24 778
Wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid).

De memorie van toelichting (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

17 juni 1996

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is gemeenten meer verantwoordelijkheid te geven bij de bestrijding van onderwijsachterstanden;

Dat het tevens wenselijk is scholen te stimuleren gerichter aandacht te besteden aan het bestrijden van onderwijsachterstanden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET BASISONDERWIJS

De Wet op het basisonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10, vijfde lid, vervalt.

B

In artikel 11 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het tweede lid, onderdeel i, komt te luiden:

i. de activiteiten die voortvloeien uit het onderwijsachterstandenplan, bedoeld in artikel 110b, die door de school worden verricht, en de activiteiten voor bepaalde doeleinden of groepen leerlingen waarvoor uit de openbare kas faciliteiten beschikbaar worden gesteld;.

2. In het derde lid vervalt de zinsnede «dan wel indien een overeenkomst is gesloten als bedoeld in artikel 111a, eerste lid,».

3. In het vijfde lid vervalt de laatste volzin.

C

Artikel 96a, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. de formatie voor speciale doeleinden, waaronder in ieder geval wordt begrepen de formatie voor de bestrijding van onderwijsachterstanden.

D

In artikel 105d worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het derde lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. de materiële instandhouding in verband met de toepassing van artikel 110b, eerste lid.

2. In het vierde lid wordt «artikel 111a, zevende lid» vervangen door: artikel 110b, eerste lid.

E

In artikel 105e, eerste lid, wordt aan het slot de zinsnede «en in verband met de toepassing van artikel 111a, zevende lid» vervangen door: en in verband met de toepassing van artikel 110b, eerste lid.

F

Hoofdstuk I, titel IV, afdeling 6a, komt te luiden:

AFDELING 6A. GEMEENTELIJK ONDERWIJSACHTERSTANDENBELEID

Artikel 110a. Landelijk beleidskader

1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt voor een periode van telkens 4 schooljaren een landelijk beleidskader vastgesteld. De algemene maatregel van bestuur bedoeld in de eerste volzin, wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De maatregel treedt niet in werking dan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken en gedurende die termijn niet door of namens een van beide kamers de wens wordt te kennen gegeven dat het in die maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Alsdan wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend.

2. Het landelijk beleidskader vermeldt de landelijke doelstellingen van het beleid inzake onderwijsachterstandenbestrijding en verstrekt informatie over de voornemens van de rijksoverheid met betrekking tot de landelijke evaluatie van het beleid inzake onderwijsachterstandenbestrijding.

Artikel 110b. Onderwijsachterstandenplan

1. De gemeenteraad stelt voor een periode van telkens 4 schooljaren een plan vast, onderwijsachterstandenplan genaamd, ter bestrijding van onderwijsachterstanden. Indien het totaal van de voor de bestrijding van onderwijsachterstanden bestemde middelen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a en c, minder is dan f 250 000,–, kan de gemeenteraad geheel of gedeeltelijk afzien van de vaststelling van het plan. In dat geval besluit de gemeenteraad op andere wijze omtrent de verdeling van de middelen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a en b.

2. Onder onderwijsachterstanden worden verstaan die negatieve effecten op de leer- en ontwikkelingsmogelijkheden van leerlingen, die het gevolg zijn van sociale, economische en culturele omstandigheden.

3. Het onderwijsachterstandenplan vermeldt in elk geval:

a. de wijze waarop de doelstellingen, genoemd in het landelijk beleidskader, bedoeld in artikel 110a, in kwalitatieve en kwantitatieve zin worden uitgewerkt,

b. de wijze waarop de voor de bestrijding van onderwijsachterstanden bestemde middelen, anders dan de in onderdeel c genoemde middelen, worden ingezet, alsmede de scholen en instellingen die de daaruit voortvloeiende activiteiten zullen verrichten,

c. de wijze waarop de scholen de formatie voor speciale doeleinden, voor zover die is bestemd voor het bestrijden van onderwijsachterstanden, dienen in te zetten,

d. de wijze waarop de scholen verantwoording afleggen over de inzet van de in onderdeel c bedoelde middelen in overeenstemming met het plan en de wijze waarop de scholen en instellingen rekening en verantwoording afleggen inzake de besteding van de middelen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a en b,

e. de procedure met betrekking tot de wijziging van het plan, en

f. de wijze waarop de gemeenteraad het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid evalueert.

4. Het onderwijsachterstandenplan vermeldt tevens de omvang van de voor de bestrijding van onderwijsachterstanden bestemde middelen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

a. de middelen die de gemeente als specifieke uitkering, bedoeld in artikel 110d, uit 's Rijks kas ontvangt voor de bestrijding van onderwijsachterstanden,

b. de middelen, anders dan bedoeld in onderdeel a, die de gemeenteraad bestemt voor de bestrijding van onderwijsachterstanden, en

c. de middelen, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, die de scholen ontvangen, met dien verstande dat de gemeenteraad de onderdelen a en c van het plan, voor zover het betreft een aanpassing als gevolg van de wijziging van de omvang van deze middelen, zonder toepassing van het zesde lid kan wijzigen.

5. Het onderwijsachterstandenplan heeft betrekking op:

a. scholen voor basisonderwijs,

b. scholen als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs,

c. scholen als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, en

d. andere instellingen.

Voor de toepassing van dit lid wordt met een school gelijkgesteld een nevenvestiging van een school die in een andere gemeente is gelegen.

6. Vaststelling en wijziging van het onderwijsachterstandenplan of het nemen van een besluit tot verstrekking van middelen indien geheel of gedeeltelijk wordt afgezien van vaststelling van het plan, geschiedt niet dan na op overeenstemming gericht overleg met de bevoegde gezagsorganen van alle scholen in de gemeente.

7. Binnen een jaar na de vaststelling van het landelijk beleidskader, bedoeld in artikel 110b, stelt de gemeenteraad het onderwijsachterstandenplan vast.

8. Het onderwijsachterstandenplan kan tussentijds worden gewijzigd.

9. De vaststelling en wijziging van het onderwijsachterstandenplan of een besluit tot verstrekking van middelen indien geheel of gedeeltelijk wordt afgezien van vaststelling van het plan, mag niet leiden tot kosten van uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.

10. Tijdens het in het zesde lid bedoelde overleg kan de gemeenteraad de Onderwijsraad verzoeken een advies uit te brengen over de vaststelling of wijziging van het onderwijsachterstandenplan in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting. Het verzoek wordt gedaan indien het bevoegd gezag hierom heeft gevraagd dan wel uit eigen beweging. Het verzoek bevat een omschrijving van de onderwerpen waarover advies wordt verwacht. Het advies wordt binnen vier weken uitgebracht aan de gemeenteraad. Het advies wordt bekend gemaakt tezamen met het plan. Artikel 4:20 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 110c. Voorschoolse activiteiten

Voor zover het onderwijsachterstandenplan daarin voorziet, kunnen activiteiten worden verricht en financiële middelen worden ingezet ten behoeve van kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten en die de leeftijd van drie jaren hebben bereikt. De activiteiten zijn gericht op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs.

Artikel 110d. Gemeentelijke middelen

1. De gemeente ontvangt jaarlijks uit 's Rijks kas een specifieke uitkering ter tegemoetkoming in de kosten voor het bestrijden van onderwijsachterstanden, indien wordt voldaan aan de criteria, bedoeld in het tweede lid.

2. Bij algemene maatregel van bestuur worden de criteria vastgesteld op grond waarvan een gemeente voor telkens een periode van 4 jaar in aanmerking komt voor de specifieke uitkering, alsmede de criteria voor de hoogte daarvan. De criteria worden vastgesteld op basis van:

a. het aantal leerlingen waarbij sprake is van negatieve effecten op de leer- en ontwikkelingsmogelijkheden, die het gevolg zijn van sociale, economische en culturele omstandigheden, en

b. het aantal leerplichtige jongeren dat:

1°. zich, komend van nader te bepalen landen, in Nederland heeft gevestigd,

2°. zich in een achterstandssituatie bevindt of daarin dreigt te geraken, en

3°. zich voor het eerst inschrijft op een school als bedoeld in artikel 110b, vijfde lid.

3. De gemeente verstrekt middelen, bedoeld in artikel 110b, vierde lid, onderdelen a en b, voor het verrichten van activiteiten gericht op de bestrijding van onderwijsachterstanden, aan de rechtspersonen die scholen in stand houden en die daarvoor in aanmerking komen op grond van het onderwijsachterstandenplan of op grond van een besluit tot verstrekking van middelen indien geheel of gedeeltelijk wordt afgezien van vaststelling van het plan.

4. De voorschriften omtrent het door Onze minister toekennen van extra formatie of extra middelen wegens bijzondere omstandigheden zien niet op de bestrijding van onderwijsachterstanden.

