nr. 58
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 1999
Tijdens het overleg met uw commissie voor Verkeer en Waterstaat op 29
juni 1999 over de nota Strategische Beleidskeuze Toekomst Luchtvaart (24 786/23 552,
nr. 57) is er kort gesproken over de Gezondheidskundige Evaluatie Schiphol
(GES). Door diverse fracties is aangegeven dat het primaat van de verantwoordelijkheid
voor het gezondheidsonderzoek bij de Minister van VWS zou dienen te liggen.
Ik heb toegezegd u hierover nader te zullen informeren.
De Ministeries van VROM, van V&W en van VWS zijn de drie opdrachtgevende
departementen voor GES. Binnen deze drie vervult VROM de trekkersrol. Dit
is gebaseerd op de portefeuilleverdeling tussen de betrokken bewindslieden.
De bescherming van de gezondheid van de bevolking is geen exclusieve verantwoordelijkheid
van de Minister van VWS. Waar het gaat om de bescherming ten aanzien van milieufactoren,
zoals verontreiniging van de buitenlucht of geluidhinder, is de Minister van
VROM primair verantwoordelijk.
De betrokkenheid van de Ministeries van V&W en van VWS volgt uit de
verantwoordelijkheid van die ministeries voor de luchtvaart respectievelijk
de volksgezondheid. De rol van VWS komt tot uiting in de vorm van medeopdrachtgever
en financier, alsmede in de begeleiding van het onderzoeksprogramma. Het belang
dat de Minister van VWS hecht aan de voortgang van dit onderzoek, mag blijken
uit haar recente beslissing om haar financiële bijdrage aan het programma
te vergroten.
Gelet op het voorgaande stel ik, mede namens mijn ambtgenoten van VROM
en van VWS, voor het voortouw bij de GES, overeenkomstig de bestaande portefeuilleverdeling,
bij VROM te laten, daarbij vaststellend dat zowel VWS als V&W op een adequate
manier inhoud geven aan hun medeverantwoordelijkheid.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos