nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot instelling
van een Raad voor de financiële verhoudingen (Wet op de Raad voor de
financiële verhoudingen).
De memorie van toelichting (en bijlagen), die het wetsvoorstel vergezelt,
bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
18 juni 1996
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een adviescollege
in te stellen op het terrein van de financiële verhoudingen, in het bijzonder
die van het Rijk met de gemeenten en de provincies, en dat het in verband
met artikel 79 van de Grondwet noodzakelijk is daartoe wettelijke bepalingen
vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
1. Er is een Raad voor de financiële verhoudingen.
2. De Raad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste zes andere leden.
Artikel 2
De Raad heeft tot taak de regering en de beide kamers der Staten-Generaal
te adviseren over de wetgeving inzake de financiële verhoudingen, in
het bijzonder die van het Rijk met de gemeenten en met de provincies
alsmede over de uitvoering van die wetgeving. Deze adviezen kunnen zowel van
uitvoerende als van beleidsmatige aard zijn.
Artikel 3
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.
Artikel 4
Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de Raad voor de financiële
verhoudingen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken,
De Minister van Financiën,