastingen.

De indeling van de memorie van toelichting is als volgt. In het algemeen deel wordt teruggeblikt op de begrotingsuitvoering (paragraaf 2), het financieel management (paragraaf 3) en het gevoerde beleid per beleidsterrein (paragraaf 4 t/m 7).

De artikelsgewijze toelichting bij de rekening bevat per begrotingsartikel een inhoudelijke toelichting bij opmerkelijke verschillen tussen de oorspronkelijke begroting en de uiteindelijke realisatie. Aangezien deze verschillen (in het merendeel van de gevallen) al in de eerdere suppletore begrotingen zijn toegelicht, heeft de toelichting bij de rekening veelal een samenvattend karakter.

2. TERUGBLIK BEGROTING

2.1. Begrotingsvoorbereiding 1995 en beleidsvoornemens

De kabinetswisseling in 1994 heeft een flinke stempel gedrukt op de begrotingsvoorbereiding 1995. Door het oude en nieuwe kabinet zijn ombuigingstaakstellingen op IXB neergelegd van f 80,1 mln. in 1995 oplopend tot f 183,9 mln. in 1998.

Daarnaast is in de begroting 1995 het Meerjarenbeleid van de Belastingdienst ingezet in vervolg op de fraudeplannen uit 1992 en 1993, met als speerpunten de continuïteit en voortvarendheid van de fraudebestrijding en vernieuwing van de klantbehandeling. In dat kader zijn structureel hogere belastingopbrengsten geraamd van ruim f 0,6 mld. alsmede, als gevolg van een procesversnelling, éénmalig f 2,2 mld. in de periode 1994–1998.

Voorts is, op grond van de realisatie over de afgelopen jaren en de verwachte groei van de wereldhandel (ondermeer als gevolg van het GATT-akkoord), de raming van de te verlenen EKI-garanties structureel verhoogd van f 10 mld. naar f 25 mld.

2.2. Uitkomsten beleidsvoornemens 1995

De ombuigingstaakstelling van f 80,1 mln. in 1995 is voor f 41,7 mln. ingevuld met maatregelen om de uitgaven bij de heffings- en invorderingsrente te beperken door onder meer verkorting van de doorlooptijden bij afhandeling van aanslagen. De taakstelling is in 1995 ruim gehaald en er is zelfs een extra uitgavenmeevaller gerealiseerd (ook in relatie tot de ontvangsten), mede als gevolg van de kortere doorlooptijden. Zie ook de toelichting bij het beleidsterrein fiscale zaken en belastingen. De resterende taakstelling van f 38,4 mln. is in 1995 gerealiseerd door het nemen van efficiencymaatregelen op de apparaatsuitgaven van de Belastingdienst en het kernministerie (f 18,4 mln.; onder meer flexibeler inzet van personeel), gunstiger tariefafspraken tussen Financiën en de Postbank/Bankgirocentrale voor het betalingsverkeer (f 17 mln.) en extra kostendoorberekening aan de sociale fondsen door de Belastingdienst (f 3 mln.).

In 1995 is uitvoering gegeven aan het Meerjarenbeleid van de Belastingdienst. Voor dit doel is een start gemaakt met de verschuiving van 1500 formatieplaatsen van de sector Particulieren naar de sector (Grote) Ondernemingen en zijn extra middelen ten bedrage van f 98 mln. besteed aan opleidingen, salarissen, huisvesting en automatisering. De extra middelen zijn gefinancierd uit verwachte extra belastingopbrengsten (f 675 mln. in 1995). Maatregelen en intensiveringen die in 1995 zijn uitgevoerd zijn onder meer: wegwerken van voorraden, invoering van de klantmanager, vullen van electronische klantbeelden, indelen van belastingplichtigen in risicoklassen op basis van fiscaal belang en risico, forse uitbreiding van het aantal waarnemeningen ter plaatse en startersbezoeken en het houden van landelijke controle-acties. In hoeverre de extra geraamde belastingopbrengsten daadwerkelijk zijn gerealiseerd dankzij uitvoering van het meerjarenbeleid is moeilijk achteraf vast te stellen.

De ophoging van de verplichtingenraming bij de Exportkredietverzekering bleek, in tegenstelling tot 1993 en 1994 door incidentele factoren, in 1995 niet nodig te zijn. Het aantal en de omvang van nieuwe garanties fluctueert jaarlijks sterk, afhankelijk van het al dan niet afgeven van majeure dekkingstoezeggingen.

2.3. Begrotingsmutaties op hoofdlijnen

Het begrotingsjaar 1995 werd voor IXB gekenmerkt door meevallers. In totaal zijn de realisaties met f 916 mln. meegevallen. Daarvan komt f 574 mln. voor rekening van de uitgaven en f 342 mln. voor rekening van de ontvangsten. De grafieken 2.1 en 2.2 geven de raming en realisatie van de uitgaven en ontvangsten op de IXB-begroting weer onderverdeeld naar beleidsmatige clusters.

Grafiek 2.1. Raming en realisatie uitgaven IXB 1995***

kst-24844-12-1.gif

De lagere uitgaven van f 578 mln. worden met name veroorzaakt door de meevallende programma-uitgaven EKI (Exportkredietverzekering en Investeringsgaranties) en BF (Bijzondere Financiering) (f 277 mln.) en de meevallende uitgaven Heffings- en Invorderingsrente (f 267 mln.). De clusters Ontwikkelingssamenwerking en Overige vielen tesamen met ruim f 120 mln. mee. Alleen de apparaatsuitgaven Belastingdienst zijn in 1995 hoger uitgekomen dan bij ontwerpbegroting was geraamd (f 85 mln.) door loon- en prijsbijstelling en enkele intensiveringen.

Grafiek 2.2. Raming en realisatie niet-belastingontvangsten IXB 1995***

kst-24844-12-2.gif

De ontvangstenmeevaller van in totaal f 337 mln. is net als bij de uitgaven voor een groot deel (f 285 mln.) opgetreden bij de programmaontvangsten EKI en BF. Voorts zijn de verkoopopbrengsten Domeinen (f 153 mln.) en de overige ontvangsten (f 132 mln.) in 1995 fors meegevallen. Tegenvallers hebben zich voorgedaan bij de heffings- en invorderingsrente (–f 217 mln.) en de winstafdracht DNB (– f 80 mln.).

2.4. Begrotingsuitvoering

De onderstaande tabel geeft een globaal overzicht (uitgaven en ontvangsten gesaldeerd) van de grootste afwijkingen op begroting IXB ten opzichte van ontwerp-begroting 1995.

Tabel 2.1. Begrotingsjaar 1995: afwijkingen op hoofdlijnen

(x f 1 mln., «-» = tekortverlagend; totaal kan afwijken door afronding)

– Niet-relevant voor ijklijn: 
* Heffings- en Invorderingsrente– 49
* Administratieve boetes– 68
* Nominale waarde munten in circulatie+ 14
– Ontwikkelingssamenwerking– 62
– Overboekingen (departementen en aanvullende posten)+ 31
– Middelenafspraken Domeinen– 52
  
– Overige majeure mutaties: 
* Exportkredietverzekering– 471
* Domeinen– 127
* Bijzondere Financiering / Garantieregeling 
Particuliere Participatiemaatschappijen– 87
* Winstafdracht De Nederlandsche Bank+ 80
* Verrichte werkzaamheden en diverse ontvangsten Belastingdienst– 31
* Bijzondere muntuitgifte– 30
* Kosten vervolging– 26
* Diversen– 38
Totaal– 916

Van de totale tekortverlagende afwijking (f 916 mln.) ten opzichte van de ontwerp-begroting vallen de Heffings- en Invorderingsrente, de Administratieve boetes en de nominale waarde van munten in circulatie buiten de reële uitgavenijklijn.

Bij zowel de uitgaven als de ontvangsten heffings- en invorderingsrente hebben zich, evenals in 1994, forse onderschrijdingen voorgedaan (respectievelijk – f 267 mln. en – f 218 mln.) die per saldo resulteerden in een meevaller van f 49 mln. Voor een groot deel worden deze onderschrijdingen veroorzaakt door de verkorting van de doorlooptijden, waardoor de rentedragende periode wordt beperkt. Daarnaast is het promesse-disconto in 1995 lager uitgevallen dan geraamd.

De per saldo hogere ontvangsten administratieve boetes ten opzichte van ontwerpbegroting worden veroorzaakt door met name de hogere boete-opbrengsten Motorrijtuigenbelasting als gevolg van het uitstel de invoering van de Houderschapsbelasting voor motorrijtuigen. Anderzijds heeft het uitstel van de herziening van het stelsel van administratieve boeten (commissie Van Slooten) in 1995 tot tegenvallende ontvangsten geleid.

De toename van munten in circulatie leidt tot ontvangsten voor de Staat. De muntvraag, die bepalend is voor de toename van munten in circulatie, vertoont een grillig verloop. Hoewel de raming bij Najaarsnota werd verlaagd met f 31,5 mln., kwam de realisatie, met name als gevolg van de toegenomen vraag naar vijfguldenmunten, nog f 18 mln. hoger uit. Per saldo resteert een tegenvaller van f 14 mln. (niet-relevant voor het feitelijk tekort).

De uitgaven in het kader van Ontwikkelingssamenwerking zijn met f 62 mln. meegevallen door een wijziging van de betaalschema's aan de verschillende multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen. Daarnaast heeft het verschil betrekking op wisselkoersmutaties.

Voorts zijn er mutaties van technische aard geweest zoals overboekingen (van en naar andere departementen, van en naar de aanvullende post fiscale wetsvoorstellen en van de aanvullende post loon- en prijsbijstelling) en de verwerking van ontvangsten uit hoofde van middelenafspraken Domeinen (over de begrotingen heen neutraal). Beide worden verderop nader toegelicht.

Zowel de uitgaven als de ontvangsten bij de Exportkredietverzekering (EKI) zijn fors meegevallen. De totale uitgavenonderschrijding bedraagt f 203 mln., die voor f 199 mln. voor rekening van de schadeuitkeringen komt. Daarnaast vielen de ontvangsten f 268 mln. hoger uit: een meevaller van f 281 mln. bij de schaderestituties en een tegenvaller van f 13 mln. bij de premie-ontvangsten. Deze laatste tegenvaller wordt mede verklaard doordat minder garanties zijn verleend (getuige ook de onderschrijding van het verplichtingenplafond met ca. f 17 mld.). Bij de 1e en 2e suppletore begroting was het meevallende beeld al duidelijk zichtbaar, zodat daarvan f 370 mln. al was ingeboekt; met als uitschieter de betaling van Peru (f 40 mln.), die pas begin 1996 werd verwacht, is de realisatie uiteindelijk nog eens ruim f 100 mln. meegevallen.

De opbrengsten- en uitgavenrealisaties van Domeinen specifiek voor IXB zijn in 1995 met f 127 mln. meegevallen, waarvan het grootste deel wordt verklaard door de verkoop van agrarische onroerende goederen (ca. f 70 mln.) en de lagere uitgaven voor exploitatie en investeringen (ca. f 30 mln.). Daarnaast zijn verkoopopbrengsten Domeinen uit hoofde van middelenafspraken met f 52 mln. meegevallen. De totale meevaller bij Domeinen bedraagt derhalve f 179 mln.

De onderuitputting bij de uitgaven en ontvangsten Bijzondere Financiering heeft deels te maken met de aanhoudend gunstige conjunctuur en deels met de afwezigheid van grote incidenten (geen bedrijven met een hoog uitstaand obligo die in de financiële problemen zijn gekomen).

De winstafdracht van De Nederlandsche Bank wordt grotendeels bepaald door de dollarkoers en de kapitaalmarktrente. De tegenvallende ontvangsten in 1995 zijn dan ook met name toe te schrijven aan een lagere kapitaalmarktrente en in mindere mate een lagere dollarkoers dan waarmee in de raming rekening was gehouden. Onderstaande tabel geeft een indruk van het grillige verloop van de winstafdracht DNB.

Tabel 2.2. Raming en realisatie winstafdracht DNB (x f 1 mln.)

 19911992199319941995
Ontwerpbegroting2 1252 0501 7252 1501 550
Slotwet2 4101 9081 9542 3091 470
Verschil+ 285– 142+ 229+ 159– 80

Niet als zodanig in tabel 2.1 opgenomen zijn de apparaatsuitgaven van de Belastingdienst, die per saldo in 1995 f 85 mln. hoger zijn uitgevallen dan aanvankelijk geraamd. De stijging hangt namelijk grotendeels samen met overboekingen: f 83 mln. loon- en prijsbijstelling, f 43 mln. aanvullende post fiscale wetsvoorstellen en f 80 mln. naar het ministerie van VROM. Daarnaast is de begroting van de Belastingdienst nog opgehoogd voor de realisering van de Schengenscheiding op Schiphol (f 13 mln.) en de oplossing van urgente knelpunten in de huisvesting (f 32 mln.).

Voor een toelichting op de overige mutaties wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij deze rekening.

3. FINANCIEEL MANAGEMENT

In deze paragraaf wordt teruggeblikt op het financieel management in 1995. Het financieel management wordt vormgegeven op basis van een besturingsfilosofie die in 1993 is vastgesteld. Elementen van deze filosofie zijn concentratie op kerntaken, uitvoering op afstand en het realiseren van een meer resultaatgericht management op basis van planning en control. De bij deze besturingsfilosofie behorende planning- en controlinstrumenten die (verder) worden ontwikkeld en toegepast en waarover in deze paragraaf verantwoording wordt afgelegd zijn beleidsevaluaties, doorlichtingen, kengetallen, jaarplan- en verslagcyclus en kostendoorberekening. Daarnaast wordt ingegaan op de administratieve organisatie en financiële informatievoorziening en het gevoerde beleid inzake misbruik en oneigenlijk gebruik.

3.1 Uitvoering op afstand

In 1995 zijn belangrijke stappen gezet in de richting van het op afstand plaatsen van het Bureau-Schade-afwikkeling. In paragraaf 4.4. wordt hier nader op ingegaan. Mede naar aanleiding van het rapport van de commissie Sint en het onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de zelfstandige bestuursorganen is binnen Financiën een nader onderzoek gestart naar de gecreëerde aansturings- en terugkoppelingsmechanismen tussen het kernministerie en verzelfstandigde onderdelen (het zogenoemde interface-onderzoek). Evenals vorig jaar zijn er managementcontracten gesloten met het Facilitair Salarisbedrijf en met Domeinen. Op dit moment zijn er geen nieuwe voornemens om onderdelen van Financiën (verder) op afstand te plaatsen.

3.2. Beleidsevaluatie

Net als het voorgaande jaar is in de ontwerp-begroting een rapportage over uitgevoerde, lopende en voorgenomen evaluatie-onderzoeken opgenomen. Daarbij wordt ook ingegaan op het gerealiseerde beleid ten aanzien van beleidsevaluatie.

De meeste voor 1995 geplande onderzoeken bevinden zich in een afrondend stadium of zijn inmiddels afgerond. Bij de onderzoeken die nog niet in de afrondende fase zijn (en wel voor 1995 gepland waren), wordt bekeken wat de redenen voor de vertraging zijn en hoe de planning aangepast moet worden. Om de kwaliteit te waarborgen worden de afgeronde onderzoeken door de centrale directies globaal beoordeeld aan de hand van vooraf vastgestelde kwaliteitscriteria die betrekking hebben op probleemstelling, empirisch materiaal, typering onderzoek, onderzoeksmethoden, bruikbaarheid rapport en budgettaire aspecten. Naast het waarborgen van de kwaliteit is in 1995 aandacht besteed aan het daadwerkelijk gebruik van de resultaten/beleidsconclusies van de evaluaties.

3.3. Doorlichtingen

In 1995 is bij een aantal directies een doorlichting bedrijfsvoering uitgevoerd, gericht op de organisatorische aspecten van een directie. Voor de doorlichting apparaatsuitgaven, gericht op de doelmatigheid bij het beheer van personele en materiële middelen, is tot nu toe nog weinig aandacht geweest, hoewel verbetering te bespeuren valt. Op het gebied van de doorlichtingen op het terrein van de bestuurlijke informatieverzorging, gericht op de mate waarin deze de bedrijfsvoering ondersteunt, is in 1995 een methodiek ontwikkeld om deze uit te kunnen voeren.

3.4. Jaarplan- en verslagcyclus

In 1994 is een start gemaakt met het invoeren van een jaarplan- en verslagcyclus binnen Financiën. Het opstellen en (gaan) werken met jaarplannen en jaarverslagen binnen het kernministerie komt langzaam van de grond. Een volledige jaarplan- en verslagcyclus is ook niet voor alle organisatie-onderdelen van Financiën even zinvol. Het gaat om de goede mix van planning- en controlinstrumenten, mede gebaseerd op een afweging van kosten en nut, waarmee de eigen organisatie adequaat kan worden bestuurd en verantwoording kan worden afgelegd over de geleverde prestaties.

3.5. Kengetallen

In de Miljoenennota 1996 is een overzicht opgenomen waarin aangegeven is welk gedeelte van de begrotingen is toegelicht met ramingskengetallen. Op dit terrein scoort Financiën relatief goed. In de toekomst zal meer aandacht besteed worden aan het ontwikkelen van doelmatigheids- en doeltreffendheidskengetallen.

3.6. Tarieven

Het in rekening brengen van tarieven (of het doorberekenen van kosten) kan een belangrijk bedrijfsvoeringsinstrument zijn, waarmee wordt beoogd de kosten beter zichtbaar te maken en prikkels te creëren om efficiënter te werken. Wat betreft het in rekening brengen van tarieven bevindt Financiën zich in een vergevorderd stadium. Momenteel loopt op dit gebied nog één project te weten interne doorberekening van automatiseringskosten binnen Financiën.

3.7. Administratieve organisatie en financiële informatievoorziening

3.7.1 Administratieve organisatie en financiële informatievoorziening Kernministerie

Binnen het beleid op het gebied van de administratieve organisatie (AO) is in 1995 voorzichtig een accentverschuiving in gang gezet van rechtmatigheid naar doelmatigheid. De grotere aandacht voor de doelmatigheid binnen het AO-beleid betekent dat meer aandacht gegeven zal gaan worden aan de sturing en beheersing van processen binnen de Financiën-organisatie. De effectiviteit van de administratieve organisatie kan daarmee worden vergroot. De eerste ervaringen zijn opgedaan met het opstellen van kwaliteitsnormen op het gebied van de bestuurlijke informatieverzorging (BIV) en het uitvoeren van BIV-doorlichtingen.

In samenwerking met twee andere ministeries (SZW en BiZa) zijn in 1995 onderhoudsrondes uitgevoerd op het Financieel Beheer Systeem (FBS). Voorts is de nodige voortgang gemaakt bij de verdere ontwikkeling van toepassingen met behulp van het management informatie systeem EIS. De informatiewaarde van de in FBS opgenomen gegevens is daardoor vanuit managementoptiek sterk toegenomen. Verscheidene applicaties hebben het stadium van regulier onderhoud bereikt. Ook is gewerkt aan de (verdere) ontwikkeling van de beheerorganisatie rondom EIS.

Bij het opstellen van de saldibalans is wederom een aantal verbeteringen doorgevoerd waardoor ook het beheer van specifieke saldibalansposten verbeterd kon worden.

3.7.2. Administratieve organisatie en beveiliging Belastingdienst

De Administratieve Organisatie/Interne Controle (AO/IC) is bij de meeste belastingeenheden van een goed niveau. Aandachtspunten binnen de administratieve organisatie vormen met name het beheer en beveiliging van geautomatiseerde systemen en de kwaliteit van de administratieve organisatie bij het Centraal Bureau Motorrijtuigenbelasting (CBM).

Bij het CBM zijn bij de invoering van de Houderschapsbelasting in 1995 onvolkomenheden in de AO/IC geconstateerd. Momenteel wordt gewerkt aan het oplossen daarvan. Bij eerdere door de interne accountantsdienst (IAB) gesignaleerde aandachtspunten, is bij volgende controles veelal geconstateerd dat adviezen ter verbetering zijn opgevolgd. De steeds wijzigende werkwijze en organisatie van de Belastingdienst vereist voortdurend aandacht voor beheersmaatregelen. Zo wordt bijvoorbeeld gewerkt aan wijziging van de bestaande AO/IC in verband met de invoering van team-unitintegratie.

Het belang van informatiebeveiliging voor het goed functioneren van de Belastingdienst wordt steeds groter omdat in toenemende mate informatie-technologie wordt toegepast voor zowel vergroting van efficiency en effectiviteit van interne processen als voor de elektronische communicatie met belastingplichtigen (EDI). In 1995 is het zgn. «10-punten» programma gestart om de beveiliging op eenheden te verbeteren. Dit programma betreft onder meer het opstellen van een eenheidsbeveiligingsplan en een lokaal calamiteitenplan, het realiseren van een basisbeveiligingsniveau voor de lokale technische infrastructuur, het verbeteren van de interne controle en de logische toegangsbeveiliging. In dit kader is ook een methode Integrale Risico-analyse ontwikkeld en is tevens de basisleergang beveiliging ter beschikking gekomen. Eind 1995 hadden nog niet alle eenheden binnen de gestelde termijnen aan het 10-punten programma voldaan. Afronding is voorzien in 1996.

In 1995 is het Support- en Expertisecentrum Risicobeheersing (SERB) ingesteld om de directies te adviseren op het terrein van risicobeheersing binnen de aandachtsgebieden AO, IC en informatiebeveiliging. De taken omvatten het leveren van expertise en dienstverlening en het onderhouden en ter beschikking stellen van produkten (bijv. AO-modellen).

3.8. Beleid ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik

3.8.1. Algemeen

De gevoeligheid van geldstromen voor misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) wordt in beginsel veroorzaakt door de wet- en regelgeving waarop deze geldstromen zijn gebaseerd. In principe zijn regelingen M&O gevoelig wanneer:

1. er sprake is van een (aanspraak op een) financiële uitkering aan of een heffing ten laste van een belanghebbende (buiten het Rijk) anders dan als betaling voor aan het Rijk geleverde goederen of diensten;

2. de hoogte van de uitkering of heffing afhangt van gegevens die door deze belanghebbende verstrekt moeten worden.

Wanneer er echter een adequaat controle- en sanctiebeleid wordt gevoerd, blijven de regelingen in principe wel M&O-gevoelig, maar wordt het risico van misbruik en oneigenlijk gebruik in voldoende mate beperkt.

Wat het ministerie van Financiën betreft zijn – naast de fiscale wet- en regelgeving (zie voor het M&O-beleid op dit terrein paragraaf 7.2.2) – de volgende regelingen in beginsel als M&O-gevoelig aan te merken: de regeling Bijzondere Financiering (BF), de Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen (PPM), de exportkredietverzekering (EKI), de Bijdrageregeling kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog en enkele personele uitgaven (met name de tegemoetkoming ziektekosten).

3.8.2. Kernministerie

Het M&O-beleid van het kernministerie, met name het controle- en sanctiebeleid, is ingebed in een stelsel van organisatorische maatregelen. Dit beleid omvat dus ook het nemen van aanvullende controlemaatregelen ten aanzien van M&O-gevoelige regelingen, indien dit noodzakelijk wordt geacht. Maatregelen ter voorkoming van M&O-problematiek vormen zodoende een belangrijk en integraal onderdeel van de administratieve organisatie op het ministerie.

In de Slotwet/Rekening IXB 1994 (Kamerstukken II, 1994–1995, 24 304, nr. 2) is uitvoerig ingegaan op het M&O-beleid rond de regelingen die in beginsel als M&O-gevoelig zijn aangemerkt (zie 3.8.1.). Aangezien het M&O-beleid op deze terreinen in 1995 niet is gewijzigd t.o.v. 1994 wordt hier kortheidshalve naar verwezen.

In de reactie op de resultaten van het Rechtmatigheidsonderzoek 1994 van de Algemene Rekenkamer (Kamerstukken II, 1994–1995, 24 275, nrs. 1–2) is reeds gemeld, dat in 1995 bij de uitvoering van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijksambtenaren (BTZR, voorheen IRZK) begonnen zou worden met een integrale controle op het gebruik van de BTZR met als uitgangspunt de voor deze controle door de Rekenkamer geformuleerde norm (opvragen van polissen en in voorkomende gevallen van samenlevingscontracten). Op basis van een tussentijdse analyse en beoordeling van de resultaten van de uitgevoerde controles, zullen toetsingskenmerken worden geformuleerd op grond waarvan toekomstige controles kunnen worden uitgevoerd.

Voorts is in 1995 door de bedrijfsbureaus een onderzoek gehouden en afgerond naar (mogelijk) misbruik en oneigenlijk gebruik van personele procedures (o.a. bij de inhuur van externen en het verstrekken van vergoedingen voor overwerk, verhuiskosten en woon/werkverkeer). De belangrijkste conclusie van het onderzoek was dat, mede in het licht van de reeds getroffen maatregelen, de resterende onzekerheden op deze terreinen dermate klein zijn, dat geen nader onderzoek noodzakelijk wordt geacht.

4. BELEIDSTERREIN ALGEMEEN

In deze paragraaf wordt allereerst gerapporteerd over de personele uitgaven en het gevoerde personeelsbeleid van het kernministerie (4.1). Vervolgens wordt ingegaan op de materiële uitgaven (4.2), de bedrijfsvoering en de resultaten van Domeinen (4.3) en het Bureau Schade-afwikkeling (4.4).

4.1. Personeel kernministerie

4.1.1. Personele uitgaven

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de omvang en de samenstelling van de gerealiseerde personeelsuitgaven van het kernministerie. De ontwikkeling in de personele uitgaven vanaf 1991 wordt weergegeven in grafiek 4.1. Daarbij is de jaarlijkse loonbijstelling gecumuleerd weergegeven. Grafiek 4.2 geeft een overzicht van de formatie en de bezetting en in grafiek 4.3 zijn de gemiddelde salariskosten per werknemer opgenomen.

Grafiek 4.1. Personele uitgaven Grafiek 4.2. Formatie en bezetting***

Uit deze grafieken blijkt dat de personele uitgaven (excl. loonbijstelling), de bezetting (het aantal ambtenaren werkzaam op het kernministerie) en de gemiddelde salariskosten in 1995 ongeveer gelijk zijn aan 1994. De omvang van de gemiddelde salariskosten wordt beïnvloed door twee tegengestelde bewegingen. Enerzijds dalen de gemiddelde salariskosten als gevolg van de in- en uitstroom op het kernministerie, waarbij relatief duur personeel wordt vervangen door relatief goedkoop personeel. Anderzijds stijgen de gemiddelde salariskosten doordat de zittende mensen op grond van ervaring een hoger salaris ontvangen. In 1995 zijn deze twee effecten ongeveer even groot geweest.

Grafiek 4.3. Gemiddelde salariskosten***

kst-24844-12-3.gif

Het gemiddelde salaris op het kerndepartement is vergeleken met de totale rijksoverheid vrij hoog en ligt rond de f 90 000. De verklaring hiervoor is onder meer gelegen in het gegeven dat het kernministerie vrijwel geen uitvoerende diensten meer onder zijn beheer heeft. Uitzondering hierop vormen Domeinen en Bureau Schade-afwikkeling. Bureau Schade-afwikkeling zal in 1996 verzelfstandigd worden.

4.1.2 Emancipatie

Van het personeelsbeleid van organisaties wordt een bijdrage verwacht aan maatschappelijke ontwikkelingen en het oplossen van maatschappelijke knelpunten. Een van deze maatschappelijke knelpunten is het aandeel vrouwelijke medewerkers in organisaties. Om hieraan tegemoet te komen heeft de Ministerraad de kaders van het emancipatiebeleid voor de Rijksdienst vastgesteld.

Het emancipatiebeleid van de Rijksdienst gaat uit van het vergroten van het totale aandeel vrouwelijke medewerkers in de Rijksdienst en het vergroten van het aandeel van vrouwelijke medewerkers vanaf schaal 10 binnen de Rijksdienst. Deze twee doelstellingen zijn geconcretiseerd in de volgende taakstellingen die op 1-1-1996 gerealiseerd moeten zijn:

– Het totale personeelsbestand moet voor 33% bestaan uit vrouwelijke medewerkers;

– Het personeelsbestand vanaf schaal 10 moet voor 20% bestaan uit vrouwelijke medewerkers.

De situatie bij het kernministerie

Het interne emancipatiebeleid van het kernministerie richt zich op vergroting van het aantal vrouwen in het bijzonder in middelbare en hogere functies. Hiertoe wordt tot nu toe in hoofdzaak gebruik gemaakt van de volgende instrumenten: werving, deeltijdarbeid en kinderopvang. Onderstaand overzicht geeft de stand van zaken op dit moment, een en ander gerelateerd aan de situatie in 1994 en afgezet tegen de gewenste situatie.

Tabel 4.1 Aantal vrouwen in personeelsbestand

Aantal vrouwenStreefcijfer 1995Realisatie 1995Realisatie 1994
In totale p-bestand33%32%29%
In hogere functies (schaal 10 en hoger)20%19%16%

Uit dit overzicht blijkt dat zowel het aandeel vrouwen in het totale personeelsbestand als in hogere functies gestegen is. De streefcijfers voor 1995 zijn bijna gerealiseerd.

Werving

In 1995 zijn 77 medewerkers ingestroomd op schaal 10 en hoger. Deze instroom bestaat uit 30 vrouwen (waarvan 13 vast, 13 tijdelijk voor 2 jaar en 4 voor tijdelijke werkzaamheden) en 44 mannen.

Deeltijdarbeid

Ultimo 1995 telt het kernministerie 350 deeltijdwerkers. Dat is ruim 20% van het personeelsbestand. Het aandeel van mannen en vrouwen die in deeltijd werken is respectievelijk 9,3% en 44,6%.

Kinderopvang

Kinderopvang is laagdrempelig en gericht op het achterwege blijven van wachtlijsten. In 1995 zijn er 64 kindplaatsen gerealiseerd. De kosten per kindplaats in 1995 zijn ruim f 10 000,=.

Overige

Naar aanleiding van het baanbelevingsonderzoek, uitgevoerd door Nijenrode, is een aantal maatregelen genomen. Een aantal belangrijke gerealiseerde maatregelen zijn de registratie van vrouwelijke respondenten op vacatures en het creëren van een ruim aanbod van cursussen voor vrouwen. Het komende jaar zal actief verder worden gewerkt aan het emancipatiebeleid. Uiteraard worden de resultaten van de genomen maatregelen geëvalueerd.

4.1.3 Terugdringen ziekteverzuim

In 1993 heeft de Bestuursraad besloten tot een intensiever ziekteverzuimbeleid op het kerndepartement. De achtergrond voor deze intensieve aanpak was de forse stijging van het verzuim. De belangrijkste instrumenten van het ziekteverzuimbeleid zijn de invoering van een managementbenadering om het kortdurend verzuim terug te dringen en het invoeren van sociaal medische teams op directieniveau om het langdurig ziekteverzuim terug te dringen. Het resultaat van het vastgestelde beleid is een daling van het verzuim van 6,06% in 1993 naar 4,11% in 1995. De daling betreft alle onderdelen van Financiën (zie grafiek 4.4).

Grafiek 4.4 Ziekteverzuim (%)***

kst-24844-12-4.gif

Uit een nadere analyse blijkt dat de daling vooral is gerealiseerd door het terugdringen van de gemiddelde verzuimduur. Het succesvol reïntegreren van een aantal langdurige verzuimgevallen en de stringente bewaking van lopende verzuimgevallen heeft ervoor gezorgd dat de gemiddelde verzuimduur is teruggelopen. De frequentie van het verzuim is daarentegen licht gestegen, medewerkers melden zich frequenter dan in het verleden ziek. Wanneer Financiën interdepartementaal wordt vergeleken, blijkt dat het verzuim van Financiën (kerndepartement) tot het laagste van de Rijksdienst behoort, maar dat de verzuimfrequentie boven het gemiddelde ligt. Door het verhogen van de drempel voor medewerkers om zich te ziek melden en door preventieve maatregelen wordt geprobeerd de verzuimfrequentie terug te brengen.

4.1.4 Her- en uitplaatsing

De afgelopen jaren is op Financiën intensief gewerkt aan her- en uitplaatsing. Aanleiding waren inkrimping van enkele onderdelen als gevolg van de Grote Efficiency Operatie en overtolligheid die ontstaat bij verzelfstandiging. Uitgangspunt van de aanpak is wachtgelden zoveel mogelijk te vermijden. Bij dreigende overtolligheid wordt zo snel mogelijk maatwerk geleverd om tot her- of uitplaatsing over te gaan; zonodig wordt daarbij ook gebruik gemaakt van outplacement via gespecialiseerde bureaus. Het gevolg van deze intensieve aanpak is dat eind 1995 de herplaatsingslijst leeg was.

4.2 Materieel

Om inzicht te geven in de ontwikkelingen van een aantal kostensoorten, welke binnen het artikelonderdeel «materieel kernministerie» worden onderscheiden, is in grafiek 4.5 het nominale verloop gegeven van een aantal uitgavenclusters. De uitgaven voor automatisering betreffen aanschaf en exploitatie van apparatuur en programmatuur, alsmede onderhoud en aanschaf van meer conventionele kantoormachines. In 1995 is een aanvang gemaakt met een grondige herziening van de centrale technische infrastructuur, mede in het licht van de in 1996 en volgende jaren in te voeren grafische user-interface. Het cluster huisvesting heeft naast jaarlijks terugkerende uitgaven, betrekking op de begin 1996 opgeleverde vernieuwde bibliotheek. Het cluster personeelsontwikkeling omvat de uitgaven voor opleidingen en werving en selectie. Tot slot toont de grafiek de exploitatie-uitgaven, welke de bureaukosten, de reis- en verblijfkosten, communicatiekosten en bedrijfsmiddelen omvat. De toename van dit cluster in 1995 vloeit met name voort uit investeringen in meubilair samenhangende met ARBO-wetgeving alsmede de aanschaf van werktuigen voor Domeinen.

Grafiek 4.5 Materiële uitgaven***

kst-24844-12-5.gif

4.3. Domeinen

In 1995 heeft de dienst Domeinen ten opzichte van voorgaande jaren record-ontvangsten gerealiseerd tegen lagere uitgaven.

Uit grafiek 4.6 blijkt dat het totale bij ontwerp-begroting geraamde uitgavenbudget uiteindelijk is meegevallen als gevolg van onderschrijdingen bij «uitvoering werken» en «lasten». Bij uitvoering werken wordt deze veroorzaakt door een technische overheveling van gelden naar de Rijksgebouwendienst voor de verbouwing van twee opslagplaatsen van Domeinen. Wat betreft de lasten zijn met name de zogenaamde pachtersomslag en ingezetenenomslag verklarende factoren. Overigens hebben deze factoren voor Domeinen een exogeen karakter.

Grafiek 4.6: Uitgaven Domeinen 1995***

kst-24844-12-6.gif

Uit grafiek 4.7 blijkt dat de hoger dan geraamde ontvangsten in hoofdzaak zijn toe te schrijven aan omvangrijkere verkopen. Met betrekking tot het deel dat toekomt aan Financien (IXB) betreft het meer verkopen van agrarische domeinen. De hoge vraag van pachters om het door hen gepachte bedrijf van Domeinen te mogen kopen is een trend die reeds in 1994 was ingezet. Vermoedelijke oorzaken van die hoge vraag zijn ondermeer de lage rentestand, goede resultaten in de akkerbouw alsmede grond- en pachtprijsontwikkelingen. Deze factoren zijn voor Domeinen in hoge mate exogeen; het verkoopbeleid van agrarische domeinen heeft in 1995 geen wijzigingen van betekenis ondergaan. Met betrekking tot het deel van de ontvangsten dat op basis van middelenafspraken toekomt aan andere ministeries (m.a.) worden de hogere verkopen hoofdzakelijk veroorzaakt door verkoop van strategisch defensiematerieel als gevolg van de afslanking van Defensie (uitvoering Prioriteitennota).

Een zorgwekkende ontwikkeling in 1995 is geweest de gestage terugloop van door departementen (behalve Defensie) aan Domeinen ten verkoop overgedragen roerende zaken. Een voor 1996 geplande voorlichtingscampagne naar de departementen toe moet hierin verandering brengen.

Grafiek 4.7: Ontvangsten Domeinen 1995***

kst-24844-12-7.gif

4.4. Bureau Schade-afwikkeling

Al geruime tijd is het Bureau Schade-afwikkeling (BSA) onderwerp van besprekingen met betrekking tot de vraag of het bureau verzelfstandigd dient te worden. Belangrijkste reden hiervan is dat de werkzaamheden van het BSA niet kunnen worden gerekend tot de kerntaken van het departement. In 1995 is de discussie van verzelfstandiging in een stroomversnelling gekomen, enerzijds doordat de grootste klant van het BSA, de Stichting ABP, per 1996 is geprivatiseerd, anderzijds door de uitkomsten van een onderzoek door een extern bureau. Geconcludeerd is dat het BSA een te kleine organisatie is om zelfstandig op de markt gezet te worden. Daarom ligt het meer voor de hand om aansluiting te zoeken bij een van de natuurlijke partners van het BSA. De Stichting ABP heeft zich aangediend als marktpartij, die in samenwerking met het BSA geïnteresseerd is. In 1995 is gestart met het verzelfstandigingstraject van BSA.

5. FINANCIËN BINNENLAND

5.1. Bijzondere Financieringen (BF)

Het met ingang van 1993 tijdelijk verhoogde jaarlijkse garantieplafond voor de kredietverlening onder de regeling BF is, evenals in 1993 en 1994, in 1995 volledig benut. Wat betreft de omvang van de in het afgelopen jaar onder de regeling BF verstrekte kredieten, valt op te merken dat de sinds 1992 ingezette daling van het aantal kredieten kleiner dan f 5 mln. doorzet.

In 1995 werd nog geen gebruik gemaakt van de kaderregeling betreffende de financiering van vrijwillige bodemsanering. De voornaamste reden lijkt dat de tot stand te brengen regelgeving door lagere overheden meer tijd in beslag neemt dan voorzien. De budgettaire gevolgen komen tot uitdrukking in de verantwoording van het Ministerie van VROM.

5.2. Effectenwezen

Op 31 december 1995 is de Wet toezicht effectenverkeer 1995 in werking getreden. Met deze wet en de daarop gebaseerde regelgeving zijn de richtlijn beleggingsdiensten en de richtlijn kapitaaltoereikendheid omgezet in het nationale recht. De nieuwe regels betekenen dat effecteninstellingen op basis van één vergunning, verleend door de toezichthouder in de lid-staat waarin zij zijn gevestigd, in de gehele Europese Unie effectendiensten kunnen ontplooien, zowel door middel van het openen van een bijkantoor als door middel van het verrichten van diensten. De tijdens de parlementaire behandeling van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 toegezegde notitie inzake voornemens, resultaten en samenhang betreffende de activiteiten van de Stichting Toezicht Effectenverkeer, (het Controlebureau van) de Vereniging van de Effectenhandel, de Economische Controledienst en het Openbaar Ministerie is bij brief van 16 februari 1996 aan de Tweede Kamer aangeboden.

In oktober 1995 is een wetsvoorstel tot aanpassing van de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen voor advies naar de Raad van State gezonden. Met dit ontwerp wordt beoogd de werking van deze wet te verbeteren. Momenteel is het wetsvoorstel in behandeling bij de Tweede Kamer.

De sinds een tiental jaren in Nederland gevoerde discussie over een regeling inzake (de beperking van) het gebruik van beschermingsconstructies door vennootschappen is in 1995 aanzienlijk geïntensiveerd. Dit hing samen met feit dat het vorige kabinet had aangegeven de door de Vereniging voor de Effectenhandel en de Vereniging Effecten Uitgevende Ondernemingen gemaakte afspraken terzake (opgenomen in de zogenaamde Bijlage X) als compromis aanvaardbaar te achten tot 1 april 1995. Eind februari 1996 is met de genoemde verenigingen overeenstemming bereikt over de uitgangspunten voor een wettelijke regeling terzake. Deze wordt thans voorbereid.

De onderhandelingen over de richtlijn beleggerscompensatiestelsels konden in 1995 nog niet worden afgerond. Wel werd over deze richtlijn, die voorziet in vergoeding (20 000 ECU) van verliezen van beleggers in geval van fraude of van faillissement van effecteninstellingen, een gemeenschappelijk standpunt bereikt. Met inachtneming daarvan is in 1995 een aanvang gemaakt met de voorbereidingen voor de implementatie van deze richtlijn.

5.3. Verzekeringswezen

In juli 1995 is een wetsvoorstel voor advies naar de Raad van State gezonden om te komen tot een regeling voor particulieren en bedrijven tegen het risico van materiële schade aan opstallen en inhoud tengevolge van zoetwateroverstroming en aardbeving. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State is besloten het wetsvoorstel niet bij de Tweede Kamer in te dienen. In de brief van 7 maart 1996 aan de Tweede Kamer waarin dit is meegedeeld, wordt een aantal alternatieven voor het vervolgtraject voorgesteld, waarover met de Tweede Kamer van gedachten zal worden gewisseld.

Naar aanleiding van de gebeurtenissen met betrekking tot de N.V. Levensverzekering Maatschappij Vie d'Or is in oktober 1995 een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend tot aanpassing van de financiële toezichtswetten. Het wetsvoorstel strekt ertoe de Minister van Financiën in staat te stellen om van de toezichthouders de gegevens te verkrijgen die naar zijn oordeel nodig zijn voor een onderzoek naar de toereikendheid van de betrokken wetgeving of van de wijze waarop de toezichthouders deze wetgeving uitvoeren of hebben uitgevoerd. De aan de Tweede Kamer toegezegde evaluatie van de gebeurtenissen rond Vie d'Or is in maart 1996 aan de Tweede Kamer gezonden.

Op 1 januari 1996 is de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf in werking getreden. Op grond van deze wet komen natura-uitvaartverzekeraars onder toezicht van de Verzekeringskamer (met uitzondering van bepaalde kleine natura-uitvaartverzekeraars). Natura-uitvaartverzekeraars moeten over een vergunning van de Verzekeringskamer beschikken en aan bepaalde kapitaals- en reserveringseisen voldoen. Deze eisen komen grotendeels overeen met de eisen die aan levensverzekeraars worden gesteld.

De onderhandelingen over een richtlijnvoorstel betreffende het toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep zijn in december 1995 gestart. Doel van de richtlijn is het toezicht op verzekeraars die deel uitmaken van een verzekeringsgroep uit te breiden (met behoud van het bestaande toezichtssysteem op individuele verzekeraars), zodat de toezichthouder zich een beter beeld kan vormen van de groep waar de onderneming deel van uitmaakt. Een specifiek punt is het voorkomen van «double gearing» van kapitaal, waarbij kapitaal meer dan eenmaal wordt gebruikt om te voldoen aan de solvabiliteitseisen.

De onderhandelingen ter codificatie van de bestaande richtlijnen op het terrein van het schade- en van het levensverzekeringsbedrijf zijn in 1995 voortgezet en bevinden zich thans in een afrondend stadium.

5.4. Muntwezen

In 1995 heeft De Nederlandse Munt N.V. in opdracht van de Staat in totaal 81,1 miljoen munten geproduceerd. De produktie van munten ten behoeve van de circulatie bedroeg 78,3 miljoen stuks. De vraag naar circulatiemunten bedroeg in 1995 111 miljoen stuks, welke niet volledig door de produktie werd geaccommodeerd. Hierdoor daalde de voorraad van 198 miljoen tot 166 miljoen stuks.

Aangaande de produktie van circulatiemunten geldt dat wordt gestreefd naar het zo nauw mogelijk aansluiten bij de vraag. Op voorhand werd gerekend met een jaarlijkse vraag van circa 100 miljoen stuks in 1995 en de daarop volgende jaren. Historische gegevens wijzen overigens uit dat de muntvraag van jaar tot jaar en van maand tot maand een grillig en onvoorspelbaar verloop heeft. De vraag wordt ingeschat aan de hand van een aantal factoren zoals het versterf, de ontwikkeling van het BNP en van de economische activiteit, demografische ontwikkelingen, tarifering van muntcirculatie, wijziging van consumentenprijzen en ontwikkelingen in het betalingsverkeer (pin-pas, credit cards, cheques, chipcards). Door het aanhouden van veiligheidsvoorraden kunnen schokken in de muntvraag worden opgevangen.

In 1995 zijn twee bijzondere munten uitgegeven: een f 50-munt ter herdenking van 50 jaar Bevrijding en een f 10-munt ter herdenking van het 350ste sterfjaar van Hugo de Groot. Van de f 50-munt werden 650 000 stuks aangemaakt en van de f 10-munt 1,5 miljoen stuks.

5.5. Bankwezen

Op 1 januari 1995 is de Wet inzake de wisselkantoren (Wwk) in werking getreden. Door invoering van de Wwk is het verboden om als wisselkantoor werkzaam te zijn, tenzij het wisselkantoor is ingeschreven in het register dat wordt gehouden door De Nederlandsche Bank. De Tweede Kamer is in december 1995 bij brief geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de Wwk. Geconcludeerd is dat het instrumentarium van de wet voldoende is, gelet op de sanerende werking die de Wwk beoogt.

In juni 1995 heeft onder Nederlands voorzitterschap de jaarvergadering plaatsgevonden van de «Financial Action Task Force on money laundering» (FATF). In 1995 is de aandacht van de FATF met name gericht geweest op de beoordeling van de anti-witwasinspanningen van de leden en op onderzoek naar nieuwe witwastechnieken. Voorts is er een aanvang gemaakt met de herziening van de veertig FATF-aanbevelingen.

Op 31 december 1995 is de wet tot implementatie van de Europese richtlijn inzake de depositogarantiestelsels in werking getreden. Deze wet verschaft een wettelijke grondslag aan het per 1 juli 1995 gewijzigde collectieve garantiestelsel. Op basis van deze wet kan dat garantiestelsel ook algemeen verbindend worden verklaard.

In 1995 is een aanvang gemaakt met het op een aantal technische en beleidsmatige punten aanpassen van de Wet toezicht kredietwezen 1992. In het desbetreffende concept-wetsvoorstel zullen onder andere de door het Bazels-Comité opgestelde minimum eisen voor het toezicht op internationaal opererende banken worden opgenomen.

Vanuit het oogpunt van crediteurenbescherming en de integriteit van het betalingsverkeer is in 1995 onderzocht of de uitgifte van de zogenaamde elektronische portemonnaie aan regels dient te worden onderworpen. De elektronische portemonnaie kan zich de komende jaren ontwikkelen tot een betaalmiddel waarmee men overal kleinere aankopen kan betalen. Vastgesteld is dat de uitgifte van een elektronische portemonnee reeds onder de reikwijdte van de Wet toezicht kredietwezen 1992 valt en zodoende adequaat is gereguleerd.

In 1995 is in Europees verband intensief overlegd over de richtlijn grensoverschrijdende overmakingen en de richtlijn «netting». Over beide is in 1995 een gemeenschappelijk standpunt bereikt. De laatstgenoemde richtlijn is inmiddels aangenomen en in werking getreden, terwijl de eerstgenoemde momenteel door de Europese Commissie wordt bezien.

5.6. Financiële instellingen en financiële conglomeraten

Ter implementatie van de zogenaamde BCCI-richtlijn, waarmee het toezicht op internationaal opererende banken, verzekeraars, effecteninstellingen en beleggingsinstellingen wordt versterkt, is 1995 een wetsvoorstel opgesteld. Momenteel is dit voorstel in behandeling bij de Tweede Kamer.

In 1995 is in Brussel een aanvang gemaakt met nader onderzoek naar het toezicht op financiële conglomeraten. Inzet van Nederland is dat de internationale conclusies zoveel mogelijk overeenstemmen met de maatregelen die op nationaal niveau reeds zijn genomen. Het eindrapport van de mede op verzoek van de Europese Commissie ingestelde gemengde werkgroep van het Raadgevend Comité voor het Bankwezen en het Comité voor het Verzekeringswezen is in 1995 afgerond.

6. FINANCIËN BUITENLAND

6.1. Exportkredietverzekering en investeringsgaranties

6.1.1. Algemeen exportkredietverzekering

De in 1994 gesignaleerde positieve ontwikkeling dat, mede als gevolg van het intensievere recuperatiebeleid, een aantal landen met omvangrijke schuldenregelingen hun verplichtingen onder die regelingen thans goed nakomen, heeft zich in 1995 voortgezet. Dit heeft tot gevolg dat het begrotingsjaar 1995 (voor het eerst sedert 1981) met een positief saldo kan worden afgesloten. Het cumulatieve kastekort op de regeling, dat in de tachtiger jaren is ontstaan, neemt daardoor af.

Ook voor 1996 en 1997 wordt, in de verwachting dat de bovenvermelde ontwikkeling zich verder voortzet, een positief saldo verwacht.

6.1.2. Ontwikkelingen in EU en OESO

Op het gebied van de verzekering van korte termijn betalingsrisico's (< 2 jaar) heeft zich de laatste jaren een ontwikkeling voorgedaan, waarbij – vooruitlopend op de verwachte EU-regeling – de overheden zich van dat gedeelte van de markt terugtrekken, waar particuliere kredietverzekeraars de betalingsrisico's alleen voor eigen rekening kunnen verzekeren. Dit heeft mede geleid tot een ingrijpende hergroepering van de particuliere (export)kredietverzekeringsinstellingen op de Europese markt.

Verder is binnen de EU overlegd over een mandaat, waarmee de Commissie in het kader van de OESO kan onderhandelen over een sector-overeenkomst inzake de exportkredietvoorwaarden voor landbouwprodukten. Dit overleg wordt in 1996 voortgezet.

Op het terrein van de middellange en langlopende betalingsrisico's, die voornamelijk voor rekening van de lidstaten worden verzekerd omdat daarvoor geen adequate dekking in de markt is te verkrijgen, is het zwaartepunt van het overleg over de harmonisatie van het te voeren beleid verplaatst van de EU naar de OESO. De reden hiervan is, dat een meerderheid van de lidstaten de concurrentiepositie van de exporteurs vis à vis derde landen belangrijker vindt dan de intracommunautaire concurrentiepositie van de exporteurs uit verschillende lidstaten.

Voor Nederland blijft het onverminderd van belang, dat een geharmoniseerd beleid tot een verbetering van de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven leidt en dat een evenwicht tussen de inkomsten en de uitgaven van het exportkredietverzekeringstelsel voor rekening van de Staat beter realiseerbaar wordt.

6.1.3. Schuldenregelingen

Van de landen met omvangrijke schuldenregelingen zijn Argentinië, Egypte, Iran, Peru en Polen hun verplichtingen thans goed nagekomen. De situatie in Nigeria baart immer zorgen en er is weinig uitzicht op verbetering. Overigens hebben alle crediteurlanden dezelfde ervaringen met Nigeria. Ook uit Rusland zijn, zij het met vertraging, substantiële bedragen ontvangen. Met Rusland is op 3 juni 1995 de derde schuldenregeling in de Club van Parijs afgesloten. Het overleg inzake het bijbehorende bilaterale akkoord verloopt moeizaam.

In tegenstelling tot de in het algemeen verbeterde schuldensituatie in met name Latijns-Amerika, blijft de situatie voor een aantal landen in Afrika moeilijk. Eind 1995 heeft een evaluatie in de Club van Parijs plaatsgevonden van de eind 1994 ingevoerde zg. «Napels-terms» voor de groep allerarmste landen, waarbij de maximaal mogelijke schuldreductie werd verhoogd van 50% tot 67%. Aanpassingen werden niet nodig geacht.

6.1.4. Herverzekering investeringen

Niet-commerciële risico's verbonden aan investeringen in het ontwikkelingslanden kunnen worden herverzekerd op basis van de Wet herverzekering investeringen 1969 (WHI). Vanaf eind 1993 is er een toenemende belangstelling (informatie-inwinning en aanvragen) voor de WHI. Dit heeft in 1995 geleid tot een toegenomen aantal aanvragen voor verzekering en polisafgiften, waardoor een verhoging van het garantieplafond voor dat jaar noodzakelijk werd. Of deze trend zich in 1996 en 1997 zal voortzetten is nu nog onduidelijk.

6.2. De Economische Monetaire Unie

Op de Europese top in Madrid is het scenario voor de overgang naar de euro vastgesteld. Dit scenario bevat de hoofdlijnen van de overgang: start van de EMU op 1-1-1999, chartale introductie van de euro uiterlijk 1–1-2002, waarna de nationale munteenheden uiterlijk 1ö7-2002 hun status als wettig betaalmiddel verliezen. De nadere invulling van dit scenario en de daarmee gepaard gaande werkzaamheden dienen nationaal te worden bepaald. Aangezien de praktische overgang iedere burger, elk bedrijf en alle overheidsinstellingen raakt, is de overheid op een aantal gebieden met de nodige voorbereiding gestart. Zo zijn in 1995 de werkzaamheden gestart voor de installatie van een drietal overlegstructuren.

Als uitvloeisel hiervan is begin 1996 het nationaal Forum voor de invoering van de euro van start gegaan. Dit Forum, waarin personen uit brede maatschappelijke geledingen zijn vertegenwoordigd, beoogt informatieuitwisseling en afstemming van voorlichtingsinspanningen. Hiertoe is een forum van voorlichters van de betrokken organisaties ingesteld.

Naast het nationaal Forum is in februari 1996 een interdepartementale werkgroep gestart, terwijl binnen het ministerie een werkgroep is geformeerd. Doel van beide werkgroepen is het produceren van een draaiboek met een inventarisatie van de benodigde werkzaamheden die na de definitieve besluitvorming over Nederlandse deelname aan de EMU, in 1998, kunnen worden uitgevoerd.

6.3. Internationale Monetaire Fonds (IMF)

Het IMF heeft in 1995 grote kredieten toegekend aan onder meer Rusland (SDR 4,3 mld.) en Mexico (SDR 12,1 mld.). DNB heeft deelgenomen aan een BIS-kredietfaciliteit voor Mexico. De Nederlandse Staat gaf daartoe aan DNB een garantie (maximaal US$ 240 mln.). Deze verplichting is bij eerste suppletore verwerkt op artikel 03.07. De faciliteit is inmiddels opgeheven zonder dat er op getrokken is, evenals eenzelfde faciliteit ten behoeve van Argentinië (garantie maximaal US$ 45 mln.). De Staat stond in 1995 ook garant voor brugleningen van DNB aan Zambia en Bosnië-Herzegovina (SDR 50 mln. respectievelijk SDR 25 mln. voor het aflossen van IMF-achterstanden; beide garanties zijn afgelopen). Bosnië is lid geworden van het IMF en officieel toegetreden tot de Nederlandse kiesgroep.

De Mexico-crisis (plotselinge betalingsbalanscrisis eind 1994/begin 1995) heeft drie discussies in het IMF een impuls gegeven. Ten eerste is er in het kader van preventie gewerkt aan verbetering van datavoorziening aan het IMF en het publiek (een publicatiestandaard). Ten tweede is in oktober het Emergency Financing Mechanism (EFM) goedgekeurd. Het EFM is een verzameling procedures die het mogelijk maakt in geval van nood snel over een IMF-aanpassingsprogramma en bijbehorende leningen te beslissen. Ten derde wordt gesproken over uitbreiding van de middelen van het Fonds. Onderhandelingen over de elfde quotaverhoging zijn in 1995 gestart, maar zullen naar verwachting nog enige tijd duren. Verder wordt er gesproken over de ontwikkeling van nieuwe financieringsarrangementen die het IMF in staat stellen om in buitengewone omstandigheden de eigen middelen met leningen aan te vullen, net als de General Arrangements to Borrow (GAB). Zowel een quotaverhoging als uitbreiding van de GAB vereisen een verhoging van de garantie van de Staat aan DNB ten behoeve van deelname aan het IMF.

De huidige Enhanced Structural Adjustment Facility (ESAF) loopt naar verwachting tot 1999. Om de concessionele kredietverlening aan ontwikkelingslanden in de toekomst voort te zetten is er al wel een discussie gestart over het omvormen van ESAF tot een permanente («zelfdragende») faciliteit. Over de financiering is echter nog geen overeenstemming bereikt.

6.4 Multilaterale Ontwikkelingsbanken

Wereldbankgroep

De Wereldbank (IBRD) keurde in het jaar 1995 ruim $ 16,8 mld. goed aan nieuwe leningen. De uitbetalingen bedroegen $ 12,7 mld. Er stond per ultimo boekjaar 1995 voor $ 126,7 mld. uit aan leningen, terwijl de statutaire uitleenlimiet $ 199 mld. bedraagt. Het bedrag van uitstaande leningen bedroeg daarmee 62% van de statutaire uitleenlimiet (58% in 1994). Een kapitaalverhoging is dus vooralsnog niet noodzakelijk. De Nederlandse deelname in het kapitaal van de Wereldbank wordt verantwoord op artikel 03.04.

De Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA), het loket voor zachte leningen van de Wereldbankgroep, keurde in het jaar 1995 $ 5,7 mld. goed aan nieuwe leningen. De uitbetalingen bedroegen eveneens $ 5,7 mld.. In 1995 vonden de onderhandelingen plaats over de elfde middelenaanvulling van IDA. Deze werden bemoeilijkt door de situatie in de VS. De VS zijn een groot deel van hun verplichtingen uit hoofde van IDA-10 nog niet nagekomen. In 1995 keurde het Congres uiteindelijk $ 700 mln. goed als bijdrage aan IDA voor 1996, waardoor de VS thans nog voor $ 935 mln. achterstallig zijn. Deze situatie maakte het de VS onmogelijk om een committering te doen voor het eerste jaar van IDA-11.

Pas in maart 1996 kon overeenstemming worden bereikt over een driejarig akkoord, bestaande uit twee onderdelen. De andere donoren (dan de VS) besloten voor het boekjaar 1997 een Interim Fund in het leven te roepen van ruim $ 3 mrd (SDR 2,1 mld.) dat door IDA zal worden beheerd; de VS doet hier niet aan mee. Nederland draagt in boekjaar 1996 SDR 159 mln. bij, bestaande uit een basisbijdrage van SDR 99 mln. en een supplementaire bijdrage van SDR 60 mln. (onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring). In dit jaar zullen de VS zijn achterstallige betalingen uit hoofde van IDA-10 trachten te voldoen. Voor boekjaar 1998 en 1999 is een normale middelenaanvulling afgesproken van ruim $ 7 mld. (SDR 4,7 mld.) waarin de VS weer zullen meedoen met zijn normale aandeel van 20,86%. Nederland draagt hieraan bij volgens hun normale aandeel van 3,3% (SDR 166,68 mln.).

Aziatische Ontwikkelingsbank/groep

De Aziatische Ontwikkelingsbank (AsDB) keurde in 1995 $ 5,6 mld. aan projecten, waarvan $ 5,5 mld. aan leningen en $ 110 mln. aan deelnemingen; een toename van 50% t.o.v. 1994. De uitbetalingen beliepen $ 3,6 mld. De Nederlandse deelname in het kapitaal van de AsDB is verantwoord op artikel 03.04. In 1995 is door Nederland een betalingsverplichting aangegaan van f 9,7 mln. (AKV-IV).

In 1995 zijn de onderhandelingen over een nieuwe middelenaanvulling voor het Aziatische Ontwikkelingsfonds, AsDF-VII, van start gegaan. Na een informele vergadering en marge van de jaarvergadering in Nieuw-Zeeland, is er in november 1995 in Amsterdam een eerste formele onderhandelingsronde geweest. Onderwerpen die ter sprake kwamen waren onder meer: de noodzaak van voortgaande concessionele financiering in Azië, de problemen rond de achterstanden op betalingen van donoren alsmede de noodzaak van een evaluatie van de vijfde middelenaanvulling (AsDF VI)

Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbankgroep

Zowel de Bank als het Fonds zijn in 1995 voorzien van nieuw kapitaal (respectievelijk de achtste kapitaalverhoging en de achtste middelenaanvulling). Voor de Bank en het Fonds is Nederland in dat kader betalingsverplichtingen aangegaan van respectievelijk f 18,6 en f 20,9 mln. (zie artikel 03.04). De kapitaalverhoging met een omvang van US $ 40 mld. is bedoeld als de laatste; de Bank wordt nu geacht op eigen kracht een uitleenniveau van US $ 7 tot 8 mld. per jaar te kunnen realiseren. In 1995 realiseerde de Bank een uitleenniveau van ruim US $ 7 mld., een stijging van 38% ten opzichte van 1994. De Bank leent daarmee voor het tweede achtereenvolgende jaar meer uit dan de Wereldbank aan de regio. De Bank behaalde in 1995 een netto-inkomen van US $ 521 mln. (1994 US $ 369 mln.) en de reserves namen toe tot US $ 5.9 mld. Het komende jaar zal onder meer het tekort aan concessionele financiering een belangrijke kwestie worden.

Vanwege de opstelling van de VS zijn de onderhandelingen over een kapitaalverhoging voor de Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij (IIC) niet uitgemond in het ter beschikking stellen van nieuw kapitaal, maar «slechts» in een «business strategy» voor de middellange termijn (1995–1997). Deze «strategy» moet leiden tot een betere balans tussen de winstgevendheid en de ontwikkelingsgerichtheid waarna begin 1997 de kwestie van een kapitaalverhoging opnieuw op de agenda zal worden geplaatst.

In 1995 keurde de IIC US $ 37 mln. aan projecten goed, waarvan US $ 9,2 mln. aan leningen en US $ 27,5 mln. aan deelnemingen. Het netto-inkomen van de IIC is van US $ 1 mld. in 1994 toegenomen tot US $ 5,6 mld. in 1995. Tijdens de jaarvergadering (maart 1995) is onder meer besloten de inleencapaciteit van de IIC te vergroten door de schuld-vermogensratio van 1:1 te verhogen naar 3:1.

Afrikaanse Ontwikkelingsbank/groep

De onderhandelingen voor de Zevende Middelenaanvulling van het Afrikaanse Ontwikkelingsfonds (AfDF) zijn in 1995 nog niet afgerond. Wel is in april 1995 een belangrijk knelpunt in deze onderhandelingen weggenomen doordat is besloten het kredietbeleid van de Wereldbank over te nemen, d.w.z. dat is afgesproken alleen nog zachte leningen te verstrekken aan onvoldoende kredietwaardige landen. Het belangrijkste knelpunt in de onderhandelingen was sindsdien het onvermogen van de Verenigde Staten om tot een nieuwe committering te komen. Hierdoor kwam de gehele omvang van de middelenomvang onder druk te staan. Nederland heeft zich bereid verklaard eventueel haar aandeel in het Fonds te verhogen van 2,7% naar 3,0%. De Nederlandse deelneming in de Bank en het Fonds wordt verantwoord op artikel 03.04.

In 1995 heeft het Fonds geen nieuwe middelen gecommitteerd in afwachting van de afronding van de Zevende Middelenaanvulling, welke medio 1996 wordt verwacht.

De onderhandelingen voor een vijfde kapitaalverhoging voor de Afrikaanse Ontwikkelingsbank zijn in 1995 van start gegaan. Er is echter nog geen inzicht in de eventuele omvang van de kapitaalverhoging en het Nederlandse aandeel daarin.

6.5 Europese Banken

Europese Investeringsbank (EIB)

In 1995 heeft de Europese Investeringsbank (EIB) 21,4 mld. ECU aan leningen verstrekt (een stijging van 7,5% ten opzichte van 1994). Hiervan werd 18,6 mld. ECU binnen de Europese Unie verstrekt (87% van het totaal). De omvang van de Nederlandse deelname in het kapitaal van de EIB is verantwoord op artikel 03.13.

In het kader van de Transeuropese Netwerken (TEN's) heeft de EIB in 1995 een bedrag van 7,3 mld. ECU uitgeleend, waarmee de totale EIB-inspanning op dit gebied gestegen is tot een bedrag van 11 mld. ECU sinds 1993.

Buiten de EU heeft de EIB aanzienlijk meer leningen verstrekt dan in 1994: een stijging met 25% tot een niveau van 2,8 mld. ECU. Het grootste deel van dit bedrag werd verstrekt in Midden- en Oost-Europa en de Middellandse Zee-regio. Verder is in 1995 een begin gemaakt met de EIB-activiteiten in Zuid-Afrika. Eind 1996 zal er in EU-verband een besluit genomen moeten worden over de toekomstige omvang van de (door de EU gegarandeerde) EIB-leningen buiten de EU.

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

Tijdens de jaarvergadering, april 1995 te Londen, werd het startschot gegeven voor de onderhandelingen voor de eerste kapitaalverhoging. Belangrijke kwesties die ter sprake kwamen naast de financiële modaliteiten van de kapitaalverhoging waren onder meer: de additionaliteit van EBRD-activiteiten, de bijdrage van de EBRD aan het transitieproces, de geografische spreiding van de activiteiten en de graduatie van landen. 1995 was een succesvol jaar voor de EBRD; de committeringen bedroegen 2 mld. ECU, een toename van 23% t.o.v. 1994. De uitbetalingen op leningen en deelnemingen beliepen in 1995 bijna 1,0 mld. ECU. De uitstaande leningenportefuille groeide met 72% t.o.v. eind 1994. Ondanks de toename van de activiteiten namen de administratieve kosten nauwelijks toe. Daarmee daalde het percentage van de administratieve kosten t.o.v. de cumulatieve committeringen van 3,4% eind 1994 tot 2,6% eind 1995.

De uitgaven in het kader van de nederlandse deelname in het oprichtingskapitaal bedroegen in 1995 f 30,8 mln. (zie artikel 03.13).

7. FISCALE ZAKEN EN BELASTINGEN

7.1 Fiscale Zaken

7.1.1. Werkgelegenheid en inkomen

In het jaar 1995 is een groot aantal fiscale maatregelen gerealiseerd met het oog op de werkgelegenheid en de inkomensontwikkeling. In dit kader is voor het jaar 1996 voorzien in een omvangrijk pakket (gerichte) lastenverlichtingen. Voor een deel worden deze gefinancierd uit lastenverzwaringen elders.

