B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 18 juni
1996 en het nader rapport d.d. 18 juni 1996, aangeboden aan de Koningin door
de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 10 juni 1996, no. 96.003138, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, A. G. M. van
de Vondervoort, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het
voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het voorstel
van wet tot gemeentelijke herindeling in de samenwerkingsgebieden Midden-Brabant,
Breda en Westelijk Noord-Brabant en in een gedeelte van de samenwerkingsgebieden
Zuidoost-Brabant en 's-Hertogenbosch.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 10 juni 1996,
nr. 96.003138, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 18 juni 1996, nr. W04.96.0234, bied ik U hierbij aan.
1. Zoals de aanhef van artikel I reeds aangeeft heeft het voorstel van
wet ten doel een wijziging te brengen in de Wet tot gemeentelijke herindeling
in de samenwerkingsgebieden Midden-Brabant, Breda en Westelijk Noord-Brabant
en in een gedeelte van de samenwerkingsgebieden Zuidoost-Brabant en 's-Hertogenbosch
(kamerstukken 24 571) nadat het voorstel voor die wet tot wet zal zijn
verheven. De tekst van het opschrift boven het voorstel van wet gaat evenwel
uit van een – bij de stand van de behandeling van wetsvoorstel 24 571
niet denkbare – wijziging van dit laatste wetsvoorstel. Hetzelfde geldt
voor de tekst van de wijziging die artikel I beoogt aan te brengen en voor
het opschrift van de bij het voorstel van wet behorende kaart. De Raad van
State adviseert het voorstel van wet en de bijbehorende kaart op deze punten
in overeenstemming te brengen met de aanhef van artikel I. Tevens beveelt
het college aan in de laatste zin van de memorie van toelichting te laten
uitkomen dat niet het amendement genummerd 68 ongedaan wordt gemaakt maar
het efect dat de aanvaarding van dat amendement heeft gehad op de inhoud van
de herindelingswet.
1. Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn overeenkomstig
het advies aangepast.
2. De considerans en de memorie van toelichting brengen tot uitdrukking
dat het wetsvoorstel strekt tot het herstellen van een vergissing. Naar het
oordeel van de Raad moet dit aanleiding vormen om in het voorstel van wet
buiten twijfel te stellen dat de voorgestelde wet tegelijk met de herindelingswet
in werking zal treden. Het college adviseert artikel II in deze zin te wijzigen,
onder toepassing van de formule vermeld in aanwijzing 180, onderdeel F, van
de Aanwijzingen voor de regelgeving.
2. De inwerkingtredingsbepaling is overeenkomstig het advies aangepast.
3. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de
bij het advies behorende bijlage.
3. De redactionele kanttekeningen zijn verwerkt.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening
zal zijn behouden.
De waarnemend Vice-President van de Raad van State,
G. H. Veringa
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
A. G. M. van de Vondervoort
Bijlage bij het advies van de Raad van State van 18 juni 1996, no.
W04.96.0234, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft
– In artikel I en in de toelichting bij het verwijzen naar kamerstukken
aanwijzing 219 van de Aanwijzingen voor de regelgeving in acht nemen.
– In de toelichting na «de Tweede Kamer» toevoegen:
der Staten-Generaal.