24 830
Rechtmatigheidsonderzoek 1995

nr. 3
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 oktober 1996

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft over het Rechtmatigheidsonderzoek 1995 van de Algemene Rekenkamer (blz. 175 t/m 186 & 220 t/m 226) een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. De vragen zijn bij brief van 7 oktober 1996 beantwoord.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Blauw

De griffier van de commissie,

Coenen

1

Kan met betrekking tot de toepassing van de Europese aanbestedingsregels het precieze meningsverschil tussen de Algemene Rekenkamer (ARK) en de minister worden geschetst? (blz. 179).

De AR concludeert dat bij de taxatieopdracht de Europese aanbestedingsregels niet zijn gevolgd. In mijn reactie aan de AR heb ik reeds aangegeven dat deze concusie op een misverstand berust en onjuist is. Dit misverstand vloeit mede voort uit de opvatting van de AR dat het te allen tijde de voorkeur verdient dat het ministerie zelf, met het oog op de goede beheersbaarheid van de uitvoering, de opdracht tot taxatie verstrekt. Alsdan zou het ministerie gehouden zijn de Europese aanbestedingsregels te volgen. Het feit dat – in afwijking van de voorkeur van de AR – de opdracht tot taxatie door LTO-Nederland heeft plaatsgevonden, betekent echter geenszins dat het ministerie daarmee, direct of indirect, in strijd met de aanbestedingsregels heeft gehandeld. Op LTO-Nederland zijn deze regels immers niet van toepassing. Overigens wijs ik er op dat de inhoudelijke bezwaren van de AR tegen het niet van overheidswege verstrekken van de taxatieopdracht ongegrond zijn, aangezien ik alle waarborgen in de regeling heb gecreëerd voor een goede beheersbaarheid van de uitvoering. Ik verwijs met betrekking tot deze aspecten naar mijn antwoord op vraag 3.

2

Op grond van welke overwegingen is de minister tot de conclusie gekomen dat de aanbevelingen van de ARK met betrekking tot schademeldingen en taxaties niet relevant zijn? Is er buiten het verschil van mening op Europeesrechtelijke gronden geen algemene relevantie aan de opmerkingen van de ARK te verbinden, bijvoorbeeld met het oog op eventueel toekomstige omstandigheden van vergelijkbare aard? (blz. 179).

Onder verwijzing naar en in aanvulling op mijn antwoorden op de hiermee verband houdende vragen 1 en 3 merk ik het volgende op over de relevantie van de aanbevelingen van de AR. De betrokken passage in het rapport van de AR kan de indruk wekken dat ik geen van de aanbevelingen ten aanzien van schademeldingen en taxaties relevant zou achten. Dat dit onjuist is, moge blijken uit het feit dat de AR ten algemene heeft opgemerkt dat bij de Bijdrageregeling landbouwbedrijven overstromingsschade 1995 rekening is gehouden met zijn bevindingen met betrekking tot eerdere schaderegelingen.

Een aantal suggesties van de AR die de feitelijke uitvoering van taxaties betroffen boden mijns inziens geen meerwaarde ten opzichte van de door mij terzake getroffen voorzieningen en heb ik om die reden niet overgenomen.

3

Wat is de consequentie van het niet opheffen van het bezwaar van de ARK t.a.v. de opdrachtverlening voor taxaties in het kader van de Bijdrageregeling landbouwbedrijven overstromingsschade 1995? (blz. 179).

Het bezwaar van de AR is gericht tegen de opdrachtverlening van taxaties door LTO-Nederland. De AR persisteert in zijn opvatting dat te allen tijde een directe relatie tussen het ministerie en de taxateurs de voorkeur verdient met het oog op de beheersbaarheid van de uitvoering. Ik ben echter van mening dat deze beheersbaarheid op adequate wijze werd verzekerd door het expliciet opnemen in de regeling van de schadewaarderingsgrondslagen, op grond waarvan tevens de door de AR gewenste directe relatie tussen ministerie en taxateurs werd gewaarborgd. Bovendien hebben de taxateurs hun werkzaamheden verricht overeenkomstig de schriftelijke instructies, opgesteld door mijn ministerie in overleg met LTO en de verzekeraars. Inhoudelijk zijn derhalve de bezwaren van de AR ondervangen, zodat het door de AR gehandhaafde formele bezwaar zonder gevolg is.

4

Hoe is de stand van zaken ten aanzien van het nader onderzoek naar de door de AID geconstateerde onregelmatigheid met betrekking tot de juistheid van de schademelding? (p. 179).

Momenteel worden de gegevens van het door de Algemene Inspectiedienst verrichte onderzoek verwerkt opdat zo spoedig mogelijk besluitvorming kan plaatsvinden over de aan de uitkomst te verbinden conclusies. Vervolgens zullen de tegemoetkomingen waarvan is komen vast te staan dat zij onrechtmatig zijn verkregen, overeenkomstig het bepaalde in de regeling worden teruggevorderd.

5

Voor de schaderegelingen werd in totaal 84,2 miljoen uitgegeven waarvan 77,5 miljoen i.h.k.v. de bijdrageregeling landbouwbedrijven overstromingsschade. Waar kwam de overige 6,7 miljoen vandaan? (p.179)

In 1995 is in totaal f 84,2 mln. uitgegeven in het kader van een drietal schaderegelingen. Naast de Bijdrageregeling landbouwbedrijven overstromingsschade 1995, betrof dit de Regeling oogstschade 1993 Noord-Nederland en de Regeling oogstschade 1994 Noord-Holland. Met de eerstgenoemde regeling was f 77,5 mln, met de laatste twee in totaal f 6,7 mln. gemoeid.

6

De ARK is van oordeel dat 2,4 miljoen aan verplichtingen en uitgaven, die ten laste zijn van artikel 01.10 onrechtmatig zijn. Volgens de ARK wordt hiermee de tolerantiegrens van het artikel niet overschreden. Wat is de tolerantiegrens van dit artikel? Welke andere tolerantiegrenzen worden elders gehanteerd? (blz. 180).

Het betreft hier tolerantiegrenzen zoals die gehanteerd worden door de Algemene Rekenkamer. Welke deze tolerantiegrenzen zijn en hoe zij worden vastgesteld is, uiteraard, de verantwoordelijkheid van de Algemene Rekenkamer.

7

Hoe is de stand van zaken m.b.t. de terugvordering van onrechtmatig verkregen uitkeringen? (p. 180)

Voor het antwoord op deze vragen zij verwezen naar dat op vraag 4.

8

Welke organisatorische maatregelen zijn er genomen bij de implementatiefase van het FAP om de risico's af te dekken? (p. 183)

Er is een tweetal organisatorische maatregelen genomen om risico's in de implementatiefase van het FAP te dekken.

In de eerste plaats is een gebruikersoverleg ingesteld waarin alle gebruikers zijn vertegenwoordigd. Dit gebruikersoverleg heeft tot doel om:

♦ direct inzicht te krijgen in mogelijke problemen;

♦ adequaat te kunnen ingrijpen ter oplossing van die problemen.

In de eerste maanden na het in gebruik nemen van het pakket is het gebruikersoverleg met een hoge frequentie georganiseerd.

In de tweede plaats is nadruk gelegd op de eerstelijns ondersteuning van de gebruikers door middel van een specifiek hiertoe opgezette helpdesk. Vanuit deze helpdesk is aan FAP-gebruikers bij vragen en problemen de benodigde ondersteuning verleend.

9

Kan nader worden toegelicht waarom er niet eerder dan over 1996, en niet over 1995 een accountantsverklaring bij het LEF tot stand is gekomen? (p. 222)

Over 1995 is een accountantsverklaring afgegeven, zij het dat hierin een beperking is aangebracht. De beperking heeft betrekking op een onzekerheid van materieel belang over de rechtmatigheid van de in de saldibalans opgenomen posten betrekking hebbend op het Landbouw-Egalisatiefonds afdeling B.

De overwegingen die geleid hebben tot het nader nuanceren van de accountantsverklaring zijn in het samenvattend Accountantsrapport bij de Rekening van het Landbouw-Egalisatiefonds (paragraaf 2.2.2) opgenomen. Dit accountantsrapport is verstrekt aan de Tweede Kamer (vergaderjaar 1995–1996, 24 400 XIV, nr. 58).

Reeds in de loop van 1995 is een Plan van Aanpak met actiepunten ontwikkeld en in uitvoering genomen, teneinde het mogelijk te maken dat voor 1996 wel een accountantsverklaring zonder beperking zou kunnen worden afgegeven. Op grond van dit Plan van Aanpak heeft de Algemene Rekenkamer afgezien van het maken van bezwaar bij de Rekening 1995 van het Landbouw-Egalisatiefonds.

De essentie van dit Plan van Aanpak is eveneens in het Samenvattend Accountantsrapport verwoord. De doelstellingen van dit plan kunnen als volgt weergegeven worden:

– de accountantscontrole zodanig in te richten, dat een kwalitatief oordeel kan worden gegeven over de uitvoering van het communautaire beleid gericht tegen misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) van Gemeenschapsgelden;

– vaktechnisch overleg te voeren met nationale counterparts alsmede afstemming over de controle-aanpak met de controlediensten van de Europese Commissie.

Het plan van aanpak maakt het mogelijk dat, rekening houdend met de grenzen van de ministeriële verantwoordelijkheid voor een ordelijk en controleerbaar financieel beheer voor het LEF als geheel, risico's (onzekerheden) uit hoofde van bijvoorbeeld M&O-aspecten en controlebezoeken van de E.C. kunnen worden aangegeven.

Zoals reeds aangegeven in mijn brief aan de Tweede Kamer (vergaderjaar 1995–1996, 24 400 XIV, nr. 58) is, op grond van de inmiddels bereikte inzichten en resultaten en door (andere) instanties ingenomen standpunten, de verwachting gerechtvaardigd dat voor 1996 kan worden gekomen tot een goedkeurende accountantsverklaring bij het LEF.

10

Welke maatregelen denkt de regering te nemen om te voorkomen dat de ARK een bezwaar kan indienen als bedoeld in artikel 55 van de Comptabiliteitswet? (p. 178)

Begin 1996 is een departementaalbreed plan van aanpak opgesteld door de Directie Financieel-Economische Zaken, dat er in voorziet, dat per 1 februari 1997 alle directies en diensten van het Ministerie van LNV beschikken over een geactualiseerde inrichting van de administratieve organisatie. Hiermee zal het bezwaar van de AR zijn weggenomen.

11

Welke besluiten zijn inmiddels genomen naar aanleiding van het AID-onderzoek? Worden bij gebleken onrechtmatigheid alleen de uitkeringen teruggevorderd, of worden ook verder maatregelen genomen, en zo ja, welke? (p. 180)

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 4.

12

Wanneer wordt het geschil over de huisvestingskosten opgelost? Wat betekent een en ander voor de financiële positie van de Plantenziektenkundige Dienst en van het ministerie? (p. 185)

Inmiddels is besloten tot gedeeltelijke nieuwbouw van de huisvesting van de Plantenziektenkundige Dienst. Het Agentschap zal bij oplevering van het pand juridisch en financieel eigenaar worden. Daarmee gaat ook de integrale verantwoordelijkheid van het beheer over. De problematiek met betrekking tot de overdracht van het beheer van het oude pand ten tijde van de oprichting van het Agentschap in 1994, is daarmee opgelost.

13

Waarom kon er geen afdoende accountantsverklaring voor het Landbouw-Egalisatiefonds worden afgegeven? (p. 222)

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 9.

14

Aan welke voorwaarden voldoen de bedoelde betaalorganen (nog) niet om erkend te worden? Aan welke maatregelen denkt de regering hierbij? Wat gebeurt er als een betaalorgaan niet aan de gestelde voorwaarden wil of kan voldoen?

Wat is het karakter van de voorgenomen correctie van f 33 mln door de ECAD? (p. 223)

De betaalorganen kunnen eerst definitief worden erkend, als zij voldoen aan de door de EU gestelde erkenningseisen. Voor wat LNV betreft is in 1996 bij diverse betaalorganen een groot aantal maatregelen genomen, die het naar alle waarschijnlijkheid mogelijk maken per 15 oktober 1996 alle betaalorgenen van LNV definitief te erkennen. Betaalorganen die niet aan de gestelde voorwaarde willen/kunnen voldoen kunnen niet worden gecertificeerd; de betalingsvoorziening zal dan op andere wijze moeten worden gerealiseerd. De voorgenomen correctie van f 33,– mln. door de Europese Commissie (EC) hangt samen met de naar de mening van de EC ontoereikende nationale regelgeving inzake pre-financiering van export van landbouwproducten en onvoldoende controle daarop van de Douane. De Nederlandse regering is het niet eens met de EC en heeft een verzoek tot bemiddeling ingediend bij het daartoe aangewezen beroepsorgaan. Op de afloop hiervan kan ik niet vooruitlopen.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), voorzitter, Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, M. M. H. Kamp (VVD), Esselink CDA, Smits (CDA), Reitsma (CDA), Huys (PvdA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), Van Zijl (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Aiking-van Wageningen (Groep Nijpels), Woltjer (PvdA), Schuurman (CD), Augusteijn-Esser (D66), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Van Waning (D66), Keur (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Passtoors (VVD).

Plv. leden: Bukman (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van Middelkoop (GPV), Remkes (VVD), Beinema (CDA), Leers (CDA), Biesheuvel (CDA), Van Gijzel (PvdA), Liemburg (PvdA), Hoekema (D66), M. M. van der Burg (PvdA), Verspaget (PvdA), Verkerk (AOV), Dijksma (PvdA), Poppe (SP), vacature D66, Jorritsma-van Oosten (D66), Gabor (CDA), Leerkes (U55+), De Cloe (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Doelman-Pel (CDA), Cornielje (VVD), Verbugt (VVD), H. G. J. Kamp (VVD).

Naar boven