nr. 13
DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 20 november 1996
In artikel I wordt onderdeel C vervangen door:
C
Artikel 43 wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het tweede lid worden onder vervanging van de punt aan het slot
door een puntkomma twee nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:
l. inkomsten uit arbeid tot f 150,– per maand, alsmede de helft
van het meerdere tot een maximum van in totaal f 275,– per maand,
beide voor zover hij algemene bijstand ontvangt en behoort tot een categorie
van personen voor wie een of meer van de verplichtingen bedoeld in artikel
113, eerste lid, niet gelden op grond van het bepaalde bij of krachtens de
artikelen 107, tweede lid, of 113, vierde lid;
m. inkomsten uit arbeid tot f 150,– per maand, alsmede de helft
van het meerdere tot een maximum van in totaal f 275,– per maand,
beide voor zover hij algemene bijstand ontvangt en hij behoort tot een categorie
van personen die overeenkomstig een verordening van het gemeentebestuur om
redenen van medische of sociale aard is aangewezen op het verrichten van arbeid
in deeltijd.
2. Het vierde lid wordt vervangen door:
4. Onze Minister kan regels stellen omtrent gevallen waarin:
a. het tweede lid, onderdeel i of m, niet van toepassing is;
b. een uitkering als bedoeld in het tweede lid, onderdeel j, niet tot
de middelen van de belanghebbende gerekend wordt.
Toelichting
De leden van meerdere fracties hebben gevraagd de doelgroep van de nieuwe
centrale vrijlatingsregeling uit te breiden met personen die om medische of
sociale redenen een ontheffing hebben van de arbeidsverplichtingen.
In de Nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven dat het kabinet
hier in beginsel geen aanleiding toe ziet en dat in deze situaties het gemeentelijk
incentive beleid het meest geëigende instrument is en adequate
ruimte biedt om werkaanvaarding – al dan niet in deeltijd – te
stimuleren. Een aanvullende en daarmee ook verduidelijkende wetsbepaling kan
echter voor zowel bijstandsgerechtigden als gemeenten de gevraagde verbijzondering
bieden. Voorgesteld wordt om de doelgroep van de centrale vrijlatingsregeling
met een onderdeel m. uit te breiden met personen die overeenkomstig een verordening
van het gemeentebestuur om redenen van medische of sociale aard geheel of
gedeeltelijk zijn aangewezen op het verrichten van arbeid in deeltijd. Voor
deze categorie bijstandsgerechtigden zijn de drempels voor het aanvaarden
van voltijd werk hoog gegeven de medische of sociale redenen. Een aldus geregelde
vrijlatingsregeling kan dan een stimulans bieden om deze drempels te slechten
waardoor mede perspectief op inkomensverbetering ontstaat. Met het instrument
van de verordening kan worden aangesloten bij de ook voor de vaststelling
van het wettelijk premiëringsbeleid benodigde verordening.
Artikel 43 vierde lid wordt uitgebreid met de bevoegdheid van de minister
om nadere regels te kunnen stellen ten aanzien van de koppeling tussen de
verordening en de vrijlating. Dit wordt in het bijzonder van belang geacht
met het oog op het voorkomen van mogelijke fricties met de overminderde voorrang
voor uitstroombeleid en het hiermee verbonden risico van budgettaire derving,
voor zover sprake zou zijn van de toepassing van de onderhavige wetsbepaling
op bijstandsgerechtigden die zich potentieel kwalificeren voor (volledige)
uitstroom.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. P. W. Melkert