24 816
Instelling van een vast college van advies van het Rijk op het terrein van het wetenschaps- en technologiebeleid (Wet Adviesraad voor het wetenschaps- en technologiebeleid)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 3 oktober 1996

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1, belast met het voorbereidend onderzoek, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen omtrent dit wetsvoorstel.

Onder het voorbehoud dat de regering de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende beantwoordt, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de PvdA-fractie erkennen met de regering het belang van een gezaghebbend en onafhankelijk adviesorgaan op het brede terrein van wetenschap en technologie. Nu een meer integrale aanpak van de adviesorganen nodig is, rijst bij deze leden de vraag in hoeverre alle voor de overheid relevante terreinen onderwerp van advisering zullen zijn. Hoe vindt bijvoorbeeld de afstemming met activiteiten op het terrein van gezondheidszorg of telecommunicatie plaats? In dit verband is ook de vraag reëel welke rol de Adviesraad voor het wetenschaps- en technologiebeleid (AWT) kan spelen ten behoeve van de advisering over het informatiebeleid. Is te verwachten dat nu hiervoor een tijdelijke adviescommissie in het leven is geroepen de AWT dit terrein laat liggen?

De leden van de CDA-fractie constateren dat dit wetsvoorstel in lijn ligt met de Kaderwet adviescolleges. Deze leden stellen prijs op een nadere vergelijking tussen de huidige en de toekomstige AWT. Ook vragen zij een onderbouwing van de al dan niet vermeende meerwaarde van de nieuwe AWT boven de huidige. Immers, ook de huidige AWT vervult de beoogde geïntegreerde adviesfunctie, heeft dezelfde taak en hetzelfde aantal leden.

De leden van de VVD-fractie vragen of de nieuwe AWT ook meteen op 1 januari 1997 kan worden geïnstalleerd.

De leden van de fractie van D66 hebben met instemming kennis genomen van het voorstel voor een Wet Adviesraad voor het wetenschaps- en technologiebeleid 1997. Wel zouden zij graag nog een aantal vragen over dit wetsvoorstel beantwoord willen zien.

Instelling tijdelijke adviescommissie informatiebeleid

Op het terrein van wetenschaps- en technologiebeleid zullen tot 1-1-1998 2 adviescolleges bestaan: de AWT en de tijdelijke adviescommissie voor het informatiebeleid. Deze laatste wordt ingesteld bij koninklijk besluit. De leden van de CDA-fractie willen geïnformeerd worden over de taakomschrijving van deze commissie. Hoe wordt de taakafbakening tussen beide colleges bewaakt, gelet op de taakomschrijving van de AWT, in artikel 2?

De leden van de VVD-fractie vragen op welke wijze eind 1997 de evaluatie van de tijdelijke adviescommissie informatiebeleid zal plaatsvinden. Op welke wijze speelt de adviestaak van de AWT een rol bij die evaluatie? Adviseert de nieuwe AWT van meet af aan voldoende over wetenschaps- en technologie-aspecten van het informatiebeleid?

De leden van de fractie van D66 vragen met betrekking tot de tijdelijke adviescommissie voor het informatiebeleid of het hier gaat om het om juridische redenen opnieuw instellen van een feitelijk reeds bestaande commissie (anders zou het namelijk niet mogelijk zijn de tijdelijke adviescommissie «na twee jaar – dus eind 1997», te evalueren).

Achtergrond

De leden van de VVD-fractie vragen wat er in de adviespraktijk van de bestaande AWT is terechtgekomen van een geïntegreerde adviesfunctie en van onderlinge afstemming tussen OCW en EZ. In hoeverre heeft de AWT een leerzame bijdrage kunnen leveren aan het overwinnen van non-cöoperatie en het wegnemen van samenwerkingsweerstanden tussen de departementen? Op welke wetenschaps- en technologiebeleidsterreinen zijn daarvan geslaagde voorbeelden te vinden?

In de memorie van toelichting wordt gesteld dat ontwikkelingen met betrekking tot wetenschap en technologie in het buitenland de belangrijkste informatiebron voor inspanningen terzake in Nederland vormen, waarbij schaal en tempo van technologische ontwikkelingen steeds vaker een internationale aanpak vragen. De leden van de fractie van D66 zijn benieuwd op welke wijze de behoefte aan een internationale aanpak doorwerkt in de werkwijze (anders dan via het raadplegen van topexperts in het buitenland) van de te vormen Adviesraad voor het wetenschaps- en technologiebeleid.

Op welke wijze betrekt de AWT bij de roep om een internationale aanpak ook het onderwijsinternationaliseringsbeleid van de regering, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Gaat de AWT gebruik maken van reeds bestaande structuren voor onderwijsinternationalisering?

De evaluatie van de huidige AWT

De commissie die de huidige AWT heeft geëvalueerd onderscheidt twee functies. Op de eerste plaats de adviesfunctie aan de minister(s) en het parlement. Deze taak ligt ook vast in artikel 2 van dit wetsvoorstel. Op de tweede plaats het uit eigen beweging bijdragen aan de meningsvorming op vitale punten van het wetenschaps- en technologiebeleid. De leden van de CDA-fractie hechten aan deze functie en vragen waarom deze niet in de wet verankerd is.

De leden van de VVD-fractie vragen of kan worden aangegeven op welke vitale terreinen de AWT een begin maakt met advisering. Verder vragen deze leden of bij de gezaghebbende en onafhankelijke adviesrol van de AWT naast een gidsfunctie ook een visitatiefunctie hoort. Wat voor soort verhouding tussen binnenlandse en buitenlandse topexperts vraagt een doelmatige bijstand van de AWT-werkzaamheden? Is de bijstand door topexperts gebonden aan kostenbeperkingen? Zo nee, waarom niet; zo ja, tot welke grens?

Vaststelling adviesprogramma's

Uit de memorie van toelichting blijkt dat de regering een aantal suggesties van de evaluatiecommissie overneemt. Ook die waarbij de voor de AWT verantwoordelijke ministers jaarlijks adviesprogramma's vaststellen. Echter, de AWT heeft als taak de regering en de Staten-Generaal te adviseren. De leden van de CDA-fractie zijn dan ook van mening dat de Staten-Generaal een rol moeten kunnen spelen bij de vaststelling van de jaarlijkse adviesprogramma's. Deze leden verzoeken de regering hierin te voorzien.

De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de verantwoordelijke ministers het eerste jaarlijkse adviesprogramma voor de AWT vaststellen. Op welke wijze dragen zij zorg voor een gezamenlijke vaststelling? Zijn ook bij die eerste vaststelling al topexperts uit het buitenland betrokken?

De fractie van D66 hecht sterk aan goede informatievoorziening aan het parlement. In de memorie van toelichting staat dat de AWT de minister(s) alsmede het parlement desgevraagd adviseert. Even verderop is te lezen dat de voor de AWT verantwoordelijke ministers jaarlijks adviesprogramma's vaststellen, terwijl volgens het nader rapport de AWT in overleg met de verantwoordelijke ministers een beperkt aantal terreinen kiest. De leden van de fractie van D66 willen graag weten in hoeverre het parlement invloed kan uitoefenen op het adviesprogramma. Kan het parlement in overleg met de verantwoordelijke ministers wensen omtrent het adviesprogramma kenbaar maken, en kan de Eerste of Tweede Kamer zich ook rechtstreeks voor advies tot de AWT wenden?

Toetsing onderlinge verhouding

De onderlinge verhouding tussen organisaties, die enigszins met de AWT-verwante werkzaamheden verrichten, zullen op doelmatigheid worden getoetst. Ook de mogelijkheden tot reductie zullen worden bezien. Een toetsing en herbezinning van tijd tot tijd is niet zo slecht, zo stellen de leden van de CDA-fractie. Maar bij die toetsing moet een aantal zaken niet worden vergeten. Elk van de in de memorie van toelichting genoemde organisaties (Overlegcommissie verkenningen, sectorraden, Commissie van overleg sectorraden, KNAW) heeft zijn eigen taak en eigen werkgebied. Uiteraard moeten overlappingen zoveel mogelijk vermeden worden. De leden van de CDA-fractie willen graag inzicht in de hier bedoelde toetsingsoperatie. Welke criteria worden aangelegd? Wie voert de toetsing uit? Is het de bedoeling om aan de hand van een evaluatie alleen de doelmatigheid te toetsen? Hoe wordt doelmatigheid in dit kader gedefinieerd? Wie krijgt de rapportage? Gelet op de mogelijke, op dit moment nog niet bekende, consequenties verzoeken de leden van de CDA-fractie om op dit punt te zijner tijd nader te worden geïnformeerd.

