nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING1
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid,
onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).
De Raad van de Europese Unie heeft op 27 juli 1994 verordening (EG) nr.
2100/94 inzake het communautaire kwekersrecht (PbEG L 227) (nader: Verordening
2100/94) vastgesteld. Met ingang van 27 april 1995 kunnen aanvragen tot verlening
van een communautair kwekersrecht bij het Communautair Bureau voor Planterassen
worden ingediend.
De civielrechtelijke rechtsgevolgen van een communautair kwekersrecht
worden op uitputtende wijze door de verordening geregeld, zodat de wetgeving
op dit punt niet behoeft te worden aangepast. Op het gebied van de strafrechtelijke
handhaving echter dienen de lid-staten ingevolge artikel 107 van Verordening
2100/94 de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat ter zake van
de bestraffing van inbreuken op communautaire kwekersrechten zoals bedoeld
in artikel 94 van de verordening dezelfde voorschriften worden toegepast als
ter zake van bestraffing van inbreuken op overeenkomstige nationale rechten
van toepassing zijn. Uit dien hoofde wordt in artikel 96 van de Zaaizaad-
en Plantgoedwet en artikel 1, onder 3, van de Wet op de economische delicten
overtreding van de artikelen 13, tweede lid, 17, eerste en tweede lid en artikel
18, derde lid, van Verordening 2100/94 strafbaar gesteld.
Omdat het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen II, III en IV
van de wet tot goedkeuring van de op 19 maart 1991 te Genève tot stand
gekomen herziening van het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten
(Trb. 1992, 52), alsmede wijziging van de Zaaizaad- en Plantgoedwet (Uitvoeringswet
UPOV 1991) (kamerstukken II 1994/95, 24 129, nr. 2), die op 22 februari
1996 door de Tweede Kamer is aanvaard, thans nog niet kan worden bepaald,
is artikel III zo geredigeerd dat de onderhavige wijziging niet eerder in
werking treedt dan de genoemde artikelen van de Uitvoeringswet UPOV 1991.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen