24 719
Wijziging van de Exploitatie-overeenkomst inzake de Europese Organisatie voor Telecommunicatiesatellieten «EUTELSAT»; Boedapest, 7 juli 1995

nr. 260
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 10 mei 1996

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 13 mei 1996. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 12 juni 1996.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 7 juli 1995 te Boedapest tot stand gekomen wijziging van de Exploitatie-overeenkomst inzake de Europese Organisatie voor Telecommunicatiesatellieten «EUTELSAT» (Trb. 1996, 76).

Een toelichtende nota bij deze verdragswijziging treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

WIJZIGING VAN DE EXPLOITATIE-OVEREENKOMST INZAKE DE EUROPESE ORGANISATIE VOOR TELECOMMUNICATIESATELLIETEN «EUTELSAT»; BOEDAPEST, 7 JULI 1995 (TRB. 1996, 76)

TOELICHTENDE NOTA

Tijdens een bijeenkomst van de Raad van Ondertekenaars, gehouden in juli 1995 te Boedapest, werd een wijziging aangenomen van de op 15 juli 1982 te Parijs tot stand gekomen Exploitatie-overeenkomst inzake de Europese Organisatie voor Telecommucatiesatellieten «EUTELSAT» (Trb. 1983, 96). De wijziging hangt samen met de op 18 mei 1995 te 's-Gravenhage tot stand gekomen overeenkomstige wijziging van het eveneens op 15 juli 1982 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Organisatie voor Telecommunicatiesatellieten «EUTELSAT» (Trb. 1995, 199) en betreft schrapping van onderdeel e van artikel 22. Onderdeel e bevat een uiterste termijn voor de inwerkingtreding van een wijziging van het verdrag, namelijk een periode van achttien maanden te rekenen vanaf de datum waarop zij door de Raad van Ondertekenaars is goedgekeurd. Dit houdt dus in dat een wijziging van het verdrag door de vereiste meerderheid van staten moet zijn goedgekeurd binnen achttien maanden nadat zij door de Raad van Ondertekenaars is goedgekeurd. Gebeurt dat niet op tijd, dan vervalt de beoogde wijziging van het verdrag. Deze ongewenste situatie kan zich na het van kracht worden van de onderhavige wijziging niet meer voordoen. Dan zal een wijziging conform onderdeel d van artikel 22 van kracht worden negentig dagen nadat de depositaris kennisgevingen van aanvaarding heeft ontvangen van de vereiste meerderheid van staten.

De wijziging zal, evenals het verdrag, alleen voor Nederland gelden.

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

M. Patijn

Naar boven