24 698
Wijziging van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en enkele andere wetten in verband met premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en enkele andere wetten in verband met premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen).

De memorie van toelichting (en bijlagen), die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

24 april 1996

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering te wijzigen zodat op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering te heffen premies gedifferentieerd worden en werkgevers de mogelijkheid krijgen het risico van de arbeidsongeschiktheidsverzekering van hun werknemers bepaalde tijd zelf te dragen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. WIJZIGING VAN DE WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

ARTIKEL I

De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt de punt aan het einde van onderdeel f vervangen door een puntkomma en wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

g. sectorale arbeidsongeschiktheidskas: de sectorale arbeidsongeschiktheidskas, bedoeld in artikel 73.

B

De artikelen 2a en 2b vervallen.

C

In artikel 6, tweede lid, onderdeel f, vervalt «, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet dan wel deze wet en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet te zamen».

D

In artikel 17, vijfde lid, wordt «artikel 58, eerste of derde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet» vervangen door: artikel 65b, eerste of derde lid.

E

Aan artikel 18 wordt een tiende lid toegevoegd, luidende:

10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent een afwijkende wijze van vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid in gevallen waarin recht bestaat op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van deze wet en een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van een andere wettelijke regeling ter verzekering tegen geldelijke gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid.

F

In artikel 22 vervallen het tweede lid en de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

G

In artikel 23, eerste lid, wordt onderdeel c vervangen door:

c. de persoon ten aanzien van wie voorzieningen als bedoeld in artikel 65 worden getroffen of overwogen of aan wie een vergoeding of toelage als bedoeld in artikel 65b is verleend.

H

In artikel 34 wordt het tweede lid vervangen door:

2. De bedrijfsvereniging stelt de belanghebbende van de mogelijkheid van het doen van een aanvraag schriftelijk in kennis uiterlijk vier maanden vóór de datum waarop:

a. de wachttijd van 52 weken, bedoeld in artikel 19, eerste lid, verstrijkt;

b. de periode waarover de arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, verstrijkt.

I

De artikelen 37 en 38 worden vervangen door:

Artikel 37

1. Terzake van toeneming van arbeidsongeschiktheid vindt herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%, onverminderd de artikelen 39 en 39a, plaats zodra de toegenomen arbeidsongeschiktheid onafgebroken 52 weken heeft geduurd.

2. De in het eerste lid bedoelde herziening vindt niet plaats, indien de toeneming kennelijk is voortgekomen uit een andere oorzaak dan die waaruit de ongeschiktheid, terzake waarvan de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ontvangen, is voortgekomen.

3. Indien de uitkeringsgerechtigde bij het intreden van de toeneming van de arbeidsongeschiktheid als werknemer in de zin van deze wet arbeid verricht, vindt de in het eerste lid bedoelde herziening plaats, ook indien de toeneming kennelijk is voortgekomen uit een andere oorzaak dan die waaruit de ongeschiktheid, terzake waarvan de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ontvangen, is voortgekomen.

4. Voor het bepalen van het tijdvak van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, worden perioden van toegenomen arbeidsongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

Artikel 38

1. Terzake van toeneming van arbeidsongeschiktheid vindt herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 45%, onverminderd artikel 39, plaats zodra de toegenomen arbeidsongeschiktheid onafgebroken vier weken heeft geduurd.

2. Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 45%, doch minder dan 80%, wegens afneming van de arbeidsongeschiktheid is herzien naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%, doch binnen vier weken na de dag, met ingang waarvan die uitkering is herzien, de arbeidsongeschiktheid weer toeneemt, is het eerste lid van toepassing, onder afwijking van artikel 37.

3. Voor het bepalen van het tijdvak van vier weken, bedoeld in het eerste lid, worden perioden van toegenomen arbeidsongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

J

In artikel 39a, tweede lid, wordt «minder dan een maand» vervangen door: minder dan vier weken.

K

Artikel 43a wordt als volgt gewijzigd:

1°. In het tweede lid wordt «minder dan een maand» vervangen door: minder dan vier weken.

2°. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd luidende:

4. In de gevallen, waarin artikel 19 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen onderscheidenlijk artikel 18 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten geen toepassing vindt omdat artikel 29b van de Ziektewet toepassing kan vinden, wordt het aan de arbeidsongeschiktheidsuitkering ten grondslag te leggen dagloon niet lager gesteld dan de grondslag die voor de berekening van de laatstelijk ontvangen arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen onderscheidenlijk de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in aanmerking werd genomen, dan wel de grondslag die in aanmerking zou zijn genomen, indien na het einde van de wachttijd, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen onderscheidenlijk artikel 6, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, recht zou hebben bestaan op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van een laatstbedoelde wet, zoals die sinds de beëindiging van die uitkering onderscheidenlijk sinds het einde van die wachttijd op grond van artikel 7 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen onderscheidenlijk artikel 7 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten zou zijn herzien.

L

In het vierde lid van artikel 44 wordt na de zinsnede «alsmede van de dientengevolge niet uitbetaalde vakantie-uitkeringen» ingevoegd: , vermeerderd met het bedrag aan premies dat de werkgever bij wel-uitbetaling daarover verschuldigd zou zijn,.

M

In artikel 46 vervallen het tweede lid en de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

N

Artikel 46a vervalt.

O

Artikel 52 vervalt.

P

In artikel 53 vervalt het elfde lid.

Q

Artikel 58 vervalt.

R

Het opschrift voor artikel 60 «HOOFDSTUK IIA REÏNTEGRATIEMAATREGELEN» wordt vervangen door: HOOFDSTUK IIA REÏNTEGRATIEMAATREGELEN, SAMENLOOP, VERSTREKKINGEN DIE ONVERVREEMDBAAR ZIJN EN VERSTREKKINGEN DIE NIET VATBAAR ZIJN VOOR BESLAG

S

In artikel 64 vervalt de zinsnede «binnen de grenzen van het daarvoor gereserveerde budget, bedoeld in artikel 76, vierde lid,».

T

Na artikel 64 worden drie paragrafen ingevoegd, luidende:

§ 6. Voorzieningen tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid en andere voorzieningen

Artikel 65

1. De bedrijfsvereniging kan voorzieningen die strekken tot behoud of herstel van de arbeidsgeschiktheid of die de arbeidsgeschiktheid bevorderen, toekennen aan de werknemer, ook indien deze de in artikel 19 bedoelde wachttijd van 52 weken doormaakt.

2. De bedrijfsvereniging kan op de werkgever, die zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan de toepassing van het eerste lid, ten aanzien van een tot hem in dienstbetrekking staande persoon, een bedrag verhalen, gelijk aan het loon dat die persoon niet ontvangt, omdat het eerste lid geen toepassing heeft kunnen vinden.

3. De bedrijfsvereniging kan een persoon als bedoeld in het eerste lid in aanmerking brengen voor voorzieningen welke strekken tot verbetering van zijn leefomstandigheden indien:

a. het vervoersvoorzieningen betreft die deel uitmaken van, dan wel rechtstreeks samenhangen met voorzieningen waarvoor hij op grond van het eerste lid in aanmerking is of wordt gebracht, of

b. de voorziening bestaat uit het beschikbaar stellen van een blindengeleidehond en deze voorziening deel uitmaakt van, dan wel rechtstreeks samenhangt met voorzieningen waarvoor hij op grond van het eerste lid in aanmerking is of wordt gebracht.

4. De bedrijfsvereniging kan de in het eerste en derde lid bedoelde voorzieningen blijven verstrekken na het eindigen van de verzekering op grond van deze wet en na de intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van deze wet.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden met betrekking tot dit artikel nadere regels gesteld.

Artikel 65a

1. De bedrijfsvereniging kan de persoon die één of meer werknemers als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet arbeid gehandicapte werknemers of één of meer personen die de wachttijd van 52 weken bedoeld in artikel 19 doormaken, in dienst heeft, in aanmerking brengen voor een vergoeding van de kosten welke voortvloeien uit de naleving van een onherroepelijk geworden eis als bedoeld in artikel 6 van eerdergenoemde wet, dan wel van de kosten, die overigens voortvloeien uit de noodzakelijke aanpassing van de samenstelling en toewijzing van arbeid, de inrichting van arbeidsplaatsen, de produktie- en werkmethoden en de bij de arbeid te gebruiken hulpmiddelen aan vorenbedoelde werknemers, alsmede uit de aanpassing van de inrichting van het bedrijf voor zover de behoefte daaraan wordt opgeroepen door de deelneming van die werknemer aan de werkzaamheden of het daarmee samenhangende verblijf in het bedrijf.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan nader worden geregeld in welke gevallen en tot welke hoogte een vergoeding wordt verleend. Daarbij kan worden bepaald dat, in nader te omschrijven gevallen, een beslissing omtrent een vergoeding slechts mag worden genomen na goedkeuring van Onze Minister.

Artikel 65b

1. Indien het toekennen van een voorziening als bedoeld in artikel 65 tot gevolg heeft dat betrokkene geen of slechts gedeeltelijk arbeid kan verrichten en uit dien hoofde inkomen derft, heeft hij tijdens de duur van die voorziening aanspraak op een toelage die overeenkomt met het bedrag van het gederfde inkomen, met dien verstande, dat de toelage of, ingeval een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt genoten, de toelage vermeerderd met die uitkering, per dag het dagloon, bedoeld in artikel 21, niet te boven gaat. De bedrijfsvereniging kan, indien het bedrag per dag aan gederfd inkomen meer bedraagt dan het dagloon, bedoeld in artikel 21, een hogere toelage verlenen dan bedoeld in de eerste zin.

2. Indien naar het oordeel van de bedrijfsvereniging daartoe aanleiding bestaat kan tijdens de duur van een voorziening als bedoeld in artikel 65 een vergoeding worden verleend wegens kosten van onderhoud en huisvesting.

3. De bedrijfsvereniging kan toelagen wegens inkomensderving, alsmede vergoedingen verlenen anders dan bedoeld in het eerste en tweede lid.

§ 7. Samenloop van arbeidsongeschiktheidsuitkering met andere uitkeringen

Artikel 65c

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter voorkoming of beperking van samenloop van arbeidsongeschiktheidsuitkering met arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van andere wetten.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter voorkoming of beperking van samenloop van arbeidsongeschiktheidsuitkering met uitkering op grond van de sociale wetgeving van de Nederlandse Antillen, Aruba of van een andere Mogendheid.

§ 8. Verstrekkingen die onvervreemdbaar zijn en verstrekkingen die niet vatbaar voor beslag zijn

Artikel 65d

1. Onvervreemdbaar en niet vatbaar voor verpanding of belening zijn:

a. de arbeidsongeschiktheidsuitkering en de vakantie-uitkering op grond van deze wet;

b. de voorziening, bedoeld in artikel 65;

c. de vergoeding, bedoeld in artikel 65b, tweede lid;

d. de toelage, bedoeld in artikel 65b, eerste lid.

2. Volmacht tot ontvangst van een uitkering onder welke vorm of benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.

3. Elk beding, strijdig met dit artikel, is nietig.

Artikel 65e

Niet vatbaar voor beslag zijn:

a. de verhoging, bedoeld in artikel 22;

b. de voorziening, bedoeld in artikel 65;

c. de vergoeding, bedoeld in artikel 65b, tweede lid;

d. de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 53.

U

Artikel 68 wordt gewijzigd als volgt:

1°. In het eerste lid wordt de puntkomma aan het einde van onderdeel b vervangen door een punt en vervalt onderdeel c.

2°. Toegevoegd wordt een derde lid, luidende:

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de betaling en de onderlinge verrekening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering in de gevallen, bedoeld in het eerste lid.

V

Hoofdstuk III, § 2, wordt vervangen door:

§ 2. Arbeidsongeschiktheidsfonds en sectorale arbeidsongeschiktheidskas

Artikel 72

Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming beheert en administreert afzonderlijk de middelen tot dekking van de uitgaven, bedoeld in artikel 76, eerste lid, alsmede de middelen benodigd voor het vormen en in stand houden van een reserve, in de vorm van een Arbeidsongeschiktheidsfonds dat deel uitmaakt van het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming.

Artikel 73

De bedrijfsvereniging beheert en administreert afzonderlijk de middelen tot dekking van de uitgaven, bedoeld in artikel 76, tweede lid, alsmede de middelen benodigd voor het vormen en in stand houden van een reserve, in de vorm van een sectorale arbeidsongeschiktheidskas die deel uitmaakt van de bedrijfsvereniging.

Artikel 74

Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming kan in het belang van de bij deze wet geregelde verzekering ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds toelagen verlenen aan instellingen of organisaties, die ten doel hebben het nemen of bevorderen van maatregelen, die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid.

