24 816
Instelling van een vast college van advies van het Rijk op het terrein van het wetenschaps- en technologiebeleid (Wet Adviesraad voor het wetenschaps- en technologiebeleid 1997)

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 11 juni 1996 en het nader rapport d.d. 9 juli 1996, aangeboden aan de Koningin door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de minister van Economische Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 5 maart 1996, no. 96.001200, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot instelling van een vast college van advies van het Rijk op het terrein van het wetenschaps- en technologiebeleid (Wet Adviesraad voor het wetenschaps- en technologiebeleid 1997).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 5 maart 1996, no. 96.001200, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermeld wetsvoorstel rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 11 juni 1996, bied ik U hierbij aan, mede namens mijn ambtgenoot van Economische Zaken.

De Raad van State geeft u in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan zijn opmerkingen aandacht zal zijn geschonken. Op deze opmerkingen ga ik in het navolgende in.

1. Blijkens paragraaf 2, tweede alinea, van de memorie van toelichting is de Adviesraad voor wetenschaps- en technologiebeleid (AWT) een van de «strategische adviescolleges op zo breed mogelijk terrein» die overeenkomstig het in het kabinet vastgelegde uitgangspunt de basis van het nieuwe adviesstelsel zullen zijn. Uit paragraaf 3 blijkt evenwel dat de regering de AWT ziet als een adviescollege dat zich een gezaghebbende positie kan verwerven door ten dienste van het beleid op langere termijn een visie te ontwikkelen over een beperkt aantal vitale terreinen. Aangezien niet duidelijk is hoe beide opvattingen met elkaar verband houden, beveelt de Raad van State aan zulks nader toe te lichten.

1. Ik ben van mening dat er niet van tegenstrijdigheid sprake is. Het werkterrein van de Adviesraad voor het wetenschaps- en technologiebeleid (AWT) is het wetenschaps- en technologiebeleid in zijn volle breedte. Van de AWT kan echter niet worden gevraagd dat hij op alle aspecten van dat brede terrein een allesomvattende inhoudelijke visie heeft. Dat is in de praktijk niet te realiseren. De regering heeft daarom een aanbeveling van de evaluatiecommissie onderschreven, te weten: de AWT kiest een beperkt aantal, maar dan wel vitale, terreinen en ontwikkelt daarop een lange-termijnvisie. Die keuze zal in overleg met de beide verantwoordelijke ministers tot stand komen en in het werkprogramma van de AWT worden vastgesteld.

Paragraaf 3 van de memorie van toelichting is op dit punt verduidelijkt.

2. De memorie van toelichting geeft geen motivering van het aantal leden en biedt evenmin inzicht in de werkwijze, de secretariële ondersteuning en het eventueel werken met ad hoc commissies. Ook wordt niet aangegeven uit welke kringen en instellingen de voorzitter en de leden zullen worden benoemd. Voorts ontbreekt enig antwoord op de vraag of de benoemingen op voordracht zullen geschieden en, zo dat het geval is, door wie de voordrachten zullen worden opgemaakt.

Mede omdat een en ander van belang is voor het bereiken van de gewenste onafhankelijkheid van de AWT adviseert de Raad in de toelichting alsnog op deze punten in te gaan.

2. Naar aanleiding van de tweede opmerking van de Raad is aan de memorie een nieuwe paragraaf (5) toegevoegd, waarin onder het hoofdje «Samenstelling en werkwijze van de AWT» de door de Raad gewenst geachte nadere motivering en informatie is samengebracht.

3. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

3. De door de Raad geplaatste redactionele kanttekeningen hebben tot evenzovele correcties geleid.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. J. Boukema

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 11 juni 1996, no. W05.96.0099, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– Het woord «Regering» in de considerans en het woord «Ministeries» in het slotformulier gelet op aanwijzing 93 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) met een kleine letter schrijven.

– In de memorie van toelichting consequent bij de verwijzingen naar kamerstukken aanwijzing 219 Ar in acht nemen.

– In paragraaf 1, derde alinea, van de memorie van toelichting het begrip «een motie Van Nieuwenhoven» wijzigen in: de motie Van Nieuwenhoven/Lambrechts.

– In de slotzin van de eerste alinea van paragraaf 3 van de memorie van toelichting na het woord «parlement» invoegen: desgevraagd.

– In paragraaf 4, eerste zin, van de memorie van toelichting na het woord «bestaat» toevoegen: onder meer.


XNoot
1

De tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven