nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
bepalingen verband houdende met de instelling van het Internationaal Tribunaal
voor de vervolging van personen aansprakelijk voor genocide en andere ernstige
schendingen van het internationale humanitaire recht, begaan op het grondgebied
van Rwanda en van Rwandese burgers aansprakelijk voor genocide en andere van
dergelijke schendingen, begaan op het grondgebied van buurlanden, tussen 1
januari 1994 en 31 december 1994.
De memorie van toelichting (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt,
bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
18 juli 1996
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is enige wettelijke
voorzieningen te treffen ten einde uitvoering te geven aan resolutie 955 van
de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 8 november 1994, handelende
krachtens Hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties, en het bij
die resolutie aanvaarde Statuut voor een internationaal tribunaal voor de
vervolging van personen aansprakelijk voor genocide en andere ernstige schendingen
van het internationale humanitaire recht, begaan op het grondgebied van Rwanda
en van Rwandese burgers, aansprakelijk voor genocide en andere van dergelijke schendingen, begaan op het grondgebied van buurlanden, tussen 1 januari
1994 en 31 december 1994 (Trb. 1994, 277);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:
Tribunaal: het Internationaal Tribunaal voor de vervolging van personen
aansprakelijk voor genocide en andere ernstige schendingen van het internationale
humanitaire recht, begaan op het grondgebied van Rwanda of buurlanden van
Rwanda op tijdstippen gelegen tussen 1 januari 1994 en 31 december 1994, ingesteld
bij resolutie 955 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 8 november
1994, met inbegrip van de Openbare Aanklager bij het Tribunaal;
Statuut: het Statuut van het Tribunaal, opgenomen in de bijlage bij resolutie
955 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 8 november 1994;
overlevering: de terbeschikkingstelling van een persoon door Nederland
aan het Tribunaal ten behoeve van een door het Tribunaal tegen hem gericht
strafrechtelijk onderzoek;
doorvoer: het begeleid vervoer over Nederlands grondgebied van een persoon
ten behoeve van zijn terbeschikkingstelling aan het Tribunaal, dan wel door
het Tribunaal aan een vreemde staat;
Onze Minister: Onze Minister van Justitie.
Artikel 2
1. Op verzoek van het Tribunaal kunnen personen aan het Tribunaal ter
vervolging en berechting worden overgeleverd ter zake van strafbare feiten
waarvan het Tribunaal ingevolge zijn Statuut bevoegd is kennis te nemen.
2. De artikelen 3 tot en met 18 van de Wet van 21 april 1994, houdende
bepalingen verband houdende met de instelling van het Internationaal Tribunaal
voor de vervolging van personen aansprakelijk voor ernstige schendingen van
het internationale humanitaire recht, begaan op het grondgebied van het voormalige
Joegoslavië sedert 1991 zijn overigens van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3
Deze wet treedt in werking de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad
waarin zij is geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
De Minister van Buitenlandse Zaken,