Artikel 110e. Rekening en verantwoording gemeente

Onze minister kan de uitkering geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien uit de rekening van de gemeente, bedoeld in artikel 197 van de Gemeentewet, het gemeentelijk verslag omtrent het financieel beheer, bedoeld in artikel 197 van de Gemeentewet, het verslag van de accountant, bedoeld in artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet, dan wel uit een afzonderlijke verantwoording, voorzien van een verklaring van een accountant, als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, niet blijkt dat de uitkering is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet.

Artikel 110f. Naleving onderwijsachterstandenplan dan wel besluit tot verstrekking van middelen

1. De bevoegde gezagsorganen van de scholen en andere instellingen die bij de uitvoering van het plan betrokken zijn, zijn gehouden aan de door de gemeenteraad aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor het toezicht en voor de evaluatie van het onderwijsachterstandenplan. Het gemeentebestuur is gehouden aan de door Onze minister aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de evaluatie van de landelijke doelstellingen van het beleid inzake onderwijsachterstandenbestrijding.

2. Indien het bevoegd gezag van een school naar het oordeel van de gemeenteraad de middelen, bedoeld in artikel 110b, vierde lid, onderdelen a en b, niet besteedt overeenkomstig het onderwijsachterstandenplan, of een besluit tot verstrekking van middelen indien de gemeenteraad op grond van artikel 110b, eerste lid, tweede volzin, geheel of gedeeltelijk heeft afgezien van de vaststelling van het plan, kan de gemeenteraad de middelen geheel of gedeeltelijk inhouden.

3. Indien het bevoegd gezag van een school naar het oordeel van de gemeenteraad de middelen, bedoeld in artikel 110b, vierde lid, onderdeel c, niet besteedt overeenkomstig het onderwijsachterstandenplan, maakt de gemeenteraad hiervan melding aan Onze minister.

4. Indien het gemeentebestuur naar het oordeel van Onze minister de voorschriften in deze afdeling niet nakomt, kan Onze minister de uitkering, bedoeld in artikel 110d, geheel of gedeeltelijk inhouden.

G

Artikel 111a vervalt.

H

In de inhoudsopgave worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. De aanduiding van hoofdstuk I, titel IV, afdeling 6a, met de bijbehorende paragrafen en de artikelen 110a tot en met 110m wordt vervangen door:

Afdeling 6a. Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid

Artikel 110a. Landelijk beleidskader

Artikel 110b. Onderwijsachterstandenplan

Artikel 110c. Voorschoolse activiteiten

Artikel 110d. Gemeentelijke middelen

Artikel 110e. Rekening en verantwoording gemeente

Artikel 110f. Naleving onderwijsachterstandenplan dan wel besluit tot verstrekking van middelen

2. De aanduiding van artikel 111a vervalt.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE INTERIMWET OP HET SPECIAAL ONDERWIJS EN HET VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

De Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 18, vijfde lid, vervalt.

B

In artikel 19 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het tweede lid, onderdeel k, komt te luiden:

k. de activiteiten die voortvloeien uit het onderwijsachterstandenplan, bedoeld in artikel 106b, die door de school worden verricht, en de activiteiten voor bepaalde doeleinden of groepen leerlingen waarvoor uit de openbare kas faciliteiten beschikbaar worden gesteld;.

2. In het vierde lid vervalt de zinsnede «dan wel indien ten behoeve van de school een overeenkomst is gesloten als bedoeld in artikel 107a, eerste lid,».

3. In het zevende lid vervalt de vierde volzin.

C

In artikel 93a, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. de formatie voor speciale doeleinden, waaronder in ieder geval wordt begrepen de formatie voor de bestrijding van onderwijsachterstanden.

2. De zinsnede «die kan verschillen» wordt vervangen door: De omvang van de formatie kan verschillen.

D

In artikel 102d worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het derde lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. de materiële instandhouding in verband met de toepassing van artikel 106b, eerste lid, dan wel, indien het een instelling betreft, de bedragen, bedoeld in artikel 92a, tweede lid, en de daarmee verband houdende uitgaven, alsmede de uitgaven en ontvangsten voor de materiële instandhouding in verband met de toepassing van artikel 106b, eerste lid.

2. In het vierde lid wordt «artikel 107a, zevende lid,» vervangen door: artikel 106b, eerste lid.

E

In artikel 102e, eerste lid, wordt aan het slot de zinsnede «en in verband met de toepassing van artikel 107a, zevende lid» vervangen door: en in verband met de toepassing van artikel 106b, eerste lid.

F

Titel IV, afdeling 6a, komt te luiden:

AFDELING 6A. GEMEENTELIJK ONDERWIJSACHTERSTANDENBELEID

Artikel 106a. Landelijk beleidskader

1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt voor een periode van telkens 4 schooljaren een landelijk beleidskader vastgesteld. De algemene maatregel van bestuur bedoeld in de eerste volzin, wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De maatregel treedt niet in werking dan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken en gedurende die termijn niet door of namens een van beide kamers de wens wordt te kennen gegeven dat het in die maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Alsdan wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend.

2. Het landelijk beleidskader vermeldt de landelijke doelstellingen van het beleid inzake onderwijsachterstandenbestrijding en verstrekt informatie over de voornemens van de rijksoverheid met betrekking tot de landelijke evaluatie van het beleid inzake onderwijsachterstandenbestrijding.

Artikel 106b. Onderwijsachterstandenplan

1. De gemeenteraad stelt voor een periode van telkens 4 schooljaren een plan vast, onderwijsachterstandenplan genaamd, ter bestrijding van onderwijsachterstanden. Indien het totaal van de voor de bestrijding van onderwijsachterstanden bestemde middelen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a en c, minder is dan f 250 000,–, kan de gemeenteraad geheel of gedeeltelijk afzien van de vaststelling van het plan. In dat geval besluit de gemeenteraad op andere wijze omtrent de verdeling van de middelen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a en b.

2. Onder onderwijsachterstanden worden verstaan die negatieve effecten op de leer- en ontwikkelingsmogelijkheden van leerlingen, die het gevolg zijn van sociale, economische en culturele omstandigheden.

3. Het onderwijsachterstandenplan vermeldt in elk geval:

a. de wijze waarop de doelstellingen, genoemd in het landelijk beleidskader, bedoeld in artikel 106a, in kwalitatieve en kwantitatieve zin worden uitgewerkt,

b. de wijze waarop de voor de bestrijding van onderwijsachterstanden bestemde middelen, anders dan de in onderdeel c genoemde middelen, worden ingezet, alsmede de scholen en instellingen die de daaruit voortvloeiende activiteiten zullen verrichten,

c. de wijze waarop de scholen de door hen ontvangen middelen voor zover het betreft formatie onderwijs aan leerlingen met niet-Nederlandse culturele achtergrond, toegekend op grond van het Formatiebesluit ISOVSO 1992, dienen in te zetten in het kader van onderwijsachterstandenbestrijding,

d. de wijze waarop de scholen verantwoording afleggen over de inzet van de in onderdeel c bedoelde middelen in overeenstemming met het plan en de wijze waarop de scholen en instellingen rekening en verantwoording afleggen inzake de besteding van de middelen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a en b,

e. de procedure met betrekking tot de wijziging van het plan, en

f. de wijze waarop de gemeenteraad het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid evalueert.

4. Het onderwijsachterstandenplan vermeldt tevens de omvang van de voor de bestrijding van onderwijsachterstanden bestemde middelen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

a. de middelen die de gemeente als specifieke uitkering, bedoeld in artikel 106c, uit 's Rijks kas ontvangt voor de bestrijding van onderwijsachterstanden,

b. de middelen, anders dan bedoeld in onderdeel a, die de gemeenteraad bestemt voor de bestrijding van onderwijsachterstanden, en

c. de middelen, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, die de scholen ontvangen, met dien verstande dat de gemeenteraad de onderdelen a en c van het plan, voor zover het betreft een aanpassing als gevolg van de wijziging van de omvang van deze middelen, zonder toepassing van het zesde lid kan wijzigen.

5. Het onderwijsachterstandenplan heeft betrekking op:

a. scholen voor basisonderwijs,

b. scholen als bedoeld in deze wet,

c. scholen als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, en

d. andere instellingen.

Voor de toepassing van dit lid wordt met een school gelijkgesteld een nevenvestiging van een school die in een andere gemeente is gelegen.

6. Vaststelling en wijziging van het onderwijsachterstandenplan of het nemen van een besluit tot verstrekking van middelen indien geheel of gedeeltelijk wordt afgezien van vaststelling van het plan, geschiedt niet dan na op overeenstemming gericht overleg met de bevoegde gezagsorganen van alle scholen in de gemeente.

7. Binnen een jaar na de vaststelling van het landelijk beleidskader, bedoeld in artikel 106b, stelt de gemeenteraad het onderwijsachterstandenplan vast.

8. Het onderwijsachterstandenplan kan tussentijds worden gewijzigd.

9. De vaststelling en wijziging van het onderwijsachterstandenplan of een besluit tot verstrekking van middelen indien geheel of gedeeltelijk wordt afgezien van vaststelling van het plan, mag niet leiden tot kosten van uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.

10. Tijdens het in het zesde lid bedoelde overleg kan de gemeenteraad de Onderwijsraad verzoeken een advies uit te brengen over de vaststelling of wijziging van het onderwijsachterstandenplan in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting. Het verzoek wordt gedaan indien het bevoegd gezag hierom heeft gevraagd dan wel uit eigen beweging. Het verzoek bevat een omschrijving van de onderwerpen waarover advies wordt verwacht. Het advies wordt binnen vier weken uitgebracht aan de gemeenteraad. Het advies wordt bekend gemaakt tezamen met het plan. Artikel 4:20 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 106c. Gemeentelijke middelen

1. De gemeente ontvangt jaarlijks uit 's Rijks kas een specifieke uitkering ter tegemoetkoming in de kosten voor het bestrijden van onderwijsachterstanden, indien wordt voldaan aan de criteria, bedoeld in het tweede lid.

2. Bij algemene maatregel van bestuur worden de criteria vastgesteld op grond waarvan een gemeente voor telkens een periode van 4 jaar in aanmerking komt voor de specifieke uitkering, alsmede de criteria voor de hoogte daarvan. De criteria worden vastgesteld op basis van:

a. het aantal leerlingen waarbij sprake is van negatieve effecten op de leer- en ontwikkelingsmogelijkheden, die het gevolg zijn van sociale, economische en culturele omstandigheden, en

b. het aantal leerplichtige of partieel leerplichtige jongeren dat:

1°. zich, komend van nader te bepalen landen, in Nederland heeft gevestigd,

2°. zich in een achterstandssituatie bevindt of daarin dreigt te geraken, en

3°. zich voor het eerst inschrijft op een school als bedoeld in artikel 106b, vijfde lid.

3. De gemeente verstrekt middelen, bedoeld in artikel 106b, vierde lid, onderdelen a en b, voor het verrichten van activiteiten gericht op de bestrijding van onderwijsachterstanden, aan de rechtspersonen die scholen in stand houden en die daarvoor in aanmerking komen op grond van het onderwijsachterstandenplan of op grond van een besluit tot verstrekking van middelen indien geheel of gedeeltelijk wordt afgezien van vaststelling van het plan.

4. De voorschriften omtrent het door Onze minister toekennen van extra formatie of extra middelen wegens bijzondere omstandigheden zien niet op de bestrijding van onderwijsachterstanden.

Artikel 106d. Rekening en verantwoording gemeente

Onze minister kan de uitkering geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien uit de rekening van de gemeente, bedoeld in artikel 197 van de Gemeentewet, het gemeentelijk verslag omtrent het financieel beheer, bedoeld in artikel 197 van de Gemeentewet, het verslag van de accountant, bedoeld in artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet, dan wel uit een afzonderlijke verantwoording, voorzien van een verklaring van een accountant, als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, niet blijkt dat de uitkering is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet.

Artikel 106e. Naleving onderwijsachterstandenplan dan wel besluit tot verstrekking van middelen

1. De bevoegde gezagsorganen van de scholen en andere instellingen die bij de uitvoering van het plan betrokken zijn, zijn gehouden aan de door de gemeenteraad aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor het toezicht en voor de evaluatie van het onderwijsachterstandenplan. Het gemeentebestuur is gehouden aan de door Onze minister aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de evaluatie van de landelijke doelstellingen van het beleid inzake onderwijsachterstandenbestrijding.

2. Indien het bevoegd gezag van een school naar het oordeel van de gemeenteraad de middelen, bedoeld in artikel 106b, vierde lid, onderdelen a en b, niet besteedt overeenkomstig het onderwijsachterstandenplan, of een besluit tot verstrekking van middelen indien de gemeenteraad op grond van artikel 106b, eerste lid, tweede volzin, geheel of gedeeltelijk heeft afgezien van de vaststelling van het plan, kan de gemeenteraad de middelen geheel of gedeeltelijk inhouden.

3. Indien het bevoegd gezag van een school naar het oordeel van de gemeenteraad de middelen, bedoeld in artikel 106b, vierde lid, onderdeel c, niet besteedt overeenkomstig het onderwijsachterstandenplan, maakt de gemeenteraad hiervan melding aan Onze minister.

4. Indien het gemeentebestuur naar het oordeel van Onze minister de voorschriften in deze afdeling niet nakomt, kan Onze minister de uitkering, bedoeld in artikel 106c, geheel of gedeeltelijk inhouden.

G

Artikel 107a vervalt.

H

In de inhoudsopgave worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. De aanduiding van titel IV, afdeling 6a, met de bijbehorende paragrafen en de artikelen 106a tot en met 106k wordt vervangen door:

Afdeling 6a. Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid

Artikel 106a. Landelijk beleidskader

Artikel 106b. Onderwijsachterstandenplan

Artikel 106c. Gemeentelijke middelen

Artikel 106d. Rekening en verantwoording gemeente

Artikel 106e. Naleving onderwijsachterstandenplan dan wel besluit tot verstrekking van middelen

2. De aanduiding van artikel 107a vervalt.

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 24 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid vervallen de tweede en derde volzin.

2. Het derde lid, onderdeel k, komt te luiden:

k. de activiteiten die voortvloeien uit het onderwijsachterstandenplan, bedoeld in artikel 118b, die door de school worden verricht, en de activiteiten voor bepaalde doeleinden of groepen leerlingen waarvoor uit de openbare kas faciliteiten beschikbaar worden gesteld;.

B

In artikel 96i vierde lid wordt telkens de zinsnede «artikel 102b, zevende lid,» vervangen door: artikel 118b, eerste lid.

C

Artikel 102b vervalt.

D

Titel IVa, komt te luiden:

TITEL IVA. GEMEENTELIJK ONDERWIJSACHTERSTANDENBELEID

Artikel 118a. Landelijk beleidskader

1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt voor een periode van telkens 4 schooljaren een landelijk beleidskader vastgesteld. De algemene maatregel van bestuur bedoeld in de eerste volzin, wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De maatregel treedt niet in werking dan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken en gedurende die termijn niet door of namens een van beide kamers de wens wordt te kennen gegeven dat het in die maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Alsdan wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend.

2. Het landelijk beleidskader vermeldt de landelijke doelstellingen van het beleid inzake onderwijsachterstandenbestrijding en verstrekt informatie over de voornemens van de rijksoverheid met betrekking tot de landelijke evaluatie van het beleid inzake onderwijsachterstandenbestrijding.

Artikel 118b. Onderwijsachterstandenplan

1. De gemeenteraad stelt voor een periode van telkens 4 schooljaren een plan vast, onderwijsachterstandenplan genaamd, ter bestrijding van onderwijsachterstanden. Indien het totaal van de voor de bestrijding van onderwijsachterstanden bestemde middelen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a en c, minder is dan f 250 000,–, kan de gemeenteraad geheel of gedeeltelijk afzien van de vaststelling van het plan. In dat geval besluit de gemeenteraad op andere wijze omtrent de verdeling van de middelen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a en b.

2. Onder onderwijsachterstanden worden verstaan die negatieve effecten op de leer- en ontwikkelingsmogelijkheden van leerlingen, die het gevolg zijn van sociale, economische en culturele omstandigheden.

3. Het onderwijsachterstandenplan vermeldt in elk geval:

a. de wijze waarop de doelstellingen, genoemd in het landelijk beleidskader, bedoeld in artikel 118a, in kwalitatieve en kwantitatieve zin worden uitgewerkt,

b. de wijze waarop de voor de bestrijding van onderwijsachterstanden bestemde middelen, anders dan de in onderdeel c genoemde middelen, worden ingezet, alsmede de scholen en instellingen die de daaruit voortvloeiende activiteiten zullen verrichten,

c. de wijze waarop de scholen de door hen ontvangen middelen dienen in te zetten in het kader van onderwijsachterstandenbestrijding, voor zover het betreft de aanvullende vergoeding voor personeelskosten in verband met bijzondere groepen leerlingen, toegekend op grond van artikel 85a, anders dan de middelen bestemd voor:

1°. tussentijdse instroom van leerlingen in het voorafgaand schooljaar,

2°. herberekening van middelen, en

3°. tussentijdse instroom van leerlingen in het lopend schooljaar,

d. de wijze waarop de scholen verantwoording afleggen over de inzet van de in onderdeel c bedoelde middelen in overeenstemming met het plan en de wijze waarop de scholen en instellingen rekening en verantwoording afleggen inzake de besteding van de middelen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a en b,

e. de procedure met betrekking tot de wijziging van het plan, en

f. de wijze waarop de gemeenteraad het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid evalueert.