De leden van de VVD-fractie vragen of de AWT vanwege zijn beoogde gezaghebbende en onafhankelijke adviezen ook gezag krijgt over de adviezen van de genoemde enigszins verwante organisaties. Wat is in het licht van de gezaghebbende advisering van de AWT nog de toegevoegde waarde van wetenschap- en technologie-adviezen aan de centrale overheid door OCV, sectorraden en KNAW? Hoe voorkomen de ministers, dat de diverse organisaties ondoelmatig langs elkaar heen adviseren?

De leden van de fracties van PvdA, VVD en D66 vragen wanneer en op welke wijze de ministers de doelmatigheid van de verhoudingen tussen AWT en de organisaties met enigszins verwante werkzaamheden toetsen, opdat overlap kan worden voorkomen. De fractie van D66 informeert met belangstelling wanneer de resultaten van de toetsing tegemoet gezien kunnen worden. Tevens is de D66-fractie geïnteresseerd in de conclusies ten aanzien van de mogelijkheden tot reductie die de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen hieraan verbindt.

De taak van de AWT

De leden van de VVD-fractie vragen of de AWT bij advisering over het kennis- en innovatietraject ook betrekt advisering over het scheppen van kennisvoorwaarden die aan dat traject voorafgaan, zoals organisatie en internationalisering van op onderzoek gericht onderwijs. Zal de AWT behalve vitale elementen ook vitale prioriteiten aangeven van het wetenschappelijk-technologisch kennis- en innovatietraject?

Samenstelling en werkwijze van de AWT

De leden van de VVD-factie vragen welke geesteswetenschappelijke disciplines in elk geval vertegenwoordigd zullen zijn binnen de AWT. Op welke wijze denken de ministers met succes te voorkomen dat geïnstitutionaliseerde belangenbehartiging afbreuk doet aan de onafhankelijke en gezaghebbende werkwijze van de AWT? Waar blijft de inbreng van EZ bij recrutering en voordracht van kandidaat-leden? Welke waarborgen zijn er dat ad-hoc-commissies na hun instelling ook ad-hoc-commissies zullen blijven? Op welke wijze worden externe experts, in het bijzonder buitenlandse experts aangetrokken en gehonoreerd? Zijn er grenzen gesteld aan de budgettaire ruimte voor ad hoc-experts?

Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie vragen welke richtlijnen de ministers hanteren ten aanzien van begrotingswijzigingen en toewijzing van additionele middelen aan de AWT.

Mede-ondertekening

De leden van de D66-fractie hebben geconstateerd dat het onderhavige wetsvoorstel niet is mede-ondertekend door de minister van Binnenlandse Zaken, terwijl dit volgens artikel 7 van de Kaderwet adviescolleges wel vereist is. De D66-fractie vertrouwt erop dat deze omissie hersteld kan worden.

De ondervoorzitter van de commissie,

Van Gelder

De griffier van de commissie,

Roovers


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Vlies (SGP), Van Nieuwenhoven (PvdA), M. M. H. Kamp (VVD), voorzitter, De Cloe (PvdA), Janmaat (CD), Van Gelder (PvdA), ondervoorzitter, Van de Camp (CDA), Mulder-van Dam (CDA), Hendriks (HDRK), Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Koekkoek (CDA), J. M. de Vries (VVD), Liemburg (PvdA), Stellingwerf (RPF), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Cherribi (VVD), Dijksma (PvdA), Sterk (PvdA), Van Vliet (D66), Bremmer (CDA).

Plv. leden: Reitsma (CDA), Schutte (GPV), Lilipaly (PvdA), Klein Molekamp (VVD), Valk (PvdA), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Ten Hoopen (CDA), Van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Bakker (D66), Van 't Riet (D66), Deetman (CDA), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Van der Ploeg (PvdA), Leerkes (U55+), Versnel-Schmitz (D66), Essers (VVD), Korthals (VVD), Passtoors (VVD), Huys (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Verhagen (CDA), Lansink (CDA).

Naar boven