nr. 28
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 april 2002
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel justitiële gegevens
op 4 april 2002 heeft de heer Kuijper een motie ingediend waarin wordt gevraagd
welke organisaties die met kinderen en wilsonbekwamen werken wettelijk verplicht
zijn om aan een potentiële werknemer te vragen een verklaring omtrent
het gedrag over te leggen. Voorts wordt gevraagd naar de organisaties die
deze wettelijke verplichting niet hebben en over de wijze waarop deze organisaties
verplicht kunnen worden gesteld om een dergelijke verklaring te eisen.
Uw Kamer kon instemmen met een weergave van uitsluitend de wettelijke
regelingen voordat voornoemd wetsvoorstel in stemming wordt gebracht. Over
de andere punten wordt u geïnformeerd voor de a.s. verkiezingen voor
de Tweede Kamer.
Voordat ik de wettelijke regelingen weergeef wil ik u eerst nader informeren
over de wijze waarop de verklaring omtrent het gedrag kan worden gebruikt
in onder andere de jeugd- en de gehandicaptensector.
In het wetsvoorstel justitiële gegevens wordt de verklaring omtrent
het gedrag als zodanig geregeld. Bepaald wordt wat de verklaring inhoudt en
hoe de procedure met betrekking tot de afgifte is. Niet wordt geregeld in
welke gevallen die verklaring moet worden toegepast. Dit hoort thuis in de
sectorale wetgeving.
Voorzover geen wettelijke verplichting aanwezig is, is de overlegging
van een verklaring een kwestie van vrijwilligheid. In het concrete geval zal
het van de belangen afhangen die degene aan wie om overlegging van een verklaring
wordt gevraagd in dat geval heeft, of hij zal weigeren een verklaring aan
te vragen. Zo zal een sollicitant aan wie de werkgever in de sollicitatieprocedure
heeft gevraagd een verklaring over te leggen, dit verzoek niet afwijzen, indien
hij daadwerkelijk in aanmerking wil komen voor de baan.
Ook in de jeugd- en de gehandicaptensector kan aan sollicitanten een verklaring
worden gevraagd. Alhoewel er in deze sectoren behoefte is aan een strafrechtelijke
screening van personeel is uit ambtelijke contacten naar voren gekomen dat
een verklaring niet altijd wordt gevraagd wegens de onbetrouwbaarheid ervan.
Ik ben ervan overtuigd dat dit probleem met de nieuwe regeling is opgelost.
Hieronder geef ik, zoals in de bovenvermelde motie wordt verzocht, de
wettelijke voorschiften aan waarin een verklaring omtrent het gedrag van degenen
die op enigerlei wijze met jeugdigen of gehandicapten werken, verplicht wordt
gesteld.
Onderwijssector
Leraren, directieleden en directeuren van een onderwijsinstelling moeten
een verklaring omtrent het gedrag overleggen op grond van:
• artikel 2 van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet
onderwijs;
• artikel 4.2.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
• artikel 8 van de Wet erkende onderwijsinstellingen;
• artikel 3 van de Wet op de expertisecentra;
• artikel 3 van de Wet op het primair onderwijs;
• artikel 32, 33, 55 en 126 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Vervoerssector
Een vervoerder moet met het oog op het verkrijgen van een vergunning voor
collectief personenvervoer een verklaring omtrent het gedrag overleggen op
grond van artikel 22 en 23 van het Besluit personenvervoer 2000.
Maatschappelijke dienstverlening
Op grond van artikel 2 Uitvoeringsregeling reclassering kan als reclasseringsmedewerker
slechts worden aangewezen degene die beschikt over een verklaring omtrent
het gedrag.
Op grond van artikel 1 van het Besluit observatie-inrichtingen gedetineerden
moeten de personeelsleden van goed zedelijk gedrag zijn.
Hetzelfde is in artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit pleegkinderenwet
bepaald ten aanzien van de gezinsleden van het gezin waar een pleegkind is
opgenomen.
Dit gedrag kan worden aangetoond door overlegging van een verklaring omtrent
het gedrag.
Overig
Om het toelatingsexamen voor toegang tot de opleiding vroedvrouw aan de
Rijkskweekschool voor Vroedvrouwen te Rotterdam te mogen afleggen is overlegging
van een verklaring omtrent het gedrag nodig.
Met het bovenstaande meen ik uitvoering te hebben gegeven aan de motie-Kuijper
in de zin zoals toegezegd.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals