24 797
Wijziging van de regels betreffende de registratie van justitiële gegevens en het stellen van regels met betrekking tot de registratie van persoonsdossiers (Wet justitiële documentatie)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van de regels betreffende de registratie van justitiële gegevens en het stellen van regels met betrekking tot de registratie van persoonsdossiers (Wet justitiële documentatie).

De memorie van toelichting (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

3 juli 1996

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is nieuwe regels met betrekking tot de registratie van justitiële gegevens en de verklaring omtrent het gedrag vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

TITEL 1. DEFINITIES

Artikel 1

In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. justitiële gegevens of gegevens: bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven gegevens omtrent natuurlijke personen en rechtspersonen inzake de toepassing van het strafrecht of de strafvordering;

b. persoonsdossier: een dossier waarin zijn opgenomen de aan rechterlijke autoriteiten uitgebrachte rapporten over onderzoeken naar het gedrag of de levensomstandigheden van een natuurlijk persoon in verband met tegen hem aanhangige strafzaken, de tenuitvoerlegging van aan hem opgelegde straffen of maatregelen of zijn reclassering;

c. rechtspersoon: een rechtspersoon als bedoeld in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede de daarmee gelijkgestelde organisaties als bedoeld in artikel 51, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht;

d. register of justitieel documentatieregister: de verzameling van geregistreerde justitiële gegevens;

e. registratie of registratie van persoonsdossiers: een verzameling persoonsdossiers.

f. persoonsgegeven en Registratiekamer: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet persoonsregistraties;

g. Onze Minister: Onze Minister van Justitie.

TITEL 2. HET JUSTITIËLE DOCUMENTATIEREGISTER

AFDELING 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 2

1. Onze Minister houdt een justitieel documentatieregister in stand met als doel justitiële gegevens op te slaan die nodig zijn ten behoeve van een goede strafrechtspleging en als zodanig zijn aangewezen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt de wijze bepaald waarop de justitiële gegevens worden verkregen.

Artikel 3

Onze Minister treft de nodige voorzieningen ter bevordering van de juistheid en de volledigheid van de opgenomen gegevens. Hij verbetert de gegevens indien hem blijkt dat deze onjuist of onvolledig zijn.

Artikel 4

1. Justitiële gegevens worden uit het register verwijderd na verloop van twintig jaren of na het overlijden van de betrokken persoon.

2. De termijn vangt aan op de dag volgende op die waarop de geregistreerde zaak onherroepelijk is afgedaan.

3. Indien de onherroepelijke afdoening van de zaak niet is gemeld, vangt de termijn aan op de dag waarop het feit in het register is opgenomen.

Artikel 5

1. De in artikel 4, eerste lid, genoemde termijn wordt verlengd met de bij de uitspraak bepaalde duur van de opgelegde vrijheidsstraf indien deze drie jaren te boven gaat alsmede met de duur van de terbeschikkingstelling of van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

2. Indien het eerste lid van toepassing is, wordt de termijn bovendien verlengd met tien jaren indien op het misdrijf naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld.

3. De gegevens worden in elk geval verwijderd indien sedert de geboortedag van de betrokken persoon tachtig jaren zijn verstreken.

Artikel 6

1. Gegevens omtrent overtredingen worden na verloop van vijf jaren verwijderd.

2. Indien evenwel een vrijheidsstraf – anders dan vervangende hechtenis – of in plaats daarvan de straf van het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte is opgelegd, bedraagt de termijn tien jaren.

3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing indien een rechtspersoon wegens een overtreding is veroordeeld tot een geldboete van de derde of een hogere categorie.

4. Artikel 4, tweede en derde lid, is van toepassing.

Artikel 7

1. Onze Minister draagt zorg voor de nodige voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van het justitiële documentatieregister tegen verlies of aantasting van de justitiële gegevens en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging of verstrekking daarvan.

2. De artikelen 9 en 10 van de Wet persoonsregistraties zijn van overeenkomstige toepassing.

AFDELING 2. HET VERSTREKKEN VAN GEGEVENS UIT HET JUSTITIËLE DOCUMENTATIEREGISTER

Artikel 8

1. Uit het justitiële documentatieregister worden ten behoeve van de strafrechtspleging gegevens verstrekt aan:

a. Nederlandse rechterlijke ambtenaren,

b. rechterlijke ambtenaren van Aruba en de Nederlandse Antillen,

c. Onze Minister van Justitie,

d. personen of instanties, welke ingevolge artikel 37 van de Wet op de economische delicten de bevoegdheid tot transactie is verleend, ten behoeve van de uitoefening dier bevoegdheid en voor zover de gegevens betrekking hebben op economische delicten.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent het verstrekken van justitiële gegevens aan de in het eerste lid genoemde personen of instanties, alsmede omtrent de daarbij te stellen voorwaarden aan het gebruik daarvan.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald welke gegevens ingevolge het internationale recht worden verstrekt aan andere rechterlijke ambtenaren dan bedoeld in het eerste lid onder a of b. Het tweede lid is van toepassing.

Artikel 9

Indien het openbaar belang dit vordert en voor zover dit voor een goede taakuitoefening van degene aan wie justitiële gegevens worden verstrekt noodzakelijk is, kunnen bij algemene maatregel van bestuur personen of instanties die met een publieke taak zijn belast, worden aangewezen aan wie justitiële gegevens kunnen worden verstrekt. Daarbij kunnen nadere voorschriften worden gegeven in verband met de verstrekking.

Artikel 10

1. Behoudens het bepaalde in artikel 12 worden aan de in artikel 9 bedoelde personen of instanties slechts gegevens verstrekt betreffende onherroepelijke veroordelingen wegens misdrijf waarbij een straf, al dan niet te zamen met een maatregel, is opgelegd, en wegens overtreding indien daarbij vrijheidsstraf – anders dan vervangende – is opgelegd. Met een veroordeling wordt gelijkgesteld een rechterlijke beslissing waarbij een maatregel als bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht is opgelegd.

2. Geen gegevens worden verstrekt indien:

a. na het gegrond bevinden van de aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegane einduitspraak deze wordt vernietigd en geen straf of maatregel is opgelegd,

b. na het onherroepelijk worden van de uitspraak vier jaren zijn verstreken, of

c. de veroordeling door een andere dan een Nederlandse rechter is gewezen wegens een feit dat naar Nederlands recht geen misdrijf oplevert, tenzij ingevolge deze veroordeling in Nederland vrijheidsstraf – anders dan vervangende – moet worden ondergaan.

3. De termijn bedoeld in het tweede lid, onder b, beloopt acht jaren indien bij de veroordeling een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf dan wel een voorwaardelijke vrijheidsstraf waarvan later de gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging is bevolen, is opgelegd.

4. De termijn wordt verlengd met de bij de uitspraak bepaalde duur van de opgelegde vrijheidsstraf met uitzondering van de straf of het gedeelte daarvan dat voorwaardelijk is opgelegd en ten aanzien waarvan de gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging later niet is bevolen.

5. De termijn wordt mede verlengd met de duur van de verlenging van de proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling en met de termijn van de verlenging van de terbeschikkingstelling.

6. De termijnen eindigen niet zolang de termijn met betrekking tot enige andere onherroepelijke veroordeling als bedoeld in het eerste lid, niet is geëindigd.

7. Met een opgelegde vrijheidsstraf wordt gelijkgesteld de vrijheidsstraf die de rechter heeft overwogen op te leggen en in de plaats waarvan de straf van het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte is opgelegd.

8. Ingeval van tenuitvoerlegging in Nederland van een veroordeling door een andere dan de Nederlandse rechter gewezen vangt de in het tweede lid, onder b, en het derde lid, bedoelde termijn aan op de dag na die, waarop die veroordeling onherroepelijk is geworden. De duur van de termijn wordt bepaald aan de hand van de bij de uitspraak of beslissing, krachtens welke de bovenbedoelde veroordeling in Nederland kan worden ten uitvoer gelegd, opgelegde of uitvoerbaar geworden straf of maatregel.

Artikel 11

1. Aan de in artikel 9 bedoelde personen of instanties worden gegevens verstrekt betreffende onherroepelijke veroordelingen van rechtspersonen wegens enige overtreding, indien daarbij een geldboete is opgelegd van de derde of een hogere categorie.

2. Geen gegevens worden verstrekt indien:

a. na het gegrond bevinden van de aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegane einduitspraak deze wordt vernietigd en geen straf of maatregel is opgelegd, of

b. na het onherroepelijk worden van de uitspraak vier jaren zijn verstreken.

3. De termijn bedoeld in het tweede lid, onder b, beloopt acht jaren indien is veroordeeld tot onvoorwaardelijke betaling van een geldboete dan wel tot voorwaardelijke betaling van een geldboete waarvan later de gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging is bevolen.

4. De termijn wordt mede verlengd met de duur van de verlenging van de proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling.

5. De termijnen eindigen niet zolang de termijn met betrekking tot enige andere onherroepelijke veroordeling als bedoeld in het eerste lid van artikel 10 en het eerste lid van 11 niet is geëindigd.

Artikel 12

1. Met betrekking tot personen ten aanzien van wie recht is gedaan overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, worden aan de in artikel 9 bedoelde personen of instanties slechts gegevens verstrekt, indien de veroordeelde tijdens het begaan van het strafbare feit de leeftijd van zestien jaren had bereikt, de veroordeling onherroepelijk is en is gewezen wegens een misdrijf en daarbij, al dan niet te zamen met andere straffen of maatregelen, is opgelegd:

a. jeugddetentie, anders dan vervangende;

b. geldboete van meer dan tweehonderdvijftig gulden;

c. een alternatieve sanctie met een duur van meer dan veertig uren of

d. plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

2. Geen gegevens worden verstrekt indien:

a. na het gegrond bevinden van de aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegane einduitspraak deze wordt vernietigd en geen straf of maatregel is opgelegd,

b. de veroordeling door een andere dan een Nederlandse rechter is gewezen wegens een feit dat naar Nederlands recht geen misdrijf oplevert, tenzij ingevolge deze veroordeling in Nederland de in het eerste lid genoemde straffen of maatregelen moeten worden ondergaan, of

c. de rechter met toepassing van artikel 77x, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht heeft bepaald, dat de straf of maatregel geheel niet zal worden tenuitvoergelegd en de tenuitvoerlegging later niet alsnog voor het geheel of een deel is bevolen.

3. Geen gegevens worden verstrekt indien na het onherroepelijk worden van de veroordeling twee jaren zijn verstreken tenzij jeugddetentie, anders dan vervangende, of plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd. In dat geval bedraagt de termijn vier jaren.

4. De termijn bedoeld in het derde lid, wordt verlengd met de bij de uitspraak bepaalde duur van de opgelegde jeugddetentie met uitzondering van de straf of het gedeelte daarvan dat voorwaardelijk is opgelegd en ten aanzien waarvan de gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging later niet is bevolen.

5. De termijn wordt mede verlengd met de duur van de verlenging van de proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling.

6. Onverminderd het bepaalde in het derde lid kunnen over een veroordeling waarbij de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd gegevens worden verstrekt zolang de plaatsing niet onvoorwaardelijk is beëindigd.

7. De termijnen eindigen niet zolang de termijn met betrekking tot enige andere onherroepelijke veroordeling als bedoeld in het eerste lid, niet is geëindigd.

Artikel 13

Indien een zwaarwegend openbaar belang dit vordert en voor zover dit voor een goede taakuitoefening van degene aan wie justitiële gegevens worden verstrekt noodzakelijk is, kunnen bij algemene maatregel van bestuur personen of instanties als bedoeld in artikel 9 worden aangewezen aan wie meer gegevens kunnen worden verstrekt dan genoemd in de artikelen 10, 11 en 12. Daarbij wordt tevens bepaald welke gegevens worden verstrekt. Tevens kunnen nadere voorschriften worden gegeven in verband met de verstrekking.

