nr. 1
BRIEF VAN DE COMMISSIE VOOR DE WERKWIJZE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 30 mei 1996
De huidige procedureregeling voor grote projecten dateert uit het midden
van de jaren tachtig (18 963, nr. 1 van 1 mei 1985). In 1988 is de regeling
op onderdelen aangepast (18 963, nr. 8 van 7 september 1988).
Gelet op de ervaringen die de afgelopen jaren met de procedureregeling
zijn opgedaan, is de behoefte ontstaan tot enige stroomlijning van de regeling
te komen. Enkele bepalingen waren enigszins obligaat geworden en een enkele
bepaling bleek niet altijd praktisch of wenselijk (zoals de verplichting tot
één begrotingsartikel voor een groot project). Ook leidde het
ontbreken van duidelijke criteria voor aanwijzing van grote projecten in de
regeling zelf tot onduidelijkheid. Het bijgaande voorstel voorziet in wijzigingen
op deze punten.
Een relevant nieuw gegeven voor de regeling is het kabinetsstandpunt over
de organisatie van besluiten over grote projecten in de sfeer van de fysieke
infrastructuur en andere ruimtelijke ingrepen (zie de brief van 17 april jl.,
24 690, nr. 1). Dit kabinetsstandpunt is een reactie op de aanbevelingen
van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Er zullen in de toekomst
vier momenten van besluitvorming zijn: de aanvangsbeslissing (probleemverkenning,
opsomming mogelijke oplossingsrichtingen), de projectbeslissing (hoofdlijnen
voor de uiteindelijke oplossing), de planologische kernbeslissing (ruimtelijke
vastlegging van de definitieve oplossing) en het uitvoeringsbesluit. Deze
fasegewijze aanpak zal waarschijnlijk leiden tot een eerdere betrokkenheid
van de Tweede Kamer en een accentverschuiving in de informatievoorziening
naar de eerdere fasen.
De grote-projectenprocedure van de Tweede Kamer heeft evenwel een reikwijdte
die breder is dan alleen grote projecten met ruimtelijke implicaties: ook
stelselwijzigingen en reorganisaties kunnen bijvoorbeeld als groot project
worden aangewezen. Daarom kan de regeling niet geheel en al toegesneden zijn
op de grote infrastructurele projecten. Wel wordt in de nieuwe tekst van de
toelichting bij de regeling op enkele plaatsen ingegaan op de besluitvormingsprocedure
bij dergelijke projecten.
De procedureregeling wordt gekenmerkt door een hoofdregeling met een bijlage
over de informatievoorziening over grote projecten. Deze opzet blijkt in de
praktijk te voldoen. De tekst van de bijlage is op onderdelen aangevuld, o.a.
op het punt van de concretisering van doelstellingen, het vastleggen van de
uitgangssituatie in een 0-meting, het calculeren van exploitatiekosten en
het doen aansluiten van financiële informatie in voortgangsrapportages
op informatie in begrotingsstukken. Op het punt van de onafhankelijke toetsing
van projectvoorstellen en voortgangsrapporten op financiële en organisatorische
aspecten is de mogelijkheid geschrapt dat de directies financieel-economische
zaken daarmee belast worden. Een en ander vanwege hun doorgaans grote betrokkenheid
en mede-verantwoordelijkheid bij de voorbereiding en uitvoering van projecten.
Voor het uitvoeren van deze toetsing kunnen alleen accountantsdiensten en
-kantoren worden ingeschakeld. Deze toetsing zal overigens altijd in opdracht
van de verantwoordelijke minister uitgevoerd moeten worden.
Tot dusverre ontbreekt een heldere en toegankelijke toelichting op de
regeling in zijn geheel. Het stuk dat tot dusverre bij wijze van toelichting
wordt gebruikt, de bijlage met aanbevelingen (1987–1988, 18 963,
nr. 7), is daarvoor minder geschikt gebleken. Deze aanbevelingen zijn destijds
ontleend aan het rapport Controle Grote Projecten uit 1985. Dit rapport was
voor een groot deel gebaseerd op de ervaringen rond het project Oosterschelde.
Veel van wat destijds als aanbeveling was opgenomen, bijvoorbeeld over vertrouwelijke
informatie en inschakeling van externe deskundigen, heeft een meer algemene
strekking en staat los van de procedureregeling als zodanig. Andere aanbevelingen,
zoals die met betrekking tot accountantsdiensten en financiële administraties,
hadden destijds hun betekenis, maar kunnen inmiddels als gerealiseerd worden
bestempeld.
Om die reden is een nieuwe tekst voor een toelichting op de regeling opgesteld.
De procedureregeling is verankerd in het reglement van orde van de Tweede
Kamer. Daarin is het volgende opgenomen.
Artikel 27. Bevoegdheden van commissies
Voor een goede vervulling van haar taken is een commissie in ieder
geval bevoegd:
(....)
g. de Kamer voor te stellen een groot project aan te wijzen.
Artikel 31. Grote Projecten
1. De commissies kunnen op elk moment voorstellen aan de Kamer doen
tot aanwijzing van een groot project.
2. Een besluit van de Kamer tot aanwijzing van een groot project
wordt door de Voorzitter onverwijld aan de verantwoordelijke minister meegedeeld.
Deze mededeling vermeldt tevens welke commissies met de uitvoering wordt belast.
3. De Kamer stelt een procedureregeling grote projecten vast .
De in artikel 31, eerste en tweede lid, genoemde punten zijn ter wille
van de overzichtelijkheid ook in de procedureregeling zelf (artikel 1, eerste
lid, en artikel 2, derde lid) opgenomen.
Bij deze brief zijn gevoegd:
– een voorstel voor een nieuwe tekst van de procedureregeling (stuk
nr. 2);
– een bijlage bij de procedureregeling met richtlijnen voor de informatievoorziening
in de fase van voorbereiding en besluitvorming respectievelijk uitvoering
(bijlage bij stuk nr. 2);
– een toelichting bij de regeling (stuk nr. 3).
De Commissie voor de Werkwijze heeft de nieuwe procedureregeling in een
drietal vergaderingen besproken. Over het voorstel heeft de commissie voor
de Rijksuitgaven op verzoek van de commissie geadviseerd. De Commissie voor
de Werkwijze stelt aan de Kamer voor op de voet van artikel 31, derde lid,
van het reglement van orde het bijgaande voorstel voor een nieuwe procedureregeling
grote projecten vast te stellen.
De voorzitter van de commissie,
W. J. Deetman
De griffier van de commissie,
W. H. de Beaufort