nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Met ingang van 24 april 1996 is het Commissariaat voor de Media op grond
van het nieuwe artikel 69 van de Mediawet bevoegd bindende aanwijzingen te
geven indien een kabelexploitant en een programma-aanbieder geen overeenstemming
kunnen bereiken over de toegang tot het desbetreffende kabelnetwerk (wet van
4 april 1996, Stb. 219). Deze bevoegdheid komt op grond van artikel 165a van
de Mediawet per 1 juli 1996 echter weer te vervallen.
Bij de parlementaire behandeling van voornoemde wet van 4 april 1996 tot
wijziging van de Mediawet is in de Eerste Kamer de motie-Glasz c.s. ingediend
(kamerstukken I 1995/96, 24 336, nr. 135f), waarbij de regering wordt
uitgenodigd het daarheen te leiden dat artikel 69 van de Mediawet met ingang
van 1 juli 1996 niet vervalt, doch wordt gehandhaafd totdat bij nadere media-
of telecommunicatiewetgeving een passend vervangende voorziening zal zijn
getroffen. De motie is op 16 april jl. door de Eerste Kamer aanvaard.
De regering heeft zich beraden op deze problematiek inclusief de uitvoering
van deze motie. Zij deelt de zorg van het parlement over de toegangsproblemen
met betrekking tot de kabelnetwerken. Zij doet dit mede omdat op grond van
de Wet economische mededinging een viertal klachten is ingediend over toegangsproblemen
voor programma-aanbieders tot kabelnetwerken. Een van de klachten is inmiddels
uitgemond in een beschikking waarbij een maatregel wordt opgelegd om een kabelkrant
toe te laten tot het kabelnetwerk in Tilburg.
Voorshands deelt de regering niet de opvatting dat de Wet economische
mededinging in het geheel niet in deze problematiek zou kunnen voorzien. Eerst
als duidelijk is of dit geheel of gedeeltelijk het geval is, zal sectorspecifieke
regelgeving worden overwogen. Daarbij komt dan tevens de vraag aan de orde
of die ondergebracht moet worden in de telecommunicatie- of mediawetgeving.
De regering acht het, gelet op de uitdrukkelijke wens van Eerste en Tweede
Kamer, wel gewenst het tijdelijk toezicht door het Commissariaat voor de Media
te verlengen waardoor continuering van de regeling van deze materie wordt
gewaarborgd. Hierdoor kan ook ervaring worden opgedaan met een
vorm van specifiek toezicht. In dat kader heeft het Commissariaat voor de
Media inmiddels een beleidslijn opgesteld. Het Commissariaat voor de Media
en de Minister van Economische Zaken zullen hun werkzaamheden in het kader
van de Mediawet respectievelijk de WEM onderling afstemmen.
Op grond van de ervaringen die opgedaan zullen worden met de klachtbehandeling
op grond van zowel de WEM als de ervaringen met het tijdelijk toezicht van
het Commissariaat voor de Media op grond van artikel 69 Mediawet, zal in de
loop van dit jaar in overleg met de Kamer besloten worden op welke wijze het
toezicht op de toegang tot de kabel na 1 januari 1997 definitief zijn beslag
zal krijgen.
Om te voorkomen dat per 1 januari 1997 een onduidelijke situatie ontstaat
indien nieuwe wetgeving, indien noodzakelijk, niet aansluitend tot stand kan
worden gebracht, is voorzien in een mogelijkheid van verlenging van de tijdelijke
regeling. Om deze snel te kunnen realiseren is gekozen voor de «lichte»
procedure van verlenging bij koninklijk besluit. Indien verlenging noodzakelijk
mocht zijn, zal het ontwerp-besluit, teneinde de betrokkenheid van het kabinet
bij dit besluit te verzekeren, ter instemming aan de ministerraad worden voorgelegd.
Het parlement zal tijdig, dat wil zeggen vóór de besluitvorming
in de ministerraad, van een eventueel voornemen tot verlenging in kennis worden
gesteld.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
A. Nuis