Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 24743 nr. 14 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 24743 nr. 14 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 27 november 1996
Hierbij zend ik u de notitie «Naar een rookvrije school».Deze notitie vloeit voort uit de Nota Tabaksontmoedigingsbeleid (Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–96, 24 743, nr. 1), die onlangs is behandeld.
In de Nota is een aantal maatregelen aangekondigd om het roken te beperken. In bijgaande notitie worden de maatregelen uitgewerkt die voor het onderwijs relevant zijn.
In de Nota is verder aangekondigd dat er een actie wordt opgezet, om de scholen rookvrij te maken. Indien de Tweede Kamer akkoord gaat met de uitwerking hiervan, zoals die in deze notitie is aangegeven, zal de besturenorganisaties in het primair en voortgezet onderwijs alsmede de Bve Raad, gevraagd worden het initiatief te nemen om te komen tot het verlenen van een predikaat «Rookvrije school» en de bijbehorende criteria vast te stellen.
In het Onderwijsoverleg Primair en Voortgezet Onderwijs is naar voren gebracht dat er van de kant van de scholen een voorkeur bestaat om een stap verder te gaan, en het roken op de scholen geheel te verbieden. Dit zou betekenen dat de scholen het roken niet meer toe kunnen staan in bijvoorbeeld de tweede kantine of de tweede docentenkamer, en dat het rookverbod bijvoorbeeld ook geldt voor de werkkamer van de docent.
Ik verzoek u de uitkomsten van het Onderwijsoverleg mede in uw overwegingen te betrekken.
Samenvatting | 3 | |
1 | Inleiding | 3 |
1.1 | Aanleiding | 3 |
1.2 | Opbouw van de notitie | 4 |
2 | Huidige wet- en regelgeving | 4 |
2.1 | Rookverbod in openbare ruimtes | 4 |
2.1.1 | Basisregels | 4 |
2.1.2 | Uitzonderingen | 5 |
2.1.3 | Handhaving | 5 |
2.2 | Verkoopverbod tabaksproducten op school | 5 |
2.2.1 | Handhaving | 5 |
2.3 | Geen tabaksreclame in en om scholen | 5 |
2.3.1 | Handhaving | 6 |
2.4 | Lesgeven over roken | 6 |
3 | Veranderingen | 6 |
3.1 | De huidige praktijk | 6 |
3.2 | Wat gaat er nu veranderen? | 7 |
3.2.1 | Afschaffen 1/3 tijd of 1/3 ruimte maatregel | 7 |
3.2.2 | De Onderwijsinspectie | 7 |
3.2.3 | Klachtenregeling | 8 |
3.2.4 | Bestuurlijke boetes | 8 |
4 | Een rookvrije school | 8 |
4.1 | De huidige praktijk | 8 |
4.2 | Predikaat | 11 |
4.3 | Verschillen tussen de sectoren | 11 |
4.3.1 | Primair onderwijs | 11 |
4.3.2 | Voortgezet onderwijs | 12 |
4.3.3 | Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 12 |
4.4 | Wat kan de school nu al doen? | 12 |
4.4.1 | Schoolbeleidsplan | 12 |
4.4.2 | Medezeggenschapsraad | 13 |
4.4.3 | Voorlichting over roken | 13 |
4.4.4 | Stimuleren te stoppen met roken | 13 |
5 | Bijlagen | 13 |
5.1 | Onderwijs in de kabinetsnota Tabaksontmoedigingsbeleid | 13 |
5.1.1 | Vooraf | 14 |
5.1.2 | Preventie en voorlichting | 14 |
5.1.3 | Rookverboden: openbare ruimten | 14 |
5.2 | Tabakswet en Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten | 15 |
5.3 | Arbeidsomstandighedenwet | 15 |
5.4 | Tabel over roken op scholen | 16 |
– De maatregelen uit de nota Tabaksontmoedigingsbeleid betreffende de éénderde tijd/éénderde ruimte-maatregel en de bestuurlijke boetes, worden in de notitie verder uitgewerkt voor het onderwijs.
– De Onderwijsinspectie gaat een actievere rol spelen in het tabaksontmoedigingsbeleid. Zo zal zij in dat kader aan de Inspectie Gezondheidsbescherming en de Arbeidsinspectie rapporteren over de naleving van de betreffende wetten op de scholen. Ook dit betreft een nadere uitwerking van de nota «Tabaksontmoedigingsbeleid».
– De komende klachtenregeling voor het primair en voortgezet onderwijs in het kader van de Wet op de Kwaliteitszorg zal nadrukkelijk ook gaan gelden voor klachten over roken. Met de combinatie van een intensiever toezicht enerzijds en een klachtenregeling anderzijds wordt een positief effect op de naleving van het rookverbod beoogd.
– Scholen worden aangemoedigd om tegelijk met het geïntensiveerde kabinetsbeleid ook zelf het roken extra te ontmoedigen. In deze notitie zijn de mogelijkheden geïnventariseerd die scholen hebben om het jeugdroken terug te dringen.
– De besturenorganisaties in het primair- en voortgezet onderwijs alsmede de Bve Raad in de sector van het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie zal worden voorgesteld het initiatief te nemen om te komen tot het verlenen van het predikaat «Rookvrije school». Dit is voor scholen die een actief tabaksontmoedigingsbeleid voeren een aanmoediging en erkenning en geeft een duidelijk gezicht naar buiten.
De aanleiding voor deze notitie is de nota van het kabinet aan de Tweede Kamer over het Tabaksontmoedigingsbeleid (Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 743, nr. 1). In de nota wordt onder meer aangekondigd dat:
«[De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)] in samenwerking met de verantwoordelijke bewindslieden van OCenW en van LNV de niet-rokenvoorlichting via de instellingen van onderwijs [zal] intensiveren.
In samenhang hiermee is het van groot belang dat er in scholen en op schoolpleinen zo min mogelijk wordt gerookt. Idealiter zou een school geheel rookvrij moeten zijn. In dit verband gaan hun gedachten uit naar een op te zetten actie «Rookvrije scholen». Een school zou zo'n predikaat kunnen verwerven en zodoende bovendien aantrekkelijker worden voor ouders.»
Het tabaksontmoedigingsbeleid kent twee hoofddoelstellingen. De ene doelstelling is het beschermen van de niet-roker tegen rook. De andere is het verminderen van het aantal rokers. Beide doelstellingen gelden vooral voor de jeugd. Vandaar dat er – als gevolg van de kabinetsnota – ook actie wordt ondernomen op het gebied van onderwijs. Deze beleidsnotitie richt zich op de rol die het funderend onderwijs, het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie daarbij kunnen spelen.
Het beleid is er op gericht om de gezondheid van de schoolgaande jeugd te bevorderen. Dit gebeurt bijvoorbeeld al door de actie «Jeugd in beweging» en door drugspreventie. In aansluiting daarop komt er nu ook een intensivering van de tabaksontmoediging in het onderwijs.
Er wordt vaak gedacht dat roken leidt tot drugsgebruik, hoewel er tot nu toe weinig bewijs lijkt te zijn voor de «van kwaad tot erger-hypothese». Soms blijkt dat het gebruik van het ene genotmiddel – bijvoorbeeld drugs – wordt bepaald door de frequentie van het gebruik van andere genotmiddelen – bijvoorbeeld tabak – maar soms ook juist door het níet gebruiken van andere genotmiddelen. Het tabaksontmoedigingsbeleid zou dus een bijdrage kunnen leveren aan de vermindering van het drugsgebruik.
De notitie bestaat uit twee delen. De eerste twee hoofdstukken van de notitie gaan over de verplichtingen die scholen hebben op het gebied van tabaksontmoediging.
In hoofdstuk twee zijn de algemene wetten en regels over het niet-roken en de tabaksverkoop geïnventariseerd die gelden voor de scholen.
In hoofdstuk drie zijn de – door de Tweede Kamer aangenomen – veranderingen uit de nota «Tabaksontmoedigingsbeleid» van het kabinet uitgewerkt, voor zover deze relevant zijn voor het onderwijsveld: het afschaffen van de éénderde tijd/éénderde ruimte-maatregel, de actievere rol van de Onderwijsinspectie en de invoering van bestuurlijke boetes. Verder wordt in dit hoofdstuk verduidelijkt dat de komende algemene klachtenregeling voor het primair en voortgezet onderwijs ook zal gelden voor klachten over roken. Door de combinatie van een intensiever toezicht enerzijds en een klachtenregeling anderzijds wordt een positief effect op de naleving van het rookverbod beoogd.
Het laatste deel van de notitie – hoofdstuk vier – bevat een schets van het roken op scholen en onder scholieren. Daarbij zijn de vele mogelijkheden aangegeven die scholen hebben om binnen de huidige wet- en regelgeving uit vrije keus wat extra's te doen om het jeugdroken terug te dringen.
Last but not least komt het predikaat «Rookvrije school» aan de orde. Na behandeling van deze notitie in de Tweede Kamer zal aan de besturenorganisaties in het primair- en voortgezet onderwijs en aan de Bve Raad gevraagd worden om het predikaat toe te kennen aan scholen die aan een aantal door hen te bepalen criteria voldoen. Deze organisaties krijgen zo een instrument in handen om scholen te stimuleren het jeugdroken extra te ontmoedigen.
In januari 1990 zijn de Tabakswet (Stb. 1988, 342) en het Besluit beperking verkoop en gebruik van tabaksproducten (Stb. 1989, 612) in werking getreden en is een rookverbod ingegaan voor alle scholen.
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan wetten en regels over het beschermen van de niet-roker en het verminderen van het jeugdroken. Ook wordt ingegaan op de handhaving.
2.1 Rookverbod in openbare ruimtes
Alle scholen (zowel openbare als bijzondere) zijn verplicht een rookverbod in te stellen in leslokalen, hallen, gangen, trappen, liften, garderobe, kantine, overblijflokaal, aula, gymzaal, toiletten, bibliotheek en/of studiezaal, receptie en administratie. Het rookverbod geldt ook in de pauzes en na de lessen. Ook moet de school duídelijk kenbaar maken waar niet gerookt mag worden, bijvoorbeeld door het plaatsen van bordjes.
De relevante artikelen van de Tabakswet, het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten en de Arbeidsomstandighedenwet zijn beschreven in de bijlagen.
Voor de lerarenkamer geldt het volgende. Als leraren tussen de middag hun lunch in de lerarenkamer gebruiken of als zij de lerarenkamer gebruiken om zich te ontspannen, dan mag het bevoegd gezag voor ten hoogste éénderde deel van de oppervlakte of ten hoogste éénderde van de tijd een uitzondering op het rookverbod instellen. Voorwaarde is dan wel dat anderen daar geen hinder van ondervinden. Als de lerarenkamer een vergaderruimte is (en ook als zodanig wordt gebruikt), dan mag er in deze ruimte niet gerookt worden.
In kantines en/of recreatie- en soortgelijke ruimten zijn er uitzonderingen mogelijk op het rookverbod. Als de school één kantine en/of één recreatie- en soortgelijke ruimte heeft, dan kan het bevoegd gezag het rookverbod voor ten hoogste éénderde deel van de oppervlakte opheffen, als anderen daar geen hinder van ondervinden. Het bevoegd gezag kan ook voor ten hoogste éénderde van de tijd waarin deze ruimte wordt gebruikt het rookverbod opheffen, als anderen daar geen last van hebben.
Als de school meerdere kantines en/of recreatie- en soortgelijke ruimten heeft, dan kan het bevoegd gezag ten hoogste de helft van deze ruimten uitzonderen van het rookverbod. Wel moet in totaal het grootste vloeroppervlak rookvrij zijn en de dichtstbijzijnde rookvrije ruimte zich op dezelfde verdieping bevinden.
De Inspectie Gezondheidsbescherming (IGB) bezoekt de scholen als er een klacht wordt ingediend. Als de IGB een klacht krijgt over het niet naleven van het rookverbod, attendeert zij de beheerders op het handhaven van de Tabakswet. Op het niet naleven van het rookverbod staan geen sancties.
De Arbeidsinspectie ziet toe dat de Arbeidsomstandighedenwet wordt nageleefd. Zij bezoekt scholen als iemand een klacht indient. Volgens de Arbowet moeten scholen docenten, leerlingen en het overig personeel een veilige en gezonde werkplek bieden. Dit betekent dat zij niet worden blootgesteld aan schadelijke stoffen zoals tabaksrook. Als er een klacht wordt ingediend, voert de Arbeidsinspectie een gesprek met het bevoegd gezag om te achterhalen of die klacht terecht is en zo ja waarom het bevoegd gezag geen veilige en gezonde werkplek kan bieden aan de docenten, leerlingen en het overig personeel.
2.2 Verkoopverbod tabaksproducten op school
Om het aantal rokers te verminderen en om de jeugd te beschermen, mogen er in scholen geen tabaksproducten (bedrijfsmatig aan particulieren) worden verkocht.
De IGB houdt toezicht op het verkoopverbod in scholen. Als dit wordt overtreden kan de overtreder een hechtenis of boete krijgen, omdat er sprake is van een economisch delict.
2.3 Geen tabaksreclame in en om scholen
Onderdeel van het Tabaksontmoedigingsbeleid is ook het terugdringen van de tabaksreclame. Dit is in een code door de tabaksindustrie geregeld: de Reclame Code. Deze Code bevat ook bepalingen die betrekking hebben op scholen. In de Reclame Code is vastgelegd dat er op scholen met overwegend minderjarigen geen tabaksreclame zal worden gemaakt. Verder heeft de industrie in de Code afgesproken dat er geen buitenreclame voor tabak gemaakt zal worden in het zicht van diezelfde scholen.
Als het reclameverbod wordt overtreden, kan de Reclame Code Commissie de overtreder een boete geven of de overtreder openbaar maken.
Scholen in het basis- en voortgezet onderwijs kunnen aandacht besteden aan de gevolgen van roken.
Conform het Besluit kerndoelen basisonderwijs is informatie over het zelf bij kunnen dragen aan het behoud en de bevordering van de eigen gezondheid een onderdeel van de lesprogramma's in het vak «Bevordering van gezond gedrag». Door deze lessen zijn leerlingen op de hoogte van de risico's die bepaalde gedragingen hebben voor de gezondheid.
In het voortgezet onderwijs is informatie over het gebruik van genotmiddelen een onderdeel van de lesprogramma's in het vak «verzorging». conform het Besluit kerndoelen voortgezet onderwijs.
Voor de BVE-sector zijn geen regels gesteld over het lesgeven over roken.
Scholen zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het adequaat beschermen van niet-rokers tegen tabaksrook binnen hun instelling. In de praktijk blijkt dit nog niet altijd te gebeuren.
In de nota «Tabaksontmoedigingsbeleid» heeft het kabinet een aantal nieuwe maatregelen aangekondigd om niet-rokers beter te beschermen tegen tabaksrook. Deze zijn aangenomen door de Tweede Kamer en zullen ook gaan gelden voor scholen. In dit hoofdstuk zijn de maatregelen uitgewerkt voor het onderwijsveld. Daarnaast wordt gewezen op de komende mogelijkheid om klachten over roken in te dienen.
In het basisonderwijs geeft 9% van de leerlingen aan dat er wordt gerookt in de klas, op het MAVO 9%, op het HAVO 8% en in het MBO 7% (zie tabel 1). Ook op andere plaatsen in de school die rookvrij zouden moeten zijn, wordt nog steeds gerookt. In de bijlagen is een uitgebreide tabel opgenomen.
Tabel 1 Plaatsen waar wordt gerookt in het onderwijs
Er wordt gerookt in: | BasisO | MAVO | HAVO | VWO | VBO | MBO |
---|---|---|---|---|---|---|
% | % | % | % | % | % | |
Leslokalen | 9 | 9 | 8 | 3 | 14 | 7 |
Aula | 8 | 9 | 12 | 5 | 10 | 16 |
Kantine met rookverbod | 10 | 6 | 7 | 5 | 4 | 4 |
Bron: Stichting Volksgezondheid en Roken: NIPO-enquête «Rookgewoonten 10 t/m 19-jarigen» (1993).