Artikel 14

Indien een zwaarwegend openbaar belang dit vordert en voor zover dit voor bijzondere doeleinden noodzakelijk is, kan Onze Minister bij ministeriële beschikking in bijzondere gevallen toestemming geven tot het verstrekken van daartoe omschreven gegevens uit het register overeenkomstig door hem te geven voorschriften en onder door hem te stellen voorwaarden. Van zijn desbetreffend besluit zendt hij afschrift aan de Registratiekamer.

Artikel 15

Ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of statistiek kunnen desgevraagd gegevens uit het justitiële documentatieregister worden verstrekt mits in zodanige vorm dat herleiding tot individuele natuurlijke personen redelijkerwijs wordt voorkomen.

Artikel 16

1. De verstrekking van justitiële gegevens kan geschieden op geautomatiseerde wijze door tussenkomst van een netwerk.

2. De justitiële gegevens, die overeenkomstig het eerste lid worden verstrekt, worden door degene die deze gegevens ontvangt niet op geautomatiseerde wijze vastgelegd of vermenigvuldigd, tenzij dit noodzakelijk is voor de uitvoering van een daartoe door Onze Minister bij ministeriële beschikking goedgekeurde, bepaalde taak. Onze Minister treft de procedurele en technische voorzieningen die gericht zijn op de voorkoming van het vermenigvuldigen en vastleggen van deze gegevens door degene die deze gegevens heeft ontvangen.

3. De justitiële gegevens, die worden vastgelegd, worden niet langer bewaard dan voor het doel waarvoor zij zijn verstrekt en in ieder geval niet langer dan acht maanden na de verstrekking.

4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels ter beveiliging van de persoonlijke levenssfeer met betrekking tot de geautomatiseerde gegevensverstrekking worden gesteld.

5. Onze Minister doet jaarlijks mededeling aan de Registratiekamer van de namen van de personen of organisaties aan wie overeenkomstig het eerste lid justitiële gegevens zijn verstrekt. Tevens wordt melding gemaakt van het aantal verzoeken van deze personen of organisaties.

AFDELING 3. RECHTEN VAN DE BELANGHEBBENDE OP KENNISNEMING EN VERBETERING

Artikel 17

1. Onze Minister deelt een ieder op diens verzoek binnen vier weken mede of en zo ja welke deze persoon betreffende gegevens in het justitiële documentatieregister zijn opgenomen.

2. Hij doet daarbij geen mededelingen in schriftelijke vorm.

Artikel 18

1. Elke verstrekking van gegevens uit het justitiële documentatieregister overeenkomstig de artikelen 9, 13 en 14 wordt vastgelegd en ten minste gedurende één jaar bewaard.

2. Onze Minister deelt een ieder op diens verzoek schriftelijk binnen vier weken mede of hem betreffende gegevens in het jaar voorafgaande aan het verzoek overeenkomstig de artikelen 9, 13 en 14 zijn verstrekt.

Artikel 19

1. Bij de behandeling van verzoeken als bedoeld in de artikelen 17 en 18 draagt Onze Minister zorg voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de verzoeker.

2. De verzoeken worden ten aanzien van minderjarigen die de leeftijd van zestien jaren nog niet hebben bereikt, en ten aanzien van onder curatele gestelden gedaan door hun wettelijke vertegenwoordigers. De betrokken mededeling geschiedt eveneens aan de wettelijke vertegenwoordigers.

3. Verzoeken ten aanzien van rechtspersonen worden gedaan door een vertegenwoordiger van de rechtspersoon.

4. De verzoeken kunnen tevens worden gedaan door een advocaat aan wie de betrokkene een bijzondere machtiging heeft verleend met het oog op de uitoefening van zijn rechten krachtens deze wet en die het verzoek uitsluitend doet met de bedoeling de belangen van zijn cliënt te behartigen. De betrokken mededeling geschiedt aan de advocaat.

Artikel 20

Een mededeling als bedoeld in artikel 17, eerste lid, blijft achterwege voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de veiligheid van de staat.

Artikel 21

1. Degene aan wie overeenkomstig artikel 17 mededeling is gedaan van hem betreffende gegevens, kan Onze Minister schriftelijk verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen indien deze feitelijk onjuist zijn, dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift in het register voorkomen. Het verzoek behelst de aan te brengen wijzigingen.

2. Artikel 31, tweede en derde lid, van de Wet persoonsregistraties is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22

1. Indien Onze Minister niet aan een verzoek als bedoeld in artikel 17, 18 of 21 voldoet, kan de betrokkene zich tot de arrondissementsrechtbank wenden met het schriftelijk verzoek Onze Minister te bevelen alsnog aan dat verzoek te voldoen.

2. Artikel 34, tweede tot en met achtste lid, van de Wet persoonsregistraties is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23

1. Indien Onze Minister justitiële gegevens heeft verbeterd, aangevuld of uit het register verwijderd naar aanleiding van een verzoek van een belanghebbende ingevolge artikel 21, een bevel van de rechter ingevolge artikel 22 of een daartoe strekkende aanbeveling van de Registratiekamer, doet hij aan de in artikel 9, 13 en 14 genoemde personen of instanties aan wie in het jaar voorafgaand aan het verzoek en in de sinds dat verzoek verstreken periode de betrokken gegevens zijn verstrekt, mededeling van deze wijziging.

2. Onze Minister deelt aan de verzoeker en voor zover van toepassing aan de wettelijk vertegenwoordiger, mede aan wie hij de mededeling heeft gedaan.

Artikel 24

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een verzoek ingevolge artikel 17 of 18 slechts ontvankelijk is na betaling van een kostenvergoeding. Daarbij wordt tevens bepaald het bedrag van de vergoeding en de wijze van betaling.

2. De vergoeding wordt teruggegeven wanneer het verzoek leidt tot verbetering, aanvulling of verwijdering van de justitiële gegevens van de betrokkene, of wanneer het verzoek moet worden geweigerd ingevolge artikel 20.

AFDELING 4. BEPALINGEN BETREFFENDE HET TOEZICHT

Artikel 25

De Registratiekamer ziet toe op de werking van het justitiële documentatieregister overeenkomstig het bij en krachtens deze wet bepaalde.

Artikel 26

De artikelen 45 en 46 van de Wet persoonsregistraties zijn van overeenkomstige toepassing.

AFDELING 5. DE VERKLARING OMTRENT HET GEDRAG

Artikel 27

1. Een verklaring omtrent het gedrag is een verklaring van de burgemeester dat uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokken natuurlijke of rechtspersoon ingesteld, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke of rechtspersoon. De verklaring bevat geen andere mededelingen. Onze minister stelt bij ministeriële regeling een model voor de verklaring vast.

2. Ten behoeve van het in het eerste lid bedoelde onderzoek worden aan de burgemeester alle gegevens uit het register ter beschikking gesteld.

Artikel 28

De beslissing omtrent de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag geldt als een beschikking.

Artikel 29

1. De afgifte van een verklaring omtrent het gedrag geschiedt door de burgemeester van de gemeente, waar de betrokkene in de basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven of, indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtspersoon door de burgemeester van de gemeente, waar deze rechtspersoon overeenkomstig de Handelsregisterwet is gevestigd, of, indien geen inschrijving in het handelsregister heeft plaatsgevonden, waar deze statutair, en bij ontstentenis hiervan, feitelijk, is gevestigd.

2. In alle andere gevallen geschiedt de afgifte door de burgemeester van de gemeente Almelo, behoudens uitzonderingen bij algemene maatregel van bestuur te bepalen.

Artikel 30

1. De aanvraag tot het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag van een natuurlijk persoon bevat de naam, de voornamen, het adres en de geboortedatum van de aanvrager.

2. Indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtspersoon, bevat zij de naam van de rechtspersoon en het inschrijvingsnummer van de Kamers van Koophandel, of, indien geen inschrijving heeft plaatsgevonden in het handelsregister, de naam, de rechtsvorm en de statutaire, of bij ontstentenis daarvan, de feitelijke vestigingsplaats van deze rechtspersoon alsmede de naam, het adres en de geboortedatum van ieder van de bestuurders, vennoten, maten of beheerders en de naam van degene die de aanvraag doet.

