24 778
Wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid)

nr. 12
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 24 januari 1997

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 110b, opgenomen in artikel I, onderdeel F, in artikel 106b, opgenomen in artikel II, onderdeel F, en in artikel 118b, opgenomen in artikel III, onderdeel D, wordt aan het slot van de derde volzin van het eerste lid telkens toegevoegd: , waarbij de gemeenteraad het landelijk beleidskader in acht neemt.

B

In artikel 110b, opgenomen in artikel I, onderdeel F, in artikel 106b, opgenomen in artikel II, onderdeel F, en in artikel 118b, opgenomen in artikel III, onderdeel D, komt het negende lid telkens te luiden:

9. Indien de vaststelling en wijziging van het onderwijsachterstandenplan of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan, leiden tot kosten van uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, komen deze kosten ten laste van het Rijk indien het ontstaan van deze kosten in redelijkheid is toe te rekenen aan het Rijk.

C

Aan artikel 110b, opgenomen in artikel I, onderdeel F, aan artikel 106b, opgenomen in artikel II, onderdeel F, en aan artikel 118b, opgenomen in artikel III, onderdeel D, wordt telkens een nieuw elfde lid toegevoegd, luidende:

11. De gemeente kan een subsidieplafond vaststellen en bepalen hoe het beschikbare bedrag met inachtneming daarvan wordt verdeeld.

D

In artikel 110c, opgenomen in artikel I, onderdeel F, wordt de zinsnede «Voor zover het onderwijsachterstandenplan daarin voorziet» vervangen door: Voor zover het onderwijsachterstandenplan of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan, daarin voorziet.

E

Aan artikel 110d, opgenomen in artikel I, onderdeel F, aan artikel 106c, opgenomen in artikel II, onderdeel F, en aan artikel 118d, opgenomen in artikel III, onderdeel D, wordt telkens een nieuw derde lid toegevoegd, luidende:

3. Onze minister kan voor bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen of groepen van gevallen tegemoet komen aan onbillijkheden van overwegende aard, welke zich bij de toepassing van het eerste lid van dit artikel mochten voordoen.

F

In artikel VIA worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt na de cijfers «110d», «106c» en «118d» telkens toegevoegd « , eerste lid,».

2. In het tweede lid wordt onderdeel f vervangen door:

met dien verstande dat de bedragen, bedoeld in de onderdelen d en e, jaarlijks kunnen variëren.

G

In artikel VII, tweede lid, wordt «Het onderwijsachterstandenplan» vervangen door: Het onderwijsachterstandenplan of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van de vaststelling van het plan.

H

Na artikel VII wordt een nieuw artikel VIIA ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIIA. MINISTERIËLE REGELING VOOR INVOERING VAN DE WET

Voor zover deze wet daarin niet voorziet, alsmede indien nodig in afwijking van het bij en krachtens deze wet bepaalde, kunnen tot een jaar na de inwerkingtreding van deze wet bij ministeriële regeling regels worden gesteld ten behoeve van een goede invoering van de door deze wet gewijzigde of toegevoegde bepalingen van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs. Ten behoeve van de goede invoering van de in de eerste volzin bedoelde gewijzigde of toegevoegde bepalingen kan bij ministeriële regeling tot een jaar na de inwerkingtreding van deze wet eveneens worden afgeweken van het overigens bepaalde bij en krachtens de in die volzin genoemde wetten.

I

Artikel VIII komt te luiden:

ARTIKEL VIII. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 augustus 1997 met dien verstande dat de artikelen VII en VIIA terugwerken tot de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Toelichting

De nota van wijziging betreft de volgende onderwerpen:

onderdeel A:ook bij besluit omtrent verdeling LBK in acht nemen
onderdeel B:de wachtgeldproblematiek,
onderdeel C:de relatie met de AWB: subsidieplafond en verdelingsregels,
onderdeel D:ook voorschoolse activiteiten mogelijk wanneer wordt afgezien van plan,
onderdeel E:hardheidsclausule achterstandenproblematiek,
onderdeel F:enkele technische verbeteringen,
onderdelen G:opnemen van verwijzing naar een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van de vaststelling van het plan,
onderdelen H en I:grondslag voor een ministeriële regeling voor de invoering van de wet.

Onderdeel A (ook bij besluit omtrent verdeling LBK in acht nemen)

Met de voorgestelde wijziging wordt verduidelijkt dat het gemeentebestuur het landelijk beleidskader ook in acht moet nemen wanneer geen plan hoeft te worden vastgesteld, maar kan worden volstaan met het nemen van een besluit omtrent de verdeling van middelen. Op grond van de huidige tekst is dit wellicht onvoldoende duidelijk.

Onderdeel B (wachtgeldproblematiek)

De huidige tekst van het negende lid wekt de suggestie dat de gemeente altijd verantwoordelijk is voor de kosten van ontslaguitkeringskosten. Immers, het ontstaan van die kosten vloeit altijd voort uit de vaststelling en wijziging van het onderwijsachterstandenplan of een besluit tot verstrekking van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan. In het geval waarin bijvoorbeeld sprake is van verlaging van de specifieke uitkering door vermindering van het aantal asielzoekers, is het echter niet redelijk de ontslaguitkeringskosten geheel ten laste van de gemeenten te laten komen.

Met de voorgestelde formulering wordt duidelijk dat het Rijk zijn verantwoordelijkheid erkent wanneer wachtgeldkosten zijn ontstaan die een gevolg zijn van Rijksbeleid. Uit de tekst blijkt dat het moet gaan om kosten die in redelijkheid zijn toe te rekenen aan het Rijk. Immers, de gangbare afspraken dat alle betrokken partijen zich inspannen om het ontstaan van wachtgelden te voorkomen, blijven gelden. Van gemeenten en scholen mag worden verwacht dat zij eerst bezien welke mogelijkheden er zijn om e.e.a. op te vangen (personeel elders inzetten, functiewijziging, omscholing, outplacement, natuurlijk verloop).

Overigens zullen met het Participatiefonds afspraken gemaakt moeten worden over de uitwerking van e.e.a.

Onderdeel C (relatie AWB: subsidieplafond en verdelingsregels)

Op grond van artikel 4:25 van de Awb derde tranche kan een subsidieplafond slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de verdeling van het beschikbare bedrag aan subsidies: op grond van artikel 4:26 wordt bij of krachtens wettelijk voorschrift bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

In de toelichting bij de eerste nota van wijziging is opgemerkt dat het onderhavige wetsvoorstel de wettelijk grondslag bevat voor het kunnen toekennen van subsidies door gemeentebesturen. Het vaststellen van een subsidieplafond daarbij zou op gemeentelijk niveau kunnen geschieden door dit op te nemen in de algemene subsidieverordening. In de praktijk hebben veel gemeenten echter geen algemene subsidieverordening, maar bijvoorbeeld uitsluitend een verordening voor de toekenning van welzijnssubsidies.

Om te voorkomen dat gemeenten een algemene subsidieverordening moeten vaststellen, uitsluitend voor het kunnen vaststellen van een subsidieplafond en van verdelingsregels voor het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid, wordt een algemene grondslag in de regeling gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid opgenomen. Hiermee kan veel regelgeving – en daarmee beleidslasten – op gemeentelijk niveau worden voorkomen.

Door de voorgestelde wijziging kan de gemeenteraad als onderdeel van het plan dus een subsidieplafond en verdelingsregels vaststellen.

Onderdeel D (ook voorschoolse activiteiten mogelijk wanneer wordt afgezien van plan)

In de huidige tekst van artikel 110c van de Wet op het basisonderwijs, betreffende de mogelijkheid van voorschoolse activiteiten, wordt uitsluitend verwezen naar het plan. Uiteraard zijn dergelijke activiteiten ook mogelijk indien een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan, daarin voorziet. Met de voorgestelde wijziging wordt de tekst in die zin aangepast.

Onderdeel E (hardheidsclausule achterstandenproblematiek)

Met de voorgestelde wijziging wordt voorzien in een hardheidsclausule om situaties te voorkomen waarbij adequate achterstandenbestrijding niet mogelijk zou zijn doordat sprake is van exceptionele toename van de omvang van de achterstandenproblematiek binnen een gemeente in de periode van 4 jaar waarvoor de hoogte van de specifieke uitkering is vastgesteld.

Benadrukt moet worden dat de regeling niet ziet op het voorkomen van fluctuaties in de hoogte van de specifieke uitkering. Het is een vangnetbepaling die alleen toepassing zal vinden in uitzonderingssituaties.

Onderdeel F (enkele technische verbeteringen)

Deze wijziging betreft enkele technische verbeteringen.

Onderdelen G (opnemen van verwijzing naar een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van de vaststelling van het plan)

Deze wijziging betreft het opnemen van de verwijzing naar een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van de vaststelling van het plan. In de huidige tekst van artikel VII, tweede lid, is ten onrechte geen verwijzing daarnaar opgenomen.

Onderdelen H en I (ministeriële regeling voor invoering van de wet)

Met deze wijziging wordt een algemene grondslag opgenomen voor een ministeriële regeling ten behoeve van de invoering van de wet. Invoering van de onderhavige regeling is relatief complex van aard. Een mogelijkheid om eventuele invoeringsproblemen te kunnen voorkomen is dan ook wenselijk. Een vergelijkbare grondslag voor een ministeriële regeling ten behoeve van de invoering is onder meer opgenomen in de Wet educatie en beroepsonderwijs (artikel 12.3.48).

Omdat de voorgestelde grondslag voor een ministeriële regeling uitsluitend ziet op een goede invoering van de wet, is de werking van de bepaling beperkt tot een jaar na de inwerkingtreding van deze wet.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

Naar boven