3.2 Wat gaat er nu veranderen?
Om de zojuist beschreven situatie verder te verbeteren, zal het kabinet een aantal aanvullende maatregelen treffen.
3.2.1 Afschaffen ⅓ tijd of ⅓ ruimte maatregel
Het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten wordt door het Kabinet zodanig gewijzigd, dat de huidige uitzonderingsmogelijkheid op het rookverbod van ⅓ tijd of ⅓ ruimte als er maar één kantine en/of recreatieruimte is, komt te vervallen (Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 743, nr. 1, p. 6).
Door het vervallen van deze uitzonderingsmogelijkheid mag er in scholen, die één kantine en/of recreatie- en soortgelijke ruimte hebben, niet meer worden gerookt. De school kan voor de roker een afgescheiden rookruimte creëren. Ook kan de school kiezen om in de kantine of lerarenkamer een scheidingswand aan te brengen tussen de niet-rokers en de rokers.
Het kabinet verscherpt het toezicht en de handhaving door naast de IGB ook andere rijksinspecties, zoals de onderwijsinspectie in te schakelen.
Het toezicht op de naleving van de Tabakswet is opgedragen aan de Inspectie Gezondheidsbescherming en – voortvloeiend uit de Arbowet – aan de Arbeidsinspectie. Nu controleert alleen de IGB de naleving van het rookverbod op scholen. Om in de toekomst hierop vaker te controleren en vanwege het grote aantal scholen, wordt voorgesteld om de Onderwijsinspectie hier ook een rol in te laten spelen.
De taken van de Onderwijsinspectie zijn vastgelegd in de diverse onderwijswetten of vloeien daaruit voort, zoals het geval is bij de behandeling van klachten uit en over het onderwijs. Het nalevingstoezicht (de controletaak) beperkt zich tot de voorschriften uit die wetten en de voorschriften die daarop gebaseerd zijn, voor zover niet aan anderen opgedragen. Dit sluit voor de Onderwijsinspectie een directe toezichthoudende taak op de naleving van de Tabakswet uit. Evenmin kan sprake zijn van een aan de Onderwijsinspectie toe te kennen bevoegdheid om boetes te geven bij overtredingen van die wet.
Toch kan de Onderwijsinspectie een rol spelen bij het tabaksontmoedigingsbeleid. Er is gekozen voor de volgende aanpak:
– Scholen worden regelmatig bezocht door inspecteurs. Zij kunnen rapporteren aan de IGB of de Arbeidsinspectie als zij zien dat scholen zich niet houden aan de bepalingen van de Tabakswet. De Onderwijsinspectie zal hiervoor heldere procedures opstellen en deze bekendmaken. Ook voor scholen is het van belang dat de inspectie de scholen informeert over hun verantwoordelijkheden, bevoegdheden en werkwijzen.
– De Onderwijsinspectie behandelt klachten uit en over het onderwijs. Als een klacht een overtreding van de Tabakswet of Arbowet betreft, zal zo'n klacht worden doorverwezen naar de inspectie die met het toezicht op die wet is belast, de IGB. Ook hiervoor zullen heldere procedure-afspraken gemaakt worden.
– De Onderwijsinspectie zal scholen die tabaksontmoediging in documenten als het schoolwerkplan, de schoolgids of het schoolplan hebben opgenomen, zo nodig wijzen op de verplichting beleid en praktijk met elkaar in overeenstemming te brengen. Dit valt onder de «toets op realiteitsgehalte».
– Als onderdeel van haar stimulerende taak zal de Onderwijsinspectie scholen wijzen op de wenselijkheid een tabaksontmoedigingsbeleid te voeren. Ook zal het belang van aandacht voor dit onderwerp in de lessen onderstreept worden.
In het kader van de Wet op de Kwaliteitszorg hebben alle scholen in het primair en voortgezet onderwijs vanaf 1997 een klachtenregeling. Ieder kan dan een klacht over welk onderwerp dan ook indienen, dus ook over roken. Er is dus geen aparte klachtenregeling nodig voor het roken.
Om dit te benadrukken zal in de Memorie van Toelichting van de Wet als voorbeeld van zo'n klacht het roken worden opgenomen. Daarmee kan deze klachtenregeling een positief effect hebben op de naleving van het rookverbod.
Het kabinet zal in de Tabakswet sancties opnemen voor het bevoegd gezag. Het denkt hierbij aan boetes.
Er zijn nu geen sancties mogelijk als blijkt dat het rookverbod wordt overtreden. Daarom is het kabinet van plan het mogelijk te maken het bevoegd gezag een boete te geven.
Als bij een klacht blijkt dat het bevoegd gezag het rookverbod niet handhaaft, volgt er een gesprek tussen de (Onderwijs)inspectie en het bevoegd gezag. In dit gesprek wordt het bevoegd gezag geattendeerd op het handhaven van de Tabakswet en wordt het de mogelijkheid geboden om alsnog actie te ondernemen. Na een periode controleert de (onder- wijs)inspectie de school opnieuw. Als dan blijkt dat het bevoegd gezag niet voldoende onderneemd, kan de (Onderwijs)inspectie het bevoegd gezag een waarschuwing geven. Mocht vervolgens blijken dat het bevoegd gezag nog steeds niet voldoende doet, dan kan de IGB of de Arbeidsinspectie (afhankelijk van de situatie) een boete opleggen. De hoogte van de boete zal gedifferentieerd worden naar schoolgrootte en/of schooltype.
De boete wordt betaald uit de exploitatie-middelen van de school.
De school is een voor de hand liggende plek om voorlichting over roken te geven aan jongeren in het onderwijs. Scholen kunnen zelf voor wat betreft het ontmoedigen van roken meer doen dan de wet voorschrijft. De school heeft hier veel mogelijkheden voor. Om dit te stimuleren wordt het vignet «De rookvrije school» geïntroduceerd.
Het aantal rokende jongeren neemt toe (zie grafiek 1). Met name de laatste twee jaar zijn meer jongeren gaan roken.
De sterkst stijgende groepen zijn die van 13–14 jaar en 17–19 jaar. Van deze laatste groep rookt er zelfs een groter deel dan van de volwassenen.
Dat veel tieners roken lijkt te maken te hebben met het feit, dat juist jongeren hun gedrag makkelijk laten beïnvloeden door leeftijdgenoten. Ook de veronderstelling van sommige jongeren dat roken stoer is, zou daarbij een rol kunnen spelen.
Bij tieners die roken treedt naar verhouding de grootste gezondheidsschade op, omdat ze op dat moment in de groei zijn. Zelfs als het gaan roken maar enige jaren zou kunnen worden vertraagd, zou er al een substantiële volksgezondheidsverbetering worden bereikt.
Jongeren blijken met name te beginnen met roken op 13- tot 15-jarige leeftijd (zie grafiek 2), dus ongeveer aan het begin van de middelbare schooltijd.
In de latere jaren van de middelbare school stijgt het percentage verder tot uiteindelijk boven dat van het percentage rokende volwassenen (percentage afgelopen 4 weken gerookt).
Eén van de vragen die de toename van het jeugdroken oproept, is of er voldoende aandacht aan roken wordt besteed op school.
Momenteel wordt er in de klas al heel wat aandacht besteed aan roken (grafiek 3). In het onderzoek worden onder andere de volgende punten genoemd:
– het rookverbod op school,
– (niet)roken posters in school,
– uitdelen (niet)roken materiaal,
– werkstukken/spreekbeurt over (niet)roken,
– (niet)roken afspraak,
– lessen over (niet)roken,
– actieweek (niet)roken,
– gesprek(ken), discussies, praten in de wandelgangen,
– gesprek(ken) met leraar, als klasseonderwerp, tijdens de les.
Het vaakst wordt er aandacht aan besteed in de brugjaren: bij 48% van de 13- en 14-jarigen.
Uit tabel 2 kan worden opgemaakt dat jongeren ook op school vaak roken. Voor de 10- tot en met 14-jarigen is dit na de straat de plek waar het meeste wordt gerookt.
Op een school waar (veel) wordt gerookt, worden jongeren eerder in de verleiding gebracht om te gaan roken.
Tabel 2 Gelegenheden waar rokers roken naar leeftijd in %
Gelegenheden | 10–12 jaar | 13–14 jaar | 15–18 jaar | 17–19 jaar | totaal |
---|---|---|---|---|---|
Op feestjes, gezellige avonden | 25 | 67 | 87 | 89 | 82 |
In de disco, als ik uitga | 28 | 62 | 83 | 84 | 78 |
Op straat, in het park e.d. | 83 | 73 | 75 | 67 | 71 |
Bij vriend(inn)en thuis | 29 | 48 | 68 | 77 | 68 |
Op school | 34 | 69 | 77 | 64 | 67 |
Op vakantie | 12 | 42 | 64 | 72 | 62 |
Thuis | 23 | 30 | 49 | 62 | 51 |
In de kantine van de club, ver., clubhuis | 11 | 22 | 43 | 58 | 46 |
Op mijn eigen kamer | 4 | 19 | 27 | 41 | 32 |
(meerdere antwoorden mogelijk) Bron: Stichting Volksgezondheid en Roken: NIPO-enquête naar roken onder de jeugd (1996).
Naast de inspanningen van de overheid is ook de inzet van anderen van groot belang om het roken onder jongeren te beperken. Scholen verkeren daarbij in een unieke positie. Besturenorganisaties, ouderorganisaties, schoolleiders en personeel kunnen initiatieven nemen om het jeugdroken terug te dringen.
Besturenorganisaties zouden een beroep kunnen doen op de besturen van de scholen om maatregelen te nemen die het roken op de scholen beperken. Personeelsorganisaties zouden het personeel kunnen wijzen op de voorbeeldfunctie die de docent heeft voor de leerlingen. De schoolleiders zouden meer aandacht kunnen geven aan de handhaving van het rookverbod en de ouderorganisaties zouden door schoolkeuze en medezeggenschap een rookvrije school kunnen stimuleren.
Om het niet alleen bij woorden te laten zal de besturenorganisaties in het primair en voortgezet onderwijs en de Bve Raad voor de sector van het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie worden voorgesteld het initiatief te nemen om te komen tot het verlenen van het predikaat «Rookvrije school» aan scholen die een bepaald pakket tabaksontmoedigingsmaatregelen hebben getroffen. Voornoemde organisaties zal ook worden voorgesteld om die criteria vast te stellen. Dit alles zal gebeuren na behandeling van deze notitie in de Tweede Kamer.
Als een school aan de criteria voldoet, mag die zich een «Rookvrije school», noemen. Door dit predikaat onderscheidt de school zich van andere scholen. Ook kan de school het predikaat vermelden in de schoolgids, in advertenties, op briefpapier etc.
Het predikaat is in eerste instantie bedoeld voor het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie.
De voordelen van een «Rookvrije school» zijn:
– de bijdrage aan de volksgezondheid, door het terugdringen van het (jeugd)roken;
– de school kan zich profileren met het predikaat door dit als PR-instrument te gebruiken;
– er wordt bespaard op de kosten voor rokersfaciliteiten zoals afzuiginstallaties, ventilatoren of scheidingswanden;
– de veiligheid binnen school is groter omdat er minder kans is op brand;
– de school bespaart blijvend geld op onderhoud en schoonmaken.
4.3 Verschillen tussen de sectoren
Er bestaan voor wat betreft het roken een aantal verschillen tussen de onderwijssectoren. Deze zijn van belang voor het bepalen van de predikaatscriteria door de besturenorganisaties en de Bve Raad.
In het primair onderwijs wordt er door leerlingen nauwelijks gerookt. Voor de leerlingen is dus vooral preventieve voorlichting van belang.
Docenten hebben in het primair onderwijs nauwelijks gelegenheid om (legaal) te roken. Wel roken docenten (en ouders) buiten schooltijd. In het primair onderwijs zullen de criteria er dan ook vooral op gericht dienen te zijn om die twee groepen te stimuleren te stoppen met roken. Op die manier worden zij geholpen om het goede voorbeeld aan de kinderen te geven.
De criteria voor het predikaat «Rookvrije school» zullen in het primair onderwijs in het zojuist geschetste perspectief moeten worden gezien. Waarschijnlijk zullen basisscholen naar verhouding weinig moeite hoeven te doen om aan de predikaatseisen te voldoen.
De Rookvrije school plaatst met name het voortgezet onderwijs voor de uitdaging om te zorgen dat jongeren minder vaak en later beginnen met roken. Daarvoor is het van belang dat de scholen al de mogelijkheden die ze hebben in combinatie benutten. In het bijzonder kan de school een belangrijke bijdrage leveren door de trainingen in sociale weerbaarheid (niet toegeven aan groepsdruk om te roken).
In het voortgezet onderwijs is er nogal wat verschil tussen de situaties op de verschillende instellingen. De ene instelling is al nagenoeg rookvrij, op andere instellingen wordt nog stevig gerookt, ook daar waar het niet mag.
Het is wenselijk om de criteria zo te kiezen dat toch al die verschillende instellingen worden gestimuleerd om deel te nemen. Het zou immers jammer zijn als de instellingen waar de maatregelen het hardst nodig zijn, er geen gat in zouden zien om mee te doen.
4.3.3 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
In het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie lopen doorgaans twee groepen door elkaar. Enerzijds jongeren die op de leeftijd zijn dat er vaak wordt begonnen met roken. Anderzijds de volwassen studenten die al duidelijk roker of niet-roker zijn. Hierbij komt nog dat het rookgedrag sterk kan verschillen per studierichting.
Voor deze instellingen ligt er een uitdaging om – meer dan bij andere sectoren – op twee fronten een inspanning te leveren. Enerzijds zal de volwassenen stoppen-met-roken ondersteuning geboden moeten worden. Anderzijds zal de jongeren voorlichting moeten worden gegeven om niet te beginnen met roken.
4.4 Wat kan de school nu al doen?
Ook nu al heeft de school zelf veel mogelijkheden om het jeugdroken terug te dringen. Hier na worden voorbeelden genoemd, en bij elk voorbeeld is beschreven hoe het aan de oplossing bijdraagt. Ook worden er voorbeelden gegeven van de concrete vormgeving door de school.
In het primair en voortgezet onderwijs kan een school haar niet-rokenbeleid opnemen in haar schoolbeleidsplan. (Dit kan niet in het beroepsonderwijs, omdat daar geen schoolbeleidsplan bestaat.)
Door opname in het beleidsplan valt het niet-rokenbeleid onder het toezicht van de Onderwijsinspectie. Op die manier legt een school zichzelf een objectieve controle op voor haar tabaksontmoedigingsbeleid voor bijvoorbeeld ouders.
Het niet-rokenbeleid kan een aangelegenheid zijn, waarover de medezeggenschapsraad instemmingsbevoegdheid uitoefent. Op deze manier wordt er voor gezorgd dat bij de betrokkenen op school voldoende draagvlak aanwezig is voor de verschillende maatregelen.
De Wet Medezeggenschap Onderwijs (WMO) geeft in artikel 6 instemmingsbevoegdheid aan de raad ten aanzien van voorgenomen besluiten van het bevoegd gezag over aangelegenheden van gezondheid en veiligheid. Hiermee is evenwel slechts inspraak op de aspecten van gezondheid en veiligheid verzekerd, terwijl het niet-roken meer aspecten kan omvatten, zoals die van de opvoeding, leefhygiëne, enzovoort. Integrale inspraak via medezeggenschap is alleen mogelijk als het niet-rokenbeleid als een zelfstandige aangelegenheid in het medezeggenschapsregelement kan worden vastgelegd. Scholen hebben hiertoe de mogelijkheid op grond van artikel 15 WMO. Dit artikel stelt bevoegd gezag en medezeggenschapsraad in staat om ook andere aangelegenheden van advies of instemming in het reglement vast te leggen, dan die in de wet worden genoemd.
Een school kan naast de lessen over de gevolgen van roken, ook voorlichtingsactiviteiten over roken (laten) organiseren. In dat kader passen bijvoorbeeld lessen om de weerstand tegen sociale druk (om te gaan roken) te vergroten.
Hierdoor helpt een school mee om leerlingen te motiveren om (langer) niet-roker te blijven. Vooral de lessen in het «nee zeggen» kunnen daaraan bijdragen.
Daarnaast kan een school deze keuzes verder aanvullen door bijvoorbeeld:
– niet-roken afspraken te maken met leerlingen die nog niet roken. Dit kan een klas in zijn geheel doen, waarbij de GGD de activiteit kan begeleiden;
– audiovisueel voorlichtingsmateriaal over roken te vertonen.
4.4.4 Stimuleren te stoppen met roken
Een school kan activiteiten organiseren om rokers onder personeel en leerlingen te helpen te stoppen met roken. Door deze maatregel wordt het gemakkelijker om van het roken af te komen.
Enige ideeën voor invulling:
– de school organiseert een actie – bijvoorbeeld met hulp van de GGD – waar alle rokers tegelijk stoppen met roken;
– de school beloont (uit eigen middelen) rokers die zijn gestopt;
– de school benadert individueel rokend personeel en rokende leerlingen;
– de school sluit niet-rokencontracten af met het personeel en (in het beroepsonderwijs) met leerlingen. Dit laatste heeft betrekking op het feit dat niet-roken kan worden geregeld als een aangelegenheid in de onderwijsovereenkomst tussen bevoegd gezag en studenten. (Zie artikel 8.1.3 WEB; Wet Educatie en Beroepsonderwijs, 1995.)
5.1 Onderwijs in de kabinetsnota Tabaksontmoedigingsbeleid
De Kabinetsnota Tabaksontmoedigingsbeleid (Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 743, nr. 1) vermeldt een aantal zaken die met name relevant zijn voor het onderwijsveld. Deze zaken zijn hier letterlijk weergegeven. Aanvullingen voor een beter begrip van de tekst zijn tussen vierkante haakjes weergegeven.
«Uitgangspunt van de regering is en blijft dat roken schade voor de volksgezondheid oplevert en hoge maatschappelijke kosten veroorzaakt. Succesvolle preventie van roken betekent ook een grote gezondheidswinst en veel maatschappelijk rendement.
De centrale doelstelling is een reductie van het percentage rokers. Die kan worden bereikt als minder jongeren beginnen met roken en meer rokers stoppen. Daarnaast blijft het beschermen van de niet-roker tegen tabaksrook van belang.
De preventie van roken onder jongeren beschouwen we [de regering] als speerpunt van het tabaksontmoedigingsbeleid. De maatregelen die wij voorstellen, zijn hierop geënt.»
5.1.2 Preventie en voorlichting
«[De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zal] in samenwerking met de verantwoordelijke bewindslieden van OCenW en van LNV de niet-rokenvoorlichting via de instellingen van onderwijs intensiveren.
In samenhang hiermee is het van groot belang dat er in scholen en op schoolpleinen zo min mogelijk wordt gerookt. Idealiter zou een school geheel rookvrij moeten zijn. In dit verband gaan hun gedachten uit naar een op te zetten actie «Rookvrije scholen». Een school zou zo'n predikaat kunnen verwerven en zodoende bovendien aantrekkelijker worden voor ouders.
Zo mogelijk zal een en ander deels in samenhang met de sportactie «Jeugd in beweging» worden uitgevoerd.»
5.1.3 Rookverboden: openbare ruimten
«Het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten (1990) levert een bijdrage aan de hoofddoelstellingen van het tabaksontmoedigingsbeleid, namelijk de beperking van de consumptie van tabaksproducten en de bescherming van de jeugd en de niet-roker. Daarnaast worden rokers nadrukkelijk geconfronteerd met een maatregel die ten opzichte van het roken een negatief oordeel inhoudt. Hierdoor kan de motivatie toenemen om geheel te stoppen met roken of de consumptie ook in andere omstandigheden dan tijdens het verblijf in een openbare ruimte te verminderen. Omdat een aantal inrichtingen waar rookverboden zijn ingesteld veelvuldig wordt bezocht door jongeren, kan een sociaal klimaat ontstaan, waarin niet-roken de norm is en het niet beginnen of stoppen met roken het gevolg is. De Tabakswet noch het Besluit bevatten specifieke sancties op de overtreding van het rookverbod. Er wordt evenmin voorzien in sancties richting beheerders die het rookverbod niet instellen of handhaven.»
«Medio 1995 heeft de Inspectie Gezondheidsbescherming, die belast is met het toezicht op de Tabakswet, een onderzoek uitgevoerd naar de naleving van het rookverbod in openbare gebouwen. Uit dit onderzoek bleek dat dit rookverbod vaak niet wordt nageleefd.»
«Teneinde de naleving van het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten te optimaliseren, zijn wij voornemens het toezicht en de handhaving te verbeteren, bijvoorbeeld via de inschakeling van andere rijksinspecties.»
«Tevens zal in de Tabakswet een sanctie richting beheerders komen, bijvoorbeeld via het nieuwe instrument van bestuurlijke boetes.
Verder zal ik [de Minister van VWS] het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten zodanig wijzigen, dat de huidige uitzonderingsmogelijkheid op het rookverbod middels ⅓ tijd en ⅓ ruimte komt te vervallen.»
5.2 Tabakswet en Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten
– In scholen mogen niet bedrijfsmatig aan particulieren tabaksproducten worden verstrekt (art. 9 Tabakswet (TW) juncto art. 4 van het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten);
– het bevoegd gezag van «door de Staat en de openbare lichamen» beheerde scholen (dus ook openbare scholen), diensten en bedrijven moet maatregelen treffen ter voorkoming van hinder van het gebruik van tabaksproducten (artikel 10, eerste lid, TW);
– tot die maatregelen hoort in ieder geval het instellen en handhaven van een verbod om tabaksproducten te gebruiken in bij AMvB aangewezen ruimten (artikel 10, tweede lid, TW). Op het verbod kunnen overeenkomstig AMvB beperkingen worden aangebracht;
– het besluit wijst onder andere leslokalen, liften, vergaderzalen, toiletten, kantines en recreatieruimten aan. Volgens het besluit kan het bevoegd gezag de helft van de kantine(s) en/of recreatieruimten van het verbod uitzonderen. Als er slechts één zodanige ruimte is, mag éénderde deel van het verbod worden uitgezonderd, mits in het andere deel geen hinder wordt ondervonden;
– ook niet-openbare beheerders van dergelijke ruimten zijn verplicht maatregelen te treffen ex artikel 10, eerste lid, TW (het voorkomen van hinder van tabaksrook) en artikel 10, tweede lid (het instellen van rookverbod);
– ook voor uit de Rijks kas bekostigde bijzondere scholen is het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten van kracht (artikel 11, tweede lid, juncto artikel 10, tweede lid, TW);
Artikel 11 Tabakswet is door de wetgever vanwege het belang van de bescherming van de volksgezondheid in overeenstemming geoordeeld met artikel 23 van de Grondwet.
– met het toezicht op de naleving van onder meer het bepaalde bij of krachtens de artikelen 10 en 11 TW is belast de Inspectie Gezondheidsbescherming (IGB);
– overtreding van het bepaalde in artikel 9 (door degene die bedrijfsmatig aan particulieren tabaksproducten verstrekt) is strafbaar, omdat het is aangemerkt als een economisch delict (hechtenis of geldboete);
– niet-naleving van de voorschriften van artikelen 10 en 11 TW is niet strafbaar, maar kan in rechte worden afgedwongen door het betrokken bevoegd gezag zelf aan te spreken: via de bestuursrechter indien sprake is van een besluit dat rechtsgevolgen heeft, of via de burgerlijke rechter in andere gevallen.
In de nieuwe Arbeidsomstandighedenwet van 1 januari 1994 is geregeld dat iedereen recht heeft op een veilige en gezonde werkplek (artikel 3, Arbowet). In het Besluit Arbeidsplaatsen, bijlage 1, artikel 16.3 staat dat in ontspanningsruimten de nodige maatregelen moeten worden getroffen ter bescherming van niet-rokers tegen hinder door tabaksrook.
Er wordt gerookt in/op: | Basis-/Lagere school | Speciaal onderwijs | Brugklas | MAVO | HAVO | Ath. Gymn. VWO | L.B.O. | M.B.O. | H.B.O. | Wetensch. onderwijs | Totaal |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
% | % | % | % | % | % | % | % | % | % | % | |
Leslokalen (100% aanwezigheid) | 9 | 18 | 2 | 9 | 8 | 3 | 14 | 7 | 1 | 2 | 8 |
Aula (68% aanwezigheid) | 8 | 23 | 8 | 9 | 12 | 5 | 10 | 16 | 44 | 70 | 12 |
Kantine met rookgedeelte (11% aanwezigheid) | 66 | 100 | 65 | 48 | 67 | 66 | 54 | 61 | 79 | 98 | 67 |
Aparte kantine voor roken (10% aanwezigheid) | 38 | 93 | 78 | 86 | 62 | 82 | 72 | 80 | 81 | 92 | 78 |
Kantine met rookverbod (53% aanwezigheid) | 10 | 6 | 1 | 6 | 7 | 5 | 4 | 4 | 13 | 30 | 5 |
Lerarenkamer (94% aanwezigheid) | 54 | 53 | 70 | 72 | 77 | 65 | 74 | 77 | 71 | 67 | 67 |
Gang(en)/trap (100% aanwezigheid) | 10 | 21 | 4 | 11 | 13 | 9 | 8 | 13 | 16 | 39 | 11 |
Garderobe (76% aanwezigheid) | 4 | 1 | 4 | 3 | 11 | 6 | 6 | 11 | 5 | 31 | 6 |
Toiletten (100% aanwezigheid) | 2 | 11 | 10 | 16 | 17 | 8 | 18 | 12 | 9 | 17 | 11 |
Studieruimte (48% aanwezigheid) | 6 | 1 | 2 | 0 | 1 | 0 | 5 | 2 | 4 | 18 | 2 |
Soos (15% aanwezigheid) | 3 | 34 | 34 | 30 | 38 | 21 | 17 | 24 | 93 | 100 | 31 |
Schoolplein (93% aanwezigheid) | 48 | 92 | 86 | 91 | 81 | 92 | 90 | 97 | 88 | 97 | 79 |
(...% aanwezigheid wil zeggen: volgens ...% van de ondervraagde leerlingen aanwezig in de instelling waar zij onderwijs volgen) Rookgewoonten 10 t/m 19-jarigen Stichting Volksgezondheid en Roken: NIPO-enquête (1993)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24743-14.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.