4. Het onderwijsachterstandenplan vermeldt tevens de omvang van de voor de bestrijding van onderwijsachterstanden bestemde middelen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

a. de middelen die de gemeente als specifieke uitkering, bedoeld in artikel 118d, uit 's Rijks kas ontvangt voor de bestrijding van onderwijsachterstanden,

b. de middelen, anders dan bedoeld in onderdeel a, die de gemeenteraad bestemt voor de bestrijding van onderwijsachterstanden, en

c. de middelen, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, die de scholen ontvangen, met dien verstande dat de gemeenteraad de onderdelen a en c van het plan, voor zover het betreft een aanpassing als gevolg van de wijziging van de omvang van deze middelen, zonder toepassing van het zesde lid kan wijzigen.

5. Het onderwijsachterstandenplan heeft betrekking op:

a. scholen voor basisonderwijs,

b. scholen als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs,

c. scholen als bedoeld in deze wet, en

d. andere instellingen.

Voor de toepassing van dit lid wordt met een school gelijkgesteld een nevenvestiging van een school die in een andere gemeente is gelegen.

6. Vaststelling en wijziging van het onderwijsachterstandenplan of het nemen van een besluit tot verstrekking van middelen indien geheel of gedeeltelijk wordt afgezien van vaststelling van het plan, geschiedt niet dan na op overeenstemming gericht overleg met de bevoegde gezagsorganen van alle scholen in de gemeente.

7. Binnen een jaar na de vaststelling van het landelijk beleidskader, bedoeld in artikel 118b, stelt de gemeenteraad het onderwijsachterstandenplan vast.

8. Het onderwijsachterstandenplan kan tussentijds worden gewijzigd.

9. De vaststelling en wijziging van het onderwijsachterstandenplan of een besluit tot verstrekking van middelen indien geheel of gedeeltelijk wordt afgezien van vaststelling van het plan, mag niet leiden tot kosten van uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.

10. Tijdens het in het zesde lid bedoelde overleg kan de gemeenteraad de Onderwijsraad verzoeken een advies uit te brengen over de vaststelling of wijziging van het onderwijsachterstandenplan in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting. Het verzoek wordt gedaan indien het bevoegd gezag hierom heeft gevraagd dan wel uit eigen beweging. Het verzoek bevat een omschrijving van de onderwerpen waarover advies wordt verwacht. Het advies wordt binnen vier weken uitgebracht aan de gemeenteraad. Het advies wordt bekend gemaakt tezamen met het plan. Artikel 4:20 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 118c. Activiteiten voor leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond

Ten behoeve van leerlingen van 14 jaar en ouder die behoren tot een van de groepen leerlingen, bedoeld in artikel 37 van het Inrichtingsbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o., en die voor de eerste maal als leerling aan een Nederlandse school zijn ingeschreven, kunnen activiteiten worden verricht die zijn gericht op een verbeterde doorstroming naar het vervolgonderwijs indien dit van belang is in verband met activiteiten in het kader van het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden. De activiteiten kunnen zonodig afwijken van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 11a tot en met 11f en 22.

Artikel 118d. Gemeentelijke middelen

1. De gemeente ontvangt jaarlijks uit 's Rijks kas een specifieke uitkering ter tegemoetkoming in de kosten voor het bestrijden van onderwijsachterstanden, indien wordt voldaan aan de criteria, bedoeld in het tweede lid.

2. Bij algemene maatregel van bestuur worden de criteria vastgesteld op grond waarvan een gemeente voor telkens een periode van 4 jaar in aanmerking komt voor de specifieke uitkering, alsmede de criteria voor de hoogte daarvan. De criteria worden vastgesteld op basis van:

a. het aantal leerlingen waarbij sprake is van negatieve effecten op de leer- en ontwikkelingsmogelijkheden, die het gevolg zijn van sociale, economische en culturele omstandigheden, en

b. het aantal leerplichtige of partieel leerplichtige jongeren dat:

1°. zich, komend van nader te bepalen landen, in Nederland heeft gevestigd,

2°. zich in een achterstandssituatie bevindt of daarin dreigt te geraken, en

3°. zich voor het eerst inschrijft op een school als bedoeld in artikel 118b, vijfde lid.

3. De gemeente verstrekt middelen, bedoeld in artikel 118b, vierde lid, onderdelen a en b, voor het verrichten van activiteiten gericht op de bestrijding van onderwijsachterstanden, aan de rechtspersonen die scholen in stand houden en die daarvoor in aanmerking komen op grond van het onderwijsachterstandenplan of op grond van een besluit tot verstrekking van middelen indien geheel of gedeeltelijk wordt afgezien van vaststelling van het plan.

4. De voorschriften omtrent het door Onze minister toekennen van extra formatie of extra middelen wegens bijzondere omstandigheden zien niet op de bestrijding van onderwijsachterstanden.

Artikel 118e. Rekening en verantwoording gemeente

Onze minister kan de uitkering geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien uit de rekening van de gemeente, bedoeld in artikel 197 van de Gemeentewet, het gemeentelijk verslag omtrent het financieel beheer, bedoeld in artikel 197 van de Gemeentewet, het verslag van de accountant, bedoeld in artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet, dan wel uit een afzonderlijke verantwoording, voorzien van een verklaring van een accountant, als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, niet blijkt dat de uitkering is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet.

Artikel 118f. Naleving onderwijsachterstandenplan dan wel besluit tot verstrekking van middelen

1. De bevoegde gezagsorganen van de scholen en andere instellingen die bij de uitvoering van het plan betrokken zijn, zijn gehouden aan de door de gemeenteraad aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor het toezicht en voor de evaluatie van het onderwijsachterstandenplan. Het gemeentebestuur is gehouden aan de door Onze minister aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de evaluatie van de landelijke doelstellingen van het beleid inzake onderwijsachterstandenbestrijding.

2. Indien het bevoegd gezag van een school naar het oordeel van de gemeenteraad de middelen, bedoeld in artikel 118b, vierde lid, onderdelen a en b, niet besteedt overeenkomstig het onderwijsachterstandenplan, of een besluit tot verstrekking van middelen indien de gemeenteraad op grond van artikel 118b, eerste lid, tweede volzin, geheel of gedeeltelijk heeft afgezien van de vaststelling van het plan, kan de gemeenteraad de middelen geheel of gedeeltelijk inhouden.

3. Indien het bevoegd gezag van een school naar het oordeel van de gemeenteraad de middelen, bedoeld in artikel 118b, vierde lid, onderdeel c, niet besteedt overeenkomstig het onderwijsachterstandenplan, maakt de gemeenteraad hiervan melding aan Onze minister.

4. Indien het gemeentebestuur naar het oordeel van Onze minister de voorschriften in deze titel niet nakomt, kan Onze minister de uitkering, bedoeld in artikel 118d, geheel of gedeeltelijk inhouden.

ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE TIJDELIJKE WET STIMULERING SOCIALE VERNIEUWING

Artikel 15a van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing vervalt.

ARTIKEL V. OVERGANGSBEPALING BEZWAAR EN BEROEP

Op bezwaar en beroep met betrekking tot de toepassing van de artikelen 111a van de Wet op het basisonderwijs, 107a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en 102b van de Wet op het voortgezet onderwijs, ingesteld voor 1 augustus 1997, of ingesteld na die datum doch binnen de bezwaartermijn onderscheidenlijk de beroepstermijn, dan wel ingesteld na die datum en na afloop van de termijn voor zover daarbij artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is verklaard, blijven de op 31 juli 1997 geldende voorschriften van toepassing.

ARTIKEL VI. OVERGANGSBEPALING HANDHAVEN OUDE VOORSCHRIFTEN VOOR AFREKENING

De artikelen 111a van de Wet op het basisonderwijs, 107a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en 102b van de Wet op het voortgezet onderwijs, blijven van toepassing op de tijdvakken waarvoor zij gelding hadden.

ARTIKEL VII. EERSTE VASTSTELLING LANDELIJK BELEIDSKADER EN ONDERWIJSACHTERSTANDENPLAN

1. Het landelijk beleidskader, bedoeld in de artikelen 110a van de Wet op het basisonderwijs, 106a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en 118a van de Wet op het voortgezet onderwijs, wordt voor de eerste maal vastgesteld vóór 1 januari 1997.

2. Het onderwijsachterstandenplan, bedoeld in de artikelen 110b van de Wet op het basisonderwijs, 106b van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en 118b van de Wet op het voortgezet onderwijs, wordt voor de eerste maal vastgesteld vóór 1 augustus 1997.

ARTIKEL VIII. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 augustus 1997 met dien verstande dat artikel VII terug werkt tot de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Naar boven