24 778
Wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid)

nr. 36
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 18 april 1997

Conform mijn toezegging gedaan tijdens het overleg met u op 30 januari en 5 februari jl. over het wetsvoorstel Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOA), doe ik u hierbij toekomen een overzicht van de toedeling van middelen in relatie tot de voorgenomen gefaseerde invoering van het onderhavige wetsvoorstel. Tegelijkertijd doe ik met deze brief de toezegging gestand om inzicht te geven in de samenstelling van het budget dat in het kader van GOA beschikbaar is, waaronder begrepen de middelen voor de ondersteuning. Tenslotte verstrek ik u de gevraagde informatie omtrent gemeenten zonder planverplichting.

1. Gefaseerde invoering en toedeling budgetten

Als het wetsvoorstel ook door de Eerste Kamer der Staten-Generaal wordt aanvaard, zal de invoering in twee fasen plaatsvinden. Ik schets hieronder deze stapsgewijze invoering, die zich over een aantal schooljaren uitstrekt.

A. Het schooljaar 1997–1998

De eerste fase vangt aan met de start van het schooljaar 1997–1998.

Het beschikbare totaalbudget voor de gemeenten voor dit eerste jaar bedraagt f 36,1 miljoen, afkomstig uit de opbrengst van de zogenaamde 1,25-maatregel. De gemeenten worden in mei ingelicht over de hoogte van het budget dat men voor 1997–1998 ontvangt, zodat men tijdig – in overleg met de scholen voor primair- en voortgezet onderwijs en de overige actoren – kan beslissen over de inzet ten behoeve van activiteiten in het schooljaar 1997–1998. Er geldt gedurende het eerste jaar nog geen planverplichting, maar wel de verplichting van het op overeenstemming gericht overleg. De inzet van de middelen dient te sporen met het nieuwe Landelijk Beleidskader.

Het budget van de afzonderlijke gemeenten is gebaseerd op het aantal leerlingen met het gewicht 1,90 met inachtneming van een drempel van f 15 000. In de praktijk komt dit er op neer dat gemeenten met ca. 75 of meer 1,90-leerlingen in deze eerste fase een budget van tenminste f 15 000 ontvangen. Een globaal overzicht van bedragen en aantallen gemeenten is als bijlage toegevoegd. Ik acht het gewenst om bij de toedeling een drempel te hanteren.

De keuze voor het criterium 1,90-leerlingen is ingegeven door de overweging dat de middelen daar terecht moeten komen waar zij het meest noodzakelijk zijn, en omdat het nagenoeg aansluit bij de verdeling van de GOA-middelen vanaf 1 augustus 1998. Een drempelbedrag voorkomt vervolgens dat sommige gemeenten een verwaarloosbaar klein budget ontvangen. De nu gehanteerde drempel van f 15 000 is zodanig dat gemeenten minimaal 0,2 formatieplaats kunnen inzetten voor achterstandbestrijding.

Wellicht ten overvloede wijs ik er op dat de gemeenten vrij zijn in de besteding van deze middelen, zolang deze besteding aansluit bij de doelstellingen van het LBK. Zij kunnen dus benut worden voor activiteiten die uitgevoerd worden door scholen voor primair onderwijs, voortgezet onderwijs, alsook door andere instellingen.

B. De periode van 1 augustus 1998 tot 1 augustus 2002

De tweede fase vangt aan met het schooljaar 1998–1999: het eerste jaar dat de Wet gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid in zijn volle omvang in werking treedt. Het is het begin van een vierjarige periode die eindigt op 1 augustus 2002; de werkingsduur van het nieuwe Landelijk beleidskader. Er geldt een planverplichting voor gemeenten met een budget van f 250 000 of meer.

Ik streef er naar de gemeenten in juni aanstaande schriftelijk een indicatie te geven van het budget dat men vanaf 1 augustus 1998 tegemoet kan zien. Vóór 1 oktober zal het definitieve budget worden vastgesteld en aan de gemeenten worden gemeld.

Het gemeentelijk budget wordt vastgesteld door het samenvoegen van de middelen (macro ca. f 121 miljoen) die thans in het kader van verschillende regelingen in de betreffende gemeente terecht komen.

Ten eerste betreft het:

– de zgn. WRR-gelden ten behoeve van de verwerving van de Nederlandse taal, en

– de gelden voor de Zigeunerprojecten in de zgn. zigeuneropvanggemeenten.

Ten tweede de middelen die nu aan scholen, schoolbegeleidingsdiensten en overige instellingen worden verstrekt:

– de onderwijsvoorrangsgebieden (OVG);

– de projecten voor woonwagen- en zigeunerkinderen (OWWZ);

– de aanvullende formatie voor eerste opvang van buitenlandse kinderen in het basisonderwijs

– de aanvullende formatie bestemd voor de eerste opvang (art. 5, 6 en 7 van de CUMI-regeling) in het voortgezet onderwijs.

Ten derde het voor elke gemeente berekende deel uit de opbrengst van de 1,25-maatregel (macro f 30 miljoen). Deze f 30 miljoen wordt toebedeeld naar rato van de huidige NT2-middelen, dat wil zeggen de WRR-gelden, de aanvullende formatie voor eerste opvang van buitenlandse kinderen in het basisonderwijs en de aanvullende formatie bestemd voor de eerste opvang (art. 5, 6 en 7 van de CUMI-regeling) in het voortgezet onderwijs tezamen.

De aldus opgebouwde specifieke uitkering zal, onder voorbehoud van goedkeuring door de begrotingswetgever, in beginsel tot 1 augustus 2002 beschikbaar zijn. Aanpassing zal plaatsvinden als daar aanleiding toe is (bijvoorbeeld in verband met een verminderde instroom van asielzoekers) en zal zich beperken tot de onderdelen eerste opvang in het primair- en voortgezet onderwijs. De huidige voorlopige prognosecijfers wijzen op een substantiële vermindering van de instroom van asielzoekers – ongeveer een halvering – in de komende vier jaar ten opzichte van het schooljaar 1996–1997.

Overigens zal jaarlijks op basis van loon- en prijsontwikkelingen bijstelling van de budgetten plaatsvinden.

C. Vanaf 1 augustus 2002

Met ingang van 1 augustus 2002 zal een nieuwe verdeelsystematiek gaan gelden. Ik zal de gemeenten ruim voor het einde van de eerste GOA-termijn inlichten over de budgettaire gevolgen. Men heeft dan voldoende gelegenheid in overleg met de locale partners op de nieuwe situatie te anticiperen. Binnenkort zullen voorbereidingen worden gestart voor de opzet van de nieuwe verdeelsystematiek. Daarbij kunnen verschillende andere trajecten interfereren in de besluitvorming over de nieuwe criteria, zoals de herijking van de gewichtenregeling. Conform mijn toezegging zal ik te zijner tijd met uw Kamer van gedachten wisselen over de toekomstige wijze van toedeling.

2. Opbouw budget GOA

Voorts heb ik u toegezegd inzicht te verschaffen in de opbouw van het budget dat voor de gemeenten vanaf 1 augustus 1998 beschikbaar komt.

A. Het GOA-budget omvat de volgende bestanddelen (op basis MN 97):

begrotingsnaam budget1997199819992000artikel
1. OVG-middelen      
– primair onderwijs20,549,349,349,318.01
– voortgezet onderwijs9,322,322,322,319.01
 29,871,671,671,6  
      
2. Zigeunerprojecten     
– primair onderwijs0,51,11,11,118.05
      
3. WRR-middelen      
– primair onderwijs6,615,915,915,918.05
– voortgezet onderwijs1,63,93,93,919.05
 8,219,819,819,8  
      
4. Aanvullend formatiebeleid eerste opvang      
– primair onderwijs3,38,08,08,018.01
      
5. CuMi-faciliteiten (artikel 5, 6 en 7)1     
– voortgezet onderwijs 5,020,520,520,519.01
      
6. Opbrengst 1.25      
– primair onderwijs218,630,030,030,018.01
Totaal65,4151151151 

1 Deze budgetten kunnen fluctueren in verband met wijzigingen in de toestroom van het aantal asielzoekers

2 Gedurende het schooljaar 1997–1998 is het budget uit de opbrengst 1.25 (18,6 + 7/12 x 30 miljoen) voor de gemeenten beschikbaar. De overige budgetten (1 t/m 5) worden gedurende dit eerste jaar onder GOA conform de huidige systematiek aan de scholen en instellingen betaald.

B. Ondersteuning

Voor de landelijke ondersteuning van de activiteiten in het kader van het GOA is op jaarbasis een bedrag van f 1,3 miljoen beschikbaar. Hiervan is f 0,3 mln in beginsel bestemd voor de ondersteuning van het onderwijs aan woonwagen- en zigeunerkinderen. Een zelfde bedrag is bestemd voor landelijke publikaties op het gebied van bestrijding van onderwijsachterstanden.

3. Gemeenten zonder planverplichting

Ik bevestig hetgeen tijdens het overleg met u reeds ter sprake is geweest. Voor zover nu te voorzien zullen circa 400 gemeenten met ingang van het schooljaar 1998–1999 een budget krijgen dat minder bedraagt dan f 250 000. Voor deze gemeenten geldt derhalve geen planverplichting. Het totaalbudget van deze 400 gemeenten tezamen bedraagt circa f 33 miljoen, iets meer dan 20 procent van het totale GOA-budget.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

BIJLAGE 1 BIJ BRIEF AAN TWEEDE KAMER 97004621

Frequentietabel: indicatieve verdeling 36,1 mln over de gemeenten

zonder drempel drempel bij 7 500 drempel bij 1 5000 
Bedragenaantal gem.Bedragenaantal gem.Bedragenaantal gem.
0 t/m 499250 t/m 7 4993200 t/m 14 999413
500 t/m 999297 500 t/m 9 9993615 000 t/m 49 999109
1 000 t/m 2 4997410 000 t/m 49 99916650 000 t/m 99 99940
2 500 t/m 9 99923350 000 t/m 99 99944100 000 of meer63
10 000 t/m 49 999163100 000 of meer59   
50 000 t/m 99 99944     
100 000 of meer57    
 625 625 625
Naar boven