nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging
van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement om te
bepalen dat het lidmaatschap van een adviescollege als bedoeld in de Kaderwet
adviescolleges niet gelijktijdig mag worden uitgeoefend met het lidmaatschap
van de Staten-Generaal en van het Europees Parlement.
De memorie van toelichting (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt,
bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
14 juni 1996
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede gelet op artikel
57, vierde lid, van de Grondwet, wenselijk is de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal
en Europees Parlement te wijzigen om te bepalen dat het lidmaatschap van een
adviescollege als bedoeld in de Kaderwet adviescolleges behoudens een uitzondering
niet gelijktijdig mag worden uitgeoefend met het lidmaatschap van de Staten-Generaal
en van het Europees Parlement;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement wordt
als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1, tweede lid, en artikel 2, tweede lid, wordt, telkens onder
vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, een nieuw onderdeel
toegevoegd, luidende:
e. lid van een adviescollege als bedoeld in de Kaderwet adviescolleges.
B
Aan het slot van artikel 1 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het tweede lid, aanhef en onderdeel e, kan het lidmaatschap
van een adviescollege als bedoeld in artikel 6 van de Kaderwet adviescolleges
gelijktijdig worden uitgeoefend met het lidmaatschap van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
ARTIKEL II
Artikel 1, tweede lid, aanhef en onderdeel e, van de Wet Incompatibiliteiten
Staten-Generaal en Europees Parlement geldt niet ten aanzien van degenen die
op de dag van inwerkingtreding van deze wet lid zijn van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal, doch uiterlijk tot het einde van de zittingsduur van die
kamer.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1997. Indien het Staatsblad
waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 1996, treedt
zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad
waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken,
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,