nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot regeling
van het overleg over de integratie van minderheden (Wet overleg minderhedenbeleid).
De memorie van toelichting, die het Wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
29 augustus 1996
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het overleg
te regelen over het voorgenomen regeringsbeleid ten aanzien van de integratie
van etnische en culturele minderheden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;
b. minderheidsgroep: een door Onze Minister aangewezen doelgroep van het
integratiebeleid;
c. samenwerkingsverband: een door Onze Minister toegelaten stichting die
in gevolge haar statuten tot doel heeft de belangen te behartigen van een
minderheidsgroep of te onderscheiden minderheidsgroepen en die representatief
is voor die groep of groepen.
Artikel 2
Over beleidsvoornemens ten aanzien van de integratie van minderheden en
over ontwikkelingen die voor minderheden van belang zijn met het oog op het
te voeren integratiebeleid wordt door of namens Onze Minister en, waar daartoe
aanleiding bestaat mede door of namens Onze Ministers wie het mede aangaat,
tenminste drie keer per jaar overleg gevoerd met de tot het Landelijk overleg
minderheden toegelaten samenwerkingsverbanden.
Artikel 3
Elk samenwerkingsverband is bevoegd tot aanwijzing van een lid en een
plaatsvervangend lid van het Landelijk overleg minderheden.
Artikel 4
1. Onze Minister is bevoegd de toelating van een samenwerkingsverband
tot het Landelijk overleg minderheden in te trekken indien het samenwerkingsverband
naar zijn oordeel niet meer representatief is dan wel het algemeen belang
zich tegen verdere toelating verzet.
2. Onze Minister is bevoegd een lid of plaatsvervangend lid van het Landelijk
overleg minderheden uit te sluiten van het overleg indien naar het oordeel
van Onze Minister het algemeen belang dit vordert.
Artikel 5
De leden van het Landelijk overleg minderheden kunnen zich na overleg
met Onze Minister ter vergadering voor de behandeling van een bepaald onderwerp
door een deskundige doen bijstaan.
Artikel 6
1. Onze Minister kan aan de samenwerkingsverbanden en aan een door deze
samenwerkingsverbanden, of door een aantal van deze samenwerkingsverbanden,
gezamenlijk opgerichte rechtspersoon subsidie verstrekken.
2. Doel van de in het eerste lid bedoelde subsidie is het in staat stellen
van de samenwerkingsverbanden dan wel van de rechtspersoon coördinerend
en voorwaarden scheppend werkzaam te zijn ten behoeve van het in artikel 2
bedoelde overleg.
3. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking
tot de in het eerste lid bedoelde subsidie.
4. De in het derde lid bedoelde nadere regels hebben in ieder geval betrekking
op:
a. het aanvragen van de subsidie;
b. het toekennen van de subsidie;
c. het vaststellen van de subsidie;
d. de begroting, de financiële verantwoording en het jaarverslag.
Artikel 7
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Artikel 6 werkt terug tot en
met 1 januari 1997.
Artikel 8
Deze wet wordt aangehaald als: Wet overleg minderhedenbeleid.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken,