24 814
Vliegramp Eindhoven

nr. 17
BRIEF VAN HET PRESIDIUM

Den Haag 5 juli 2001

Het Presidium stelt voor in te stemmen met het bijgaand voorstel van de vaste commissies voor Defensie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie en VWS om een nader onderzoek te verrichten naar een onderdeel van de Herculesramp.

Binnen de genoemde commissies bestaat nog steeds behoefte aan nader onderzoek, met name naar de gang van zaken direct na het neerstorten van het vliegtuig. Dit onderzoek zou op zo kort mogelijke termijn moeten worden afgerond, onder meer om de belasting voor de direct betrokkenen in de tijd gezien zo veel mogelijk te beperken. Mede op basis van de uitkomsten van laatstgenoemd overleg hebben de genoemde commissies zich gebogen over een mogelijke onderzoeksvraag. De commissies hebben de navolgende onderzoeksvraag geformuleerd:

«Een nader onderzoek naar de hulpverlening bij de Herculesramp vanaf het moment van de crash (18.01 uur) tot het moment dat de eerste inzittenden het toestel hebben verlaten (18.41 uur) in het licht van de destijds door de regering getrokken conclusie dat de brandweer eerder had kunnen beginnen met het redden van de inzittenden.»

Het Presidium stelt voor op advies van het OVB bovenstaande vraag uit te werken in de volgende deelvragen:

a. Hoe is de brandbestrijding en met name de hulpverlening tussen 18.01 en 18.41 exact verlopen?

b. Hoe hebben de verantwoordelijken hierbij geopereerd en was dit optreden toereikend?

c. Onderschrijft de Raad de conclusie van de regering dat de brandweer eerder had kunnen beginnen met het redden van de inzittenden?

Het Presidium stelt voor om het kabinet te verzoeken alle benodigde medewerking bij het onderzoek te verlenen. Het onderzoek kan worden uitgevoerd door de Raad voor de Transportveiligheid. Het Onderzoeks- en Verificatiebureau heeft positief geadviseerd over het voorstel maar stelt wel voor rekening te houden met de volgende punten:

• Het onderzoek mag zich alleen richten op de vraag van de Kamer, uitbreiding is niet wenselijk.

• De verantwoordelijkheid voor de totstandkoming en inhoud van het onderzoek dient volledig bij de Raad te liggen.

• Maak concrete afspraken over de begeleiding en het moment van oplevering van het onderzoek.

Het Presidium onderschrijft deze punten.

De Voorzitter

De Griffier

BIJLAGE Voorstel van de vaste commissies voor Defensie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie en VWS

In juni 2000 heeft een parlementaire werkgroep onder voorzitterschap van de heer Hillen een rapport gepresenteerd over haar onderzoek naar, kort samengevat, mogelijke «witte vlekken» die na het door verschillende instanties reeds verrichte onderzoek naar de Herculesramp nog zouden kunnen bestaan. Dit rapport is besproken in de bovengenoemde commissies.

Naar aanleiding van genoemd rapport heeft ook een briefwisseling met de meest betrokken bewindslieden plaatsgevonden. In deze briefwisseling is met name nader ingegaan op de mogelijkheden voor nader onderzoek, gesteld dat de genoemde commissies daartoe zouden adviseren en de Kamer dit advies zou overnemen. Op 19 juni 2001 heeft hierover nog overleg plaatsgevonden tussen de genoemde commissies en de meest betrokken bewindslieden.

Binnen de genoemde commissies bestaat nog steeds behoefte aan nader onderzoek, met name naar de gang van zaken direct na het neerstorten van het vliegtuig. Dit onderzoek zou op zo kort mogelijke termijn moeten worden afgerond, onder meer om de belasting voor de direct betrokkenen in de tijd gezien zo veel mogelijk te beperken. Mede op basis van de uitkomsten van laatstgenoemd overleg hebben de genoemde commissies zich gebogen over een mogelijke onderzoeksvraag. De commissies hebben de navolgende onderzoeksvraag geformuleerd:

«Een nader onderzoek naar de hulpverlening bij de Herculesramp vanaf het moment van de crash (18.01 uur) tot het moment dat de eerste inzittenden het toestel hebben verlaten (18.41 uur) in het licht van de destijds door de regering getrokken conclusie dat de brandweer eerder had kunnen beginnen met het redden van de inzittenden.»

Het verzoek van genoemde commissies aan u is dan ook zo veel mogelijk te bevorderen dat de Kamer nog vóór het zomerreces met deze onderzoeksvraag instemt.

De commissies hebben voorts uitgesproken dat zij deze vraag graag door de Raad voor de Transportveiligheid beantwoord zouden willen zien. Zij achten genoemde Raad daarvoor het meest geëquipeerd. Om die reden doen de genoemde commissies aan u tevens het verzoek om de onderzoeksvraag ter beantwoording aan de genoemde Raad voor te leggen.

Hierbij dient nog te worden opgemerkt dat krachtens de toepasselijke wet- en regelgeving de Raad geen formele onderzoeksbevoegdheid heeft, nu het gaat om een Defensie-vliegtuig en er geen civiel(e) voer- of vaartuig(en) bij het ongeluk zijn betrokken. Het derde verzoek van genoemde commissies aan u is dan ook om de Kamer voor te stellen de bewindslieden van de ministeries van Defensie, van Verkeer en Waterstaat, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Cultuur te verzoeken in dit geval alle benodigde medewerking bij het onderzoek te verlenen.

Het onderzoek zal voor de Kamer geen kosten met zich meebrengen. Wat de tijdsduur van het onderzoek betreft stellen de commissies voor om hierover op ambtelijk niveau (staf commissies, OVB, Raad) na ontvangst van het antwoord van de Raad en van het kabinet nadere afspraken te maken.

Hoogachtend,

De Voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

G. Valk

Naar boven