Wat betreft de bevordering van de werkgelegenheid kunnen worden genoemd maatregelen ter stimulering van de economische bedrijvigheid en diverse maatregelen die leiden tot een verlaging van de arbeidskosten voor de werkgever, met name aan de onderkant van het loongebouw. Zo is de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen tot stand gekomen. Hierin zijn verschillende, zowel bestaande en nieuwe, verminderingen van de door de werkgever af te dragen loonbelasting (en premies) ondergebracht. Als nieuwe afdrachtsverminderingen kunnen worden genoemd de vermindering lage lonen, de vermindering leerlingwezen en de vermindering kinderopvang. Voorts is de vermindering langdurig werklozen gestroomlijnd.

De maatregelen die voor het jaar 1996 zijn getroffen in het kader van de inkomensontwikkeling houden onder meer verband met de verlaging van de overhevelingstoeslag, en met de invoering per 1 januari 1996 van een regulerende energiebelasting voor kleinverbruikers.

Enkele belangrijke in 1995 gerealiseerde (pakketten) maatregelen zijn de volgende.

Energiebelasting voor kleinverbruikers, terugsluis en belastingplan

In 1995 is een energiebelasting voor kleinverbruikers (huishoudens en bedrijven) tot stand gekomen. Deze geldt met ingang van 1 januari 1996. De opbrengst van deze belasting wordt door middel van lastenverlichtingen naar de huishoudens en bedrijven teruggesluisd. Bij de bedrijven gaat het, wat betreft de fiscale maatregelen om een verhoging van de zelfstandigenaftrek en om een verlaging van het tariefstapje in de vennootschapsbelasting.

De terugsluis voor gezinnen is meegenomen in het Belastingplan 1996. Het belastingplan voorziet in een verhoging van de belastingvrije som, van de ouderenaftrek en van het arbeidskostenforfait, in een wijziging van het tarief eerste schijf, in een verlenging van de tweede schijf en in invoering van een regeling ter bevordering van de kapitaalverstrekking aan starters (tante-Agaathregeling).

BTW-reparatie en terugsluis

In de BTW-sfeer is eind 1995 een reparatiewet tot bestrijding van constructies met onroerende zaken afgerond. In deze wet wordt tevens de economische-eigendomsoverdracht onder de reikwijdte van de overdrachtsbelasting gebracht. De opbrengst van deze reparaties wordt teruggesluisd. Enige maatregelen in dit verband zijn een verlaging van het tariefstapje vennootschapsbelasting, de invoering van een mogelijkheid tot willekeurige afschrijving van naar Nederland verplaatste innovatieve technologie, een verlenging van het rentevrij uitstel successie- en schenkingsrecht bij bedrijfsopvolging, een verruiming van de BTW-vrijstelling voor kleine ondernemers, een BTW-vrijstelling kinderopvang, een verlaagd BTW-tarief culturele prestaties en sportevenementen, en een verruiming van de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij reorganisatie binnen concernverband.

MKB-pakket

In dit pakket is een aantal maatregelen opgenomen ter stimulering van het midden- en kleinbedrijf. Genoemd kunnen worden een verhoging van de investeringsaftrek (incl. binnenvaart), de invoering van een mogelijkheid tot willekeurige afschrijving voor startende ondernemers, een verhoging van de startersaftrek, de invoering van een exportrisicoreserve en een verruiming van de tegemoetkoming voor speur- en ontwikkelingswerk.

7.1.2. Overige fiscale wetsvoorstellen

Einde 1995 is een wettelijke regeling tot stand gebracht waarmee met ingang van 1 januari 1996 een basis wordt gegeven aan de mogelijkheid tot elektronische aangifte.

Verder is een wet tot stand gekomen waarmee het regime in de inkomstenbelasting ter zake van bloot-eigendommen en genotsrechten (zoals een recht van vruchtgebruik) wordt herzien. De opbrengst van deze herziening is voor een groot deel aangewend voor een verlaging in de loonbelasting van de werkgeversheffing bij winstdelingsregelingen van 20% naar 10%, en voor een verlaging van de werkgeversheffing van 10% naar 0% in geval spaarloon wordt toegekend in de vorm van werknemersparticipaties. Op het gebied van de douane is van belang dat in het kader van de herziening van de nationale douanewetgeving in november 1995 de Douanewet en de Invoeringswet douane het Staatsblad hebben bereikt. De inwerkingtreding van deze wetten zal bij KB worden geregeld.

Daarnaast is per 1 januari 1996 de Wet zware motorrijtuigen in werking getreden, op grond waarvan belasting is verschuldigd voor vrachtwagens (zowel binnenlandse als buitenlandse) die gebruik maken van autosnelwegen (eurovignet). Tevens is wetgeving ingevoerd waardoor vanaf 1996 de accijnzen op benzine en dieselolie jaarlijks per 1 januari aan de ontwikkeling van de inflatie worden aangepast.

7.1.3. Werkgroepen

Van de verschillende werkgroepen die in 1994 zijn ingesteld, heeft de subwerkgroep I fiscale stimuleringsmaatregelen van de werkgroep fiscale infrastructuur in februari 1995 een rapport uitgebracht. Een drietal voorstellen is reeds ingevoerd1 . De werkgroep fiscale behandeling van pensioenen en de commissie vermindering administratieve verplichtingen bedrijfsleven hebben hun werkzaamheden in de tweede helft van 1995 afgerond2 met een groot aantal concrete voorstellen. De omzetting van de voorstellen in concrete maatregelen en wetsvoorstellen is ter hand genomen. Subwerkgroep II van de werkgroep fiscale infrastructuur met als aandachtsgebied de uitholling van de Nederlandse belastinggrondslag en de deelnemingsvrijstelling, alsmede de werkgroep fiscaal-technische herziening van de loon- en inkomstenbelasting en de werkgroep voor aspecten van rechtsbescherming in het belastingrecht, hebben in 1996 hun werkzaamheden voortgezet.

7.2. De Belastingdienst

7.2.1. Inleiding

Deze bijdrage is een samenvatting van de resultaten over 1995 zoals deze zijn opgenomen in het Beheersverslag 1995. Het Beheersverslag vormt de afronding van de jaarlijkse planning- en controlcyclus van de Belastingdienst.

In par. 7.2.2 worden de meest belangrijke beleidsontwikkelingen die in 1995 plaatsvonden weergegeven. Daarbij wordt ook ingegaan op het gevoerde beleid inzake het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik. In par. 7.2.3 wordt ingegaan op de resultaten van het primaire proces. In par 7.2.4 tenslotte wordt ingegaan op de ondersteunende processen.

7.2.2. Ontwikkelingen

In het volgende zijn de belangrijkste beleidsontwikkelingen in 1995 weergegeven.

Ontwikkelingen in het primaire proces

Belangrijke ontwikkelingen hebben zich in 1995 onder meer voorgedaan op het vlak van de wet- en regelgeving. Er is sprake van een uitbreiding van het werkpakket van de Belastingdienst door nieuwe wet- en regelgeving, zoals bijvoorbeeld milieuheffingen. Met name op automatiseringsterrein en in de implementatietrajecten heeft dit de nodige inspanningen gevergd.

In 1995 is op het terrein van selectie op basis van fiscaal belang en risico veel aandacht besteed aan het aanwijzen van adoptie-eenheden en de opstelling van segmentbehandelplannnen door deze adoptie-eenheden.

Er wordt afzonderlijk aandacht besteed aan startende ondernemingen binnen de klantbehandeling, omdat dit een bijdrage levert aan de overlevingskansen van de ondernemingen. Bovendien is uit een oogpunt van preventie gerichte aandacht in de startfase het meest effectief.

In 1995 is aan het startersbeleid een aantal extra impulsen gegeven. Naast fiscale maatregelen die zijn geïntroduceerd (zoals vrije afschrijvingen over bedrijfsinvesteringen verhoging fiscale startersaftrek en de «Tante-Agaath» regeling) is ook aandacht besteed aan een actief voorlichtingsbeleid in samenwerking met bedrijfsverenigingen en Kamers van Koophandel. Bovendien zijn in 1995 startersdesks voor beginnende ondernemen geopend. Tenslotte is samen met het TICA, het Tijdelijk Instituut voor Afstemming en Coördinatie op het terrein van de sociale verzekeringen, het handboek ondernemers gemaakt. Dit handboek is een gids op het terrein van belastingen en sociale verzekeringen voor de (beginnende) ondernemer.

Voorts zijn in 1995 veel inspanningen verricht op het terrein van de communicatie en dienstverlening. Met name de introductie van de electronische aangifte waaronder de aangiftediskette is voorbereid en vormgegeven. Daarnaast is de Belastingdienst op Internet aanwezig. In het kader van de aangiftecampagne 1995 zijn nieuwe aangiftebiljetten beschikbaar gekomen waarbij het verkorte aangiftebiljet Particulieren is geïntroduceerd.

Geld- en goederenstromen blijken steeds meer grensoverschrijdend te worden. Bovendien worden transacties en belastingplichtigen steeds moeilijker traceerbaar. Er is in 1995 dan ook veel aandacht besteed aan fraudebestrijding bij grensoverschrijdend goederenverkeer. Ook de controlebelangen van de uitvoerrestituties en niet fiscale regelgeving worden groter. De Douane heeft mede gelet op deze ontwikkelingen in 1995 haar klantconcept verder uitgewerkt. De controleaanpak wordt meer planmatig en actueel. Bovendien wordt deze controleaanpak steeds meer gebaseerd op risicoanalyse en klantkennis. Ook is er in 1995 veel aandacht besteed aan (internationale) constructiebestrijding.

In 1995 is op 1 april de Wet Motorrijtuigenbelasting 1994 in werking getreden. Dit is gepaard gegaan met een uitgebreide voorlichtingscampagne. Sinds de invoering van de wet zijn er circa 18 miljoen rekeningen verzonden maar ook veel verzoeken om informatie binnengekomen, zowel telefonisch als schriftelijk. Het betreft dan circa 4,4 miljoen telefoongesprekken en circa 750 000 brieven (waaronder 155 000 bezwaarschriften). Dit heeft geleid tot achterstanden in de verwerking van bezwaar- en verzoekschriften en het verstrekken van informatie. Inmiddels zijn maatregelen getroffen om deze achterstanden weg te werken.

Op het terrein van de administratieve lastenverlichting heeft de door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde Commissie van Lunteren geadviseerd een aantal samenhangende maatregelen te nemen, zowel op het terrein van de fiscale regelgeving als in de uitvoering. In totaal leidt dit pakket tot een aanzienlijke lastenverlichting voor het bedrijfsleven.

Beleid ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik

Het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van fiscale wet- en regelgeving vormt een geïntegreerd onderdeel van het door de Belastingdienst gevoerde rechtshandhavingsbeleid. Uitgangspunt van dat beleid is het onderhouden en versterken van de bereidheid van belastingplichtigen tot nakoming van de wettelijke verplichtingen. Er worden vier beleidsgebieden onderscheiden: logistiek, doelgroepenbeleid, fiscale en douane rechtstoepassing en dienstverlening.

Een eerste aandachtspunt betreft het beoordelen van de M en O gevoeligheid van nieuwe wet- en regelgeving. Binnen de Belastingdienst wordt deze structureel op handhaafbaarheid beoordeeld. Daarnaast zijn een goede voorlichting en de aanwezigheid van een toereikend controle- en sanctiebeleid een voorwaarde voor een effectieve uitvoering van de wet- en regelgeving. In par. 7.2.3 wordt hier nader op ingegaan.

Er wordt vaktechnisch toezicht uitgeoefend op de uitvoering van het controlebeleid. Op eenheden is dit de taak van de vakgroep-coördinator controle en het vaktechnisch overleg. Ook verschillende portefeuillehouders (op directieniveau) en in het bijzonder de portefeuillehouder controlebeleid, spelen een belangrijke rol hierbij. Het sanctiebeleid is wettelijk geregeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen en nader uitgewerkt in het voorschrift Administratieve boeten 1993.

In 1995 is veel aandacht gegeven aan de kwaliteitsborging binnen het primaire proces van de Belastingdienst. Een goed stelsel van kwaliteitsborging vormt immers de basis voor een adequate rechtshandhaving. Nadruk ligt op het inzichtelijk maken van kwaliteitsborging. Dit heeft een meerjarig karakter. In de sectorplannen logistiek, doelgroepenbeleid en rechtstoepassing is inmiddels expliciet een aantal kwaliteitseisen geformuleerd.

In het sectorplan logistiek worden de uitgangspunten en doelstellingen gericht op een goed bestands- en voorraadbeheer, alsmede op het bewaken van de doorlooptijden weergegeven. In het sectorplan doelgroepenbeleid worden de kwaliteitsmaatregelen beschreven die een passende behandelstrategie van belastingplichtigen waarborgen. In het sectorplan rechtstoepassing worden maatregelen geformuleerd, die het mogelijk maken dat belastingplichtigen op de juiste wijze aan hun fiscale verplichtingen kunnen voldoen. Uniformiteit in de rechtstoepassing is daarbij een belangrijk aandachtspunt.

Voorts is in 1995 veel aandacht gegeven aan het opsporen van belastingplichtige ondernemers. Van belang in dat kader zijn o.a. geweest de gegevensuitwisseling met andere instanties, de waarnemingen ter plaatse en de landelijke actie markthandel. Het aantal waarnemingen ter plaatse is in 1995 fors uitgebreid. Het bleek een effectief middel voor het verkrijgen van actuele(re) informatie over de bedrijfsvoering van ondernemingen. Ook de landelijke actie markthandel heeft nuttige informatie opgeleverd over ondernemers, werknemers en over de marktbranche als zodanig. Bovendien is uit een extern evaluatie-onderzoek gebleken dat van deze landelijke actie een zekere preventieve werking verwacht mag worden.

Voor een uitvoerige(re) rapportage over het fiscale rechtshandhavingsbeleid in 1995, wordt verwezen naar het Beheersverslag van de Belastingdienst over 1995.

7.2.3. Resultaten primair proces

In het volgende wordt ingegaan op de hoofdprocessen van de Belastingdienst. Allereerst wordt een aantal kengetallen gegeven, die betrekking hebben op de relatie tussen resultaat en ingezette middelen en verder de heffing en inning. Vervolgens wordt ingegaan op de controle en opsporing.

De Belastingdienst besteedt veel aandacht aan kengetallen om daarmee de doelmatigheid en effectiviteit van het primaire proces beter in beeld te brengen. In het navolgende wordt nader ingegaan op een aantal van deze kengetallen.

Produktiviteit

Produktiviteit geeft de relatie aan tussen de ingezette personele en materiële middelen en de gerealiseerde totale produktie. In Grafiek 7.1 is de ontwikkeling van de totale produktie, de reële apparaatsuitgaven en de bezetting weergegeven. Grafiek 7.2 geeft een overzicht van de ontwikkeling van de produktiviteit en de arbeidsproduktiviteit.

Grafiek 7.1 Produktiviteitsindicatoren***

kst-24844-12-8.gif

Grafiek 7.2 Produktiviteit***

kst-24844-12-9.gif

Uit de bovenstaande grafiek blijkt zich in 1995 een stijging van het produktievolume met 5% te hebben voorgedaan. In 1994 was dit 3%. Deze stijging is ondermeer het gevolg van het bredere gebruik in 1995 van de negatieve voorlopige aanslagregeling in de inkomstenbelasting. Voorts deed zich een stijging voor van de voor inflatie gecorrigeerde apparaatsuitgaven in 1995 met bijna 5%. Deze stijging is veroorzaakt door fiscale maatregelen en het meerjarenbeleid. Er is sprake van een lichte daling van de bezetting in 1995. De produktiviteit blijft, als gevolg van de nagenoeg even grote stijging van het produktievolume en de apparaatsuitgaven, in 1995 op hetzelfde niveau als in 1994 terwijl de arbeidsproduktiviteit, door de stijging van het produktievolume en de daling van de bezetting, in 1995 met ruim 7% stijgt. In 1994 bedroeg de arbeidsproduktiviteitsstijging 2,5%.

Perceptiekosten

De perceptiekostenquote, dat wil zeggen de apparaatsuitgaven (personeel en materieel) van de Belastingdienst gerelateerd aan het totaal van de belasting- en premie-opbrengsten, ligt in 1995 evenals voorgaande jaren op circa 1,3%.

Tempo kasstroom

In Grafiek 7.3 is de kasstroomquote, dat is de som van de opbrengsten in jaar t van de belastingmiddelen IB, VpB, LB en OB als percentage van de som van de transactieramingen voor dat jaar weergegeven. De grafiek geeft inzicht in de resultaten van de inspanningen van de Belastingdienst, om in een zo vroeg mogelijk stadium een zo groot mogelijk deel van de verschuldigde belasting te innen. De kasstroomquote geeft dan ook een indruk van de mate waarin in de actualiteit gewerkt wordt. In de actualiteit werken betekent immers het innen van belasting zoveel mogelijk koppelen aan het tijdstip waarop de belastingplichtige zijn geld verdient.

De optimalisatie van het instrument van de voorlopige aanslagregeling (in de inkomsten- en vennootschapsbelasting) heeft in 1995 geresulteerd in een verhoging van de kasstroomquote ten opzichte van het niveau in 1994 (van 86,13% naar 86,33%).

Grafiek 7.3 tempo kasstroom***

kst-24844-12-10.gif

Proceskwaliteit

De proceskwaliteit geeft een indruk van de ontwikkeling in de snelheid van handelen van de Belastingdienst. Snelheid van handelen is niet alleen in het belang van de belastingplichtige om duidelijkheid te verkrijgen voor zijn fiscale situatie, maar het ondersteunt ook het werken in de actualiteit en is daarmee ook in het belang van de Belastingdienst.

De proceskwaliteit in Grafiek 7.4 is gebaseerd op zowel de mate van afdoening aangiften binnen één jaar na binnenkomst als de mate van afdoening bezwaar binnen de gestelde termijn (3 maanden uitgezonderd proforma bezwaarschriften).

Meer specifiek geeft de grafiek dan ook inzicht in de mate waarin de Belastingdienst er in slaagt de doelstellingen1 op het terrein van een tijdige afdoening van aangiften en bezwaarschriften te realiseren.

Grafiek 7.4 Proceskwaliteit***

kst-24844-12-11.gif

De proceskwaliteit is in 1995 wederom verbeterd. In 1994 was deze nog 94,5%, terwijl in 1995 deze is opgelopen naar 96,5%. De verbetering is met name terug te voeren op de versnelling in de afdoening van aangiften IB en VpB.

Dit blijkt ook uit de navolgende tabellen. Voor de IB is voor belastingjaar 1994 in het eerste jaar van aanslagregeling al ruim 78% van de aangiften definitief vastgesteld. Voor belastingjaar 1993 was dat nog circa 71%. Voor de VpB is voor belastingjaar 1994 in het eerste jaar van de aanslagregeling 31% van de aangiften definitief vastgesteld. Voor belastingjaar 1993 was dit nog bijna 28%.

% definitieve aanslagen ten opzichte van uitgereikte aangiftebiljetten IB (cumulatief)

BelastingjaarKalenderjaren 
(T)t/m T + 1t/m T + 2t/m T + 3t/m T + 4
199059,17%90,88%97,09%97,54%
199160,10%92,52%97,75%99,36%
199264,51%95,99%99,55% 
199370,73%97,57%   
199478,47%   

% definitieve aanslagen ten opzichte van uitgereikte aangiftebiljetten VpB (cumulatief)

BelastingjaarKalenderjaren 
(T)t/m T + 1t/m T + 2t/m T + 3t/m T + 4t/m T + 5
198911,74%55,42%77,70%86,76%87,91%
199010,29%54,87%78,10%86,06%97,00%
199115,97%60,56%81,57%96,73% 
199218,44%67,34%93,00%   
199327,56%79,00%   
199431,00%    

De totale produktie van definitieve aanslagen lag in 1995 – evenals in 1994 – op een hoog niveau. In de sfeer van de IB werden 1,35 miljoen aanslagen bij ondernemers opgelegd (1994: 1,36 miljoen). Bij de particulieren steeg de produktie van 4,92 mln. aanslagen in 1994 naar 5,34 mln. in 1995. Bij de vennootschapsbelasting werden 271 000 aanslagen opgelegd tegen 275 000 in 1994. De hoge produktie leidde opnieuw tot een aanzienlijke daling van ruim 25% in de voorraden van aangiften IB en VPB.

De doorlooptijden bij de afhandeling van bezwaarschriften zijn gelijk gebleven of licht verbeterd ten opzichte van 1994. De beoogde versnelling is daarmee onvoldoende gerealiseerd. Dit is een reden voor versterking van de aandacht voor de terugdringing van de doorlooptijden, te meer daar per 1 januari 1997, met de invoering van de Algemene Wet Bestuursrecht, een zes weken termijn voor de Belastingdienst (nu: drie maanden termijn) geldt om alle bezwaarschriften af te doen. De ontwikkeling van de voorraad bezwaarschriften laat over 1995 een gunstig beeld zien. Ten opzichte van 1994 ligt de voorraad bezwaarschriften IB/VPB rond de 30% lager. Bij de OB is deze met circa 6% gedaald.

Produktkwaliteit

Grafiek 7.5 geeft inzicht in de mate waarin de Belastingdienst er in slaagt «produktkwaliteit1 » te leveren in het proces van heffing. De indicatoren voor produktkwaliteit zijn: het percentage gecorrigeerde aangiften/naheffingen waarop geen bezwaar volgt en het percentage van beroeps- en cassatiezaken waarin de inspecteur in 't gelijk is gesteld. Een hogere produktkwaliteit kan uitgelegd worden als de mate waarin de Belastingdienst er beter in slaagt beleidsmatig ongewenste ontwikkelingen in de afhandeling van de aangifte terug te dringen.

Grafiek 7.5 Produktkwaliteit***

kst-24844-12-12.gif

De produktkwaliteit is in 1995 licht gedaald (van 86,4% naar 85,8%). Evenals in 1994 is de versnelling in de afdoening van aangiften en het wegwerken van voorraden aangiften en bezwaarschriften een belangrijk speerpunt van beleid geweest. Dit heeft weliswaar geleid tot een aanzienlijke verbetering van de proceskwaliteit (zie hiervoor), maar tevens ook tot een lichte terugval in de produktkwaliteit. Nadere analyse leert dat weliswaar het totaal aantal ingediende bezwaarschriften voor alle middelen gedaald is, maar dat het aantal ingediende bezwaarschriften naar aanleiding van een correctie in verhouding tot 1994 voor alle middelen hoger ligt.

Controle van aangiften/veldtoetsing

Niet alle aangiften zijn gelijk van aard wat betreft de fiscale situatie, het (fiscaal) belang en het (fiscale) risico. Niet iedere aangifte behoeft daarom dezelfde mate en vorm van aandacht.

De Belastingdienst kiest voor een doelgroepgerichte en geïntegreerde behandeling van belastingplichtigen door verbanden te leggen tussen de verschillende aspecten van de fiscale situatie van de entiteit. Door middel van risico-analyse in een behandelplan wordt de aanpak vastgelegd per entiteit of groepen van entiteiten (de zgn. segmentering). Risico-analyse leidt tot een situatie, waarbij afhankelijk van fiscaal risico en fiscaal belang, de mate van aandacht en de daarbij behorende toetsings-activiteiten tussen entiteiten varieert. Aandacht en toetsing worden derhalve niet meer ééndimensionaal vanuit het boekenonderzoek gedefinieerd, maar kan een mix van toetsingsactiviteiten omvatten.

In het afgelopen jaar zijn 146 duizend onderzoeken uitgevoerd (dat is een stijging van 38% ten opzichte van 1994). De beschikbare capaciteit in 1995 is meer ingezet op de veldtoetsing en op een intensievere controle op het ondernemerschap en het in beeld brengen van de ondernemersactiviteiten (waarnemingen ter plaatse en startersbezoeken).

Het aantal entiteiten dat in de berekening van de controledichtheid is meegenomen komt uit op ongeveer 700 duizend van het totaal aantal van 790 duizend. Van 90 duizend entiteiten is vastgesteld dat deze niet of nauwelijks in aanmerking komen voor veldtoetsing. De controledichtheid is dan (146 duizend : 700 duizend) 1 : 4,8. Dit is afgerond eenmaal in de 5 jaar (zie tabel). De doelstelling van een controledichtheid van 1 : 6 is daarmee in 1995 ruim gehaald. Voor de tweehonderd grootste entiteiten geldt een controledichtheid van eenmaal per jaar. In 1995 is voor deze categorie entiteiten deze controledichtheid ook gerealiseerd.

Controledichtheid entiteiten (aantallen x 1 000)

 199319941995
Te controleren entiteiten720670700
Aantal onderzoeken110106146
Controledichtheid per entiteit1 : 71 : 61 : 5
Controledichtheid grootste entiteit1 : 1,41 : 1,21 : 1

Met betrekking tot de onderscheiden belastingmiddelen zijn de controleresultaten als volgt:

Correcties uit onderzoeken (x f 1 mln.)

 199319941995
IB (in inkomensbedragen)472440385*
VpB (in winstbedragen)3 2934 1214 550*
LB (in belastingbedragen)344268210
OB (in belastingbedragen)444278303

* Voor de IB en VpB zijn naast de inkomens/winstcorrectiebedragen ook nog correcties in belastingbedragen aangebracht (o.a. aftrek dubbele belasting, WIR-premies). Het IB-correctiebedrag over 1995 is 34 mln. en het VpB-correctiebedrag is 322 mln.

Het aantal correcties en de bedragen verschillen jaarlijks van niveau. De correctieresultaten van de ingestelde onderzoeken vennootschapsbelasting en omzetbelasting zijn hoger dan in 1994. Hiervoor is geen eenduidige verklaring te geven omdat de omvang van correcties immers door vele interne en externe factoren wordt bepaald. De correctiebedragen bestaan bovendien uit verschillende correctiesoorten, naast de omzet- en kostencorrecties kunnen dit ook balans-, fiscaaltechnische- en loonheffingscorrecties zijn. De categorie correcties op omzet en kosten betreft voor de IB 57% van het totale correctiebedrag. Bij de VpB is dat 25% en bij de OB 31%. Voor de LB bedragen de correcties op beloningen en vergoedingen 64% van het totale correctiebedrag.

De correctiebedragen uit boekenonderzoeken zijn begrepen in de totale correctiebedragen bij de heffing. Voor de IB en de VpB zijn deze totaalbedragen in de navolgende tabel weergegeven.

Correcties heffing (aantallen x 1 000)

Inkomstenbelasting199319941995
Totaal aantal definitieve aanslagen5 9866 2876 685
% gecorrigeerde aangiften*15,614,211,8
    
Totaal correctiebedrag (in inkomensbedragen, in miljoenen guldens)3 3803 7103 830
Gemiddeld correctie bedrag (in guldens)3 6004 2004 900
Vennootschapsbelasting199319941995
Totaal aantal definitieve aanslagen229275271
% gecorrigeerde aangiften*9,09,09,1
Totaal correctiebedrag (in winstbedragen, in miljoenen guldens)6 5009 91010 822
Gemiddeld correctiebedrag (in guldens)310 000396 000416 000

* Exclusief ambtshalve aanslagen.

Het landelijk correctiepercentage voor de inkomstenbelasting ligt met 11,7% over 1995 lager dan in 1994. Dit komt met name doordat er met de verbeterde geautomatiseerde selectie meer aandacht is voor risicovolle posten waardoor weliswaar minder correcties worden aangebracht, maar met een hoger gemiddeld bedrag. Het totaal correctiebedrag bedraagt over 1995 ongeveer 3 830 miljoen gulden (aan gecorrigeerd inkomen) en ligt daarmee hoger dan in 1994.

Het correctiepercentage VpB ligt over 1995 op een vergelijkbaar niveau als in 1994. Doordat het aantal correcties exclusief ambtshalve correcties gelijk is aan 1994 maar het totaal bedrag aan correcties op aangegeven winst over 1995 met ongeveer 10 822 miljoen 9% hoger is dan in 1994, is het gemiddelde correctiebedrag vennootschapsbelasting toegenomen met 5%. In het totaal van deze correctiebedragen bij heffing zijn ook correcties begrepen die niet (direct) tot een hogere belastingopbrengst leiden (de correcties op compensabele verliezen).

Opsporing

De aanmeldings- en transactierichtlijnen en de prioriteitstelling in de vervolgingsrichtlijnen vormen de normen waaraan de opsporingsinspanning van de Belastingdienst en in het bijzonder de FIOD getoetst wordt. Daarbij is het doel een zodanig aantal processen-verbaal te verzenden aan het Openbaar Ministerie als bij convenant is overeengekomen.

Aanmelding en vervolging:

Het aantal fraude-aanmeldingen was in 1995 met 4092 hoger dan in 1994 (3997).

Hiervan zijn uiteindelijk 592 zaken voor opsporingsonderzoek geaccepteerd via het tripartite overleg met OM en contactambtenaar. Daarnaast zijn nog 25 zaken geaccepteerd die afkomstig waren uit andere bronnen (politie/justitie, andere opsporingsdiensten, eigen FIOD-recherche).

Afgewerkte onderzoeken:

In het herstructureringsjaar 1995 heeft FIOD/Opsporing een substantiële bijdrage geleverd aan een aantal grote onderzoeken. Daarnaast zijn 404 zaken betreffende fiscale- en douanefraude aangeleverd aan Justitie in het kader van het convenant. In totaal ging het om een produktie van 524 processen verbaal en 118 fiscale rapporten aan de eenheden. Het aantal verdachten in de convenantzaken bedroeg 785 natuurlijke personen en 294 niet-natuurlijke personen.

7.2.4. Ondersteunende processen

Formatie en bezetting

Grafiek 7.6 Formatie en bezetting Grafiek 7.7 Formatie per onderdeel***

kst-24844-12-13.gif

Grafiek 7.6 laat zien dat in de afgelopen jaren de formatie van de Belastingdienst is verminderd van 30 415 in 1991 naar 28 782 in 1995. Deze daling is in belangrijke mate een gevolg van het wegvallen van de Europese binnengrenzen, de overdracht van taken op het gebied van de heffing en inning van onroerend zaak belastingen (OZB) aan de gemeenten en het Meerjarenbeleid (besparingen Douane). De daling is afgevlakt door taakuitbreidingen en -intensiveringen in de afgelopen jaren (nieuwe fiscale wetgeving, fraudebestrijding).

De taakuitbreidingen en -intensiveringen hangen ondermeer samen met de uitvoering van de fiscale faciliteit voor Speur- en Ontwikkelingswerk (structureel 71 formatieplaatsen extra vanaf 1995) en de invoering van Eurovignetten (structureel 139 formatieplaatsen extra vanaf 1995). In 1995 zijn de eerste formatieve besparingen opgetreden uit hoofde van verdere invoering van automatisering en efficiencyverbeteringen bij de Belastingdienst. De besparing loopt op tot structureel 480 formatieplaatsen.

De bezetting heeft zich in 1995 ontwikkeld van 28 002 per 1 januari tot 27 572 per 31 december. De meeste Belastingdienst-ambtenaren zijn werkzaam bij de directies Particulieren en Ondernemingen. In het kader van het Meerjarenbeleid vindt een verschuiving plaats van formatieplaatsen van Particulieren naar Ondernemingen. In 1995 is een aanvang gemaakt met de hiermee gepaard gaande personele consequenties. Er heeft een eerste tranche verplaatsing plaatsgevonden van medewerkers.

Apparaatsuitgaven

Grafiek 7.8 Personele uitgaven Grafiek 7.9: Gemiddelde personele en materiële uitgaven***

kst-24844-12-14.gif

Uit de grafieken 7.8 en 7.9 valt af te leiden dat de personele uitgaven in 1995 zijn gestegen ten opzichte van de voorgaande jaren. De stijging is voor een deel het gevolg van de overeengekomen contractloonstijgingen maar daarnaast laten de personele uitgaven ook excl. loonbijstelling enige stijging zien. De stijging van de loonontwikkeling (jaarlijks ± 1,5 %) kan voor een deel verklaard worden door het Meerjarenbeleid Belastingdienst, hetgeen tot een groei van het aantal zwaardere functies bij de divisie ondernemingen leidt, ten koste van een aantal lichtere functies bij de divisie particulieren. Daarnaast heeft nieuwe fiscale wetgeving, zoals aangegeven bij formatie en bezetting, hogere personele lasten met zich meegebracht. Het zittend personeel werd verder duurder door een lage externe in- en uitstroom van vast personeel (resp. 0,2% en 1,7%) en als gevolg daarvan vrijwel geen besparingen op het verloop.

Grafiek 7.9 laat een aanzienlijke stijging van de gemiddelde materiële uitgaven per ambtenaar zien. De stijging hangt vooral samen met de groei in de automatiseringsuitgaven (deze wordt hierna toegelicht). Door het op grote schaal automatiseren van gegevensstromen (met name het geautomatiseerd verwerken en afdoen van aanslagen) vindt een verschuiving plaats van een arbeidsintensieve naar een meer kapitaalintensieve dienst (daling van het aantal ambtenaren en stijging van de automatiseringsuitgaven).

In onderstaande grafiek 7.10 is een meerjarig overzicht van de materiële uitgaven per cluster weergegeven. De stijging in de automatiseringsuitgaven wordt ondermeer veroorzaakt door de vernieuwing van de klantbehandeling bij eenheden ondernemingen en particulieren en de toenemende complexiteit van de informatie-systemen onder meer als gevolg van nieuwe fiscale wetgeving. De huisvestingsuitgaven zijn in de afgelopen jaren gestegen als gevolg van onder meer een inhaalslag van het achterstallig onderhoud, maatregelen om te voldoen aan de ARBO-eisen en aan extra eisen die automatisering aan de gebouwen stelt. Bij de overige uitgaven is sprake van een geringe groei (personeelsontwikkeling) of een tijdelijke teruggang.

Grafiek 7.10 Materiële uitgaven***

kst-24844-12-15.gif

Organisatie- en personeelsbeleid

Als belangrijkste ontwikkelingen in 1995 voor de organisatiestructuur, de bedrijfsprocessen en het functiegebouw kunnen worden genoemd:

– de verdere invulling van het concept van integrale klantbehandeling in de ondernemingensector;

– de concentratie en kwaliteitsverbetering van facilitaire diensten en de nadere invulling van het daarbij behorende besturingsvraagstuk;

– de voortgaande informatisering en intensieve benutting van de automatiseringstechnologie;

– de coördinatie, efficiency- en kwaliteitsverbetering van staftaken en het blijven accentueren van de lijnverantwoordelijkheid;

– het uitvoeren van een studie naar de operationele structuur van de Divisie particulieren en de positionering van de deurwaardersfunctie.

Het ziekteverzuim over 1995 is met 6,4% onder het streefpercentage van 6,5% gebleven maar is ten opzichte van 1994 met 0,1% toegenomen.

Doorlichtingen en audits

De gestandaardiseerde bestuurlijke informatie wordt binnen de Belastingdienst aangevuld met doorlichtingen en audits van de diverse proces- of organisatieonderdelen. In 1995 is in nauwe samenwerking met de doelgroepdirecties verder gewerkt aan een meer systematische selectie van doorlichtings- en operational auditonderwerpen. Per onderwerp wordt beoordeeld op welk niveau van risico en belang het geplaatst kan worden.

De onderzoeken richten zich met name op de invoering, instandhouding, toepassing en verbetering van beheersingsmaatregelen ter ondersteuning van het management. De uitvoering van de onderzoeken vindt in nauwe samenwerking met de diverse betrokken opdrachtgevers plaats in multi-disciplinair samengestelde onderzoeksteams. In 1995 zijn onder meer doorlichtingen inzake Integrale Klantbehandeling en Bancaire- en Levensverzekeringsprodukten afgerond.

Informatiserings- en automatiseringsbeleid

In de afgelopen jaren is het investeringsbudget voor de automatisering (zie onderstaande tabel) een aantal malen opgehoogd samenhangend met een aantal beleidsontwikkelingen (vernieuwing klantbehandeling en nieuwe fiscale wetgeving) en grootschalige automatisering van de gegevensstromen in het primaire proces. Het budget is besteed voor de bouw van een geïntegreerd relatiebestand (Beheer van Relaties), het installeren van lokale netwerken en de invoering van een nieuwe technische infrastructuur die is gebaseerd op de client-serverarchitectuur. Hiermee is de basis gelegd voor de vernieuwing van de klantbehandeling, waarbij de eerste toepassingen al in gebruik zijn genomen. Mede door deze investeringen blijkt de Belastingdienst bij een groeiende werklast een voldoende niveau van rechtshandhaving te kunnen realiseren, terwijl ook de produktiviteit een blijvend stijgende lijn laat zien.

Tabel automatiseringsuitgaven Belastingdienst

(x f 1 mln.)19911992199319941995
Investeringsuitgaven212,5228,3258,5307,4349,2
Exploitatieuitgaven61,459,768,489,088,0
Totaal273,9288,0326,9396,4437,2

In 1995 is een breed Heroverwegingsonderzoek Automatisering uitgevoerd. Daarbij is het automatiseringsbeleid van de afgelopen vijf jaar met inzet van externe deskundigheid kritisch onder de loep genomen. Uit het Heroverwegingsonderzoek blijkt dat de Belastingdienst in de periode 1990–1995 de vernieuwing van zowel de werkprocessen als de IT-infrastructuur heeft kunnen realiseren. De investeringen in IT hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het verbeteren van de bedrijfsvoering van de Belastingdienst. Uit het onderzoek komt tegelijkertijd naar voren dat de besturing en beheersing, alsmede de uitvoering van de projecten nog onvoldoende tred hebben kunnen houden met de snelle technische innovatie. De IT-planning en control en de beheersing van de uitvoering kunnen verbeterd worden. Een verbeteringsprogramma voor deze punten wordt in 1996 gestart.

Facilitaire dienstverlening

Bij de ondersteunende processen is door de Belastingdienst gekozen voor het facilitair organiseren van deze taken. Op deze wijze worden de beste waarborgen geschapen voor een professioneel en doelmatig beheer. In 1995 is daartoe het Centrum voor Facilitaire Dienstverlening opgericht. Daarin worden de ondersteunende processen op eenheden (met uitzondering van de automatiseringstaken) ondergebracht en regionaal georganiseerd. Te denken valt aan de taken inzake post, beveiliging, beheer kantoorartikelen en -inrichting, kantine en dergelijke. De lokale automatiseringstaken worden ondergebracht bij het Belastingdienst Automatiseringscentrum. Ook hiermee is in 1995 een aanvang gemaakt.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Verplichtingen/uitgaven

01.01 Personeel en materieel kernministerie

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Actief reg. Personeel152 158+ 1 962+ 337154 457154 363– 94
Ov. pers. uitgaven5 323 – 6004 7234 655– 68
Materieel83 417– 1 929– 5 86175 62771 303– 4 324
 240 898+ 33– 6 124234 807230 321– 4 486

Voor een toelichting op de verplichtingen wordt volstaan met een verwijzing naar de toelichting bij de uitgaven.

Voor nadere informatie over de voorschotten en openstaande verplichtingen wordt verwezen naar de saldibalans.

Uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Personeel152 158+ 1 962+ 337154 457154 363– 94
Ov. pers. uitgaven5 323 – 6004 7234 655– 68
Materieel83 417– 1 929– 7 01174 47771 041– 3 436
 240 898+ 33– 7 274233 657230 059– 3 598

De belangrijkste mutaties binnen het apparaatsartikel van het kernministerie (inclusief Domeinen) worden in de onderstaande tabel weergegeven. In deze tabel wordt het verloop van het budget van de verschillende dienstonderdelen toegelicht en vergeleken met de realisatie.

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

  Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Centraal(*)P41 862+ 568– 3 24939 18139 213+ 32
 M51 963– 7 374– 10 91433 67533 297– 378
 Totaal93 825      
        
DomeinenP25 728+ 405+ 12026 25326 237– 16
 M18 458+ 221+ 4 41423 09320 919– 2 174
 Totaal44 186      
        
GeneraleP18 718+ 167+ 32119 20619 176– 30
ThesaurieM2 786+ 2 276– 2044 8584 934+ 76
 Totaal      
        
DG Rijks-P26 622+ 213+ 66327 49827 373– 125
begrotingM5 994+ 1 878– 8727 0006 644–357
 Totaal32 616      
        
DG FiscaleP15 137+ 309+ 1 37816 82416 768– 56
ZakenM1 529+ 670+ 4772 6762 210– 466
 Totaal16 666      
        
DG Belas-P29 414+ 300+ 50430 21830 251+ 33
tingenM2 687+ 400+ 883 1753 038– 137
 Totaal32 101     
Totaal artikel 240 898+ 33– 7 274233 657230 059– 3 598

(*) Centraal omvat: Pol. en Alg. Leiding, Centrale Directies en Bureau Schade-afwikkeling.

Personeel

Over het gehele begrotingsjaar gezien kan over het verloop van de verschillende personele budgetten het volgende worden opgemerkt. In de eerste plaats geldt dat aan alle personele budgetten loonbijstellingen zijn toegedeeld. In de tweede plaats heeft formatieve uitbreiding ten behoeve van fiscale wetgeving geleid tot extra budget bij het directoraat-generaal voor Fiscale Zaken. Deze uitbreiding is gefinancierd uit gerealiseerde onderbezetting bij de centrale directies. Per saldo bleef de reguliere personele bezetting over 1995 nagenoeg constant (1605 fte ultimo 1995).

Materieel

De belangrijkste bijstellingen (1e en 2e suppletore begroting) van de budgetten ten opzichte van de stand ontwerpbegroting en de verschillen tussen de ramingen en de realisatie worden bepaald door:

> Intra- en interdepartementale overboekingen welke bij 1e en 2e suppletore wet gemeld zijn:

* de interdepartementale overboekingen bedroegen + f 3,0 mln. (met name van BiZa in verband met IVOP);

* de intra-departementale overboekingen bedroegen – f 8,3 mln. (met name naar uitgavenartikel 01.11 (uitvoering van werken door het Rijk(Domeinen) samenhangende met bodemonderzoek en -sanering);

* prijsbijstelling + f 1,8 mln.

> Budgetoverhevelingen binnen het artikel ten laste van het Centraal budget en ten gunste van de overige dienstonderdelen samenhangende met voornamelijk automatisering, bedrijfsmiddelen (Domeinen) en specifieke beheerskosten (Domeinen);

> Onderuitputting: deze doet zich met name voor op de onderdelen huisvesting (Centraal), onderzoek (Centraal), specifieke beheerskosten (Domeinen) en personeelsontwikkeling (alle dienstonderdelen).

In de onderstaande tabel is een overzicht gegeven in de ontwikkeling van de materiële uitgaven van het kernministerie naar clusters van gelijksoortige uitgaven over de jaren 1993 tot en met 1995.

Materiële uitgaven naar cluster (x f 1000)

 199319941995
Huisvesting6 7295 8807 694
Bureaukosten2 8173 3003 437
Communicatie4 2413 0122 925
Reis- en verblijfkosten6 2607 5186 839
Personeelsontwikkeling6 2925 4166 129
Bedrijfsmiddelen2 6832 2424 102
Automatisering21 65523 74223 109
Overig23 43219 70416 806
Totaal74 10970 81471 041

01.03 Loonbijstelling

Verplichtingen en uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
0+ 16 851– 16 851000

Dit artikel is, evenals de uitgavenartikelen 01.04 (prijsbijstelling) en 01.05 (onvoorzien), een parkeerartikel waarop geen uitgaven worden verantwoord. Via dit artikel worden de centraal toegedeelde middelen op grond van algemene salarismaatregelen, de incidentele loonontwikkelling en overige specifieke wijzigingen in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden, verdeeld over de loongevoelige uitgavenartikelen (01.01, 01.06 en 4.01).

Bij 1e suppletore begroting is f 51 781 000 en bij tweede suppletore begroting is een bedrag van f 16 863 000 centraal toegedeeld, zodat de totale toedeling f 68 644 000 bedroeg.

Van dit totale bedrag is bij 1e suppletore begroting f 34 930 000 en bij 2e suppletore begroting f 33 714 000 naar de bovengenoemde loongevoelige uitgavenartikelen overgeboekt. De mutatie op artikelniveau bedroeg per saldo bij eerste suppletore begroting + f 16 851.00 (nl. + f 51 781 000 – f 34 930 000) en bij tweede suppletore begroting – f 16 851 000 (nl. + f 16 863 000 – f 33 714 000).

De verdeling van de loonbijstelling van in totaal f 68 644 000 over de betreffende begrotingsartikelen is opgenomen in onderstaand schema.

Verdeling loonbijstelling (x f 1000)

ArtikelOmschrijvingverplichtingen / uitgaven 1995
01.01Personeel en materieel kernministerie4 749
01.06Post-actieven781
04.01Personeel en materieel  
 Belastingdienst63 114
 Totaal68 644

01.04 Prijsbijstelling

Verplichtingen en uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
24 300– 24 300000

Het centraal in de ontwerp-begroting 1995 geparkeerde bedrag is bij 2e suppletore begroting naar de prijsgevoelige uitgavenartikelen overgeboekt.

De verdeling van de prijsbijstelling van f 24 300 000 over de betreffende uitgavenartikelen is opgenomen in onderstaand schema.

Verdeling prijsbijstelling (x f 1000)

ArtikelOmschrijvingverplichtingen / uitgaven 1995
01.01Personeel en materieel kernministerie1 821
01.10Opsporing explosieven187
01.11Uitvoering van werken Domeinen358
01.12Lasten en ov.uitg. Domeinen1 712
01.13Uitgaven Bureau Schade-afwikkeling149
02.01Muntwezen351
04.01Personeel en materieel  
 Belastingdienst19 722
 Totaal24 300

01.05 Onvoorzien

Verplichtingen en uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
11 122– 11 122000

De afboeking bij de post onvoorzien betreft met name een overheveling naar artikel 01.14 diverse uitgaven ten behoeve van compensatie door de Staat van de in 1993 en 1994 geleden verliezen van de Hippo Toto B.V.

01.06 Post-actieven

Verplichtingen en uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Kernministerie8 504+ 129+ 928 7258 449– 276
Belastingdienst17 904+ 327+ 1 63319 86419 312– 552
 26 408+ 456+ 1 72528 58927 761– 828

De in de ontwerp-begroting 1995 gemelde hogere dan verwachte uitstroom bij de Belastingdienst, maar ook het grotere beroep dat in het verleden gedaan is op de Uitkeringsregeling 1966, hebben geleid tot hogere uitgaven aan wachtgelden en uitkeringen voor 1995 dan voorzien in de ontwerp-begroting.

In relatie tot de uitgaven voor het ambtelijk personeel (exclusief uitzendkrachten) bedragen de wachtgelden en uitkeringen slechts circa 1,2%.

Volume- en prestatiegegevens

Onderstaande grafieken geven de ontwikkeling weer in het aantal personen dat wachtgeld of uitkering ontvangt (grafiek 1) en de totale uitgaven voor wachtgeld en uitkeringen (grafiek 2).***

kst-24844-12-16.gif

De wachtgelden en uitkeringen ontwikkelen zich volgens de prognose. Er is een licht dalende tendens waar te nemen in de volume-ontwikkeling. Een gelijke ontwikkeling doet zich voor bij de gemiddelde uitkering, naar verwachting mede onder invloed van de effecten van neveninkomsten.***

kst-24844-12-17.gif

01.10 Bijdrage in de kosten van opsporing en ruiming van explosieven, afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
7 945– 1 0006 9457 045+ 100

Uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
7 945– 4 4643 4813 862+ 381

Hoewel bij ontwerp-begroting de verplichtingenraming gelijk is gesteld aan de kasraming, zijn in de loop van het jaar de kasuitgaven achter gebleven bij de aangegane verplichtingen. Enkele grote projecten waarvoor in 1995 de verplichtingen zijn aangegaan op basis van de verwachting dat het project in dat jaar volledig uitgevoerd zou worden, blijken (gedeeltelijk) in 1996 tot uitvoering te komen.

Voor nadere informatie over de voorschotten en openstaande verplichtingen wordt verwezen naar de saldibalans.

01.11 Uitvoering van werken door het Rijk (Domeinen)

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
– Onderhoud domeingebouwen24 800– 17 830– 1036 8676  791– 76
– Onderhoud, instandhouding en exploitatie van overige domeinen3 400+ 5 222– 3 1795 44325 006+ 19 563
– Bouw boerderijen e.d.300 + 63060– 306
– Verbetering van gronden, overeenkomsten inzake beheer e.d.3 637 – 1243 5132 858– 655
Totaal32 137– 12 608– 3 40016 12934 655+ 18 526

Het verschil tussen de raming bij oorspronkelijke begroting en de realisatie (+ 2,4 mln.) heeft met name betrekking op de overheveling van gelden naar de RGD (– f 17,8 mln.) en een additionele verplichting ten behoeve van bodemsanering RDM-terrein (+ f 20 mln.). Ter toelichting van het laatstgenoemde verschil het volgende: In 1995 is een aantal bij de Staat in eigendom zijnde hectaren bedrijfsterrein verkocht aan RDM. Samen met een projectontwikkelaar en de gemeente Rotterdam heeft de Staat zich verplicht een deel van de bodemsaneringskosten van het verontreinigde terrein voor zijn rekening te nemen. Het aandeel van de drie betrokken ministeries (Financiën, Economische Zaken en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) hierin bedraagt voor ieder maximaal f 10 mln. De verplichting kan tot betaling komen op het moment dat uit het (momenteel lopende) bodemonderzoek blijkt hoe hoog de saneringskosten zullen zijn.

Uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
– Onderhoud domeingebouwen24 800– 17 830– 1036 8676  961+ 94
– Onderhoud, instandhouding en exploitatie overige       
domeinen3 400+ 5 222– 3 1795 4435 081– 362
– Bouw boerderijen etc.300 + 6306237– 69
– Verbetering van gronden, overeenkomsten inzake beheer e.d.3 637 – 1243 5133 091– 422
Totaal32 137– 12 608– 3 40016 12915 370– 759

Het verschil tussen de raming bij ontwerp-begroting en de uiteindelijke realisatie bedraagt f 16,7 mln. Het verschil heeft met name betrekking op de artikelonderdelen voor onderhoudsuitgaven.

De lager dan geraamde uitgaven op «onderhoud domeingebouwen» vloeien voort uit het overhevelen van gelden naar de Rijksgebouwendienst (zoals gemeld in de 1e suppletore begroting) voor de verbouwing van twee opslagplaatsen van Domeinen te Bleiswijk en Amsterdam (– f 15 mln.) en onderhoud voor bij de Arbeidsvoorziening in gebruik zijnde panden (– f 2,8 mln.)

Op het artikelonderdeel «onderhoud, instandhouding en exploitatie overige domeinen» hebben beide mutaties betrekking op kosten van sanering van bodemverontreiniging. De verhoging bij 1e suppletore begroting is bij 2e suppletore begroting neerwaarts bijgesteld, omdat enkele projecten vertraagd zijn en pas in 1996 worden uitgevoerd.

01.12 Lasten en overige uitgaven van Domeinen

Verplichtingen en uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Waterschapslasten23 000– 6 54016 46014 149– 2 311
Gemeentelasten64 491+ 98265 47360 901– 4 572
Ruilverkavelingslasten500+ 10510181– 329
Overneming door de Dienst Domeinen van onroerende zaken van andere diensten100 1000– 100
Totaal88 091– 5 54882 54375 231– 7 312

Het verschil tussen de raming bij ontwerp-begroting en de uiteindelijke realisatie bedraagt f 12,8 mln. De mutaties die het verschil verklaren zijn met name te vinden bij de artikelonderdelen «waterschapslasten» (f 8,8 mln.) en «gemeentelasten» (f 3,6 mln.).

De meevallende uitgaven voor waterschapslasten zijn veroorzaakt door:

– invoering van de pachtersomslag waterschapslasten in de provincie Flevoland. Dit heeft tot gevolg gehad dat het pachtersaandeel in de waterschapslasten voor verpachte staatseigendommen niet meer door de verpachter (Domeinen) aan de waterschappen wordt betaald en vervolgens wordt doorberekend aan de pachter, maar direct door de pachter aan de waterschappen wordt betaald. Tegenover deze meevaller staat een tegenvaller van dezelfde grootte op ontvangstenartikel 01.05 (ontvangsten uit exploitatie Domeinen) als gevolg van lagere pachtontvangsten.

– vertraging bij het opleggen van de aanslagen door de waterschappen. Mogelijk hangt dit samen met reorganisaties naar aanleiding van fusies van een aantal waterschappen.

De meevallende uitgaven voor gemeentelasten zijn veroorzaakt door een vertraging in de oplegging van aanslagen OZB door gemeenten. Mogelijk is ook bij gemeenten sprake van administratieve achterstanden, terwijl enkele gemeenten voor 1995 geen aanslagen hebben opgelegd hangende beslissingen op door Domeinen gemaakte bezwaren tegen één of meer jaren voordien opgelegde aanslagen.

01.13 Uitgaven Bureau Schade-afwikkeling

Verplichtingen en uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
6 045+ 1496 1946 463+ 269

De uitgaven voor schades en WA-aansprakelijkheid laten in het algemeen een grillig verloop zien en laten zich moeilijk ramen. De realisatie is licht hoger uitgevallen dan geraamd, hetgeen met name het gevolg is van de uitgaven voortvloeiende uit WA-aansprakelijkheid.

Voor nadere informatie over de voorschotten wordt verwezen naar de saldibalans.

Volume- en prestatiegegevens

Bureaukosten

Uit onderstaande tabel 1 blijkt dat de Bureau Schade-afwikkeling in 1995 nagenoeg kostendekkend is geweest. De kostendekkendheid werd met name verbeterd door de lichte daling van de bureaukosten.

Tabel 1. Baten/lastenoverzicht van de bureaukosten (bedragen x f 1000)

 19911992199319941995
Totaal bruto bureaukosten2 6962 9293 1643 0652 933
Totaal verhaalde bureaukosten2 1442 5942 9172 9382 926
Netto bureaukosten5523352471277

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de bureaukosten betrekking hebben op personele en materiële uitgaven die op uitgavenartikel 01.01 worden verantwoord.

Verhaalsresultaat

Door het Bureau Schade-afwikkeling wordt schade verhaald ten behoeve van overheidsorganen, het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) en slachtoffers/ambtenaren. Het totaal van de verhaalde schade is in onderstaande tabel 2 samengevat.

Tabel 2. Verhaalde schade (x f 1000)

 19911992199319941995
Verhaald ten behoeve van overheidsorganen en het ABP29 18840 30227 25536 19134 463

Het gaat hier om letselschades, waarvan het te realiseren verhaalvolume niet goed calculeerbaar is. Dientengevolge geeft het jaarlijks verhaalresultaat een grillig verloop te zien.

Als de kosten van Bureau Schade-afwikkeling worden afgezet tegen de opbrengsten van het bureau wordt een inzicht verkregen in de «prijs-produkt»-verhouding van het bureau. Uit onderstaande grafiek blijkt dat het «produkt» van bureau schade-afwikkeling de prijs veruit overtreft.

Grafiek 1. Bruto bureaukosten afgezet tegen totaal verhaalsresultaat***

kst-24844-12-18.gif

Motorrijtuigen

In onderstaande tabel 3 wordt een overzicht gegeven van het aantal motorrijtuigen en aantallen schademeldingen.

Tabel 3. Schademeldingen aan rijksmotorrijtuigen

 19911992199319941995
Motorrijtuigenpark12 54111 40111 1667 43 97 177
Stijging/daling t.o.v. voorgaande jaar in %9.3(9.1)(2.1)(33.3)(3.6)
Schademeldingen:     
Schades dienstauto's2 2171 9842 1502 8002 877
Schades derden1 6681 7301 654578475
Totaal3 8853 7143 8043 3783 383
Schadefrequentie (in %)31.032.634.145.447.1

Tabel 3 toont een lichte daling van het wagenpark, hetgeen – bij een nagenoeg gelijkblijvend aantal schademeldingen – leidt tot een bescheiden toename van de de schadefrequentie.

01.14 Diverse uitgaven

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Door bijzondere omstandigheden verloren gegaan rijksgeld0185185282+ 97
Diverse uitgaven162+ 18 65218 81418 910+ 96
 162+ 18 83718 99919 192+ 193

Voor een toelichting op de verplichting wordt volstaan met een verwijzing naar de toelichting bij de uitgaven.

Uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.2e suppl. TotaalRealisatieSlotwet
Door bijzondere omstandigheden verloren gegaan rijksgeld0+ 185185282+ 97
Diverse uitgaven170+ 18 65218 82218 783– 39
Totaal170+ 18 83719 00719 065+ 58

Bepalend voor de realisatie 1995 zijn met name de op dit uitgavenartikel verantwoorde verliescompensatie Hippo Toto (f 17,6 mln.), zie ook uitgavenartikel 02.03 (garanties en waarborgen inzake SENS) en ontvangstenartikel 01.04 (afdracht SENS en NIC), alsmede de eenmalige Nederlandse bijdrage aan de Korean Energy Development Organisation (f 0,8 mln.).

De door bijzondere omstandigheden verloren gegaan rijksgeld betreffen posten van diverse aard, bijvoorbeeld ten onrechte uitbetaalde teruggaven, boekingsverschillen e.d.

02.01 Muntwezen

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
kosten grondstoffen6 9437256 15013 81813 599– 219
       
overige kosten3 3701 8753 1718 4167 828– 588
       
muntmuseum460 30490496+ 6
       
afname munten in circulatie (relevant)       
afname munten in circulatie (niet relevant)00002 349+ 2 349
Totaal10 773+ 2 600+ 9 35122 72424 272+ 1 548

Voor een toelichting op de eerste 3 artikelonderdelen wordt verwezen naar de uitgaven. De verplichting welke is aangegaan ten behoeve van artikelonderdeel «afname munten in circulatie (niet relevant)», vloeit voort uit voorraadmutaties van circulatiemunten bij De Nederlandsche Bank N.V. Als gevolg hiervan heeft DNB ultimo 1995 een vordering op de Staat ten bedrage van f 2,3 mln.

Uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
kosten grondstoffen6 9437256 15013 81812 782– 1 036
       
overige kosten3 3701 8753 1718 4167 684– 732
       
muntmuseum460030490496+ 6
       
afname munten in circulatie (relevant)000000
       
afname munten in circulatie (niet relevant)000000
Totaal10 773+ 2 600+ 9 35122 72420 962– 1 762

Ten laste van dit artikel zijn de uitgaven gebracht voor de produktie van reguliere circulatiemunten en de twee bijzondere muntuitgiften:

f 50,- Bevrijdingsmunt (zie 1e suppletore begroting 1995) en f 10,– Hugo de Grootmunt (zie 2e suppletore begroting 1995). Totaal werden 80 mln. munten geslagen. Opgemerkt wordt dat mutaties in de voorraad rondellen ertoe kan leiden dat het realisatiecijfer voor kostengrondstoffen niet één op één loopt met de totale kosten van de produktie van munten. Zo werd een deel van de voor de produktie benodigde rondellen voor circulatiemunten ten laste van de liggende voorraad rondellen gebracht.

Ten laste van het artikelonderdeel «overige kosten» werd ook een voorschotbetaling aan DNM gedaan samenhangende met de onderbezettingsverliesvergoeding over 1995.

Volume- en prestatiegegevens

In onderstaande overzichten worden de voorraden en de produktie van Nederlandse munten in 1991 t/m 1994 weergegeven.

Voorraadverloop Muntdepot in 1995 (aantallen x 1000)

 BeginvoorraadProduktieIn circulatie (per saldo)VerschrottingEindvoorraad
vijfgulden30 4944003 6601127 223
rijksdaalder16 159150– 1 0591717 351
gulden36 28712 50011 22210637 459
kwartje31 82930 24029 49212432 453
dubbeltje31 30935 00029 7459736 467
stuiver52 091036 7185715 316
 198 16978 290109 778412166 269
vijftiggulden37034702333
tiengulden21 5281 493343
setjes19910000

De voorraden in het Muntdepot bestaan uit de muntvoorraad bij DNB en de muntvoorraad bij De Nederlandse Munt N.V. (DNM). Uit bovenstaande tabel blijkt dat in 1995 per saldo meer munten in circulatie zijn gebracht dan er geproduceerd zijn, hetgeen de muntvoorraad heeft doen afnemen.

Produktie munten 1992–1995 (aantallen x 1000)

 1992199319941995
50 gulden00606703
10 gulden002 0611 528
5 gulden5085 504493499
rijksdaalder508494523249
gulden10 10815 11416 59612 599
kwartje41 60815 1041 65330 339
dubbeltje41 30830 10425 69335 099
stuiver52 70840 10419 89399
Totaal146 748106 42467 51881 115
dukaten47211426

De produktie van bijzondere en reguliere munten is in 1995 uitgekomen op ruim 81 mln. stuks. De produktie betrof hoofdzakelijk dubbeltjes en kwartjes.

02.02 Nominale waarde ontmunte munten

Verplichtingen en uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.2e suppl.RealisatieSlotwet
200– 20000

Bij 2e suppletore begroting is dit artikel vervallen. Voor de toelichting hierop wordt verwezen naar de 2e suppletore begroting.

02.03 Garanties en waarborgen inzake De Nederlandsche Bank N.V., de Postbank N.V., de N.V. Bank Nederlandse Gemeenten, de Nederlandse Waterschapsbank N.V. en de SENS

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.2e suppl.RealisatieSlotwet
0021 000+ 21 000

Het artikel en de artikelomschrijving is uitgebreid in verband met een garantie aan de Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij (SENS).

De mutatie bij slotwet betreft een garantie afgegeven aan de SENS voor eventuele toekomstige verliesresultaten van de Hippo Toto B.V. De garantie is gemaximeerd tot f 7 mln. per jaar in de periode 1995 t/m 1997 (totaal f 21 mln.). De Tweede Kamer is hierover bij brief d.d. 21-8-1995 (TK 1994/95, 24 199, nr. 7) en bij 2e suppletore wet reeds geïnformeerd. Verwerking van de geraamde uitgaven behorend bij deze garantie-verplichting vindt plaats bij 1e suppletore begroting 1996.

Voor nadere informatie over de openstaande verplichtingen wordt verwezen naar de saldibalans.

02.07 Regeling Bijzondere Financiering 1971

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.RealisatieSlotwet
AA-kredieten235 000272 750+ 37 750
B-kredieten40 0002 250– 37 750
Totaal275 000275 0000

Volume- en prestatiegegevens

Onderstaande tabel geeft een meerjarig overzicht van aantallen en omvang van garanties die onder de regeling BF zijn afgegeven. Het doel is inzicht te geven in het gebruik van de regeling.

Aan bedrijven verleende kredieten naar omvang (bedragen x f 1 mln.)

 199119921993 19941995
 bedrag aantalbedragaantalbedrag aantalbedrag aantalbedragaantal
f 1–5 mln60,22164,82359,81862,11853,216
f 5–10 mln44,5553,0769,49105,01363,47
f 10 mln139,06104,03179,18150,18189,58
Totaal243,732221,833308,335317,239306,131
Risico NIB21,0 25,8 33,3 42,2 31,1 
Risico Staat222,7 196,0 275,0 275,0 275,0 

Uit het overzicht blijkt dat de trend zich in 1995 voortzet van een toename van de gemiddelde kredietomvang van circa f 8 mln. in 1991 naar f 10 mln. in 1995. Aan het vollopen van het tijdelijk verhoogde garantieplafond (1993–1995: van f 175 mln. naar f 275 mln.) ligt dus een toename van de omvang van de kredieten ten grondslag en niet een toename van het aantal verstrekte kredieten.

Uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. Begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
AA-kredieten69 000– 53 50015 50012 994– 2 506
B-kredieten13 000– 10 0003 000485– 2 515
overig  01 040+ 1 040
Totaal82 000– 63 50018 50014 519– 3 981

Bij slotwet is een artikelonderdeel «overig» gecreëerd, omdat enkele uitgaven geen betrekking hebben op AA- en B-kredieten (onder meer rente E-kredieten).

De forse onderuitputting in de uitgaven heeft deels te maken met de aanhoudend gunstige conjunctuur en deels met de afwezigheid van grote incidenten (geen bedrijven met een hoog uitstaand obligo die in financiële problemen zijn gekomen). Individuele dossiers kunnen de BF-uitgaven in belangrijke mate bepalen waardoor de uitgaven jaarlijks fluctueren. Onderstaand is de meerjarige ontwikkeling weergegeven.

Meerjarige ontwikkeling uitgaven BF (x f 1 mln.)

 199019911992199319941995
Uitgaven50,963,050,986,962,514,5

02.08 Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981

Uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
12 500– 2 00010 50010 168– 332

De schadebetalingen uit hoofde van de garantieregeling PPM vertonen in 1995 een lichte meevaller. Vanaf 1992 worden geen nieuwe verplichtingen meer aangegaan door Financiën, omdat vanaf die datum de budgettaire verantwoordelijkheid voor de regeling is overgedragen aan het ministerie van Economische Zaken. Om die reden daalt het uitstaand risico evenals de schade-uitgaven. Zie onderstaand overzicht:

(x f 1 mln.)1992199319941995
Uitstaand risico ultimo227,9150,888,679,0
Uitgaven29,829,321,310,2

Voor nadere informatie over de openstaande verplichtingen wordt verwezen naar de saldibalans.

02.09 Rente- en maatwerkcomponent kosten betalingsverkeer

Verplichtingen en uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
16 400– 1 00015 40014 987– 413

De kosten betalingsverkeer zijn gebaseerd op een tweetal kaderovereenkomsten met de Postbank en de BankGiroCentrale. In deze overeenkomsten zijn de afspraken omtrent het betalingsverkeer van de rijksoverheid vastgelegd. Krachtens die afspraken hebben beide bancaire instellingen kosten in rekening gebracht. Een deel daarvan betreft rente. In verband met een lagere dan geraamde rente is de vergoeding aan de Postbank lager uitgevallen.

03.04 Deelnemingen in het kapitaal van internationale banken en andere financiële instellingen

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Deelneming in het kapitaal van de Internationale Financieringsmaatschappij0 000
      
Deelneming in het kapitaal van de Wereldbank0 000
      
Deelneming in het kapitaal van het Multilaterale Agentschap voor Investeringsgaranties0 000
      
Deelneming in het kapitaal van Regionale Ontwikkelingsbanken36 293– 10 93925 35428 293+ 2 939
      
Deelneming in speciale fondsen van Regionale Ontwikkelingsbanken207 720– 8 500199 22020 934– 178 286
      
Bijdrage in de middelen van de Internationale Ontwikkelingsassociatie0 000
Totaal244 013– 19 439224 57449 227– 175 347

Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en realisatie houdt verband met het vervallen van twee geraamde verplichtingen (Afrikaanse Ontwikkelingsbank, – f 8 000 000 en Afrikaanse Ontwikkelingsfonds – f 186 787 000).

In 1995 zijn betalingsverplichtingen aangegaan inzake de deelneming in het kapitaal van de Aziatische Ontwikkelingsbank (f 9 659 000), de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (f 18 634 000) en het Fonds voor Speciale Operaties (FSO) van de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB) (f 20 934 000).

Voor nadere informatie over de openstaande rechten (waardehandhavingsregelingen), openstaande verplichtingen en deelnemingen wordt verwezen naar de saldibalans.

Uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Deelneming in het kapitaal van de Internationale Financieringsmaatschappij9 274– 1 0048 2708 271+ 1
      
Deelneming in het kapitaal van de Wereldbank0 000
      
Deelneming in het kapitaalvan het Multilaterale Agentschap voor Investeringsgaranties0 000
      
Deelneming in het kapitaal van Regionale Ontwikkelingsbanken4 253– 3 3898648640
      
Deelneming in speciale fondsen van Regionale Ontwikkelingsbanken89 127– 26 45262 67562 6750
      
Bijdrage in de middelen van de Internationale Ontwikkelingsassociatie421 365– 33 815387 550387 5500
Totaal524 019– 64 660459 359459 360+ 1

Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de realisatie kan als volgt gespecificeerd worden (x f 1000):

– aanpassingen van betaalschema's op verzoek van de betreffende instellingen inzake reeds aangegane verplichtingen (Internationale Ontwikkelingsassociatie, Regionale Ontwikkelingsbanken en speciale fondsen van Regionale Ontwikkelingsbanken)– 50 655
– vervallen raming van aan te gane verplichting waardoor de hiermee verband houdende kasbetaling eveneens vervalt (Afrikaanse Ontwikkelingsbank)– 2 000
– wisselkoersverschillen ontstaan bij verzilvering van promessen (verschil tussen de geraamde en werkelijk betaalde koers)– 12 004
 – 64 659

03.05 Garanties en overeenkomsten van borgtocht inzake deelnemingen in kapitaal van ontwikkelingsbanken en andere financiële instellingen en kredietverlening aan ontwikkelingslanden

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.2e suppl. TotaalRealisatieSlotwet
Garantie inzake deeln. in kap. Wereldbank200 906 200 9060– 200 906
      
Garantie inzake deeln. in kap. MIGA939 9390– 939
      
Garantie inzake deeln. in kap. Reg. Ontwikkelingsbanken1 005 126– 256 716748 410865 950+ 117 540
      
Overeenkomst van borgtocht met EIB inzake overeenkomst van Lomé0 013 186+ 13 186
Totaal1 206 971– 256 716950 255879 136– 71 119

Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de realisatie betreft koersverschillen (– f 221 098 000), uitstel van de kapitaaldeelneming Afrikaanse Ontwikkelingsbank (– f 120 000 000), aangegane verplichtingen inzake de overeenkomsten van Lomé (+f 13 186 000) en een positieve bijstelling van f 77 000.

Voor nadere informatie over de openstaande verplichtingen wordt verwezen naar de saldibalans.

Uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Garantie inzake deeln. in kap. Wereldbank0 000
      
Garantie inzake deeln. in kap. MIGA0 000
      
Garantie inzake deeln. in kap. reg. ontwikkelingsbanken0 000
      
Overeenkomst van borgtocht met EIB inzake overeenkomst van Lomé0+ 1 1251 1252 004+ 879
Totaal0+ 1 1251 1252 004+ 879

De mutatie betreft betalingen aan de Europese Investeringsbank (EIB) in verband met de garantie van de Staat op kredietverlening van de bank aan de Afrikaanse, Caraïbische en Stille Zuidzeelanden (ACP-landen) en de landen en gebieden overzee (LGO), vallende onder de overeenkomst van Lomé.

De betalingen hebben voornamelijk betrekking op het inroepen van garanties inzake leningen aan Nigeria, Kongo, Liberia en Zaïre.

Ontvangsten terzake van EIB-Lomé worden verantwoord op ontvangstenartikel 03.05 (diverse ontvangsten financiën buitenland).

De Lomé-overeenkomsten vormen het raamwerk van de ontwikkelingssamenwerking tussen de Europese Unie en een tiental staten in het betreffende gebied. De overeenkomsten omvatten onder meer commerciële, industriële, financiële en technische samenwerking en verwijzen naar de naam van de hoofdstad van Togo, waar de ondertekening van de eerste overeenkomst in 1975 plaatsvond.

03.07 Garanties uit hoofde van overeenkomsten met De Nederlandsche Bank N.V. en inzake deelneming in het kapitaal van de Europese Investeringsbank

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.1e suppl. TotaalRealisatieSlotwet
Overeenkomst Staat-DNB inzake deelneming in IMF0 000
      
Overeenkomst Staat-DNB inzake Iran0 000
      
Garantie inzake deelneming in kapitaal EIB0 000
      
Overeenkomst Staat-DNB inzake leningen BIB0+ 475 000475 000475 0000
      
Overeenkomst Staat-DNB inzake IMF (lening Zambia) + 125 000125 000125 0000
      
Overeenkomst Staat-DNB inzake lening Bosnië  060 163+ 60 163
      
Overeenkomst Staat-DNB inzake Oekraïne, Georgië, Moldavië en Armenië0 000
 0+ 600 000600 000660 163+ 60 163

De Staat heeft op 18 april 1995 aan DNB een garantie verstrekt van $ 240 mln. voor het Nederlandse aandeel in een via de Bank voor Internationale Betalingen (BIB) te verstrekken kredietfaciliteit aan Mexico. De garantstelling van deze kredietfaciliteit aan Mexico is op 8 maart 1995 per brief (kenmerk BFB/95–287M) aan de Tweede Kamer gemeld en in de 1e suppletore begroting opgenomen (+ f 400 mln.). Op 1 september 1995 is het kredietarrangement beëindigd en is de garantie vervallen.

De eveneens via de BIB verstrekte kredietfaciliteit aan Argentinië is in de 1e suppletore begroting opgenomen (+f 75 mln). De garantie is op 18 mei 1995 aan DNB verstrekt ($ 45 mln). Op 30 september 1995 is het kredietarrangement beëindigd en is de garantie vervallen.

De in de 1e suppletore begroting opgenomen garantie inzake de bruglening aan Zambia is verstrekt op 1 december 1995 en op 6 december 1995 vervallen.

Voor de toelichting op de garantie aan DNB inzake de lening aan Bosnië (verstrekt en afgelost op 20 december 1995) wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting van de slotwet (uitgavenartikel 03.07).

Voor nadere informatie over de openstaande verplichting wordt verwezen naar de saldibalans.

03.08 Verstrekking van kredieten op grond van deelneming van de Staat in het geïntegreerd EG-mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van lidstaten

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.RealisatieSlotwet
01 703 749+ 1 703 749

Het uitstaande risico voor de Staat bedroeg ultimo 1994 905 mln. ECU en op 1-1-1995 808 mln. ECU (in verband met de toetreding van Noorwegen, Zweden, Finland en Oostenrijk). Dit bedrag is vermeld in de ontwerp-begroting 1995 (Kamerstukken II, 1994/95, 23 900 IXB, blz. 84). In de saldibalans ultimo 1994 is dit bedrag ten onrechte niet opgenomen. De juiste situatie is nu in de financiële verantwoording 1995 weergegeven. Als stand 1-1-1995 is in de saldibalans, in verband met de aansluiting bij de saldibalans ultimo 1994, nihil opgenomen. De stand ultimo 1995 bedraagt f 1 703 749.000. De correctie (+ f 1 703 749.000) is zowel in de slotwet als in de rekening als aangegane verplichting opgenomen.

03.09 Deelneming in het kapitaal van de Europese Investeringsbank

Uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
11 505– 11 505000

In verband met een gewijzigde begrotingspresentatie worden de uitgaven met ingang van 1-1-1995 geraamd en verantwoord op artikel 03.13 (deelneming in het kapitaal van Europese banken). De mutatie bij 2e suppletore begroting is hiervan het gevolg.

03.10 Herverzekering door de Staat van door de Nederlandsche Credietverzekering Maatschappij N.V. verzekerde export- en importkredieten en koersrisico's

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.RealisatieSlotwet
Kostenvergoeding NCM35 00030 811– 4 189
Schade-uitkeringen24 965 0008 162 000– 16 803 000
Totaal25 000 0008 192 811– 16 807 189

De in 1995 afgegeven garanties onder de Exportkredietverzekering zijn met f 8,2 mld. ruim onder de verplichtingenraming gebleven. Het aantal nieuwe garanties fluctueert jaarlijks sterk, afhankelijk van het al dan niet afgeven van majeure dekkingstoezeggingen. In 1994 is nog voor een bedrag van f 18,5 mld. aan garanties verstrekt. Dit hogere niveau in 1994 heeft deels te maken met een andere boekingswijze ten opzichte van 1995. In 1994 zijn alle nieuwe verleende garanties als verplichting geregistreerd, terwijl vanaf 1995 alle nieuwe garanties verminderd zijn met de in 1995 verleende garanties die in hetzelfde jaar zijn vervallen, omdat hiervoor in de plaats nieuwe garanties mogen worden aangegaan. Als hiervoor wordt gecorrigeerd, wordt het verschil kleiner (x f 1 mld.):

 19941995
verleende garanties18,511,3
vervallen van de in hetzelfde jaar verleende garanties–  8,7–  3,1
netto verleende garanties 9,8 8,2

Voor nadere informatie over de openstaande verplichtingen en vorderingen wordt verwezen naar de saldibalans.

Uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Kostenvergoeding NCM35 000  35 00030 811– 4 189
Schade-uitkeringen430 000– 70 000– 110 000250 000231 361– 18 640
Totaal465 000– 70 000– 110 000285 000262 171– 22 829

De uitgekeerde schades zijn ten opzichte van de begroting fors meegevallen met f 202,8 mln. Oorspronkelijk geraamde schades op Argentinië en Peru werden niet gerealiseerd.

Ontwikkeling verzekeringsresultaat

De uitkomsten met betrekking tot de herverzekering van exportkredieten door de Staat zijn af te lezen uit de hiernavolgende tabel.

Uitkomsten exportkredietverzekering vanaf 1932 (x f 1 mln.)

Tijdvak of jaarPremies (- vergoeding NCM)ProvenuenTotale inkomstenUitgekeerde schadenSaldo
1932 – 19871 3971 3242 7215 097– 2 376
1988– 1393392764– 372
198924158182744– 562
199025330355865– 510
199124569593671– 78
199248368416590– 174
199340466506670– 164
199497379476804– 328
199521626605231374
Totaal1 6754 6136 24610 436– 4 190

Het meerjarig negatieve resultaat is in 1995 voor het eerst sinds jaren gedaald, dankzij hoge provenu-ontvangsten (terugontvangsten uit schuldenlanden) en relatief lage schades. Er wordt thans van uitgegaan dat het positieve resultaat zich in de komende jaren doorzet. Overigens zijn hier grote onzekerheden aan verbonden, omdat dit afhankelijk is van internationale politieke en economische ontwikkelingen.

03.11 Wet Herverzekering Investeringen 1969

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
250 000+ 250 000500 000287 000– 213 000

Sinds de invoering in 1969 is het gebruik van de Wet Herverzekering Investeringen matig geweest. In 1994 en 1995 is daar verandering in gekomen. Het beroep is in deze jaren sterk toegenomen.

Oorzaken zijn waarschijnlijk de privatisering van (semi-) staatsinstellingen in verschillende ontwikkelingslanden. Dit trekt buitenlandse investeerders aan om deel te nemen in het kapitaal van deze instellingen. De politieke risico's samenhangend met deze investeringen worden herverzekerd onder de WHI. In reactie op het sterk toegenomen beroep is het garantieplafond tussentijds verhoogd naar f 500 mln. Dit verhoogde plafond is uiteindelijk voor een bedrag van f 287 mln. uitgeput. Dit heeft twee oorzaken. Ten eerste bleek het niet mogelijk te zijn om nog vóór 31 december 1995 alle ingediende aanvragen af te handelen. Deze zullen begin 1996 worden afgehandeld. Ten tweede is de f 287 mln. een netto-bedrag. Het totaal aan verleende garanties van f 344 mln. is namelijk verminderd met de in 1995 verleende en vervallen garanties van f 57 mln., omdat hiervoor in de plaats nieuwe garanties mogen worden aangegaan. Het cumulatieve resultaat sedert de invoering vertoont een positief saldo van f 9,5 mln. In 1995 traden geen schades op.

Voor nadere informatie over de openstaande verplichtingen wordt verwezen naar de saldibalans.

03.13 Deelneming in het kapitaal van Europese banken

Uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
EIB + 11 03611 03611 066+ 30
EBRD32 290– 1 51330 77730 7770
 32 290+ 9 52341 81341 843+ 30

Met ingang van 1-1-1995 worden op dit artikel de uitgaven van de Europese banken (EBRD en EIB) geraamd en verantwoord. Bij tweede suppletore begroting heeft een overheveling van artikel 03.09 (EIB) plaatsgevonden van de geraamde kapitaalstorting EIB.

Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de realisatie betreft een storting inzake het aandelenkapitaal van de EIB.

Op de saldibalans is de openstaande betalingsverplichting opgenomen.

04.01 Personeel en materieel Belastingdienst

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
personeel2 073 106+ 47 806+ 43 4142 164 3262 176 469+12 143
materieel986 893+ 45 159– 26 1091 005 943978 666– 27 277
 3 059 999+ 92 965+ 17 3053 170 2693 155 135– 15 134

Het verschil bij slotwet wordt verklaard door lagere verplichtingen bij de WOZ (– f 18 mln.). Een deel van deze ruimte is gebruikt voor het aangaan van verplichtingen bij automatisering.

Voor nadere informatie over de voorschotten en openstaande verplichtingen wordt verwezen naar de saldibalans.

Uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatie Slotwet
personeel2 073 106+ 47 806+ 43 4142 164 3262 176 469+12 143
materieel986 893+ 45 159– 26 1091 005 943968 452– 37 491
 3 059 999+ 92 965+ 17 3053 170 2693 144 921– 25 348

De voornaamste verschillen tussen de oorspronkelijke begroting en realisatie zijn hieronder gespecificeerd (x f 1000):

– Uitvoering fiscale wetsvoorstellen; ophoging van het budget van in totaal f 59,1 mln. in verband met kosten voor voorlichting, automatisering en aanpassing formulieren in verband met de invoering van afdrachtskorting voor werkgevers. Ook voor de schorsingsregeling motorrijtuigenbelasting, regulerende energieheffing e.d. zijn kosten gemaakt.  
Het uitstel van de invoering van het Eurovignet en het uitstel van de voorstellen van de commissie van Slooten heeft in 1995 een besparing opgeleverd van f 13,7 mln.+45 400
  
– Kosten Douane Schengen-scheiding; Het aanbrengen van een scheiding Schengen/Niet-Schengen op Schiphol in verband met het Schengen verdrag, bracht voor de Douane extra kosten met zich mee door de noodzaak op verschillende plaatsen bagagecontroles te laten plaatsvinden.+13 100
  
– Extra uitgaven in verband met technische bijstand Suriname; door de verlenging van technische bijstand aan Suriname en de Nederlandse Antillen zijn extra uitgaven gedaan. Hier tegenover staan hogere ontvangsten (zie ontvangstenartikel 04.27)+ 11 245
  
– Wet Onroerende Zaakbelasting; doordat gemeenten voor de WOZ minder hebben gedeclareerd dan verwacht is een meevaller ontstaan van f 18 mln. De verwachting is dat de gemeenten in 1996 met hun declaraties komen, zodat deze meevaller in 1996 tot extra uitgaven zal leiden.– 18 000
  
– Huisvesting; Er zijn extra uitgaven gedaan van ongeveer f 19 mln. om knelpunten in de huisvesting op te lossen. Het betrof projecten voor fysieke beveiliging, telefonische bereikbaarheid alsmede projecten voor de up-grading van computerruimten.  
Tevens is voor f 80,1 mln. overgeboekt naar VROM/RGD in verband met voorgenomen investeringen en huren.– 52 367
  
– Loon- en prijsbijstelling (incl. extra personele uitgaven in verband met nieuwe CAO)+ 86 736

04.03 Bijdragen en staatsprijs betreffende fiscale zaken

Verplichtingen en uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.RealisatieSlotwet
Staatsprijs voor fiscaalwetenschappelijke publicaties110– 11
    
Internationaal Belasting Documentatie Bureau te Amsterdam330
Internationale Douaneraad464340– 124
 478343– 135

De Staatsprijs is nog niet uitgekeerd, omdat de prijswinnaar vanwege verlof in het buitenland, de prijs nog niet in ontvangst heeft kunnen nemen.

Verder vloeit de slotwetmutatie voort uit een lagere dan geraamde contributie aan de Internationale Douaneraad. Bij de raming is uitgegaan van een wijziging in de contributieregeling die naar verwachting een stijging van de contributie zou inhouden. In 1995 is de contributieregeling echter nog niet aangepast.

04.05 Rente wegens te late teruggave van belastingen

Verplichtingen en uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Heffingsrente699 150– 190 000509 150493 050– 16 100
      
Invorderingsrente329 150– 100 000229 150268 330+ 39 180
Totaal1 028 300– 290 000738 300761 380+ 23 080

Door maatregelen van de Belastingdienst om de doorlooptijden van de afhandelingen van aangiften te versnellen, is de rentedragende periode beperkt. Dit en de daling van het promessedisconto heeft invloed gehad op de hoogte van de uitgaven.

04.06 Garantie voor procesrisico's van faillissementscuratoren en andere kosten, indien de procesvoering en de te maken kosten het belang dienen van de fiscus en eventueel de betrokken bedrijfsvereniging

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.RealisatieSlotwet
250211– 39

Door het karakter van de regeling, een garantieregeling, zijn de uitgaven afhankelijk van het resultaat van de juridische procedure. Omdat niet iedere procedure tot uitbetaling komt, maar de garantie er wel dient te zijn, zijn de verplichtingen hoger dan de uitgaven.

Uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.RealisatieSlotwet
10030– 70

Reeds enkele jaren blijkt de realisatie van zowel uitgaven als verplichtingen achter te lopen bij de begroting. Reden hiervoor is dat het gebruik van deze regeling moeilijk is in te schatten.

04.08 Vergoeding van proceskosten indien de fiscus in een gerechtelijke procedure in het ongelijk wordt gesteld

Verplichtingen en uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
11 500– 7 5004 0003 047– 953

Met ingang van 1994 is een wettelijke regeling van kracht om de vergoeding van proceskosten door de Belastingdienst te beperken tot kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Hiervoor is in 1994 structureel f 6,5 mln. geraamd. Voor 1995 was incidenteel een hoger bedrag geraamd in verband met afhandeling van oude gevallen.

De uitgaven hebben betrekking op het aantal zaken waarin de rechter de fiscus in een gerechtelijke procedure in het ongelijk stelt. Dit laat zich moeilijk ramen. In 1995 is gebleken dat een lager bedrag aan proceskostenvergoeding is toegekend dan geraamd.

Ontvangsten

Niet-belastingontvangsten

01.04 Afdracht Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij en afdracht Stichting Nationale Instant Loterij

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.RealisatieSlotwet
Afdracht SENS137 475140 131+ 2 656
Afdracht NIL10 5008 411– 2 089
 147 975148 542+ 567

De realisatie komt vrijwel overeen met de oorspronkelijke raming, als saldo van een drietal mutaties. Ten eerste is de (voor)afdracht over 1995 met f 22 mln. meegevallen door een gunstige omzetontwikkeling bij de Staatsloterij. Verder is een verliesresultaat over 1994 gedeclareerd van f 20 mln. en viel de afdracht van de Nationale Instantloterij tegen met f 2 mln. (5% van de omzet van de krasloterij wordt afgedragen aan de Staat als vergoeding voor de omzetderving bij de Staatsloterij).

In 1995 heeft de Staat de SENS gecompenseerd voor de verliezen van de Hippo Toto B.V. over de jaren 1993 en 1994 ( f 17,6 mln.) daar de SENS niet in staat was de financiële gevolgen zelf te dragen. Deze uitgaven worden verantwoord op uitgavenartikel 01.14. Ook heeft de Staat zich garant gesteld voor eventuele toekomstige verliesresultaten Hippo Toto B.V. in de periode 1995 t/m 1997 voor maximaal f 7 mln per jaar. Deze garantieverplichting is verantwoord op uitgavenartikel 02.03.

Meerjarige ontwikkeling omzet en afdracht SENS en NIL (x f 1 mln.)

 1992199319941995
Omzet SENS770,6804,1778,2859,0
afdracht SENS cf. jaarrekening163,2153,8121,3156,9
Kasafdracht SENS162,5147,2149,1140,1
Kasafdracht NIL8,48,4
Totaal162,5147,2157,5148,5

De kasafdracht SENS wijkt af van de afdracht conform jaarrekening SENS in verband met de afdrachtssystematiek: voorafdracht van 20% van de omzet gedurende het jaar met eindafrekening van resulterend verlies/winst na afloop van het jaar. De omzet van de Staatsloterij-activiteiten is in de afgelopen jaren gestegen, met uitzondering van een tijdelijke dip in 1994 door concurrentie van de krasloterij die voor het eerst werd gehouden. Voor de opgetreden omzetderving ontvangt Financiën zoals gezegd een compensatie-vergoeding (afdracht NIL). Eind 1994 is de jackpot op de staatsloterij geïntroduceerd waardoor de omzet in 1995 fors is gestegen. Dit heeft in 1995 nog niet geleid tot een hogere kasafdracht, omdat het verliesresultaat 1994 van SENS eveneens verrekend werd.

01.05 Ontvangsten uit exploitatie Domeinen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Verpachting74 200 + 2 60076 80075 822– 978
       
Erfpacht en opstal40 500  40 50042 637+ 2 137
       
Verhuring53 837– 7 100+ 14 80461 54164 571+ 3 030
       
Verkoop zand22 500 + 5 50028 00030 584+ 2 584
       
Vergunningen en overige rechten21 100 + 3 90025 00024 835– 165
Totaal212 137– 7 100+ 26 804231 841238 449+ 6 608

Het verschil tussen de raming bij ontwerp-begroting en de uiteindelijke realisatie bedraagt f 26,3 mln. De mutaties die het verschil verklaren zijn met name te vinden bij de artikelonderdelen «verhuring» (f 10,7 mln.), «verkoop zand» (f 8 mln.) en «vergunningen en overige rechten» (f 3,7 mln.).

De per saldo hoger dan geraamde ontvangsten uit verhuring worden volledig verklaard door extra huurontvangsten van de in 1995 en 1996 verzelfstandigde rijksmusea.

De hoger dan geraamde verkoopopbrengsten van zand en ontvangsten uit vergunningen en overige rechten worden veroorzaakt door zowel een volume- als een prijseffect.

01.06 Ontvangsten uit verkoop Domeinen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Roerende zaken       
– Defensiezaken140 694+ 98 278– 86 300152 672146 534– 6 138
– Overige overtollige en verbeurd verklaarde zaken16 000– 1 000– 4 00011 00016 049+ 5 049
       
Subtotaal156 694+ 97 278– 90 300163 672162 583– 1 089
       
Onroerende zaken       
– Agrarische domeinen51 000 + 64 000115 000120 682+ 5 682
– Defensie-objecten26 000 + 10 70036 70033 336– 3 364
– RGD-objecten73 033+ 18 586– 15 81675 80378 895+ 3 093
– Overige overtollige zaken59 500+ 7 373+ 13 49880 37189 715+ 9 343
       
Subtotaal209 533+ 25 959+ 72 382307 874322 628+ 14 754
Totaal366 227+ 123 237– 17 918471 546485 211+ 13 665

Het verschil tussen de raming bij ontwerp-begroting en de uiteindelijke realisatie bedraagt f 119 mln. De mutaties die het verschil verklaren zijn met name te vinden bij de verkoopopbrengsten van onroerende zaken en wel bij de artikelonderdelen «agrarische domeinen» (f 69,7 mln.) en «overige overtollige zaken» (f 30,2 mln.).

Meer in detail kan het volgende worden opgemerkt over het verloop van de verkoopopbrengsten.

Overige overtollige en verbeurd verklaarde roerende zaken

Bij 1e en 2e suppletore begrotingen zijn de geraamde ontvangsten verlaagd op basis van een verminderd aanbod van zaken door ministeries aan Domeinen. Ook de kwaliteit van de aangeboden zaken was zodanig dat een relatief lage verkoopopbrengst werd verwacht. Dat de realisatie uiteindelijk slechts f 49 000 afwijkt van de oorspronkelijke raming wordt verklaard door een incidentele verrekening met het ministerie van Economische Zaken van de waarde van zaken die door EZ zijn overgedragen aan de Stichting Innovatiecentra Netwerk Nederland. Hier stond geen concrete verkoopactie tegenover.

Roerende en onroerende Defensie-objecten en onroerende RGD-objecten

Deze opbrengsten komen op basis van middelenafspraken ten gunste van de ministeries van Defensie en de Rijksgebouwendienst. De relatief grote mutaties bij suppletore begrotingen worden veroorzaakt door moeilijk te ramen aanpassingen en verschuivingen in langlopende afstootprogramma's.

Agrarische domeinen

Net als in 1994 zijn relatief zeer veel agrarische gronden, erven en gebouwen door Domeinen verkocht aan zittende pachters. Als belangrijkste oorzaken kunnen worden genoemd:

– de relatief goede bedrijfsresultaten in de akkerbouw- en veeteeltsector gedurende de laatste jaren,

– de lage rente,

– de onzekerheid rond de 40-jarige erfpacht,

– de verhoging van de pachtprijzen in verband met het nieuwe Pachtnormenbesluit 1995 dat op 31 oktober 1995 van kracht werd,

– de verwachte stijging van de grondprijzen per 1 november 1995.

Overige overtollige onroerende zaken

Het verschil tussen de oorspronkelijke raming en de realisatie kan als volgt worden gespecificeerd:

– Hoger dan geraamde verkoopopbrengsten van schoolgebouwen; op basis van een middelenafspraak komt de opbrengst ten goede aan het ministerie van OCW (f 13,1 mln.),

– Hoger dan geraamde verkoopopbrengsten van panden van de Arbeidsvoorziening (ARBVO)(f 9,6 mln.),

– Hoger dan geraamde verkoopopbrengsten van overige overtollige Domeinenzaken (f 7,5 mln.).

Voor nadere informatie over de openstaande rechten wordt verwezen naar de saldibalans.

01.07 Diverse ontvangsten Domeinen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.2e suppl. TotaalRealisatieSlotwet
Overdracht onroerende zaken100+ 3 0003 1002 775– 325
Rente2 438 2 4383 556+ 1 118
Onbeheerde nalatenschappen100+ 1 4001 5001 398– 102
Overige ontvangsten2 500+ 1 6004 1005 250+ 1 150
Totaal5 138+ 6 00011 13812 979+ 1 841

Het verschil tussen de raming bij ontwerp-begroting en de uiteindelijke realisatie bedraagt f 7,8 mln. De mutaties die het verschil verklaren zijn met name te vinden bij de artikelonderdelen «overige ontvangsten» (f 2,8 mln.) en «overdracht onroerende zaken» (f 2,6 mln.). Bij deze laatste post gaat het met name om overdracht van kazernes door Defensie.

01.08 Ontvangsten Bureau Schade-afwikkeling

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.1e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Diverse ontvangsten1 450 1 4501 575+ 125
      
Ontvangsten verrichte werkzaamheden2 600 2 6002 926+ 326
      
Ontvangen premies t.b.v. het omslagstelsel4 450– 1 4503 0003 159+ 159
Totaal8 500– 1 4507 0507 660+ 610

Bureau Schade-afwikkeling (BSA) verhaalt schade op de verzekeraars van aansprakelijke derden. De hieruit voortvloeiende ontvangsten vielen in 1995 licht hoger uit dan geraamd (artikelonderdeel «diverse ontvangsten»). Voorts is door BSA in het kader van de uitvoering Verhaalswet ongevallen ambtenaren een hoger dan geraamd bedrag aan behandelingskosten ontvangen (artikelonderdeel «ontvangsten verrichte werkzaamheden»). Voor de volume- en prestatiegegevens van Bureau Schade wordt verwezen naar uitgavenartikel 01.13.

01.10 Diverse ontvangsten, kernministerie

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Uitkeringen ingevolge de AAW300– 2505042– 8
      
      
Vakopleiding Openbare Financiën1 030+ 3001 3301 403+ 73
      
Ouderbijdragen kinderopvang0 015+ 15
      
Overige ontvangsten1 276+ 4 0005 2765 934+ 658
      
Verrichte werkzaamheden kernministerie2 830+ 3003 1303 288+ 158
Totaal5 436+ 4 3509 78610 682+ 896

De op dit artikel verantwoorde ontvangstenhebben een divers karakter. Een aantal posten wordt hieronder kort toegelicht.

– In 1995 is de Vakopleiding Openbare Financiën (VOF) van de Belastingdienst overgekomen naar het kernministerie. De met de VOF samenhangende uitgaven worden verantwoord op het apparaatsartikel 01.01. De ontvangsten uit hoofde van het doorberekenen van cursuskosten worden op dit artikelonderdeel verantwoord. De totale ontvangsten beliepen in 1995 f 1,4 mln. De personele en materiële uitgaven waren eveneens f 1,4 mln.

– De ontvangsten uit verrichte werkzaamheden zijn opgebouwd uit hoofdzakelijk accountantscursussen en -werkzaamheden en doorberekeningen van het Facilitair Salaris Bedrijf.

– Voorts zijn er een aantal incidentele ontvangsten gerealiseerd zoals verrekeningen met de Waarderingskamer (f 0,5 mln.), de Nederlandse Munt NV (f 1,1 mln.) en het GAK (f 0,6 mln.).

02.01 Winstuitkering De Nederlandsche Bank N.V.

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl. TotaalRealisatieSlotwet
1 550 000– 225 000+ 145 1071 470 1071 470 1070

De realisatie 1995 is opgebouwd uit de slotuitkering over 1994 en een interim-uitkering over 1995. De slotuitkering 1995 vindt in 1996 plaats.

De belangrijkste macro-variabelen die van invloed zijn op de winst(afdracht) van De Nederlandsche Bank N.V. zijn de rente en de dollarkoers. Per saldo is de winstafdracht in 1995 tegengevallen ten opzichte van de ontwerp-begroting 1995 als gevolg van de lagere dollarkoers en met name de lagere kapitaalmarktrente.

02.02 Rente De Nederlandsche Bank N.V.-FMS-account

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.RealisatieSlotwet
9 62010 742+ 1 122

Het gemiddeld saldo van de Foreign Military Sales-account bedroeg over 1995 $ 130 mln. Voorts bepalen de dollarkoers en de Amerikaanse rente de op dit artikel verantwoorde ontvangsten.

02.03 Ontvangsten Muntwezen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.1e suppl. 2e suppl. TotaalRealisatieSlotwet
Afgeleverde munten (setjes/bijz.munten)756+ 30 600+ 9 75041 10639 895– 1 211
       
Afdracht royalty's dukaten310  310428+ 118
       
Opbrengst verkoop metaalschroot  + 2 7502 7501 274– 1 476
Totaal1 066+ 30 600+ 12 50044 16641 597– 2 569

De op dit artikel verantwoorde ontvangsten betreffen met name de ontvangsten welke voortvloeien uit de uitgifte van bijzondere munten. In 1995 werd een f50,-munt uitgegeven naar aanleiding van 50 jaar bevrijding (zie 1e suppletore begroting). Hiervan bedroeg de oplage 650 000 in circulatiekwaliteit en 53 000 in bijzondere kwaliteiten. Voorts werd in 1995 in een oplage van 1,5 mln. stuks een f10,-munt uitgegeven samenhangende met de 350ste sterfdag van Hugo de Groot (zie 2e suppletore begroting).

De Nederlandse Munt zette in 1995 ruim 25 000 dukaten af. Hierover worden royalty's afgedragen die op dit artikel verantwoord worden.

De opbrengst uit hoofde van de verkoop van metaalschroot vloeit nagenoeg voort uit de verschrotting van teruggevloeide zilveren bijzondere munten.

Zie voor verdere volume- en prestatiegegevens uitgaven artikel 02.01.

02.04 Nominale waarde van voor het betalingsverkeer bestemde munten

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieslotwet
51 500– 31 50020 00038 206+ 18 206

In 1995 is de nominale waarde van de in circulatie gebrachte munten fors hoger uitgevallen dan werd geraamd. Oorzaak ligt hoofdzakelijk bij de vijfguldenmunt die, met een ten opzichte van de andere denominaties hoge nominale waarde, het grootste deel voor zijn rekening neemt.

02.07 Diverse ontvangsten financiën binnenland

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Op grond van wettelijke bepalingen gesloten verzekerings- en/of herverzekeringsovereenkomsten en verleende garanties ten laste van de Staat1 327– 1901 1371 247+ 110
      
Overige ontvangsten van het Agentschap van het Ministerie van Financiën en van de Directie van de Grootboeken der Nationale Schuld1 520 1 5201 522+ 2
Totaal2 847– 1902 6572 769+ 112

In het kader van Wet aansprakelijkheid kernongevallen wordt door de Staat een vergoeding in rekening gebracht aan exploitanten van kerninstallaties. De bij 2e suppletore begroting ingeboekte ontvangstenderving voortvloeiende uit een gewijzigd aansprakelijkheidsbedrag van een van de exploitanten is met f 0,1 mln. meegevallen als gevolg van een latere ingangsdatum van de nieuwe regeling.

De ontvangsten van het Agentschap van het ministerie van Financiën hebben betrekking op opbrengsten uit hoofde van het aanhouden van schuldregisters.

02.08 Dividend uit staatsdeelnemingen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Nationale Investeringsbank N. V.8 000+ 8 41316 41316 4130
Intern. Nederlanden Groep N. V.2 000+ 102 0102 0100
N.V. Bank Nederlandse Gemeenten62 000– 4 91757 08357 082– 1
N. V. Hollandsche Signaalapparaten00000
Kon. Ned. Springstoffenfabriek N. V.00000
N. V. Haven van Vlissingen0+ 5555550
Nederlandse Waterschapsbank N. V. 200+ 2544544540
Totaal72 200+ 3 81576 01576 014– 1

De per saldo meevallende ontvangsten hebben vooral te maken met extra dividend van de Nationale Investeringsbank. Om het staatsbelang van de NIB op 50,3% te houden is het dividend op aandelen voor f 6,2 mln. omgewisseld in aandelen en voor f 16,4 mln. contant uitgekeerd. Voor nadere informatie over de deelnemingen wordt verwezen naar de saldibalans.

02.10 Regeling Bijzondere Financiering 1971 en Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Garantieprovisie BF9 000– 1 0008 0008 401+ 401
Restituties BF16 000+ 18 50034 50033 368– 1 132
Restituties PPM0 01+ 1
Totaal25 000+ 17 50042 50041 770– 730

De gerealiseerde ontvangsten zijn fors hoger dan oorspronkelijk begroot door extra terugbetalingen uit enkele grotere bedrijven uit hoofde van de regeling Bijzonder Financiering (zie ook de saldibalans, post «openstaande rechten»).

02.12 Rente en aflossing diverse leningen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Lening NIB      
– rente6 480– 2806 2006 249+ 49
– aflossing12 000– 1 30010 70010 711+ 11
      
Lening Postbank      
– rente88 020 88 02088 313+ 293
      
Lening NIC      
– rente2 000 2 0001 481– 519
– aflossing1 500 1 5001 500 
      
Obligatielening ING      
– rente26 900 26 90026 899– 1
      
Lening Begemann0+ 3 3503 3503 350 
Leningen RCC0 00  
Lening SENS0 00 
Lening ROI0 00 
Totaal136 900+ 1 770138 670138 503– 167

Aan de per saldo hogere ontvangsten liggen diverse oorzaken ten grondslag. De belangrijkste zijn: lagere ontvangsten rente en aflossing lening NIB doordat f 10,3 mln. van de lening is omgezet in aandelen, vervroegde aflossing van de lening aan de Begemann Groep BV en te late rentebetaling door de NIC (betaling vond in januari 1996 plaats).

Voor nadere informatie over de extra-comptabele vorderingen wordt verwezen naar de saldibalans.

03.03 Ontvangsten uit de Europese Investeringsbank

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
5 831– 615 7705 7700

Via de Europese Investeringsbank hebben de EU-lidstaten in 1971 een lening aan Turkije verstrekt. De ontvangsten (rente en aflossing) betreffen het Nederlandse aandeel in de terugbetalingen door Turkije die voor een deel in dollars luidt. De mutatie betreft een wisselkoersverschil tussen de in de ontwerp-begroting 1995 verwerkte dollarkoers en de feitelijk gerealiseerde koers.

Voor nadere informatie over de rechten en extra-comptabele vorderingen wordt verwezen naar de saldibalans.

03.05 Diverse ontvangsten financiën buitenland

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Handhaving van de waarde van het door Nederland gestorte aandeel in het kapitaal van de Europese Investeringsbank0+ 5 8455 8455 8450
      
Uitkering krachtens de Nederlands-Indonesische Overeenkomst van 7 september 1966 (Trb.199)8 000 8 0008 0000
      
Van de Europese Investeringsbank (EIB) terugontvangen garantiebetalingen inzake verstrekte leningen aan de Afrikaanse, Caraïbische en Stille Zuidzeelanden (ACP-landen) en de landen en gebieden overzee (LGO) vallende onder de Overeenkomsten van Lomé0+ 110110236+ 126
      
Ontvangsten IDA Special Action Account683– 40643644+ 1
Totaal8 683+ 5 91514 59814 725+ 127

Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de realisatie vloeit voornamelijk voort uit een ontvangst van f 5,8 mln. van de EIB terzake van de waardehandhavingsregeling. Dit houdt in dat indien de waarde van het door Nederland in guldens gestorte deel uitstijgt boven de waarde van het aandeel in ECU, verrekening van de overwaarde plaatsvindt.

Voor de overige mutaties wordt verwezen naar de suppletore begrotingen. Betalingen aan de EIB in verband met de staatsgarantie op de kredietverlening van de EIB aan de Lomé worden op uitgavenartikel 03.05 (garantie en overeenkomsten van borgtocht) verantwoord. Eventuele terugbetalingen door betreffende landen worden op onderhavig artikel verantwoord.

Voor nadere informatie over de rechten en extra comptabele vorderingen wordt verwezen naar de saldibalans.

03.06 Herverzekering door de Staat van door de Nederlandsche Credietverzekering Maatschappij N.V. verzekerde export- en importkredieten en koersrisico's

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Premies65 000 – 5 00060 00052 085– 7 915
Schaderestituties345 000+ 50 000+ 145 000540 000626 105+ 86 105
Totaal410 000+ 50 000+ 140 000600 000678 189+ 78 189

Net als de uitgaven zijn ook de ontvangsten uit hoofde van de Exportkredietverzekering sterk meegevallen. In totaal is f 268 mln. extra ontvangen, omdat een aantal belangrijke schuldenlanden hun terugbetalingsverplichtingen beter nakomen dan verwacht werd (met name Argentinië, Egypte, Iran, Peru, Polen en Rusland). Voor nadere informatie over de extra-comptabele vorderingen wordt verwezen naar de saldibalans.

03.07 Wet Herverzekering Investeringen 1969

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.RealisatieSlotwet
700248– 452

Ondanks het hoge beroep op de regeling is de premie-opbrengst tegengevallen. Oorzaak is het grote (f 287 mln. aan netto verleende garanties) in dekking genomen bedrag onder afgegeven dekkingstoezeggingen, die wel meetellen voor het obligo, maar pas tot een premiebetaling leiden indien een definitieve polis is aangegaan.

04.01 Rente van belastingschulden

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Heffingsrente875 000– 150 000725 000714 180– 10 820
Invorderingsrente265 000– 80 000185 000208 217+ 23 217
Totaal1 140 000– 230 000910 000922 397+ 12 397

Dit artikel is als het ware het spiegelbeeld van het uitgavenartikel 04.05. Ook bij dit artikel geldt dat de rentedragende periode is beperkt door de verkorting van de doorlooptijden. Dit en de daling van het promessedisconto heeft invloed gehad op de hoogte van de ontvangsten. De slotwetmutatie van f 12 mln. is te verklaren door het onvoorspelbare kasverloop van de uitgaven.

04.02 Aan de schatkist toekomende kosten van vervolging

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieslotwet
81 900+ 20 100102 000107 782+ 5 782

Ten opzichte van de oorspronkelijke begroting zijn uiteindelijk f 25,8 mln. extra ontvangsten gerealiseerd uit hoofde van het doorberekenen van kosten die de Belastingdienst maakt voor aanmaningen, dwangbevelen, beslagopdrachten en ten uitvoer leggingen. Oorzaak van de extra ontvangsten is onder meer het betalingsgedrag van belastingplichtigen.

04.03 Ontvangsten uit verrichte werkzaamheden, Belastingdienst

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Opbrengst van voor het publiek verkrijgbaar gestelde stukken6000+ 3009001 006+ 106
       
Geconsigneerde gelden waarvan het recht op uitkering is vervallen000000
       
Legesgelden6 5000+ 1 3007 8008 564+ 764
       
Vergoeding voor de inning van:       
– gemeentelijk zeehavengeld9000+ 1001 0001 023+ 23
– motorrijtuigenbelastingen6 700006 7006 018– 682
– sociale premies494 808+ 3 074+ 17 006514 888514 920+ 32
       
Bijdrage FIOD aan BFO's4 1850– 8003 3853 418+ 33
Totaal513 693+ 3 074+ 17 906534 673534 949+ 276

Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de realisatie wordt verklaard door een nabetaling (sociale premies) van het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds in verband met het niet verwerken van prijsindexatie in 1994, doorberekening aan de Sociale Verzekerings-fondsen van loon- en prijsstijgingen, tabelstijging van legesgelden, inning gemeentelijk zeehavengeld en voor het publiek verkrijgbaar gestelde stukken in verband met het kostendekkend maken van deze activiteiten.

04.04 Bijdrage van de Europese Unie in de inningskosten van aan die Unie toekomende douanerechten

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
326 500– 13 000+ 27 500341 000343 649+ 2 649

De ontvangsten op dit artikel bedragen 10% van de de geïnde invoerrechten. De opbrengst op dit artikel is daardoor afhankelijk van de hoogte van de invoerrechten. Dit kent een grillig verloop. Nadat de raming eerst neerwaarts was bijgesteld, moest later in verband met meevallende invoerrechten de raming opwaarts worden bijgesteld.

04.27 Diverse ontvangsten Belastingdienst

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Uitkeringen AAW4 5000– 3 1001 4001 985+ 585
       
Ouderbijdragen Kinderopvang2 611+ 500– 1 4001 7113 739+ 2 028
       
Overige ontvangsten2 800+ 8 610+ 10 20021 61027 296+ 5 686
Totaal9 911+ 9 110+ 5 70024 72133 020+ 8 299

Het verschil tussen oorspronkelijke begroting en realisatie wordt veroorzaakt door extra ontvangsten van het Kabinet van de Nederlandse Antillen en Buitenlandse Zaken (OS) in verband met technische bijstand aan de Belastingdiensten van Suriname en de Nederlandse Antillen. De hogere uitgaven zijn toegelicht bij uitgavenartikel 04.01. Tevens zijn er meer ontvangsten gerealiseerd door het terugbetalen van het Gemeentefonds en de waterschappen in verband met voorfinanciering van de Waarderingskamer. Daarnaast is er meer ontvangen door (betaalde) kortingen van mantel-contractleveranciers en extra-opbrengsten van de inruil van dienstauto's.

04.28 Opbrengsten van schikkingen en administratieve boeten

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

 Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
Opbrengsten van schikkingen en verbeurdverklaringen7 0000– 3 0004 0005 444+ 1 444
       
Administratieve boeten88 200+ 9 000+ 48 000145 200154 802+ 9 602
Totaal95 200+ 9 000+ 45 000149 200160 246+11 046

Het verschil ten opzichte van de oorspronkelijke begroting bedraagt f 65,0 mln. door hogere boete-opbrengsten. De per saldo meevaller heeft te maken met enerzijds lagere ontvangsten door uitstel van het wetsvoorstel ter herziening van het stelsel van administratieve boeten (cie. Van Slooten) en anderzijds hogere ontvangsten door uitstel van de Houderschapsbelasting voor Motorrijtuigen (van 1-1-96 tot 1-4-96), waardoor over een langere periode MRB-boetes worden ontvangen. Dit naijl-effect is sterker dan was geraamd.

Belastingontvangsten

Algemeen

Ten opzichte van de ontwerp-begroting is er bij de belastingontvangsten in 1995 sprake van een onderschrijding van f 0,3 mld. Tabel 1 geeft een samenvattend overzicht.

Tabel 1. Belastingopbrengst 19 954 (op kasbasis)1 (x f 1 mld.)

 Ontwerp-begroting 1995Realisatie 1995Verschil
Kostprijsverhogende belastingen276,576,4– 0,1
– Invoerrechten3,33,50,3
– Omzetbelasting43,243,60,3
– BPM4,03,9– 0,1
– Accijnzen13,814,00,3
– WBM1,92,00,0
– Belastingen van rechtsverkeer4,14,20,0
– Motorrijtuigenbelasting5,34,7– 0,7
– Overig0,60,50,0
    
Belastingen op winst, inkomen en vermogen37776,9– 0,2
– Inkomstenbelasting9,06,5– 2,5
– Loonbelasting44,244,0– 0,2
– Dividendbelasting1,92,10,2
– Vennootschapsbelasting18,820,82,0
– Vermogensbelasting1,31,50,2
– Successierechten1,61,70,1
– Overig30,20,20,0
Totaal Generaal153,5153,3– 0,3

1 De in deze tabel gepresenteerde cijfers hebben betrekking op de belasting-ontvangsten voor aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en het Provinciefonds en de afdrachten aan de Europese Unie en het Infrastructuurfonds. 2 Inclusief de niet voor de Rijksbegroting relevante belastingsoorten (invoerrechten en motorrijtuigenbelasting Infrastructuurfonds). 3 Inclusief de «Niet nader toe te rekenen» belastingontvangsten.

Onderstaand wordt per artikel een overzicht gegeven van de mutaties van de belastingsoorten vanaf de ontwerp-begroting 1995.

De mutaties van meer dan f 50 mln. van de respectievelijke suppletore begrotingen (1e, 2e en slotwet) worden nader toegelicht.

Voor een uitgebreide(re) toelichting op deze mutaties wordt verwezen naar de Voorjaarsnota 1995 en 1e suppletore begroting IXB 1995, respectievelijk de Miljoenennota 1996 (Vermoedelijke Uitkomsten 1995) en 2e suppletore begroting IXB 1995.

De bedragen in de onderstaande tabellen zijn na aftrek van de aandelen toekomend aan het Gemeentefonds en het Provinciefonds en de afdrachten aan het Fonds Investeringsrekening, de Europese Unie en het Infrastructuurfonds.

De bedragen in de toelichtingen bij de tabellen hebben, zoals gebruikelijk, betrekking op de opbrengst voor aftrek van de aandelen toekomend aan het Gemeentefonds en het Provinciefonds en de afdrachten aan het Fonds Investeringsrekening, de Europese Unie en het Infrastructuurfonds. Deze bedragen zijn daarmee vergelijkbaar met het overzicht in tabel 1.

Voor nadere informatie over de belastingvorderingen wordt verwezen naar de saldibalans.

04.05 Inkomstenbelasting na aftrek van voorheffingen, van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
7 815 923+ 17 407– 783 3337 049 9975 638 536– 1 411 461

De neerwaartse bijstelling bij de 2e suppletore begroting was het gevolg van de bijgestelde raming van de aanslagen en ontvangsten over oude belastingjaren. De realisatie is f 1,6 mld. lager uitgekomen dan de raming bij de Vermoedelijke Uitkomsten. Deze onderschrijding wordt veroorzaakt door een combinatie van factoren.

Ten eerste is vanaf 1995 in de aanslagoplegging opgenomen dat verminderingen op voorlopige aanslagen over het voorgaande belastingjaar (1994) automatisch meegenomen worden in de aanslagoplegging over het actuele belastingjaar (1995). Dit heeft geleid tot een toename van het aantal verminderingen op voorlopige aanslagen (f 0,3 mld.).

Ten tweede zijn de opbrengsten van de procesmatige versnelling bij de Belastingdienst lager uitgekomen dan werd verwacht ten tijde van de laatste raming. Daarbij werd uitgegaan van per saldo positieve incidentele meeropbrengsten als gevolg van het sneller opleggen van voorlopige en definitieve aanslagen. De thans beschikbare gegevens duiden er op dat in 1995 met name een versnelling in de oplegging van negatieve aanslagen is gerealiseerd. Deze beide factoren leiden tot een onderschrijding van naar schatting f 0,8 mld.

Ten derde, en in samenhang met het voorgaande, is een deel van de positieve aanslagen in het jaar verschoven naar de laatste twee maanden van 1995, welke pas begin 1996 leiden tot belastingontvangsten (f 0,2 mld.).

Tot slot is de grondslagontwikkeling over 1994 lager uitgekomen dan eerder werd verwacht. Dit is naar huidige inzichten onder meer verklaarbaar vanuit een lager dan geraamde opbrengst uit belasting op rente-inkomsten (f 0,4 mld.).

04.06 Vermogensbelasting van natuurlijke personen, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
1 170 648+ 87 0371 257 6851 303 069+ 45 384

De opwaartse bijstelling bij de 1e suppletore begroting betrof de doorwerking van de realisatie 1994.

04.07 Vennootschapsbelasting na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
16 371 660+ 1 209 814+ 565 74118 147 21518 143 903– 3 312

De bijstelling bij de 1e suppletore begroting betrof een mutatie op basis van de doorwerking van realisatie 1994 en de gewijzigde raming van de VpB-grondslagontwikkeling in met name 1995.

De bijstelling bij de 2e suppletore begroting was het gevolg van een bijgestelde raming van de opbrengsten over oude jaren en een verwachte eerdere opbrengst van de procesmatige versnelling.

04.08 Loonbelasting na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
38 435 539+ 587 500– 535 27838 487 76138 302 016– 185 745

De bijstelling bij de 1e suppletore begroting was met name het gevolg van de doorwerking van de realisatie 1994 en een opwaarts bijgestelde raming van de loonvoet- en werkgelegenheidsontwikkeling.

De bijstelling bij de 2e suppletore begroting was met name het gevolg van de ontwikkeling van de naheffingsaanslagen over oude jaren en de daarbij behorende kasontvangsten.

De onderschrijding ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomsten weerspiegelt een lagere groei van de grondslag, samenhangend met onder meer het toegenomen belang van loonbeschikkingen.

04.09 Dividendbelasting, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
1 671 110+ 243 704– 13 0561 901 7581 831 580– 70 178

De bijstelling bij de 1e suppletore begroting was een combinatie van de doorwerking van de realisatie 1994 en een opwaarts bijgestelde raming van het overig inkomen van vennootschappen.

De bijstelling ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomsten hangt samen met een lager dan verwachte uitkering van dividend.

04.10 Kansspelbelasting, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
139 259+ 4 352143 611145 932+ 2 321

04.11 Motorrijtuigenbelasting exclusief toeslag Infrastructuurfonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
3 185 000– 185 000– 160 0002 840 0002 837 836– 2 164

De bijstelling bij de 1e suppletore begroting was het gevolg van de verschuiving van de invoeringsdatum van de houderschapsbelasting.

De bijstelling bij 2e suppletore begroting hangt samen met een lagere groei van het wagenpark en een vertraging in de invoering van de houderschapsbelasting.

04.12 Accijns van lichte olie, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds, aan het Provinciefonds en aan het Infrastructuurfonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
4 341 035+ 192 593+ 46 7594 580 3874 542 418– 37 969

De opwaartse bijstelling bij de 1e suppletore begroting was met name het gevolg van de doorwerking van de realisatie 1994.

04.13 Accijns van minerale olien, andere dan lichte olie, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds, aan het Provinciefonds en aan het Infrastructuurfonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
2 646 221+ 61 630+ 3 6482 711 4992 705 847– 5 652

De opwaartse bijstelling bij de 1e suppletore begroting hing samen met de doorwerking van de realisatie 1994.

04.14 Wijnaccijns en accijns van mousserende dranken, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
261 111+ 13 056274 167280 240+ 6 073

04.15 Alcoholaccijns, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
809 444– 43 519+ 4 352770 277761 559– 8 718

04.16 Bieraccijns, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
543 981– 26 111+ 17 408535 278507 220– 28 058

04.17 Suikeraccijns, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.RealisatieSlotwet
013+ 13

04.18 Tabaksaccijns, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
2 467 499+ 152 315– 4 3522 615 4622 466 934– 148 528

De opwaartse bijstelling bij de 1e suppletore begroting hing samen met de doorwerking van de realisatie 1994.

De neerwaartse bijstelling ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomsten hangt samen met een lagere verkoop van accijnszegels zoals deze door de Belastingdienst aan de producenten worden geleverd. Deze lagere verkoop is met name het gevolg van mutaties in de voorraad. Samenhangend met aanpassingen van de kleinhandelsprijs.

04.19 Accijns van alcoholvrije dranken, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.RealisatieSlotwet
01 275+ 1 275

04.20 Belasting van personenauto's en motorrijwielen, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
3 516 295– 100 0933 416 2023 430 698+ 14 496

De bijstelling bij de 1e suppletore begroting was het saldo van de doorwerking van de realisatie 1994 en de neerwaarts bijgestelde raming van de autoverkopen in 1995.

04.21 Omzetbelasting, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds en van de afdracht aan de Europese Unie

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
33 787 373– 440 963+ 39 16733 385 57733 765 606+ 380 029

De bijstelling bij de 1e suppletore begroting was een combinatie van de doorwerking van de realisatie 1994 en een bijstelling van de raming van de afdrachten aan de Europese Unie.

De meevaller ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomsten houdt verband met de positieve ontwikkeling van de consumptieve bestedingen in de laatste maanden van 1995.

04.22 Belastingen van rechtsverkeer, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
3 607 684+ 156 667+ 152 3143 916 6653 650 062– 266 603

De opwaartse bijstelling bij de 1e suppletore begroting was het gevolg van de stijging van de huizenprijzen en de verzekeringspremies.

De opwaartse bijstelling bij de 2e suppletore begroting was het gevolg van een verdere stijging van de huizenprijzen en de verzekeringspremies.

De onderschrijding ten opzichte van de raming bij de Vermoedelijke Uitkomsten bedraagt f 0,3 mld. Deze slaat neer bij de overdrachtsbelasting (f 0,2 mld.) en de kapitaalsbelasting (f 0,1 mld.). De oorzaken van de onderschrijdingen liggen in de minder positieve ontwikkeling van de omzet van de onroerend goedmarkt dan eerder werd verwacht en de ontwikkeling van de uitgifte van grote aandelenvermogens.

04.23 Rechten van successie, van overgang en van schenking na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
1 423 055+ 108 796+ 69 6301 601 4811 483 758– 117 723

De bijstelling bij de 1e suppletore begroting was met name het gevolg van de doorwerking van de realisatie 1994.

De bijstelling bij de 2e suppletore begroting was ingegeven door de meevallende ontwikkeling van de kasontvangsten in de eerste helft van 1995.

De tegenvaller bij de Vermoedelijke Uitkomsten is het gevolg van een uiteindelijk minder sterke ontwikkeling van de kapitaaloverdrachten in de tweede helft van 1995.

04.24 Overige belastingontvangsten, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
52 222+ 13 05665 27870 386+ 5 108

04.25 Belasting op een milieugrondslag, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
1 692 870+ 8 704– 56 5751 644 9991 704 745+ 59 746

De bijstelling bij de 2e suppletore begroting was ingegeven door een tegenvallende aanslag- en kasontwikkeling.

De meevaller ten opzichte van de raming bij de Vermoedelijke Uitkomsten is het gevolg van een sterker gestegen brandstofverbruik dan bij de laatste raming werd verwacht.

04.26 Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.1e suppl.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
335 092– 4 352+ 17 408348 148354 209+ 6 061

04.29 Belasting op zware motorrijtuigen, na aftrek van de aandelen toekomende aan het Gemeentefonds en aan het Provinciefonds

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1000)

Oorspr. begr.2e suppl.TotaalRealisatieSlotwet
226 296– 174 07452 22240 544– 11 678

De bijstelling bij de 2e suppletore begroting was het gevolg van het uitstel van de invoering van de belasting op zware motorrijtuigen van 1 juli 1995 naar 1 januari 1996. Hierdoor werden in 1995 alleen opbrengsten ontvangen van belastingplichtigen die voor 1996 een vignet hadden aangeschaft.

Bijlage bij de Toelichting bij de Rekening

Produktiegegevens Belastingdienst

1 Gegevens inzake apparaatsuitgaven, bestandsontwikkeling en formatie

kalenderjaar19911992199319941995
Apparaatsuitgaven (x f 1 mln.)2 6572 7812 8692 9523 169
Bestandsontwikkeling (x 1000)5 8736 1376 3946 7517 103
Formatie30 41529 23029 28028 96728 782

2 Gegevens inzake ontwikkeling belastingplichtigen/aangiften (aantal x 1000)

kalenderjaar19911992199319941995
Bel.plichtigen Inkomstenbelasting4 6184 8114 9855 2635 550
waarvan Particulieren3 7053 7693 8544 1264 403
waarvan Ondernemers19131 0421 1311 1371 147
Aangiften Inkomstenbelasting5 2705 6285 9106 0086 252
waarvan Particulieren24 3504 7024 7904 7975 001
waarvan Ondernemers129209261 1201 2111 251
Vermogensbelasting3565550630621635
Bel.plichtigen Vennootschapsbelasting 287303333365380
Aangiften Vennootschapsbelasting212229245259274
Loonbelasting381395408422431
Omzetbelasting587628668701733

1 inclusief aan de ondernemer gerelateerde personen 2 1991: geschat 3 verzonden B- en C-biljetten

3 Gegevens inzake heffing 3.1 Opgelegde aanslagen/verwerkte aangiften (x 1000)

kalenderjaar19911992199319941995
inkomstenbelasting     
voorlopige aanslagen1 7452 1432 6162 7123 319
waarvan Particulieren9951 2691 4551 4352 043
waarvan Ondernemers17508741 1611 2771 276
definitieve aanslagen4 8315 5065 9866 2876 685
waarvan Particulieren3 9134 5644 8754 9275 338
waarvan Ondernemers19189421 1111 3601 347
correcties op def. aanslagen (in %) 15,6%17,2%17,2%15,7%13,0%
waarvan Particulieren 17,6%17,2%15,6%12,4%
waarvan Ondernemers1 15,4%16,7%16,1%14,7%
      
vermogensbelasting     
voorlopige aanslagen326347382416435
definitieve aanslagen540579660745745
      
vennootschapsbelasting     
voorlopige aanslagen207213235231235
definitieve aanslagen160204229275371
correcties op def. aanslagen15,8%16,1%15,2%15,9%15,9%
      
loonbelasting     
aangiften2 5122 4422 6162 7162 835
      
omzetbelasting     
aangiften3 5013 6873 9354 2364 344
      
dividendbelasting     
aangiften5245516363
      
successie, schenking en overgang     
definitieve aanslagen11110010311098
      
Belastingen van rechtsverkeer     
aangiften148144148151143
      
motorrijtuigenbelasting     
aangiften18 41519 15719 42319 84620 561
      
douane     
posten op invoerdocumenten26 7877 2841 5691 7071 869
posten op uitvoerdoc./aangiften29 5529 7782 3342 7462 281
vervoers- en opslagdocumenten4 1644 7863 7163 4292 543

1 inclusief aan de ondernemer gerelateerde personen 2 vanaf 1993: aangiften

3.2 Gegevens inzake navorderings- en naheffingsaanslagen (aantallen x 1000)

kalenderjaar19911992199319941995
inkomstenbelasting     
navorderingsaanslagen6255585255
waarvan Particulieren 31312329
waarvan Ondernemers 24272926
navord.aansl. met verhoging (in %)46%39%38%32%25%
waarvan Particulieren 49%48%39%29%
waarvan Ondernemers 26%25%26%21%
      
vermogensbelasting     
navorderingsaanslagen74443
navord.aansl. met verhoging (in %)45%29%23%20%19%
      
vennootschapsbelasting     
navorderingsaanslagen33444
navord.aansl. met verhoging (in %)49%22%22%24%18%
      
loonbelasting     
naheffingsaanslagen348383392374369
naheff.aansl. met verhoging (in %)61%60%62%64%64%
      
omzetbelasting     
naheffingsaanslagen419493590595609
naheff.aansl. met verhoging (in %)  47%50%50%
      
dividendbelasting     
naheffingsaanslagen11112
nahef.aansl. met verhoging (in %)43%54%38%26%28%
      
successie, schenking, overgang, rechtsverkeer     
navorderings/naheffingsaanslagen65574
nav/nahef.aansl.met verhoging (in %)20%27%27%32%14%
      
motorrijtuigenbelasting     
naheffingsaanslagen436427375375904
      
douane     
navorderingsaanslagen33453

4 Gegevens inzake controle en opsporing (aantallen x 1000)

kalenderjaar19911992199319941995
200 grootste ondernemingen     
gerealiseerde controledichtheid1:1,51:1,41:1,21:0,95
doelstelling controledichtheid1:11:11:11:1
      
economische entiteit     
te controleren entiteiten675720670700
aantal gecontroleerd97110106146
gerealiseerde controledichtheid1:71:6,61:6,31:4,8
doelstelling controledichtheid1:61:61:61:6
      
douane     
gereal. % werkstromen Sagitta en invoer vrijst. 7,7%5,6%5,9%5,4%
gereal. % invoer mondeling op regeling2,2%2,3%3,2%2,1%
doelstelling % werkstromen Sagitta en inv.vrijst. ≥ 4%≥ 4%≥ 4%≥ 4%
doelstelling % invoer mondeling op regeling≥ 2%≥ 2%≥ 2%≥ 2%
gereal. % uitvoer aanspraak restitutie9%6,7%6,3%6,6%
gereal. % uitvoer aanspraak teruggaaf6%3,6%5,2%4,1%
doelstelling % uitvoer aanspraak restitutie≥ 5%≥ 5%≥ 5%≥ 5%
doelstelling % uitvoer aanspraak teruggaaf≥ 3%≥ 3%≥ 3%≥ 3%
      
FIOD     
Processen verbaal418447424475524

5 Gegevens inzake dienstverlening 5.1 Gegevens inzake voorrangsposten (aantal x 1000)

kalenderjaar19911992199319941995
ingediend vóór 1 april1 6401 6491 8151 9092 174
afgedaan vóór garantiedatum1 6151 6391 8101 8982 135
realisatie afgedaan in %98,5%99,4%99,7%99,4%98,2%
doelstelling afgedaan in %100%100%100%100%100%

FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN HET MINISTERIE VAN FINANCIËN (IXB) OVER HET JAAR 1995

Saldibalans per 31-12-1995

Ministerie van Financiën (IXB)

(bedragen x f 1000) DEBET CREDIT

OMSCHRIJVING31-12-199531-12-1994OMSCHRIJVING 31-12-199531-12-1994
1. Uitgaven t.l.v. de begroting 1993 5 782 7992. Ontvangsten t.g.v. de begroting 1993 141 860 592
  Uitgaven t.l.v. de begroting 19945 637 1265 637 126   Ontvangsten t.g.v. de begroting 1994128 162 751128 162 751
  Uitgaven t.l.v. de begroting  19955 113 537    Ontvangsten t.g.v. de begroting 1995129 492 594 
      
3. Liquide middelen703 501526 8216. Ontvangsten buiten begrotingsverband230 04395 394
      
4. Rekening-courant RHB246 426 770258 145 893   
      
5. Uitgaven buiten begrotingsverband4 45426 098   
 
7. Openstaande rechten27 643 74527 639 6617a. Tegenrekening openstaande rechten27 643 74527 639 661
      
8. Extra-comptabele vorderingen9 754 8738 825 1408a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen9 754 8738 825 140
      
9a. Tegenrekening extra-comptabele schulden37399. Extra-comptabele schulden3739
      
10. Voorschotten10 84411 16410a. Tegenrekening voorschotten10 84411 164
      
11a. Tegenrekening openstaande verplichtingen122 615 590140 103 85011. Openstaande verplichtingen122 615 590140 103 850
      
12. Deelnemingen1 529 6511 558 22812a. Tegenrekening deelnemingen1 529 6511 558 228
 419 440 128448 256 819 419 440 128448 256 819

TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 1995 VAN HET MINISTERIE VAN FINANCIËN (BEGROTING IXB)

ALGEMENE TOELICHTING

De saldibalans kan worden onderscheiden in een intra-comptabel en een extra-comptabel deel. Het intra-comptabele deel (de posten «boven de streep»: saldibalansposten 1 t/m 6) betreft de saldi van de intra-comptabele (in dwingend evenwichtsverband én in directe relatie met de kasstromen bijgehouden) rekeningen.

Het extra-comptabele deel (de posten «onder de streep»: saldibalansposten 7 t/m 12a) betreft de saldi van de extra-comptabele (de rekeningen die niet in een dwingend evenwichtsverband met de kasstromen worden bijgehouden) rekeningen. Dit zijn ondersteunende administraties, die onder meer nodig zijn omdat het beheer zich veelal uitstrekt over een langere periode dan een begrotingsjaar.

In de hierna volgende toelichting worden de saldibalansposten toegelicht. De tegenrekeningen hebben slechts een administratieve functie; het betreft de boekingen in evenwichtsverband van de posten «onder de streep».

De gehanteerde valuatakoersen zijn in onderstaand overzicht samengevat.

Valutakoersen (x f 1)

Valutaultimo 1995ultimo 1994
US$1,60441,7351
ECU2,10862,1370
SDR2,39072,5397
DM1,11921,1201

De nummering van de specifieke toelichting komt overeen met die van de saldibalansposten.

SPECIFIEKE TOELICHTING

1. Uitgaven ten laste van de begroting IXB

2. Ontvangsten ten gunste van de begroting IXB

Op deze posten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten van de begrotingsjaren 1994 en 1995 opgenomen.

De uitgaven en ontvangsten 1994 zijn in de slotwet/rekening IXB 1994 verwerkt. Deze begrotingswet is op 4-10-1995 door de Tweede Kamer en op 13-12-1995 door de Eerste Kamer aangenomen. Na publicatie van de begrotingswet in het Staatsblad vindt verrekening plaats van de uitgaven en ontvangsten met de Rijkshoofdboekhouding (RHB). Omdat de wet op 18-1-1996 in het Staatsblad gepubliceerd is, komen de uitgaven en ontvangsten van 1994 voor op de saldibalans per 31-12-1995.

De uitgaven en ontvangsten 1995 stemmen, behoudens kleine afrondingsverschillen, overeen met de rekening IXB 1995.

De verschillen tussen de totalen van de uitgaven en ontvangsten voorkomende in de begrotingsstaat (rekening) en de saldibalans worden veroorzaakt door de afrondingsregels, zoals deze zijn voorgeschreven in de begrotingsvoorschriften. Op grond hiervan worden de uitgaven in de begrotingsstaat afgerond op f 1000 naar boven; de ontvangsten worden volgens de normale regels afgerond (< f 500 naar beneden, ≥ f 500 naar boven). Op de saldibalans worden de bedragen conform de normale afrondingsregels, afgerond op duizenden guldens, vermeld.

3. Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit de saldi bij de banken, gebaseerd op het dagafschrift per 31-12-1995, en de contante gelden.

Onderstaand zijn de liquide middelen nader gespecificeerd.

Specificatie van de liquide middelen (x f 1000)

Omschrijvingultimo 1995ultimo 1994
Kernministerie11 2895 275
Belastingdienst692 212521 546
 703 501526 821

4. Rekening-courant RHB

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

Specificatie rekening-courant RHB (x f 1000)

Omschrijvingultimo 1995ultimo 1994
Rekening-courant RHB235 000 238247 624 604
Overige posten11 426 53210 521 289
 246 426 770258 145 893

Op de rekening-courant wordt de financiële verhouding met de Rijkshoofdboekhouding (RHB) geadministreerd. Op de saldibalans wordt het bedrag van de laatste opgave van de RHB opgenomen inclusief de rekenkundige correctie die is uitgevoerd in verband met de aparte opstelling van de saldibalansen van het ministerie (IXA, IXB en Gemeentefonds). Onder «overige posten» zijn de maandverantwoordingen (inclusief aanvullingen) van december 1995 van het Agentschap en de Belastingdienst opgenomen.

5. Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen)

Op deze post zijn de vorderingen opgenomen die zijn ontstaan als gevolg van betalingen die door het ministerie ten behoeve van derden zijn verricht. De betaalde bedragen zijn buiten begrotingsverband geboekt en moeten nog met derden worden verrekend.

Uitgaven buiten begrotingsverband (x f 1000)

Omschrijvingultimo 1995ultimo 1994
Uitgaven buiten begrotingsverband4 45426 098

De stand ultimo 1995 van de uitgaven buiten begrotingsverband heeft voornamelijk betrekking op nog door de Belastingdienst, EKI en Domeinen te ontvangen bedragen. De mutatie ten opzichte van ultimo 1994 komt grotendeels voor rekening van een administratieve correctie als gevolg van een gewijzigde boekingswijze (zie ook post 6).

6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intra-comptabele schulden)

Op deze post zijn de schulden opgenomen die zijn ontstaan als gevolg van ontvangsten die door het ministerie ten behoeve van derden zijn geïnd. De ontvangen bedragen zijn buiten begrotingsverband geboekt en moeten nog met derden worden verrekend.

Ontvangsten buiten begrotingsverband (x f 1000)

Omschrijvingultimo 1995ultimo 1994
Ontvangsten buiten begrotingsverband230 04395 394

De stand ultimo 1995 heeft grotendeels betrekking op de loonheffing die in december 1995 op de salarissen is ingehouden (en in januari 1996 aan de Belastingdienst en sociale fondsen is afgedragen), alsmede op de afdracht van op het salaris ingehouden contributies personeelsvereniging en vakbond en de bijdrage aan het personeelsfonds.

Voorts betreft het onder meer de schuld met betrekking tot de consignatiekas en de schulden betreffende de afwikkeling van schade aan/van rijksmotorvoertuigen. Ten slotte betreft het onder meer bedragen die de Belastingdienst en Domeinen nog moeten verrekenen met derden.

De mutatie ten opzichte van de stand ultimo 1994 houdt verband met een administratieve correctie als gevolg van een gewijzigde boekingswijze (zie ook post 5).

7. Openstaande rechten

Rechten zijn vorderingen die niet voortvloeien uit met derden te verrekenen begrotingsuitgaven, zoals bij de extra-comptabele vorderingen het geval is, maar op andere wijze zijn ontstaan. Rechten zijn het voorstadium van de ontvangsten.

Onderstaand zijn de rechten nader gespecificeerd. In dit overzicht (en volgende overzichten) zijn eventuele specificaties van posten cursief weergegeven.

Specificatie van de openstaande rechten (x f 1000)

Omschrijvingultimo 1995ultimo 1994
Belastingvorderingen26 451 97526 418 998
   
NIB12 82412 886
   
Vorderingen Domeinen:905 353972 690
* Defensiegoederen843 897896 000
* overige goederen61 45676 690
   
Waardehandhavingsregelingen:201 814165 787
* Wereldbank183 561152 413
* Regionale Ontw.banken, fondsen en EIB18 25313 374
   
Indonesië61 69461 694
   
Overige rechten10 0857 606
 27 643 74527 639 661

Toelichting openstaande rechten

Belastingvorderingen

De belastingvorderingen betreffen de openstaande invorderingsopdrachten bestaande uit belastingen (hoofdsom), heffingsrenten en boetes.

De belangrijkste vorderingen hebben betrekking op de vennootschapsbelasting (f 11,0 mld.), inkomstenbelasting/ premies volksverzekeringen (f 6,2 mld.), omzetbelasting (f 3,3 mld.) en loonbelasting/premies volksverzekeringen (f 2,2 mld.).

De openstaande rechten zijn voor 65,1% ontstaan in 1995, voor 19,0% in 1994, voor 7,9% in 1993, voor 4,2% in 1992 en voor 3,8% van vóór 1992. Het verloop van de belastingvorderingen in 1995 is in onderstaand overzicht samengevat.

Verloop van de belastingvorderingen (x f 1000)

Stand 1-1-199526 418 998
  
In 1995 ontstane rechten+ 111 686 625
  
In 1995 verleende verminderingen en negatieve aanslagen– 72 388 614
  
Oninbaarlijdingen en kwijtscheldingen– 1 972 262
  
Ontvangsten (incl.overloop)– 38 194 403
  
Mutatie rechten (9-jaarsposten)901 631
Stand 31-12-199526 451 975

Met betrekking tot de invorderbaarheid kan worden opgemerkt dat van het totale te vorderen bedrag uiteindelijk een aanzienlijk gedeelte niet inbaar zal zijn.

Het totale openstaande bedrag bestaat voor f 14,7 mld. uit vorderingen waarvan de betalingstermijnen zijn vervallen.

Hiervan bestaat circa 52% uit betwiste rechten, bijvoorbeeld als gevolg van ingediende bezwaarschriften e.d. Ook van de niet-betwiste rechten met een betalingsachterstand, zal een gedeelte niet of moeilijk inbaar zijn, als gevolg van faillissementen, e.d.

De ontvangen bedragen worden verantwoord op de betreffende belastingontvangstenartikelen.

NIB

De post «NIB» betreft twee deposito-rekeningen welke worden aangehouden in verband met jegens de NIB ingestelde claims. Voorts betreft deze post de van de NIB te ontvangen bedragen terzake van door de NIB reeds ontvangen rente en aflossing van afgedekte kredieten.

De ontvangen bedragen worden verantwoord op ontvangstenartikel 02.10 (regeling BF 1971 en garantieregeling PPM 1981).

Vorderingen Domeinen

De vorderingen van Domeinen houden voornamelijk verband met verkopen van Defensiegoederen aan diverse landen (o.a. marineschepen aan Griekenland en Peru, landmachtvoertuigen aan Egypte).

De ontvangen bedragen worden verantwoord op de ontvangstenartikelen 01.05 tot en met 01.07 (ontvangsten uit exploitatie en verkoop Domeinen respectievelijk overige ontvangsten Domeinen).

Het verloop van de vorderingen van Domeinen is in onderstaand overzicht samengevat.

Verloop van de vorderingen Domeinen (x f 1000)

Stand 1-1-1995 972 690
   
In 1995 ontstane rechten + 703 492
   
Ontvangsten – 736 641
   
Definitieve buiteninvorderingstellingen – 1 392
   
Overige credit-mutaties – 32 796
Stand 31-12-1995 905 353

Van het totale openstaande bedrag van f 905 mln. is f 54 mln. direct opeisbaar en f 851 mln. op termijn opeisbaar. Van laatstgenoemd bedrag vervalt f 430 mln. eerst ná 1997.

Een bedrag van ca. f 9 mln. is voorlopig buiten invordering gesteld, dan wel niet inbaar. Het resterende bedrag is vrijwel geheel invorderbaar.

Het betaalgedrag van Peru inzake de vordering in verband met geleverde marineschepen is ten opzichte van 1994 verbeterd.

Waardehandhavingsregelingen

De waardehandhavingsregelingen houden verband met de deelnemingen van Nederland in het kapitaal van internationale banken en andere financiële instellingen. Wanneer op de kapitaaldeelneming de waardehandhavings- of maintenance of value (MOV)-regeling van toepassing is, betekent dit dat de waarde van het door Nederland gestorte aandeel in het kapitaal van de desbetreffende bank of instelling uitgedrukt in een bepaalde waardestandaard (dollar, SDR, ECU of UA: Unit of Account) constant dient te blijven. Nederland moet derhalve de waarde van zijn aandeel in het kapitaal garanderen in termen van de waardestandaard van de betreffende bank of instelling.

De stand van de rechten uit hoofde van de waardehandhavingsregelingen wordt, naast de omvang van de deelneming (zie saldibalanspost 12. deelnemingen), bepaald door de stand van de wisselkoersen op 31-12-1995.

Indien door waardestijging van het gestorte bedrag door appreciatie (van de valuta van de betreffende storting) ten opzichte van de waardestandaard de feitelijke waarde van het Nederlandse aandeel hoger is dan de boekwaarde van het in de betreffende valuta uitgedrukte aandeel ontstaat een recht op de betreffende bank of instelling. In geval van depreciatie ontstaat een verplichting.

Bij overschrijding en onderschrijding van een bepaalde drempelwaarde vindt met de banken en instellingen verrekening plaats. De waardehandhavingsregelingen kunnen worden beschouwd als geconditioneerde rechten. De ontvangen bedragen worden verantwoord op ontvangstenartikel 03.05 (diverse ontvangsten financiën buitenland).

Het verloop van de rechten uit hoofde van de waardehand-havingsregelingen in 1995 blijkt uit onderstaand overzicht.

Verloop van de rechten uit hoofde van de waardehandhavingsregelingen (x f 1000)

Stand 1-1-1995165 787
  
In 1995 gerealiseerde waardestijging van de valuata waarin gestort is t.o.v. de waardestandaard 
van banken of instellingen+ 36 027
Stand 31-12-1995201 814

De stijging ten opzichte van ultimo 1994 wordt voornamelijk verklaard door de waardestijging van de gulden ten opzichte van de US-dollar, die met name tot uitdrukking komt bij de Wereldbank (+ f 31 mln.).

De waardehandhavingsregelingen bij de meeste instellingen, met uitzondering van Wereldbank en Europese Investeringsbank (en de EBRD die geen MOV-bepaling kent), zijn opgeschort door verschil van inzicht tussen de aandeelhouders over de te hanteren maatstaf voor waardehandhaving. Dit betreft een bedrag van circa f 19 mln.

De ontvangen bedragen worden verantwoord op ontvangstenartikel 03.05 (diverse ontvangsten financiën buitenland).

Indonesië

De vordering op Indonesië vloeit voort uit de Nederlands-Indonesische overeenkomst van 7-9-1966 inzake de afwikkeling van financiële vraagstukken. De overeenkomst strekt tot afdoening van alle ingevolge politieke gebeurtenissen ontstane financiële aanspraken van de Staat der Nederlanden en van Nederlandse natuurlijke en rechtspersonen op de Republiek Indonesië. Jaarlijks ontvangt het ministerie van Buitenlandse Zaken op grond van de terugbetalingsregeling van Indonesië een bedrag van ca f 20 mln.

Hiervan wordt door het ministerie van Buitenlandse Zaken een bedrag van ca f 13 mln. aan belanghebbenden uitgekeerd. Het restant van de jaartermijn komt toe aan de Staat en wordt door Buitenlandse Zaken aan Financiën overgemaakt. Conform de overeenkomst vindt de laatste betaling door Indonesië in 2002 plaats. De betalingen door Indonesië en de afdracht van Buitenlandse Zaken aan Financiën vinden steeds op tijd plaats.

Het ontvangen bedrag wordt verantwoord op ontvangstenartikel 03.05 (diverse ontvangsten financiën buitenland).

Overige rechten

Deze post bestaat voornamelijk uit de van de SENS nog te ontvangen afdracht inzake de omzet 1995 en nog te ontvangen rente inzake de rekening-courant DNB-FMS-account.

8. Extra-comptabele vorderingen

Extra-comptabele vorderingen hebben betrekking op in het verleden (binnen begrotingsverband) geboekte uitgaven, waarvan op termijn nog verrekening met derden zal plaatsvinden. Onderstaand is een specificatie van de extra-comptabele vorderingen opgenomen.

Specificatie van de extra-comptabele vorderingen (x f 1000)

Omschrijvingultimo 1995ultimo 1994
Vorderingen uit hoofde van de exportkredietverzekering(EKI)6 959 6617 029  040
Leningen u/g1 673 3641 697 729
Afdekking BF-regeling (NIB)941 562  
Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA)64 38465 028
Eur. Investeringsbank (Turkije)27 32032 070
Eur. Investeringsbank (EOF)84 852  
Overige3 7301 273
 9 754 8738 825 140

Toelichting extra-comptabele vorderingen

EKI

Verreweg het grootste deel van de EKI-vorderingen ad f 6,9 mld. is opgenomen in consolidatie-overeenkomsten afgesloten in het kader van de Club van Parijs (f 6,0 mld.). Vorderingen begrepen in consolidatie-regelingen zijn door landen erkende vorderingen waar een betalingsregeling voor geldt, en kunnen derhalve worden beschouwd als recuperabel. Landen zijn echter niet altijd in staat de betalingsverplichtingen uit hoofde van zo'n regeling na te komen. In die gevallen worden doorgaans herconsolidaties afgesloten. Hierdoor verschuift de geplande ontvangst van provenuen verder naar de toekomst. Een kleiner deel van de uitstaande vorderingen (f 0,9 mld) is (nog) niet begrepen in consolidatie-overeenkomsten.

Het verloop van beide soorten vorderingen is samengevat in onderstaand overzicht.

Verloop van de EKI-vorderingen (x f 1 mln.)

 ConsolidatievorderingenOverige vorderingenTotaal
Stand per 1-1-19956 0699607 029
    
In 1995 ontstane vorderingen:    
* schade-uitkeringen, excl. kosten na schadevergoeding + 199+ 199
* heropende zaken + 4+ 4
    
In consolidatie gegeven vorderingen+ 126– 126  
    
Schaderestituties– 135– 89– 224
    
Kwijtscheldingen– 29 – 29
    
Buiten invordering gesteld – 20– 20
Overige mutaties + 1+ 1
Stand per 31-12-19956 0319296 960

Bron: NCM-rapport «financiële verantwoording herverzekering voor rekening en risico van de Staat». De bedragen van de schade-uitkeringen en -restituties in bovenstaand overzicht sluiten niet aan op de cijfers van de rekening IXB 1995, omdat de NCM in tegenstelling tot de Staat geen kas-verplichtingenstelsel hanteert; de NCM verantwoordt de posten op het moment van facturering respectievelijk afhandeling.

De EKI-vorderingen uit hoofde van de exportkredietverzekering vloeien voort uit geleden schade. Zij bestaan uit de over de oorspronkelijke vorderingen uitgekeerde schade, vermeerderd met de schade uit hoofde van meeverzekerde achterstalligheidsrente, verminderd met de binnengekomen schaderestituties (provenuen van de hoofdsom en meeverzekerde achterstalligheidsrente). De rente over de consolidatie en de gekapitaliseerde rente ontstaan uit herconsolidatie zijn niet in de vorderingen begrepen.

Per saldo zijn de uitstaande vorderingen in 1995 gedaald met f 69 mln., terwijl in 1994 nog sprake was van een toename met f 670 mln. Dit wordt verklaard door enerzijds een sterke daling van de uitgekeerde schades en anderzijds door een toename van de schaderestituties.

In onderstaand overzicht wordt een beeld geschetst van de ouderdom van EKI-vorderingen terzake waarvan één of meer consolidatie-overeenkomsten zijn afgesloten. Met betrekking tot de mate van invorderbaarheid kan het volgende opgemerkt worden. Verondersteld kan worden dat de EKI-vorderingen, ongeacht de ouderdom, in principe hard zijn (dat wil zeggen 100% invorderbaar). Bij EKI-vorderingen opgenomen in consolidatie-regelingen gaat het immers om vorderingen op overheidsdebiteuren. Daar staat tegenover dat onverwachte binnenlandse en/of buitenlandse gebeurtenissen ertoe kunnen leiden dat een (nieuwe) regering van een land opeens niet meer wil of kan voldoen aan eertijds overeengekomen betalingsverplichtingen in het kader van de Club van Parijs. Met betrekking tot bepaalde landen kan in het kader van de Club van Parijs tot kwijtschelding worden besloten.

In samenwerking met DNB en NCM is in 1995 een onderzoek gedaan naar de EKI-vorderingen. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van een systematiek om EKI-vorderingen op hun invorderbaarheid te waarderen (op basis van financieel-economische situatie, ouderdom, betalingsgedrag e.d.). Deze nieuwe systematiek wordt medio 1996 operationeel.

Uitstaande bedragen onder afgesloten consolidatieregelingen ultimo 1995 (x f 1 mln.)

LandSaldo schade StaatKwijtscheldingSaldo vorderingen StaatOorspronkelijke vervaldataAantal overeenkomsten met dit land
Albanië2021990–19911
Algerije550551991–19982
Angola14401441986–19903
Argentinië2 01202 0121982–19945
Benin264221983–19923
Bolivia7241311981–19885
Brazilië260261983–19904
Bulgarije290291990–19943
Burkina Faso217141984–19932
Cuba110111982–19863
Egypte8525601985–19952
Ethiopië2111991–19931
Filippijnen7071984–19904
Gabon620621986–19945
Ghana170171969–19721
Guyana120121981–19883
Honduras261251986–19932
Indonesië400401968–19701
Irak580581983–19871
Iran23702371992–19941
Ivoorkust133271061984–19927
Joegoslavië Fed.390391984–19894
Kameroen270271988–19952
Kenya420421988–19931
Kroatië16701671984–19924
Macedonië100101984–19884
Mali9271987–19933
Marokko110111983–19916
Mauretanië4734131984–19945
Mexico210211986–19912
Nicaragua166101977–19921
Nigeria93409341971–19903
Noord-Korea150151974–19771
Pakistan8081971–19801
Peru750751979–19934
Polen6632034601981–19906
Rusland78307831990–19944
Senegal11471981–19868
Sierra Leone2712151978–19836
Slovenië160161984–19875
Soedan860861976–19844
Somalië2021981–19842
Tanzania122211011978–19914
Togo217141977–19849
Zaïre19501951976–19849
Totaal6 4243956 029  

De EKI-uitgaven en EKI-ontvangsten worden verantwoord op uitgavenartikel 03.10 respectievelijk ontvangstenartikel 03.06.

Leningen u/g (uitgegeven gelden)

Uitgegeven leningen zijn in het verleden rechtstreeks uit de schatkist betaald en ten laste van de begroting van het ministerie van Financiën verantwoord. Met de geldnemer is een terugbetalingsregeling getroffen. Rente- en aflossingsbedragen worden ten gunste van de begroting van het ministerie van Financiën verantwoord (ontvangstenartikel 02.12 rente en aflossing diverse leningen). De nog te ontvangen rente wordt tot de rechten gerekend.

In onderstaand overzicht zijn de leningen nader gespecificeerd. Met betrekking tot de ouderdom is per lening het jaar van aangaan van de overeenkomst vermeld. Voorts is per lening het geldende rentepercentage aangegeven.

Specificatie van de leningen (x f 1000)

Omschrijvingultimo 1995ultimo 1994jaar van aangaanrente
Postbank N.V.350 000350 00019867,25%
 950 000950 00019866,625%
     
N.V. ING268 987268 987198910%
     
Nationale Investeringsbank N.V. 74 98085 69119876,75 %
     
N.V. Nederlands Inkoopcentrum18 50020 000199110%
     
Begemann N.V. 012 36819911%
     
Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij7 5507 55019937,375%
     
Rijks Opleidingsinstituut3 3473 13319936,85 %
 1 673 3641 697 729  

In bovenstaande specificatie van leningen is de nominale waarde opgenomen. De reële waarde kan hiervan afwijken, afhankelijk van onder meer de leningsvoorwaarden.

Het verloop van de leningen in 1995 is in onderstaand overzicht samengevat.

Verloop van de leningen (x f 1000)

Stand 1-1-1995 1 697 729
   
In 1995 verstrekte leningen 0
   
Bijgeschreven rente op hoofdsom (ROI) + 214
   
Aflossingen (NIB, NIC en Begemann) – 15 561
Korting wegens vervroegde aflossing (Begemann) – 9 018
Stand 31-12-1995 1 673 364

Conform de leningsvoorwaarden is het achterstallige rentedragende rentebedrag van de lening ROI bijgeschreven op de hoofdsom. Dit achterstallige bedrag dat eerst aan de Staat wordt betaald vanaf het moment dat de ROI winstgevend is, kan worden beschouwd als een geconditioneerde vordering.

De totale lening aan Begemann N.V. is tegen een bedrag van f 3 350 000, conform de leningsvoorwaarden, afgelost. De totale uitstaande lening bedroeg f 12 368 000; het restant is een korting wegens vervroegde aflossing (f 9 018 000).

Ontvangen rente en aflossing worden verantwoord op ontvangstenartikel 02.12 (rente en aflossing diverse leningen).

Afdekking BF-regeling

De rechten van de Staat jegens derden (te weten de kredietnemers van de NIB) terzake van reeds afgedekte kredieten in het kader van de BF-regeling worden beschouwd als geconditioneerde rechten. Zodra de ondernemingen weer voldoende liquide zijn, moet het door de Staat afgedekte krediet worden terugbetaald. Het betreft een bedrag van f 942 mln. In het verleden is gebleken dat slechts een gering bedrag uiteindelijk wordt gerestitueerd (vanwege faillisement e.d.). Deze al langer bestaande post is voor het eerst op de saldibalans opgevoerd. De ontvangen bedragen worden verantwoord op ontvangstenartikel 02.10 (Regeling BF 1971 en garantieregeling PPM 1981).

IDA

De vordering op de Internationale Ontwikkelingsassociatie heeft betrekking op de IDA Special Action Account. Uit deze faciliteit, waaraan de Staat in 1978 ruim f 68 mln. bijdroeg, zijn leningen verstrekt. Vanaf 1989 worden de aflossingen door de lenende landen conform de overeengekomen terugbetalingsregelingen terugbetaald en door de Staat via de IDA ontvangen.

De terugbetalingen zullen naar verwachting doorlopen tot het jaar 2030. Ontvangen bedragen worden verantwoord op ontvangstenartikel 03.05 (diverse ontvangsten financiën buitenland).

EIB (Turkije)

De vordering op de Europese Investeringsbank (EIB) betreft de door deze bank aan Turkije verstrekte leningen in de periode 1967 t/m 1973. Via de EIB wordt jaarlijks door de Staat rente en aflossing, conform de overeengekomen terugbetalingsregeling, van Turkije ontvangen. Ontvangen bedragen worden verantwoord op ontvangstenartikel 03.03 (ontvangsten Europese Investeringsbank).

EIB (EOF)

Uit de Europese Ontwikkelingsfondsen (EOF's) wordt onder meer risicokapitaal (concessionele middelen) verstrekt ten behoeve van projecten in ACP-landen alsmede Landen en Gebieden Overzee (LGO). De EIB beheert het risicokapitaal namens de Gemeenschap. De interest en aflossingen worden door de EIB geplaatst op zogenaamde speciale EEG-rekeningen van de EU-lidstaten bij de Bank. Een deel van deze rekeningen komt, naar rato van de Nederlandse bijdrage aan de verschillende EOF's, aan Nederland toe. Deze vordering groeit met enkele miljoenen ECU's per jaar. Nederland heeft ultimo 1995 een saldo van 40,2 mln. ECU. Dit bedrag is direct opeisbaar. In 1996 wordt het overgrote deel hiervan teruggestort naar Financiën (een klein gedeelte dient op de EEG-rekeningen te blijven als tijdelijke buffer voor de beheersprovisies die de EIB voor het beheer van het risicokapitaal in rekening brengt). In 1985 heeft voor de laatste keer een dergelijke terugstorting plaatsgevonden.

Overige

Onder deze post zijn onder meer terug te vorderen bedragen van de Nederlandse Munt en (voormalig) personeel opgenomen (salarissen, opleidingskosten, pensioenbijdragen e.d.).

Het verloop van de extra-comptabele vorderingen, excl. de EKI-vorderingen die hiervòòr zijn toegelicht, zijn in onderstaand overzicht samengevat.

Verloop van de extra-comptabele vorderingen (excl. EKI; x f 1000)

Stand 1-1-19951 796 100
  
In 1995 ontstaan+ 1 093 373
  
Ontvangsten– 94 226
  
Kwijtscheldingen– 35
Stand 31-12-19952 795 212

Met betrekking tot de niet-EKI vorderingen worden in het algemeen geen problemen betreffende de invorderbaarheid voorzien.

9. Extra-comptabele schulden

Extra-comptabele schulden hebben betrekking op in het verleden (binnen begrotingsverband) geboekte ontvangsten, waarvan op termijn nog verrekening met derden zal plaatsvinden. Deze verrekeningen zijn als schuld geadministreerd en zullen aan deze derden betaald worden en vervolgens als uitgaaf worden geboekt.

Extra-comptabele schulden (x f 1000)

Omschrijvingultimo 1995ultimo 1994
SENSp.m.  
Overig3739

Het bedrag ultimo 1995 (f 37 000) heeft betrekking op een schuld aan een voormalige ambtenaar.

Niet uit de saldibalans blijkende schulden

Naar verwachting zal door de Staat per saldo nog een schuld met de SENS worden verrekend met de ontvangsten over 1996 in verband met het negatieve exploitatieresultaat van de SENS over 1995. Het exploitatieresultaat is nog niet definitief bekend. Gelet op de onzekerheid omtrent de omvang van dit bedrag per 31-12-1995 is ervoor gekozen dit bedrag niet op de saldibalans op te nemen.

10. Voorschotten

Op deze post zijn betalingen aan derden opgenomen die aan het einde van het jaar nog niet definitief afgerekend zijn. De voorschotten kunnen als volgt worden gespecificeerd.

Specificatie van de voorschotten (x f 1000)

Omschrijvingultimo 1995ultimo 1994
Bommenregeling4 1804 380
Personeel5 3655 179
Stichting Kantine1 1221 070
Schade-afwikkeling177535
 10 84411 164

Toelichting voorschotten

Bommenregeling

De post Bommenregeling betreft voorschotten aan gemeenten inzake bijdragen in de kosten van opsporing en ruiming van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog. Deze voorschotten worden afgerekend zodra het ministerie van Financiën beschikt over een accountantsverklaring over de gemeenterekening van het jaar waarin het voorschot aan de gemeente is verstrekt. De voorschotten stammen uit 1994 en 1995. De voorschotten worden op uitgavenartikel 01.10 (bommenregeling) verantwoord.

Personeel

De post Personeel betreft hoofdzakelijk voorschotten aan ambtenaren van het kernministerie en de Belastingdienst terzake van studiekosten, reis- en verblijfskosten, verhuiskosten, vakantie-uitkeringen e.d. De voorschotten stammen grotendeels uit 1994 en 1995. De voorschotten worden op de uitgavenartikelen 01.01 en 04.01 (personeel en materieel kernministerie respectievelijk Belastingdienst) verantwoord.

Stichting Kantine

De post Stichting Kantine betreft verstrekte voorschotten inzake subsidie aan de Stichting Kantine ministerie van Financiën. De voorschotten worden afgerekend zodra over het desbetreffende jaar een accountantsverklaring is afgegeven. Het voorschot is verleend in 1995.

De voorschotten worden op uitgavenartikel 01.01 (personeel en materieel kernministerie) verantwoord.

Schade-afwikkeling

De post Schade-afwikkeling betreft voorschotten terzake van nog af te wikkelen schades door het Bureau Schade-afwikkeling. Zodra de schuldvraag en het schadebedrag definitief zijn vastgesteld worden de voorschotten afgerekend. De voorschotten stammen uit de jaren 1992–1994. De voorschotten worden op uitgavenartikel 01.13 (uitgaven bureau Schade-afwikkeling) verantwoord.

Gelet op de relatief geringe omvang van de saldibalanspost «voorschotten» is het verloop in 1995 van de totale post in onderstaand totaaloverzicht samengevat.

Verloop van de voorschotten (x f 1 000)

Stand 1-1-199511 164
  
In 1995 ontstaan+ 10 558
  
In 1995 afgerekend– 10 878
Stand 31-12-199510 844

11. Openstaande verplichtingen

Op deze post zijn de openstaande garantie- en betalingsverplichtingen opgenomen. In onderstaand overzicht is hiervan een specificatie opgenomen.

Gelet op de omvang luiden de bedragen in miljoenen guldens.

Totaaloverzicht van de openstaande verplichtingen (x f 1 mln.)

Omschrijvingultimo 1995ultimo 1994
Garantieverplichtingen120 355137 324
Betalingsverplichtingen2 2612 780
 122 616140 104

Zoals uit het overzicht blijkt bestaan de openstaande verplichtingen ultimo 1995 voor 98% uit openstaande garantieverplichtingen en voor 2% uit openstaande betalingsverplichtingen. De garantie- en betalingsverplichtingen kunnen nader naar soort gespecificeerd worden. In onderstaande overzichten zijn de specificaties naar soort en (aflopend) financieel belang samengevat. Na deze overzichten worden de soorten verplichtingen nader toegelicht.

Openstaande garantieverplichtingen naar soort en omvang (x f 1 mln.)

Omschrijvingultimo 1995ultimo 1994
Herverzekeringen:36 74352 625
* EKI36 00252 166
* WHI741459
   
Kernongevallen (WAKO)40 00040 000
   
Deelnemingen (garantiekapitaal):26 99027 720
* IMF12 80213 600
* Wereldbank6 4476 972
* EIB5 9596 039
* Reg.Ontw.banken1 349668
* EBRD366371
* BNG3535
* MIGA3033
* NWB22
   
Crediteurengarantie (NWB)13 04215 118
   
Kredietverlening:1 7751 773
* BF1 3381 298
* FMO336371
* EIB-Lomé101104
   
Kredieten EU-betalingsbalanssteun aan lidstaten1 7040
   
Participaties (PPM)7988
   
Exploitatieverlies Hippo Toto (SENS)21  
   
Overige10
 120 355137 324

Toelichting garantieverplichtingen

Herverzekeringen

* EKI

De openstaande verplichting betreft het mogelijke risico (obligo) van de Staat uit hoofde van de EKI-regeling inzake de door de NCM onder Staatsgarantie verzekerde kredieten en koersrisico's; het heeft betrekking op een totaalbedrag aan mogelijke schades in verband met het in herverzekering nemen van betalingen verbonden aan het goederen- en dienstenverkeer met het buitenland.

Uit het onderstaande overzicht van de risico-ontwikkeling blijkt dat het totale obligo in 1995 drastisch is gedaald van f 52 mld. naar f 36 mld. Deze daling wordt vooral veroorzaakt door een daling van het aantal nieuwe en uitstaande dekkingstoezeggingen. Het aantal dekkingstoezeggingen blijkt jaarlijks sterk te fluctueren door incidentele factoren. Het obligo van definitieve polissen blijft stabiel met circa f 24 mld.

Overzicht van de risico-ontwikkeling ultimo 1988 t/m 1995 en aanvaarde nieuwe risico's (x f 1 mld.)

JaarTotale obligo (a)Obligo van definitieve polissen (b)(b) in % van (a)Aanvaarde nieuwe risico's
19882822798
19892722828
19902521847
199137225922
199238236010
199353234325
199452254818
19953624678

In onderstaande tabel wordt een nadere specificatie gegeven van het uitstaand risico. Landenklasse I is de goedkoopste en landenklasse IV de duurste. In 1995 is een verschuiving opgetreden van het obligo van landenklasse III naar landenklasse II.

In hoeverre de risico's van schadebetalingen hierdoor is afgenomen is moeilijk te zeggen, gezien de gebruikelijke onzekerheden (internationale economische en politieke ontwikkelingen zijn vrij onvoorspelbaar).

Nadere specificatie uitstaand risico ultimo 1990 t/m 1995 (x f 1 mln.)

 199019911992199319941995
Exportkredietverzekering      
Landenklasse I782939660605443255
Landenklasse II3 39913 10113 46223 49226 11116 314
Landenklasse III5 2885 3596 55511 4059 3904 939
Landenklasse IV3 7873 4493 0593 2353 2683 494
Omzetpolissen*11 19013 96414 27213 80212 44310 631
Subtotaal24 44636 81238 00852 53951 65535 633
Koersrisico      
Amerikaanse Dollar704494551566475384
Japanse Yen 48    
Hong Kong Dollar372454455
Italiaanse Lire1      
Pond Sterling3    50
Singapore Dollar666685    
Saoedi Rial111   
Subtotaal712681663695480439
Totaal25 15837 49338 67153 23452 13536 072

* Omzetpolissen omvatten kortlopende risico's op méér dan één landenklasse.

Bovenstaand overzicht is afkomstig van de NCM. Door een andere wijze van verantwoorden is er een klein verschil tussen de door de NCM opgegeven stand ultimo 1995 (f 36 072 mld.) en de door Financiën bepaalde stand (f 36 002 mld.).

* Wet Herverzekering Investeringen (WHI)

Het mogelijke risico betreft de Staatsgarantie in verband met de door de NCM verleende kredieten, die verstrekt zijn in verband met investeringen in ontwikkelingslanden. De stijging van het uitstaand risico ten opzichte van ultimo 1994 is voornamelijk het gevolg van een forse stijging van het bedrag aan verleende garanties.

Kernongevallen (WAKO)

Op grond van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen (WAKO) staat de Staat, voorzover de vergoedingen uit andere hoofde niet toereikend zijn, voor maximaal f 5 mld. per vergunning garant ten einde schade ten gevolge van een kernongeval te vergoeden.

Deelnemingen (garantiekapitaal)

* Deelneming IMF

DNB neemt namens de Staat, onder Staatsgarantie, deel in het kapitaal van het Internationale Monetaire Fonds (IMF).

Het garantiekapitaal geeft het maximale verlies aan dat DNB kan lijden uit hoofde van het beheer van de Nederlandse deelneming in het IMF.

De daling ten opzichte van 1994 is het gevolg van een wisselkoersmutatie van de SDR.

* Deelnemingen Wereldbank, EIB, Regionale Ontwikkelingsbanken, EBRD, BNG, MIGA en NWB

De garantie betreft het garantiekapitaal (de niet volgestorte aandelen) inzake de deelneming van de Staat in het kapitaal van de betreffende banken. Slechts indien de banken in ernstige financiële problemen komen, kan om storting (vol- of bijstorting) van het garantiekapitaal worden gevraagd.

In tegenstelling tot de IMF-deelneming vinden kapitaalstortingen rechtstreeks plaats ten laste van de begroting IXB. Met de betreffende banken zijn afspraken gemaakt over het te storten deel van de deelneming; vaak wordt de deelneming in termijnen over een aantal jaren gespreid. De nog te betalen termijnen komen tot uitdrukking in de openstaande betalingsverplichtingen (zie hierna).

De uitgaven in verband met de deelnemingen in Wereldbank en Regionale Ontwikkelingsbanken komen ten laste van het OS-plafond.

De stand van de openstaande garantieverplichtingen wordt beïnvloed door de omvang van de niet volgestorte aandelen en de stand van de wisselkoersen op het moment van het opstellen van de saldibalans.

De garantieverplichtingen met betrekking tot de Aziatische en Afrikaanse Ontwikkelingsbank (AsDB en AfDB) luiden in US-dollars (de deelnemingen en betalingsverplichtingen echter, als gevolg van de dubbele waardestandaard, in SDR).

De daling ten opzichte van ultimo 1994 is het gevolg van aangegane verplichtingen inzake Regionale Ontwikkelingsbanken en Lomé-overeenkomsten (totaal + f 879 mln.), vervallen garanties Lomé-overeenkomsten (– f 13 mln.) en negatieve bijstellingen van aangegane garanties uit eerdere begrotingsjaren (– f 1 596 mln.). De negatieve bijstellingen betreffen wisselkoersmutaties van de US-dollar (Wereldbank, Regionale Ontwikkelingsbanken en MIGA) en van de ECU (EIB en EBRD).

Crediteurengarantie NWB

Het mogelijke risico vloeit voort uit een door de Staat afgegeven crediteurengarantie voor alle door de Nederlandse Waterschapsbank (NWB) vòòr 1-7-1989 opgenomen leningen. De Staat garandeert hiermee het nakomen van de betalingsverplichtingen van de NWB. Deze garantie vervalt al naar gelang de NWB de leningen aflost.

De daling ten opzichte van ultimo 1994 is een gevolg van aflossingen in 1995.

Kredietverlening

* Bijzondere Financiering (BF)

Het mogelijke risico betreft de onder Staatsgarantie door de Nationale Investeringsbank verleende kredieten.

Dit risico is per saldo toegenomen met ca f 39 mln. ten opzichte van ultimo 1994 als gevolg van verleende garanties (+ f 275 mln.) en vervallen garanties (– f 236 mln.).

* Fin.Mij. voor Ontwikkelingslanden (FMO)

Het mogelijke risico betreft onderhandse leningen aangegaan door de FMO onder garantie van de Staat (de zogenaamde crediteurengarantie). Deze leningen worden afgelost van 1995 tot en met het jaar 2011. In het kader van de financiële herstructurering van de FMO worden sinds 1-1-1993 geen garanties meer verleend.

De daling van de garanties is het gevolg van aflossing van de leningen. Naast deze crediteurengarantie heeft de Staat tevens een debiteurengarantie verstrekt in het kader van de herstructurering (zie hierna).

* EIB-Lomé

Het mogelijke risico betreft de Staatsgarantie in verband met de door de EIB verleende kredieten in het kader van de overeenkomst van Lomé. Dit risico is ten opzichte van ultimo 1994 nagenoeg onveranderd.

Kredieten EU-betalingsbalanssteun aan lidstaten

Het EU-mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten, is in het leven geroepen om bijstand te geven aan EG-partners met betalingsbalans-moeilijkheden. In 1988 is een nieuw geïntegreerd kredietmechanisme ingesteld waarin de Gemeenschapslening en het middellange termijnkredietmechanisme zijn samengevoegd. Leningen uit hoofde van het nieuwe geïntegreerde mechanisme worden in principe conform de oude Gemeenschapslening op de kapitaalmarkt of bij financiële instellingen gefinancierd. De mogelijkheid van financiering uit de begroting van lidstaten functioneert als vangnet voor het geval marktfinanciering niet op bevredigende voorwaarden mogelijk is. Met de toetreding van Noorwegen, Zweden, Finland en Oostenrijk is de maximale Nederlandse bijdrage verlaagd tot ECU 808 mln. (f 1 704 mln.). De al langer bestaande garantie is voor het eerst op de saldibalans opgevoerd. De administratieve correctie is zowel in de slotwet als in de rekening als aangegane verplichting opgenomen (uitgavenartikel 03.08).

Participaties PPM

Het mogelijke risico betreft de Staatsgarantie aan DNB in verband met de schadedeclaraties van particuliere participatiemaatschappijen (ppm's) uit hoofde van de door de ppm's geleden verliezen op participatieportefeuilles.

Met ingang van 1-1-1992 worden ten laste van de Financiënbegroting geen garanties meer verleend. De regeling PPM valt sinds genoemde datum onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Economische Zaken.

De mutatie ten opzichte van 1994 wordt verklaard doordat in 1995 garanties zijn vervallen, die vòòr 1-1-1992 zijn verleend.

In dit bedrag is tevens een administratieve correctie op de beginstand 1995 opgenomen die in de boekhouding van DNB is verwerkt.

Exploitatieverlies Hippo Toto B.V. (SENS)

De Staat heeft in 1995 een garantie afgegeven aan de SENS voor eventuele toekomstige verliesresultaten van de Hippo Toto B.V.

Overige

Deze post betreft onder meer een bedrag van f 205 000 in verband met de garantie uit hoofde van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM).

De Staat waarborgt naar rato van de in zijn bezit zijnde motorrijtuigen de verplichtingen van het Waarborgfonds Motorverkeer. Ook waarborgt de Staat de verplichtingen van het fonds, voorzover de van erkende gemoedsbezwaarden ontvangen bedragen niet toereikend zijn voor vergoeding van schade, waartoe door in het bezit van personen uit deze groep zijnde motorrijtuigen aanleiding is gegeven. In beginsel is de verplichting ten aanzien van het Waarborgfonds niet beperkt. De hieruit voortvloeiende garantieverplichting ultimo 1995 kan evenwel worden becijferd op f 0,2 mln.

Daarnaast bevat deze post de garantie die verstrekt is voor procesrisico's betreffende faillissementscuratoren en andere kosten.

Niet uit de saldibalans blijkende garantieverplichtingen

Verzekeringskamer en Stichting Toezicht Effectenverkeer

Door de Staat zijn in het kader van de verzelfstandigingen van de Verzekeringskamer en de Stichting Toezicht Effectenverkeer vrijwaringen verleend ter zake van schade als gevolg van mogelijk uit de toezichtstaak voortvloeiende aansprakelijkheidsclaims. De vrijwaring aan de Verzekeringskamer geldt uitsluitend voorzover de limiet voor het bestuurdersaansprakelijkheidsrisico ter grootte van f 10 mln. per aanspraak en per jaar of de limiet voor het beroepsaansprakelijkheidsrisico ter grootte van f 30 mln. per aanspraak en per jaar wordt overschreden. Het ligt in de bedoeling met de Stichting Toezicht Effectenverkeer een analoge regeling tot stand te brengen.

FMO

De Staat staat garant voor het risico dat de debiteuren van de FMO niet kunnen voldoen aan hun verplichtingen en het daarvoor bestemde reservefonds van de FMO onvoldoende is. Deze zogenaamde debiteurengarantie is een p.m.-post, omdat deze afhankelijk is van de omvang van de door de FMO verstrekte en te verstrekken kredieten. De post is voor het eerst op de saldibalans opgevoerd.

In onderstaand overzicht zijn de openstaande betalingsverplichtingen samengevat. Gelet op de omvang luiden de bedragen in miljoenen guldens.

Openstaande betalingsverplichtingen (x f 1 mln.)

Omschrijvingultimo 1995ultimo 1994
Deelnemingen:2 1372 681
* Int.Ontw.Associatie (IDA)1 4131 886
* Spec.fondsen Reg.Ontw.banken629671
* EBRD1648
* EIB3445
* Int.Fin.Mij (IFC)1625
* MIGA55
* Reg.Ontw.Banken241
   
Materiële uitgaven:9692
* belastingdienst9589
* kernministerie13
   
Overige betalingsverplichtingen:287
* Domeinen212
* Muntwezen33
* Bommenregeling42
* Diverse uitgaven00
 2 2612 780

Toelichting betalingsverplichtingen

Deelnemingen

Zoals reeds toegelicht bij de garantieverplichtingen zijn met de banken en instellingen regelingen getroffen over de betaling van het zogenaamde paid-in capital (te storten kapitaal). De openstaande betalingsverplichtingen komen volgens de overeengekomen betalingstermijnen gespreid over een aantal jaren tot betaling. Behoudens de EIB en EBRD betreft het OS-verplichtingen. De betalingsverplichting met betrekking tot de MIGA is van andere orde dan de reguliere betalingsverplichtingen. Het betreft namelijk gedeponeerde notes die onderdeel zijn van het paid-in capital en waarvan het niet de bedoeling is dat ze uitbetaald worden. Het MIGA kan echter wel te allen tijde om uitbetaling verzoeken.

De stand van de openstaande betalingsverplichtingen wordt beïnvloed door de aangegane en vervallen verplichtingen en de valutakoersen. De daling ten opzichte van ultimo 1994 is voornamelijk het gevolg van tot betaling gekomen verplichtingen.

Materiële uitgaven

De openstaande verplichtingen hebben betrekking op de materiële uitgaven van de Belastingdienst en het kernministerie.

Overige betalingsverplichtingen

Deze verplichtingen houden met name verband met de expolitatie van Domeinen, uit circulatie ontvangen munten (muntwezen), de bommenregeling en het artikel diverse uitgaven.

Het verloop van de saldibalanspost verplichtingen is in onderstaand overzicht samengevat. Gelet op de omvang luiden de bedragen in miljoenen guldens.

Verloop van de openstaande verplichtingen (x f 1 mln.)

 Garantie-verplichtingenBetalings-verplichtingenTotaal
Stand 1-1-1995137 3242 780140 104
    
Aangegane verplichtingen+ 11 988+ 1 976+ 13 964
    
Vervallen c.q. tot betaling gekomen verplichtingen– 27 360– 2 392– 29 752
    
Negatieve bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren– 1 597– 103– 1 700
Stand 31-12-1995120 3552 261122 616

De aangegane betalingsverplichtingen welke op grond van de Comptabiliteitswet gelijk moeten worden gesteld aan de kasuitgaven zijn in dit overzicht niet opgenomen.

Voor de specificatie van het verloop van de verplichtingen op artikelniveau wordt verwezen naar de bijlagen 1 en 2 van deze saldibalans.

12. Deelnemingen

De post deelnemingen bestaat uit de aandelen in Nederlandse ondernemingen en de aandelen in internationale instellingen. De deelnemingen zijn als volgt gewaardeerd:

1) Nederlandse ondernemingen: gestorte kapitaal.

Met uitzondering van de NWB en BNG geldt dat er geen verplichtingen openstaan. Voor de NWB en BNG geldt dat de aandelen B slechts voor 25% volgestort zijn en dat voor de overige 75% een garantieverplichting is verstrekt.

2) Internationale instellingen: gestorte kapitaal en nog te storten kapitaal uit hoofde van een betalingsverplichting (paid-in capital). Voor het restant, dat niet als deelneming is opgenomen, is een garantieverplichting verstrekt (callable capital).

De dividenden uit staatsdeelnemingen worden verantwoord op ontvangstenartikel 02.08 (dividend uit staatsdeelnemingen). Onderstaand worden de deelnemingen nader gespecificeerd.

Deelnemingen (nominale waarde aandelenkapitaal) (x f 1000)

Omschrijvingultimo 1995ultimo 1994aandeel in %
Nederlandse ondernemingen1   
    
Bank Ned. Gemeenten (BNG)139 227139 22750
Nat.Investeringsbank (NIB)62 63762 00250,3
De Nederlandsche Bank (DNB)20 00020 000100
Ned.Inkoopcentrum (NIC)20 00020 000100
Ned.Fin.Maatsch.voor Ontw.(FMO)10 2004 53551
Int.Nederlanden Groep (ING)9 4809 4791,1
Ned.Waterschapsbank (NWB)1 1351 1357,7
De Nederlandse Munt N.V.1 3001 300100
Haven van Vlissingen1 1001 10035,5
Kon.Ned.Springstoffenfabriek1 0001 00050
Holl.Signaalapparaten6506501
CF-kant.voor Staatsobligaties404060
Subtotaal266 769260 468 
Internationale instellingen2   
    
Europese Inv.Bank (EIB)481 187487 6684,90
Wereldbank (IBRD)424 843459 4522,39
Eur.Ontw.Bank voor Wederopb. en Ontw. (EBRD)156 880158 9932,48
Int.Fin.Mij. (IFC)90 05697 3932,47
Aziatische Ontw.bank (AsDB)49 18045 5881,055
Afr.Ontw.bank (AfDB)24 75526 7710,674
Inter-Amer.Ontw.bank (IDB)23 4778 3720,338
Mult.Ag.voor Inv.gar. (MIGA)7 5308 1442,24
Inter-Amer.Invest.Mij (IIC)4 9745 3791,56
Subtotaal1 262 8821 297 760 
Deelnemingen totaal1 529 6511 558 228 

1 Berekend op basis van deelname in het gestort kapitaal 2 Berekend op basis van deelname in het paid-in capital

In de laatste kolom van het overzicht is het deelnemingspercentage ultimo 1995 vermeld.

Toelichting deelnemingen

De mutatie ten opzichte van 1994 betreft met name de volstorting aandelen FMO ten laste van de OS-begroting (f 5 665 000) en dividenduitkering van NIB in de vorm van een stockdividend (f 635 000) en uitbreiding aandelenkapitaal (IDB en AsDB totaal f 22 761 000) en koersverschillen (– f 57 639 000).

De onderlinge relatie tussen de diverse saldibalansposten die verband houden met de deelnemingen in internationale instellingen is onderstaand samengevat.

Internationale instellingen (x f 1000)

 paid-in capitalcallable capital (garantie-verpl.)total capital
reeds gestort (uitgaven)1nog te storten (betalingsverpl.)totaal (deeln.)
EIB447 64833 539 481 1875 958 3946 439 581
Wereldbank424 843424 8436 446 6686 871 511
EBRD141 19215 688 156 880366 053522 933
IFC74 39415 662 90 056090 056
AsDB42 1548 678249 180653 279702 459
AfDB24 7550224 755173 282198 037
IDB8 07415 403 23 477522 460545 937
MIGA3 7664 83937 53030 12237 652
IIC4 9744 97404 974

1 De daadwerkelijke storting (uitgaven) wijkt af van de in deze kolom vermelde bedragen. het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de hier vermelde bedragen houdt verband met de waardehandhavingsregelingen. Deze verschillen zijn onder de rechten opgenomen. Een uitzondering hierop vormen de AfDB en AsDB: dit verband is hier niet sluitend in verband met de gehanteerde dubbele waardestandaard. 2 De AsDB en AfDB hanteren een zogenaamde dubbele waardestandaard. De deelnemingen zijn gewaardeerd tegen de US-dollarkoers (omrekening SDR-US-dollar-gulden: 1 SDR = f 1,9355). De betalingsverplichting en de waardehandhavingsregeling zijn gewaardeerd tegen de koers 1 SDR = f 2,3907. 3 MIGA: de betalingsverplichting luidt in DM. De betreffende promessen hebben een waarde van DM 4 324; dit komt overeen met een guldensbedrag van 4 839.

Niet uit de saldibalans blijkende deelnemingen

Hoewel niet in bovenstaand overzicht opgenomen, kan tot de deelnemingen ook de SENS worden gerekend. De relatie tussen het ministerie van Financiën en de SENS is met name financieel van aard.

In onderstaand overzicht wordt een specificatie gegeven van de oorspronkelijke nominale waarde in vreemde valuta van de deelnemingen in internationale instellingen.

Specificatie van de oorspronkelijke nominale waarde in vreemde valuta van de internationale instellingen (x 1000)

Omschrijvingvalutaultimo 1995ultimo 1994
WereldbankSDR*219 504219 504
 US-dollar264 799264 799
    
Eur.Inv.Bank (EIB)ECU228 202228 202
    
Eur.Bank voor Wederopb. en Ontw. (EBRD)ECU74 40074 400
    
Int.Fin.Mij (IFC)US-dollar56 13156 131
    
Az.Ontw.bank (AsDB)SDR*25 41021 780
 US-dollar30 65326 274
    
Afr.Ontw.bank (AfDB)UA*12 79012 790
    
 US-dollar15 42915 429
    
Inter-Am.Ontw.bank (IDB)US-dollar14 6334 825
    
Mult.Ag.voor Inv.gar. (MIGA)US-dollar4 6944 694
    
Inter-Am.Inv.Mij (IIC)US-dollar3 1003 100

* De Wereldbank, AsDB en AfDB hanteren een interne rekeneenheid: de SDR, Special Drawing Right (Wereldbank en AsDB) en de UA, Unit of Account (AfDB). De deelneming is aangegaan in SDR's. De UA is in waarde gelijk aan de SDR.

MINISTERIE VAN FINANCIËN (IXB)

Bijlage 1 saldibalans 31-12-1995

VERLOOP VAN DE OPENSTAANDE GARANTIEVERPLICHTINGEN (bedragen x f 1 000)

Art.OmschrijvingOpenstaande garanties 01-01-1995Verleende garanties in 1995 (excl. positieve bijstellingen)Positieve bijstellingen in 1995Vervallen garanties in 1995*Negatieve bijstellingen van aangegane garanties uit eerdere begrotingsjarenOpenstaande garanties 31-12-1995
02.03Garanties en waarborgen inzake De Nederlandsche Bank N.V., de Postbank N.V., de N.V. Bank Nederlandse Gemeenten, de Nederlandse Waterschapsbank N.V. en de SENS15 154 98621 000 – 2 075 603 13 100 383
 – Garantie inzake deelneming in het kapitaal van de N.V.Bank Nederlandse Gemeenten34 875    34 875
 – Garantie inzake deelneming in het kapitaal van de Nederlandse Waterschapsbank N.V.2 500    2 500
 – Waarborg tot het nakomen van de betalingsverplichtingen van de Nederlandse Waterschapsbank N.V.15 117 611  – 2 075 603 13 042 008
 – Garantie SENS inzake exploitatieverlies Hippo Toto B.V. 21 000   21 000
        
02.05Verzekerings- en herverzekeringsovereenkomsten ten laste of ten behoeve van de Staat betreffende vergoeding van schaden aan derden40 000 240   – 3540 000 205
 – Vergoeding voor schade aan derden door kern-ongevallen op grond van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen40 000 000    40 000 000
 – Op grond van artikel 24a van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen gewaarborgde verplichtingen van het Waarborgfonds Motorverkeer240   – 35205
 – Vrijwaring Stichting Toezicht Effectenverkeerp.m.    p.m.
 – Vrijwaring Verzekeringskamerp.m.    p.m.
        
02.07Regeling Bijzondere Financiering 19711 298 312275 000 – 235 611 1 337 701
 – AA-kredieten1 298 312275 000 – 235 611 1 337 701
 – B-kredieten0    0
        
02.08Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 198188 619  – 9 555 79 064
        
03.02Uitgaven inzake garantieverlening aan de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V.371 069  – 34 990 336 079
 – debiteurengarantie     p.m.
 – crediteurengarantie371 069  – 34 990 336 079
        
03.05Garanties en overeenkomsten van borgtocht inzake deelnemingen in het kapitaal van ontwikkelingsbanken en andere financiële instellingen en kredietverlening aan ontwikkelingslanden7 776 382879 05977– 13 538– 714 0357 927 945
 – Garantie inzake deelneming in het kapitaal van de Wereldbank6 971 836   – 525 1686 446 668
 – Garantie inzake deelneming in het kapitaal van het Multilaterale Agentschap voor Investeringsgaranties32 576   – 2 45430 122
 – Garantie inzake deelneming in het kapitaal van de regionale ontwikkelingsbanken668 109865 87377 – 185 0381 349 021
 – Overeenkomsten van Borgtocht met de Europese Investeringsbank inzake leningen te verstrekken aan de Afrikaanse, Caraïbische en Stille Zuidzeelanden (ACP-landen) en de landen en gebieden overzee (LGO) vallende onder de Overeenkomsten van Lomé103 86113 186 – 13 538– 1 375102 134
        
03.07Garanties uit hoofde van overeenkomsten met De Nederlandsche Bank N.V. en inzake deelneming in het kapitaal van de Europese Investeringsbank13 599 586660 163 – 660 163– 797 86512 801 721
 – Uitgaven uit hoofde van de in 1980 gesloten overeenkomst tussen de Staat der Nederlanden en De Nederlandsche Bank N.V. inzake de Nederlandse deelneming in het Internationale Monetaire Fonds13 599 586   – 797 86512 801 721
 – Garantie-overeenkomst met De Nederlandsche Bank N.V. in verband met de bemoeienissen van de Bank in de geschillenbeslechting tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Islamitische Republiek Iran0    0
 – Garantie-overeenkomst tussen de Staat en De Nederlandsche Bank N.V. voor het Nederlandse aandeel in de via de Bank voor Internationale Betalingen te verstrekken kredietfaciliteiten0475 000 – 475 000 0
 – Garantie-overeenkomst tussen de Staat en De Nederlandsche Bank N.V. in verband met een lening aan Oekraïne, Georgië, Moldavië en Armenië0    0
 – Garantie-overeenkomst tussen de Staat en De Nederlandsche Bank N.V. in verband met een lening aan Zambia 125 000 – 125 000 0
 – Garantie-overeenkomst tussen de Staat en De Nederlandsche Bank N.V. in verband met een lening aan Bosnië-Herzegovina 60 163 – 60 163 0
        
03.08Verstrekking van kredieten op grond van deelneming van de Staat in het geïntegreerd EG-mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten01 703 749   1 703 749
        
03.10Herverzekering door de Staat van door de Nederlandsche Credietverzekering Maatschappij N.V. verzekerde export- en importkredieten en koersrisico's – Schade-uitkeringen52 166 0008 162 000 – 24 326 000 36 002 000
        
03.11Wet Herverzekering Investeringen 1969458 778287 000 – 4 778 741 000
        
03.14Garantie inzake deelneming in het kapitaal van Europese Banken6 409 628   – 85 1826 324 446
 – Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling370 983   – 4 930366 053
 – Europese Investeringsbank6 038 645   – 80 2525 958 393
        
04.06Garantie voor procesrisico's van faillissementscuratoren en andere kosten, indien de procesvoering en de te maken kosten het belang dienen van de fiscus en eventueel de betrokken bedrijfsvereniging370211 – 129 452
  137 323 97011 988 18277– 27 360 367– 1 597 117120 354 745

* Onder de vervallen garanties zijn o.m. begrepen de tot betaling gekomen garanties.

MINISTERIE VAN FINANCIËN (IXB)

Bijlage 2 saldibalans 31-12-1995

VERLOOP VAN DE OPENSTAANDE BETALINGSVERPLICHTINGEN (bedragen x f 1 000)

Art.OmschrijvingOpenstaande verplichtingen 01-01-1995Aangegane verplichtingen in 1995 (excl. positieve bijstellingen)Positieve bijstellingen in 1995Tot betaling gekomen in 1995Negatieve bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjarenOpenstaande verplichtingen 31-12-1995
01.01Personeel en materieel kernministerie3 00371 303 – 71 041– 1 8151 450
 – Materieel kernministerie3 00371 303 – 71 041– 1 8151 450
        
01.10Bijdragen in de kosten van opsporing en ruiming van explosieven, afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog1 4666 757288– 3 862– 9173 732
        
01.11Uitvoering van werken door het Rijk (Domeinen)2 36834 655 – 15 370– 73820 915
 – Onderhoud van domeingebouwen2406 791 – 6 961– 1654
 – Onderhoud, instandhouding en exploitatie van de overige domeinen1 61925 006 – 5 081– 68320 861
 – Bouw van boerderijen en andere opstallen249  – 237– 120
 – Verbetering van gronden, overeenkomsten verband houdende met het beheer, afkoopprijzen van rechten en vergoedingen van schade, koopprijzen voor aankoop van gronden enz. 2602 858 – 3 091– 270
        
01.13Uitgaven Bureau Schade-afwikkeling 6 463 – 6 463 0
        
01.14Diverse uitgaven11241 – 115 137
 – Rentesubsidie OESO-pledge11  – 9 2
 – Bijdrage St.BOFEB 241 – 106 135
        
02.01Muntwezen3 20124 272 – 20 962– 3 2013 310
 – Vergoeding aan DNM voor:021 923 – 20 962 961
 a. kosten grondstoffen013 599 – 12 782 817
 b. overige kosten07 828 – 7 684 144
 c. muntmuseum0496 – 496 0
 – Uit circulatie terugontvangen munten (relevant)0    0
 – Uit circulatie terugontvangen munten (niet relevant)3 2012 349  – 3 2012 349
        
02.02Nominale waarde ontmunte munt0    0
        
02.04Deelneming in het kapitaal van de N.V. Bank Nederlandse Gemeenten en de Nederlandse Waterschapsbank N.V.0    0
        
02.09Rente- en maatwerkcomponent kosten betalingsverkeer014 987 – 14 987 0
        
02.10Verwerving vermogenstitels0    0
        
03.03Tijdelijke financiering van de liquiditeiten van de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V.0    0
        
03.04Deelnemingen in het kapitaal van internationale banken en andere financiële instellingen2 588 11949 227 – 459 360– 91 2862 086 700
 – Deelneming in het kapitaal van de Intern. Financieringsmaatschappij25 407  – 8 271– 1 47415 662
 – Deelneming in het kapitaal van de Wereldbank0    0
 – Deelneming in het kapitaal van het Multilaterale Agentschap voor Investereringsgaranties4 843   – 44 839
 – Deelneming in het kapitaal van Regionale Ontwikkelingsbanken56728 293 – 864– 3 91424 082
 – Deelneming in speciale fondsen van Regionale Ontwikkelingsbanken670 81320 934 – 62 675– 14629 058
 – Bijdrage in de middelen van de Internationale Ontwikkelingsassociatie1 886 489  – 387 550– 85 8801 413 059
03.10Herverzekering door de Staat van door de Nederlandsche Credietverzekering Maatschappij N.V. verzekerde export- en importkredieten en koersrisico's – Kostenvergoeding NCM030 811 – 30 811 0
        
03.13Deelneming in het kapitaal van Europese banken93 019  – 41 843– 1 94949 227
 – Deelneming kapitaal EBRD47 698  – 30 777– 1 23315 688
 – Deelneming kapitaal EIB45 321  – 11 066– 71633 539
        
03.15Betalingsbalanssteun Oekraïne0    0
        
04.01Personeel en materieel Belastingdienst88 693978 666 – 968 452– 3 53395 374
 – Materieel Belastingdienst88 693978 666 – 968 452– 3 53395 374
        
04.03Bijdragen en staatsprijs betreffende fiscale zaken0343 – 343 0
 – Staatsprijs voor fiscaal-wetenschappelijke publicaties0    0
 – Internationaal Belasting Documentatie Bureau te Amsterdam03 – 3 0
 – Internationale Douaneraad0340 – 340 0
        
04.04Vergoeding van, in een EG-lidstaat opgekomen, geldelijke gevolgen, voortvloeiende uit een door Nederland ten onrechte gedaan verzoek tot bijstand als bedoeld in de Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van enkele EG-heffingen0    0
        
04.05Rente wegens te late teruggave van belastingen0761 380 – 761 380 0
 – Uitgaven invorderingsrente0213 049 – 213 049 0
 – Uitgaven heffingsrente0548 331 – 548 331 0
        
04.08Vergoeding van proceskosten indien de fiscus in een gerechtelijke procedure in het ongelijk wordt gesteld03 047 – 3 047 0
  2 779 8801 982 152288– 2 398 036– 103 4392 260 845


XNoot
1

Uitbreiding van de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij overdracht van onroerend zaken in concernverband, verlenging tot 10 jaar van het rentevrij uitstel successie- en schenkingsrecht bij bedrijfsopvolging en de mogelijkheid tot vrijere afschrijving bij (bepaalde) immateriële activa.

XNoot
2

Genoemde commissie is hierbij omgezet in een permanent overlegorgaan tussen ondernemingsorganisaties en belastingdienst.

XNoot
1

Deze doelstellingen betreffen: van de aangiften Particulieren en Ondernemingen moet respectievelijk 100% en 90% binnen een jaar na binnenkomst tot een definitieve aanslag hebben geleid; van de bezwaarschriften Particulieren en Ondernemingen n.a.v. administratieve fout moet 100 % binnen 3 maanden zijn afgehandeld; van de bezwaar- schriften Particulieren en Ondernemingen n.a.v. aanvulling aangifte moet 90% binnen 3 maanden na binnenkomst zijn afgehandeld; van de bezwaarschriften Particulieren en Ondernemingen n.a.v. correcties moet respectievelijk 70% en 50% binnen 3 maanden na binnenkomst zijn afgehandeld.

XNoot
1

Gedefinieerd als het percentage gecorrigeerde aangiften (IB, VpB)/naheffingen (LB, OB) waarop geen bezwaar is gevolgd plus het percentage beroeps- en Hoge Raadzaken waarin de inspecteur in het gelijk is gesteld t.o.v. het totaal aantal correcties/naheffingen.

Naar boven