3. Bij de aanvraag wordt overgelegd een schriftelijke opgave van degene te wiens behoeve de verklaring wordt verzocht en van het risico voor de samenleving dat in het geding is.

Artikel 31

De aanvraag wordt ingediend door degene omtrent wiens gedrag een verklaring wordt gevraagd of door een vertegenwoordiger van de rechtspersoon omtrent wiens gedrag een verklaring wordt gevraagd. De aanvraag wordt gedagtekend en ondertekend en bevat een omschrijving van het doel, waarvoor de afgifte van de verklaring wordt gevraagd.

Artikel 32

1. De burgemeester weigert de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag indien in het justitiële documentatieregister met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan een behoorlijke uitoefening van de taak of de bezigheden waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.

2. Indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtspersoon betrekt de burgemeester mede in zijn oordeel de strafbare feiten, bedoeld in artikel 51, tweede lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 33

1. De burgemeester slaat bij zijn onderzoek uitsluitend acht op:

a. hem ten aanzien van de betrokkene verstrekte gegevens uit het justitiële documentatieregister;

b. gegevens uit de politieregisters als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet politieregisters;

c. andere inlichtingen voor zover deze van belang zijn in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag.

2. De burgemeester betrekt niet in zijn oordeel de strafbare feiten die zijn afgedaan met een onherroepelijke vrijspraak.

Artikel 34

De burgemeester is bevoegd door tussenkomst van de reclasseringsinstelling in het arrondissement, waarin de gemeente is gelegen, inlichtingen omtrent de betrokkene in te winnen.

Artikel 35

De burgemeester beslist binnen vier weken.

Artikel 36

1. Het openbaar ministerie wordt bij de behandeling van het beroepschrift gehoord.

2. Het openbaar ministerie is bevoegd alle op de zaak betrekking hebbende bescheiden in te zien.

3. Het openbaar ministerie kan op verzoek van de rechter of een belanghebbende bescheiden waarover het beschikt, in de procedure brengen. Indien een zodanig verzoek niet wordt ingewilligd, wordt dit gemotiveerd.

Artikel 37

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot afgifte van een verklaring omtrent het gedrag kan een kostenvergoeding worden verlangd die niet hoger mag zijn dan een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag.

TITEL 3. REGISTRATIE VAN PERSOONSDOSSIERS

Artikel 38

Onze Minister houdt een registratie van persoonsdossiers met als doel de bevordering van een juiste toepassing van het strafrecht.

Artikel 39

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld betreffende:

a. de hoofdlijnen van het beheer van de registratie;

b. de categorieën van personen en instanties, waaraan persoonsdossiers worden verstrekt;

c. de wijze waarop de inlichtingen die in de persoonsdossiers zijn opgenomen, worden verkregen;

d. de wijze waarop degene van wie een persoonsdossier is geregistreerd kennisneming van over hen opgenomen gegevens kan verkrijgen;

e. de wijze waarop degene van wie een persoonsdossier is geregistreerd mededeling van verstrekking van hen betreffende gegevens kunnen verkrijgen.

Artikel 40

1. Een rapport in een persoonsdossier wordt verwijderd na verloop van tien jaren. De termijn vangt aan op de dag van sluiting van het rapport.

2. Indien de straf of maatregel de duur van tien jaren te boven gaat, is de termijn, bedoeld in het eerste lid, gelijk aan de duur van de aan de betrokken persoon in de strafzaak waarop het rapport betrekking heeft, opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel krachtens het strafrecht.

3. Een persoonsdossier wordt in elk geval verwijderd zodra de betrokken persoon is overleden of sedert zijn geboortedag tachtig jaren zijn verstreken.

TITEL 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 41

1. Een ieder die krachtens deze wet de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij of krachtens deze wet gegeven voorschrift mededelingen toelaat, dan wel de uitvoering van de taak met het oog waarop de gegevens zijn verstrekt tot het ter kennis brengen daarvan noodzaakt.

2. Artikel 272, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is niet van toepassing.

Artikel 42

De Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Stb. 1955, 395) wordt ingetrokken.

Artikel 43

Na de inwerkingtreding van deze wet berust het Besluit van 30 januari 1956, Stb. 73 op artikel 26, eerste lid en 28, tweede lid, van deze wet.

Artikel 44

Aan artikel 2, derde lid, van de Wet persoonsregistraties wordt, na onderdeel c een nieuw onderdeel d toegevoegd, dat luidt:

d. persoonsregistraties, gehouden ter uitvoering van de Wet justitiële documentatie.

Artikel 45

In artikel 17, vierde lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten wordt «Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Stb. 1955, 395) zijn geregistreerd of ten aanzien waarvan ingevolge artikel 36» vervangen door: Wet justitiële documentatie zijn geregistreerd of ten aanzien waarvan ingevolge artikel 41.

Artikel 46

In artikel 2, tweede lid, van de Advocatenwet worden de woorden «Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Stb. 1955, 395)» vervangen door: Wet justitiële documentatie.

Artikel 47

In artikel 19 van de Wet tarieven in strafzaken vervalt de zinsnede: voor zaken aangeboden op grond van artikel 30 van de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag,.

Artikel 48

In artikel 57, eerste lid, van de Wet op de onderwijsverzorging worden de woorden «Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Stb. 1955, 395)» vervangen door: Wet justitiële documentatie.

Artikel 49

In artikel 33 en 37d, telkenmale eerste lid, onder a, van de Wet op het voortgezet onderwijs worden de woorden «Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Stb. 1955, 395)» vervangen door: Wet justitiële documentatie.

Artikel 50

In artikel 3, eerste lid, onder a, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs worden de woorden «Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Stb. 1955, 395)» vervangen door: Wet justitiële documentatie.

Artikel 51

In artikel 3, eerste lid, onder a, van de Wet op het basisonderwijs worden de woorden «Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Stb. 1955, 395)» vervangen door: Wet justitiële documentatie.

Artikel 52

In artikel 8 van de Wet op de erkende onderwijsinstellingen worden de woorden «Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Stb. 1955, 395)» vervangen door: Wet justitiële documentatie.

Artikel 53

A. In artikel 2.43, eerste lid, onder a, van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs worden de woorden «Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Stb. 1955, 395)» vervangen door: Wet justitiële documentatie.

B. In artikel 2.53, eerste lid, onder a, van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs worden de woorden «Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag» vervangen door: Wet justitiële documentatie.

Artikel 54

In artikel 7, eerste lid, onder a, van de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's worden de woorden «Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Stb. 1955, 395)» vervangen door: Wet justitiële documentatie.

Artikel 55

In artikel 9, eerste lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen worden de woorden «Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Stb. 1955, 395)» vervangen door: Wet justitiële documentatie.

Artikel 56

In artikel 1 van de Wet van 6 mei 1878, Stb. 30, houdende bepalingen omtrent de beëedigde vertalers wordt de zinsnede «en een getuigschrift overlegt van goed zedelijk gedrag, afgegeven door burgemeester en wethouders der gemeente of gemeenten waar hij gedurende de twee laatste jaren heeft gewoond.» vervangen door: en een verklaring omtrent het gedrag overlegt.

Artikel 57

In artikel 11, eerste lid, van de Wet van 11 mei 1956, Stb. 242, houdende enige regelen betreffende het gebruik van de Friese taal wordt de zinsnede «wanneer hij een getuigschrift overlegt van goed zedelijk gedrag, afgegeven door burgemeester en wethouders der gemeente of gemeenten waar hij gedurende de laatste twee jaren heeft gewoond.» vervangen door: wanneer hij een verklaring omtrent het gedrag overlegt.

Artikel 58

Aan de in artikel 9 bedoelde personen of instanties worden tevens de justitiële gegevens over minderjarigen verstrekt die overeenkomstig de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag zoals die luidde voor de inwerkingtreding van de Wet van 7 juli 1994 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en andere wetten in verband met de herziening van het strafrecht voor jeugdigen (Stb. 528) waren opgenomen in het strafregister.

Artikel 59

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 60

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet justitiële documentatie.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

Naar boven