24 712
Wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met het klachtrecht

nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 18 maart 1997

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I wordt in artikel 48, tweede lid, onderdeel c, de zinsnede «binnen een in de regeling vastgestelde termijn» vervangen door: binnen een in de regeling vastgestelde redelijke termijn.

B

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

I

Onderdeel C wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder 1 wordt vóór «de provinciale klachtencommissie» ingevoegd het woord: en, terwijl de woorden «en cliëntenvertrouwenspersonen» vervallen.

2. Onder 2 wordt vóór «de provinciale klachtencommissie» ingevoegd: en, terwijl de woorden «en cliëntenvertrouwenspersonen» vervallen.

II

Na onderdeel C wordt een onderdeel Ca ingevoegd, luidende:

Ca

Artikel 8 wordt voorts als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt het woord «en» vóór «de provinciale klachtencommissie» vervangen door een komma, terwijl na «bedoeld in artikel 49,» wordt toegevoegd: en cliëntenvertrouwenspersonen.

2. In het vierde lid, onder b, wordt het woord «en» vóór «de provinciale klachtencommissie» vervangen door een komma, en wordt aan het slot toegevoegd «en de cliëntenvertrouwenspersonen».

III

In onderdeel D vervallen de woorden «en het bedrag dat beschikbaar zal worden gesteld voor cliëntenvertrouwenspersonen».

IV

Na onderdeel D wordt een onderdeel Da ingevoegd, luidende:

Da

Aan het nieuwe vierde lid van artikel 10 wordt na «de provinciale klachtencommissie, bedoeld in artikel 49,» toegevoegd: en het bedrag dat beschikbaar zal worden gesteld voor cliëntenvertrouwenspersonen.

C

In artikel III komt het eerste lid als volgt te luiden:

1. Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij wordt geplaatst met uitzondering van artikel II, onderdelen Ba, Bb, Ca en Da, die inwerking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Op eerstbedoeld tijdstip treden tevens de artikelen 429a tot en met 429r van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in werking voor zaken op grond van artikel 52 van de Wet op de jeugdhulpverlening. Voor die zaken geldt artikel 345 van dat Wetboek niet.

Toelichting

Onderdeel A

Ingevolge artikel 48, tweede lid, onderdeel c, moeten de uitvoerders en de voogdij- en gezinsvoogdij-instellingen in de door hen op te stellen klachtenregeling een termijn opnemen waarbinnen de klachtencommissie betrokkenen in kennis stelt van haar oordeel over de gegrondheid van de klacht. De onder A voorgestelde wijziging geeft aan dat de in de klachtenregeling op te nemen termijn een redelijke termijn moet zijn, zodat het oordeel van de klachtencommissie binnen een redelijke termijn wordt genomen.

Onderdeel B

Het door de regering overgenomen amendement van het lid Middel c.s. op stuk no. 9 introduceert de cliëntenvertrouwenspersoon. Omtrent de taak en de bevoegdheid van de cliëntenvertrouwenspersoon dienen, volgens ditzelfde amendement, bij algemene maatregel van bestuur regels te worden gegeven. Dit betekent dat de onderdelen van het voorstel van wet die betrekking hebben op de cliëntenvertrouwenspersoon niet inwerking kunnen treden dan nadat deze algemene maatregel van bestuur tot stand is gebracht. In verband daarmee wordt voorzien in de inwerkingtreding van die onderdelen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

Naar boven