W

Na Hoofdstuk III wordt een nieuw Hoofdstuk IIIA ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IIIA. EIGEN RISICO DRAGEN DOOR DE WERKGEVER

Artikel 75

1. De bedrijfsvereniging verleent aan een werkgever op aanvraag toestemming om het in het derde lid bedoelde risico zelf te dragen, indien de werkgever een schriftelijke garantie of een verzekeringsovereenkomst overlegt, waaruit blijkt dat een kredietinstelling of een verzekeraar zich jegens de bedrijfsvereniging verplicht, op het eerste verzoek van de bedrijfsvereniging waarbij de bedrijfsvereniging schriftelijk meedeelt dat de werkgever zijn verplichtingen die voortvloeien uit het zelf dragen van dit risico niet nakomt, die verplichtingen na te komen. De toestemming wordt niet verleend gedurende drie jaren nadat het door de werkgever zelf dragen van het in de eerste zin bedoelde risico is beëindigd.

2. De in het eerste lid bedoelde toestemming wordt verleend met ingang van 1 januari van enig jaar, indien de aanvraag ten minste dertien weken vóór die datum is ingediend. Aan een startende werkgever wordt op zijn verzoek toestemming verleend met ingang van het tijdstip waarop deze start.

3. De werkgever aan wie toestemming is verleend op grond van het eerste lid draagt gedurende de periode van vijf jaar nadat de arbeidsongeschiktheidsuitkering is ingegaan het risico van betaling van die uitkering aan de werknemer die:

a. op de eerste dag van de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet, met die werkgever een arbeidsovereenkomst had, bedoeld in artikel 1637a van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek; en

b. ter zake van die ongeschiktheid de wachttijd van 52 weken, bedoeld in artikel 19 heeft doorgemaakt en recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft verkregen. Indien artikel 43a, eerste lid, onderdeel b, toepassing vindt vangt de in de eerste zin bedoelde periode van vijf jaar aan na het verstrijken van de wachttijd van 52 weken.

4. De werkgever aan wie toestemming is verleend op grond van het eerste lid betaalt de door de bedrijfsvereniging vast te stellen arbeidsongeschiktheidsuitkering namens de bedrijfsvereniging aan de werknemer, bedoeld in het derde lid. Indien de werkgever de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet betaalt, wordt deze betaald door de bedrijfsvereniging en verhaald op de werkgever.

5. Het door de werkgever zelf dragen van het risico, bedoeld in het derde lid, wordt door de bedrijfsvereniging op 1 januari van enig jaar beëindigd op aanvraag van de werkgever, mits deze aanvraag ten minste dertien weken voor deze datum is ingediend, en kan door de bedrijfsvereniging zonder aanvraag van de werkgever met onmiddellijke ingang worden beëindigd indien de rechtbank de noodregeling als bedoeld in hoofdstuk IX van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 onderscheidenlijk de bijzondere voorziening als bedoeld in hoofdstuk X van de Wet toezicht kredietwezen 1992 heeft uitgesproken over de betrokken verzekeraar onderscheidenlijk kredietinstelling.

6. In de schriftelijke garantie of de verzekeringsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald dat:

a. de desbetreffende kredietinstelling onderscheidenlijk verzekeraar zich verplicht om de opzegging of, in geval van beëindiging anders dan door opzegging, de beëindiging van de schriftelijke garantie of de verzekeringsovereenkomst onverwijld te melden aan de bedrijfsvereniging;

b. de schriftelijke garantie of de verzekeringsovereenkomst slechts kan eindigen met ingang van de eerste dag van een kalendermaand, gelegen een jaar na de in onderdeel a bedoelde melding.

7. Het door de werkgever zelf dragen van het risico, bedoeld in het derde lid, eindigt met ingang van de eindiging van de schriftelijke garantie of de verzekeringsovereenkomst.

8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere en zo nodig afwijkende regels gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 75a

1. De werkgever die het in artikel 75, derde lid, bedoelde risico zelf draagt is over het loon van de werknemer met wie hij een arbeidsovereenkomst heeft, bedoeld in artikel 1637a van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek, de sectorale premie, bedoeld in artikel 78, eerste lid, niet verschuldigd.

2. De werkgever die het in artikel 75, derde lid, bedoelde risico zelf draagt en ter dekking van dit risico een verzekering heeft afgesloten, mag de door hem ter zake van die verzekering verschuldigde premie niet verhalen op de werknemer. Elk beding waarbij van de eerste zin wordt afgeweken is nietig.

Artikel 75b

1. De werkgever die het in artikel 75, derde lid, bedoelde risico zelf draagt, is niet verplicht tot het doen van de aangifte van ongeschiktheid tot werken, bedoeld in artikel 38 van de Ziektewet.

2. De werkgever die het in artikel 75, derde lid, bedoelde risico zelf draagt, doet, zeven maanden nadat de ongeschiktheid tot werken van een werknemer voor wie hij dat risico draagt zijn verstreken, aangifte van die ongeschiktheid bij de bedrijfsvereniging waarbij hij is aangesloten. De werkgever geeft daarbij de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken op. Voor het bepalen van het tijdvak van zeven maanden worden tijdvakken van ongeschiktheid tot werken samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

3. Onverminderd het tweede lid doet de werkgever die het in artikel 75, derde lid, bedoelde risico zelf draagt, aangifte van de ongeschiktheid tot werken van een werknemer voor wie hij dat risico zelf draagt, op de laatste werkdag voordat de dienstbetrekking eindigt.

Artikel 75c

1. De werkgever die het in artikel 75, derde lid, bedoelde risico zelf draagt, is niet verplicht het door hem opgestelde reïntegratieplan, bedoeld in artikel 71a, eerste lid, aan de bedrijfsvereniging over te leggen. Artikel 71a, tweede tot en met vijfde lid, is ten aanzien van die werkgever niet van toepassing.

2. De bedrijfsvereniging stelt op verzoek van de werkgever die het in artikel 75, derde lid, bedoelde risico zelf draagt, of van de werknemer voor wie dat risico gedragen wordt, het reïntegratieplan op. De bedrijfsvereniging brengt de kosten daarvan in rekening bij de werkgever.

3. Zolang de werkgever ten aanzien van een werknemer het risico, bedoeld in artikel 75, derde lid, zelf draagt, betaalt die werkgever de kosten van de opleiding of scholing, bedoeld in artikel 64, en van een voorziening als bedoeld in artikel 65, eerste lid, en van de toelagen en vergoedingen, bedoeld in artikel 65b, of brengt de bedrijfsvereniging deze kosten in rekening bij die werkgever. Bij of krachtens ministeriële regeling kunnen de in de eerste zin bedoelde kosten worden gemaximeerd.

4. Indien de werknemer voor wie het risico, bedoeld in artikel 75, derde lid, wordt gedragen weigert mee te werken aan een geneeskundige behandeling of aan zijn genezing, of aan een voorziening tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid, of anderszins weigert mee te werken aan zijn herintreding in het arbeidsproces, kan de werkgever de bedrijfsvereniging verzoeken toepassing te geven aan artikel 21, vierde lid, 24, 25 of 28.

5. Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming stelt minimumeisen ten aanzien van de begeleiding van de werknemer, bedoeld in artikel 75, derde lid, door de werkgever, gericht op de herintreding van die werknemer in het arbeidsproces.

6. De bedrijfsvereniging stelt drie jaar nadat de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de werknemer, bedoeld in artikel 75, derde lid, is ingegaan, vast of de werkgever de in het vijfde lid bedoelde minimumeisen heeft nageleefd. Indien de werkgever deze eisen zonder deugdelijke grond niet of niet naar behoren heeft nageleefd, legt de bedrijfsvereniging hem een boete op van f 25 000,=. De artikelen 29a, derde, vierde en zesde lid, 29b, 29c, 29e, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid en 29g, eerste, vijfde, zevende, negende en tiende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 75d

1. Indien een werkgever het in artikel 75, derde lid, bedoelde risico gaat dragen, wordt het risico van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de werknemer, bedoeld in artikel 75, derde lid, die is ingegaan vóór het tijdstip waarop deze werkgever dit risico gaat dragen en nog geen vijf jaren heeft geduurd vanaf dat tijdstip, door de werkgever:

a. zelf gedragen, overeenkomstig artikel 75; of

b. afgekocht bij de bedrijfsvereniging.

2. De kosten van opleiding of scholing, voorzieningen, toelagen en vergoedingen, bedoeld in artikel 75c, derde lid, van de in het eerste lid bedoelde werknemer worden:

a. door de werkgever betaald of bij hem in rekening gebracht overeenkomstig artikel 75c, derde lid; of

b. afgekocht door de werkgever.

3. In geval van overgang van een onderneming in de zin van artikel 1639aa van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek, alsmede in geval van een dergelijke overgang bij faillissement, waarbij de werkgever die de onderneming of een deel daarvan overdraagt niet het in artikel 75, eerste lid, bedoelde risico draagt en de werkgever die de onderneming of een deel daarvan verkrijgt wel dit risico draagt, wordt door laatstbedoelde werkgever het in het vierde lid beschreven risico:

a. zelf gedragen, overeenkomstig artikel 75; of

b. afgekocht bij de bedrijfsvereniging.

4. Het derde lid betreft het risico van de ingegane arbeidsongeschiktheidsuitkering die is toegekend aan de werknemer die:

a. op de eerste dag van de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet een arbeidsovereenkomst had, bedoeld in artikel 1637a van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek, met de in het derde lid eerstbedoelde werkgever, en

b. ter zake van die ongeschiktheid de wachttijd van 52 weken bedoeld in artikel 19 heeft doorgemaakt en aansluitend recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft verkregen.

5. De kosten van opleiding of scholing, voorzieningen, toelagen en vergoedingen, bedoeld in artikel 75c, derde lid, van de in het vierde lid bedoelde werknemer worden:

a. door de werkgever betaald of bij hem in rekening gebracht overeenkomstig artikel 75c, derde lid; of

b. afgekocht door de werkgever.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

X

Hoofdstuk IV wordt vervangen door:

HOOFDSTUK IV. FINANCIERING

§ 1. Middelen tot dekking van de uitgaven

Artikel 76

1. De middelen tot dekking van de uitgaven ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds, alsmede de middelen benodigd voor het vormen en in stand houden van een reserve in het Arbeidsongeschiktheidsfonds, worden verkregen door het heffen van de in artikel 76a, onderdeel a, bedoelde basispremie.

2. De middelen tot dekking van de uitgaven ten laste van een sectorale arbeidsongeschiktheidskas, alsmede de middelen benodigd voor het vormen en in stand houden van een reserve in een sectorale arbeidsongeschiktheidskas, worden verkregen door het heffen van de in artikel 76a, onderdeel b, bedoelde sectorale premie.

3. Onze Minister stelt regels omtrent de vorming en instandhouding van de reserve in het Arbeidsongeschiktheidsfonds en een sectorale arbeidsongeschiktheidskas alsmede omtrent de belegging van de middelen.

Artikel 76a

De premie, die door de werkgever verschuldigd is, bestaat uit:

a. een basispremie, waarop de artikelen 76b, 77, 77a, 77b, 77c, 77d en 77e van toepassing zijn;

b. een sectorale premie, waarop de artikelen 76b, 78 en 78a van toepassing zijn.

Artikel 76b

1. De werkgever betaalt de basispremie en de sectorale premie aan de bedrijfsvereniging.

2. De werkgever mag de door hem verschuldigde premie niet verhalen op de werknemer. Elk beding waarbij van de eerste zin wordt afgeweken is nietig.

Artikel 76c

Ten gunste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds komen:

a. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt door het heffen van de basispremie;

b. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt door toepassing van artikel 29a;

c. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt door toepassing van artikel 75c, tweede lid;

d. de gelden die de bedrijfsvereniging met toepassing van verhaal als bedoeld in artikel 90 ontvangt in verband met uitkeringen als bedoeld in artikel 76d, eerste lid, onderdeel a.

Artikel 76d

1. Ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds komen, met inachtneming van artikel 76f en artikel 76g:

a. de op grond van deze wet door de bedrijfsvereniging te betalen uitkeringen, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkeringen door de bedrijfsvereniging verschuldigde premies, die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht;

b. de kosten die zijn verbonden aan de uitvoering van deze wet;

c. de in artikel 60 bedoelde loonsuppletie die wordt toegekend aan personen die op grond van deze wet recht hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering;

d. de in artikel 62 bedoelde loonkostensubsidie die wordt toegekend aan werkgevers die een privaatrechtelijke dienstbetrekking of daarmee gelijkgestelde arbeidsverhouding zijn aangegaan met een persoon die op grond van deze wet recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering;

e. de in artikel 64 bedoelde kosten van opleiding of scholing van een persoon die op grond van deze wet recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering;

f. de voorzieningen, bedoeld in artikel 65;

g. de vergoedingen, bedoeld in artikel 65a;

h. de toelagen en vergoedingen, bedoeld in artikel 65b;

i. de toelagen, bedoeld in artikel 74;

j. de voorzieningen, toelagen en vergoedingen die worden verstrekt op grond van artikel 16a en 16b van de Wet arbeid gehandicapte werknemers;

k. de in artikel XIII van de Wet afschaffing malus en bevordering reïntegratie bedoelde bonusuitkeringen.

2. Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming bezigt de middelen die zijn gereserveerd ten behoeve van het Arbeidsongeschiktheidsfonds niet tot bestrijding van uitgaven ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds dan met toestemming van Onze Minister.

Artikel 76e

Ten gunste van een sectorale arbeidsongeschiktheidskas komen:

a. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt door het heffen van de sectorale premie;

b. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt met toepassing van verhaal als bedoeld in artikel 65, tweede lid;

c. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt met toepassing van verhaal als bedoeld in artikel 75, vierde lid;

d. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt door toepassing van artikel 75c, derde lid;

e. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt door toepassing van onderdeel b van artikel 75d, eerste, tweede en derde lid;

f. de gelden die de bedrijfsvereniging met toepassing van verhaal als bedoeld in artikel 90 ontvangt in verband met uitkeringen als bedoeld in artikel 76f, eerste lid, onderdeel a.

Artikel 76f

1. Ten laste van een sectorale arbeidsongeschiktheidskas komen, met inachtneming van artikel 76g:

a. gedurende de periode van vijf jaar te rekenen vanaf de dag waarop een uitkering op grond van deze wet is ingegaan, de op grond van deze wet door de bedrijfsvereniging te betalen uitkeringen, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkeringen door de bedrijfsvereniging verschuldigde premies die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht. Indien een uitkering met toepassing van artikel 43a, eerste lid, onderdeel b, wordt toegekend, vangt de in de eerste zin bedoelde periode van vijf jaar aan na het verstrijken van de wachttijd van 52 weken, bedoeld in artikel 19;

b. de in de in onderdeel a bedoelde periode door de bedrijfsvereniging gefinancierde kosten van opleiding of scholing, bedoeld in artikel 64 van een persoon die op grond van deze wet recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering;

c. gedurende een periode van zes jaar te rekenen vanaf de dag waarop de verzekerde arbeidsongeschikt wordt, de door de bedrijfsvereniging toegekende en gefinancierde:

1°. voorzieningen, bedoeld in artikel 65, eerste lid;

2°. toelagen en vergoedingen, bedoeld in artikel 65b.

2. De bedrijfsvereniging bezigt de middelen die zijn gereserveerd ten behoeve van haar sectorale arbeidsongeschiktheidskas niet tot bestrijding van uitgaven ten laste van deze sectorale arbeidsongeschiktheidskas dan met toestemming van Onze Minister.

Artikel 76g

De gelden gemoeid met de in artikel 76d, eerste lid, onderdelen c, d en e, en artikel 76f, eerste lid, onderdeel b, bedoelde reïntegratiemaatregelen die ten laste kunnen worden gebracht van respectievelijk het Arbeidsongeschiktheidsfonds en de sectorale arbeidsongeschiktheidskas, worden per kalenderjaar, per reïntegratiemaatregel en per bedrijfsvereniging door het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming, onder goedkeuring van het College van toezicht sociale verzekeringen, gemaximeerd.

Artikel 76h

Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming kan, onder goedkeuring van het College van toezicht sociale verzekeringen, regels stellen omtrent de verrekening tussen het Arbeidsongeschiktheidsfonds en de bedrijfsverenigingen van ontvangen premies en overige ontvangsten enerzijds en van verstrekte uitkeringen en gemaakte kosten anderzijds.

§ 2. De basispremie

Artikel 77

1. De basispremie wordt door de bedrijfsvereniging geheven in een overeenkomstig dit artikel vastgesteld percentage van het loon dat, in het tijdvak waarover de betaling loopt, is genoten door de werknemer.

2. Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming stelt voor de berekening van de basispremie, onder goedkeuring van Onze Minister, een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk percentage vast, alsmede de periode waarvoor dit percentage zal gelden.

3. Indien Onze Minister zijn goedkeuring onthoudt aan een door het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming op grond van het tweede lid vastgesteld percentage of vastgestelde periode, stelt hij het percentage of de periode vast.

Artikel 77a

1. Indien een herziening van het in artikel 77 bedoelde percentage ingaat op een ander tijdstip dan met ingang van 1 januari, gaat de bedrijfsvereniging bij de berekening en de inning van de premie uit van een door het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming, onder goedkeuring van Onze Minister, voor alle takken van bedrijf en beroep vast te stellen gemiddeld percentage dat zal gelden voor het gehele kalenderjaar.

2. Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming kan, onder goedkeuring van Onze Minister, regels stellen volgens welke de bedrijfsvereniging bevoegd is in de bij die regels aan te wijzen gevallen uit te gaan van de percentages bedoeld in artikel 77.

Artikel 77b

1. De basispremie is niet verschuldigd over het loon van een werknemer indien hij een arbeidsgehandicapte werknemer is en indien de loonsom van de arbeidsgehandicapte werknemers die tot de werkgever in dienstbetrekking staan in een kalenderjaar ten minste gelijk is aan vijf procent van de loonsom van de werkgever in dat kalenderjaar.

2. Het bepaalde in het eerste lid, is niet van toepassing indien het loon:

a. wordt verkregen uit een dienstbetrekking op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening;

b. wordt verkregen uit een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3a van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

Artikel 77c

1. De bedrijfsvereniging kent aan de werkgever die een opdracht verleent aan een bedrijf waar arbeid wordt verricht onder aangepaste omstandigheden als bedoeld in de Wet Sociale Werkvoorziening, een korting toe op de door de werkgever verschuldigde basispremie, indien het bedrag dat de uitkomst vormt van de vermenigvuldiging van het aantal arbeidsplaatsen per jaar dat met de opdracht is gemoeid met het bruto minimumloon per jaar, ten minste gelijk is aan vijf procent van de loonsom van de werkgever in het kalenderjaar waarin de opdracht is verleend.

2. Onder arbeidsplaats bedoeld in het eerste lid wordt verstaan de gehele of gedeeltelijke arbeidsplaats die volgens opgave van het in het eerste lid bedoelde bedrijf zou zijn geschapen indien de uit de opdracht voortvloeiende arbeid zou worden verricht in een bedrijf waar arbeid niet onder aangepaste omstandigheden in de zin van de Wet Sociale Werkvoorziening wordt verricht.

3. De korting bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan het bedrag bedoeld in het eerste lid vermenigvuldigd met het premiepercentage, bedoeld in artikel 77.

Artikel 77d

Onverminderd de artikelen 77b en 77c is de werkgever die een opdracht verleent aan een bedrijf waar arbeid wordt verricht onder aangepaste omstandigheden als bedoeld in de Wet Sociale Werkvoorziening, de basispremie niet verschuldigd over het loon van de tot hem in dienstbetrekking staande arbeidsgehandicapte werknemers, bedoeld in artikel 77b, en wordt door de bedrijfsvereniging een korting toegekend op de door hem verschuldigde basispremie overeenkomstig het bepaalde in artikel 77c, derde lid, indien het bedrag bedoeld in artikel 77c, eerste lid, samen met de loonsom van de hiervoor bedoelde tot hem in dienstbetrekking staande werknemers, ten minste gelijk is aan vijf procent van de loonsom van de werkgever in het kalenderjaar waarin de opdracht is verleend.

Artikel 77e

Met betrekking tot de artikelen 77b, 77c en 77d worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld. In deze regels wordt in elk geval beschreven wat wordt verstaan onder arbeidsgehandicapte werknemers, bedoeld in artikel 77b.

§ 3. De sectorale premie

Artikel 78

1. De sectorale premie wordt door de bedrijfsvereniging geheven in een overeenkomstig dit artikel vastgesteld percentage van het loon dat, in het tijdvak waarover de betaling loopt, is genoten door de werknemer.

2. De bedrijfsvereniging stelt voor het onderdeel van het bedrijfs- en beroepsleven waarvoor zij deze wet uitvoert, een bedrijfsverenigingspercentage vast, alsmede de periode waarvoor dit percentage zal gelden.

3. De bedrijfsvereniging stelt elk jaar met ingang van 1 januari voor elke bij haar aangesloten werkgever een opslag of korting vast waarmee voor die werkgever het bedrijfsverenigingspercentage wordt verhoogd respectievelijk verlaagd.

4. De bedrijfsvereniging stelt in geval van overgang van een onderneming in de zin van artikel 1639aa van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek, alsmede in geval van een dergelijke overgang bij faillissement, de vastgestelde opslag of korting, bedoeld in het derde lid, opnieuw vast voor de werkgever die een onderneming of een deel daarvan verkrijgt en de werkgever die een deel van zijn onderneming overdraagt.

5. De bedrijfsvereniging draagt er zorg voor dat het bedrijfsverenigingspercentage zodanig is vastgesteld dat het totale bedrag van de premies, dat op grond van dit artikel in een kalenderjaar zou worden berekend indien het bedrijfsverenigingspercentage niet op grond van het derde lid zou worden verhoogd of verlaagd, gelijk is aan het totale bedrag van de premies, dat in dat jaar wordt berekend met de in het derde lid bedoelde verhoging of verlaging van het bedrijfsverenigingspercentage.

6. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de wijze waarop de in het derde of vierde lid bedoelde opslag of korting door de bedrijfsvereniging op basis van het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt berekend en kunnen regels worden gesteld omtrent de percentages die op grond van dit artikel ten hoogste aan werkgevers in rekening mogen worden gebracht en omtrent de percentages die op grond van dit artikel ten minste aan werkgevers in rekening moeten worden gebracht.

7. In afwijking van het eerste lid wordt met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels bij ministeriële regeling over een uitkering op grond van deze wet, de Ziektewet, de Werkloosheidswet, over een toeslag op grond van de Toeslagenwet en over het loon uit een dienstbetrekking op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening in plaats van een sectorale premie een vervangende premie vastgesteld. Deze vervangende premie wordt bepaald op een gemiddelde van de percentages, welke zijn vastgesteld op grond van het tweede lid.

8. Behalve voor degene die loon ontvangt uit een dienstbetrekking op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening wordt het zevende lid niet toegepast ingeval de bedrijfsvereniging de uitkering, vermeerderd met de daarover door de werkgever verschuldigde premies betaalt aan de werkgever, bedoeld in artikel 8, 9 of 11 van deze wet en in artikel 9, 10 of 12 van de Werkloosheidswet en de Ziektewet, onafhankelijk van het voortbestaan van de dienstbetrekking met die werkgever.

Artikel 78a

1. De bedrijfsvereniging geeft onverwijld kennis aan het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming van elke vaststelling van een percentage bedoeld in artikel 78, tweede lid.

2. Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming kan binnen een maand na ontvangst van een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid aan de bedrijfsvereniging meedelen, dat het zich met het vastgestelde percentage niet kan verenigen. Bedoelde mededeling vindt echter niet plaats dan nadat met de bedrijfsvereniging overleg is gepleegd.

3. De bedrijfsvereniging stelt binnen drie weken na ontvangst van een mededeling als bedoeld in het tweede lid het percentage opnieuw vast in overeenstemming met het gevoelen van het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming. Indien tussen de bedrijfsvereniging en het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming geen overeenstemming wordt bereikt, beslist het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming.

Artikel 79

1. Onze Minister kan, in verband met de hoogte van de premies die ten gunste van een sectorale arbeidsongeschiktheidskas komen, gelden uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds overhevelen naar een sectorale arbeidsongeschiktheidskas.

2. Bij algemene maatregel van bestuur worden omtrent het eerste lid regels gesteld.

IJ

In artikel 84 wordt het derde lid vervangen door:

3. De premie bedraagt een door de bedrijfsvereniging te bepalen percentage van het in het eerste lid bedoelde dagloon, met dien verstande dat de premie niet meer bedraagt dan de in artikel 76a bedoelde basispremie, vermeerderd met een premie-opslag die wordt berekend op grond van het in artikel 78, tweede lid, bedoelde bedrijfsverenigingspercentage.

Z

Artikel 84a vervalt.

AA

Hoofdstuk VII wordt vervangen door:

HOOFDSTUK VII. BEPALINGEN IN VERBAND MET DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

§ 1. Algemeen

Artikel 87

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de termijn waarbinnen een beschikking op aanvraag ingevolge deze wet dient te worden gegeven. Deze algemene maatregel van bestuur vervalt op 1 januari 1999.

Artikel 87a

In afwijking van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de belanghebbende in een bezwaarschriftprocedure ten aanzien van een besluit inzake de premie die verschuldigd is op grond van deze wet op zijn verzoek gehoord.

Artikel 87b

In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist de bedrijfsvereniging binnen dertien weken na ontvangst van het bezwaarschrift.

§ 2. Medische besluiten

Artikel 88

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. medisch besluit: een besluit, waaraan een beoordeling van medische gegevens ten grondslag ligt.

b. werknemer: degene, op wiens medische gegevens de beoordeling betrekking heeft.

c. de werkgever: de belanghebbende bij een medisch besluit, die niet de werknemer is.

Artikel 88a

1. De werkgever heeft slechts recht op inzage in, dan wel kennisname of toezending van enig stuk dat medische gegevens bevat, indien de werknemer hiervoor toestemming heeft gegeven.

2. De toestemming wordt schriftelijk gegeven.

3. De toestemming kan te allen tijde schriftelijk worden ingetrokken.

4. Tijdens het horen in bezwaar of ter zitting van de rechtbank kan de toestemming ook mondeling worden ingetrokken.

Artikel 88b

De artikelen 88c en 88d zijn, voor zover nodig in afwijking van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing, indien de in artikel 88a bedoelde toestemming niet is gegeven.

Artikel 88c

1. Inzage in, dan wel kennisname of toezending van enig stuk, dat medische gegevens bevat, is voorbehouden aan een gemachtigde van de werkgever, die arts is.

2. De gemachtigde, die arts is, treedt in de plaats van de werkgever bij:

a. de voorbereiding van een medisch besluit;

b. het opstellen van een bezwaar- of beroepschrift; en

c. de behandeling van een bezwaar of beroep;

voor zover betrekking hebbend op medische gegevens.

Artikel 88d

1. De bedrijfsvereniging vermeldt de motivering van een medisch besluit, voor zover betrekking hebbend op medische gegevens, op een aparte bijlage.

2. De bijlage wordt niet aan de werkgever verstrekt.

3. Desgevraagd wordt de bijlage verstrekt aan de gemachtigde van de werkgever, die arts is.

4. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een rapport of een advies van een arts of een psycholoog, waarnaar bij de motivering van een medisch besluit wordt verwezen.

Artikel 88e

Bij de bekendmaking van een medisch besluit wordt gewezen op de artikelen 88a tot en met 88d en 88f.

Artikel 88f

In afwijking van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht worden de gronden van het bezwaar en beroep, die betrekking hebben op medische gegevens, op een aparte bijlage vermeld.

Artikel 88g

De artikelen 7:4, zesde lid, 8:29 en 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op stukken of inlichtingen die medische gegevens bevatten.

Artikel 88h

1. In afwijking van artikel 8:62 van de Algemene wet bestuursrecht vindt het onderzoek ter zitting, voor zover betrekking hebbend op medische gegevens, met gesloten deuren plaats.

2. In de uitnodiging als bedoeld in artikel 8:56 van de Algemene wet bestuursrecht wordt mededeling gedaan van het bepaalde in het vorige lid.

Artikel 88i

De toepassing van de artikelen 8:81 tot en met 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede de behandeling van het hoger beroep als bedoeld in artikel 18 Beroepswet geschiedt voor zover nodig met inachtneming van deze paragraaf.

BB

In artikel 90, eerste lid, vervalt de tweede volzin.

HOOFDSTUK 2. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL II

Ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds, bedoeld in artikel 72 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, komen, met inachtneming van artikel V en artikel 21a van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP:

a. de op grond van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP door het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel te betalen WAO-conforme uitkeringen, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkeringen door het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel verschuldigde premies, die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht;

b. de kosten die zijn verbonden aan de uitvoering van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP;

c. 90 procent van de uitgaven, daaronder tevens begrepen de uitvoeringskosten, ter zake van de aan de beroepsmilitair, bedoeld in artikel A1, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene militaire pensioenwet, alsmede de persoon die op grond van het tweede lid, onderdeel b, van dat artikel daaronder wordt begrepen, toegekende pensioenen wegens ziekte of gebreken bij een mate van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel E6, tweede lid, van laatstgenoemde wet, van ten minste 15 procent, met inachtneming van de eventuele verhoging en bijzondere verhoging op grond van de artikelen E7, E8 of E9 van laatstgenoemde wet;

d. de uitgaven, daaronder tevens begrepen de uitvoeringskosten, ter zake van de beroepsmilitair, bedoeld in artikel A1, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene militaire pensioenwet, alsmede de persoon die op grond van het tweede lid, onderdeel b, van dat artikel daaronder wordt begrepen, op grond van de voor hem geldende rechtspositieregeling inzake arbeidsongeschiktheid na ontslag toegekende uitkering overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, voor zover het een uitkering betreft in een periode die niet eerder ingaat dan na 52 weken, te rekenen vanaf de eerste dag waarop de arbeidsongeschiktheid is ontstaan.

e. de voorzieningen, vergoedingen en toelagen die overeenkomstig de artikelen 65, 65a en 65b van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering worden toegekend op grond van artikel 32 van de Wet privatisering ABP dan wel op grond van artikel 38 van die wet juncto artikel 32 van die wet;

f. de voorzieningen, vergoedingen en toelagen die overeenkomstig de artikelen 65, 65a en 65b van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering door Onze Minister van Defensie worden toegekend op grond van artikel X5 van de Algemene militaire pensioenwet aan personen die op grond van de Algemene militaire pensioenwet recht hebben op een pensioen ter zake van ziekte of gebreken als bedoeld in die wet, alsmede de uitvoeringskosten terzake;

g. de loonsuppletie die op grond van artikel 32 van de Wet privatisering ABP met overeenkomstige toepassing van artikel 60 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt toegekend aan personen die op grond van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP recht hebben op een WAO-conforme uitkering als bedoeld in die wet;

h. de loonsuppletie die op grond van artikel X5 van de Algemene militaire pensioenwet met overeenkomstige toepassing van artikel 60 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt toegekend aan personen die op grond van de Algemene militaire pensioenwet recht hebben op een pensioen ter zake van ziekte of gebreken als bedoeld in die wet, alsmede de uitvoeringskosten terzake;

i. de loonkostensubsidie die op grond van artikel 32 van de Wet privatisering ABP met overeenkomstige toepassing van artikel 62 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt toegekend aan werkgevers die een dienstbetrekking of daarmee gelijkgestelde arbeidsverhouding zijn aangegaan met een persoon die op grond van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP recht heeft op een WAO-conforme uitkering als bedoeld in die wet;

j. de kosten van opleiding of scholing die op grond van artikel 32 van de Wet privatisering ABP met overeenkomstige toepassing van artikel 64 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering worden gemaakt ten behoeve van een persoon die op grond van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP recht heeft op een WAO-conforme uitkering als bedoeld in die wet;

k. de kosten van opleiding of scholing die op grond van artikel X5 van de Algemene militaire pensioenwet met overeenkomstige toepassing van artikel 64 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering worden gemaakt ten behoeve van een persoon die op grond van de Algemene militaire pensioenwet recht heeft op een pensioen ter zake van ziekte of gebreken als bedoeld in die wet, alsmede de uitvoeringskosten terzake;

l. de reïntegratie-uitkeringen die op grond van artikel 32 van de Wet privatisering ABP overeenkomstig artikel 63 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering door het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel worden toegekend aan personen die op grond van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP recht hebben op een WAO-conforme uitkering als bedoeld in die wet;

m. de reïntegratie-uitkeringen die op grond van artikel X5 van de Algemene militaire pensioenwet overeenkomstig artikel 63 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering door Onze Minister van Defensie worden toegekend aan personen die op grond van de Algemene militaire pensioenwet recht hebben op een pensioen ter zake van ziekte of gebreken als bedoeld in die wet, alsmede de uitvoeringskosten terzake.

ARTIKEL III

Artikel 21a van de Wet financiële voorzieningen ABP wordt vervangen door een nieuw artikel, luidende:

Artikel 21a

In afwijking van artikel II van de Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, komen ten laste van het FAOP de uitgaven met betrekking tot:

a. gedurende de periode van vijf jaar te rekenen vanaf de dag waarop een WAO-conforme uitkering op grond van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP is ingegaan, de op grond van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP te betalen WAO-conforme uitkeringen, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkeringen door het FAOP verschuldigde premies die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht. Indien een WAO-conforme uitkering met overeenkomstige toepassing van artikel 43a, eerste lid, onderdeel b, van de WAO wordt toegekend, vangt de in de eerste volzin bedoelde periode van vijf jaar aan na het verstrijken van de wachttijd van 52 weken overeenkomstig artikel 19 van de WAO;

b. de in de in onderdeel a bedoelde periode door het FAOP gefinancierde kosten van opleiding of scholing, bedoeld in artikel 32 van de Wet privatisering ABP juncto artikel 64 van de WAO, van een persoon die op grond van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP recht heeft op een WAO-conforme uitkering;

c. gedurende een periode van zes jaar te rekenen vanaf de dag waarop de ingevolge artikel 32, eerste lid, van de Wet privatisering ABP verzekerde arbeidsongeschikt wordt, de door het FAOP toegekende:

1°. voorzieningen, bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Wet privatisering ABP juncto artikel 65, eerste lid, van de WAO;

2°. toelagen en vergoedingen, bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Wet privatisering ABP juncto artikel 65b van de WAO;

d. de uitvoering van de Wet arbeid gehandicapte werknemers, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van die wet.

ARTIKEL IV

In afwijking van artikel II, komen ten laste van Onze Minister van Defensie de uitgaven met betrekking tot:

a. gedurende de periode van vijf jaar te rekenen vanaf de dag waarop een in artikel II, onderdeel c, bedoeld pensioen is ingegaan, of een in artikel II, onderdeel d, bedoelde uitkering is ingegaan, de in artikel II, onderdeel c, bedoelde te betalen pensioenen en de in artikel II, onderdeel d, bedoelde te betalen uitkeringen, alsmede de op grond van enige wet over deze pensioenen en uitkeringen door Onze Minister van Defensie verschuldigde premies die niet op deze pensioenen in mindering kunnen worden gebracht;

b. de in de in onderdeel a bedoelde periode door Onze Minister van Defensie gefinancierde kosten van opleiding of scholing, bedoeld in artikel II, onderdeel k;

c. gedurende een periode van zes jaar te rekenen vanaf de dag waarop de beroepsmilitair arbeidsongeschikt wordt, de in artikel II, onderdeel f, bedoelde kosten van voorzieningen, vergoedingen en toelagen.

ARTIKEL V

De gelden gemoeid met de in artikel II, onderdelen g, h, i, j en k bedoelde reïntegratiemaatregelen die ten laste kunnen worden gebracht van het Arbeidsongeschiktheidsfonds worden voor het FAOP en Onze Minister van Defensie per kalenderjaar en per reïntegratiemaatregel door het Tijdelijk Instituut voor coördinatie en afstemming, onder goedkeuring van het College van toezicht sociale verzekeringen, gemaximeerd.

ARTIKEL VI

1. De in artikel 77 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering bedoelde basispremie is verschuldigd door:

a. de werkgever, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, met betrekking tot werknemers als bedoeld in artikel 22 van die wet;

b. Onze Minister van Defensie met betrekking tot militairen, bedoeld in artikel A 1, eerste lid, van de Algemene militaire pensioenwet en de persoon die op grond van het tweede lid van het laatstgenoemde artikel daaronder wordt begrepen, met inachtneming van artikel A 4 van laatstgenoemde wet.

2. De op grond van het eerste lid verschuldigde basispremie wordt door het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel, bedoeld in artikel 21 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, geheven bij de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde werkgevers. Het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering stort de op grond van de eerste volzin geheven basispremies in het Arbeidsongeschiktheidsfonds.

3. De artikelen 77 tot en met 77e van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zijn van overeenkomstige toepassing op het eerste lid. Voor de overeenkomstige toepassing van artikel 77, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt de zinsnede «het loon dat in het tijdvak waarover de betaling loopt, is genoten door de werknemer» gelezen: het loon, bedoeld in artikel 25 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP.

4. Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Defensie regels stellen met betrekking tot de vaststelling van het loon voor de in het derde lid bedoelde overeenkomstige toepassing van de artikelen 77 tot en met 77e van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

ARTIKEL VII

Onder uitkeringen, kosten van scholing en opleiding, voorzieningen, toelagen, vergoedingen en pensioenen als bedoeld in artikel 75d en in artikel 76f van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, in artikel 21a van de Wet privatisering ABP en in artikel IV van deze wet, worden uitsluitend verstaan, de uitkeringen, kosten van scholing en opleiding, voorzieningen, toelagen, vergoedingen en pensioenen die respectievelijk zijn ingegaan, gefinancierd en toegekend op of na de dag van inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL VIII

Deze wet wordt aangehaald als «Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen».

ARTIKEL IX

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven