24 692
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering betreffende het aanhangig maken van de zaak en de regeling van het onderzoek ter terechtzitting (herziening onderzoek ter terechtzitting)

nr. 9
AMENDEMENT VAN HET LID SCHUTTE

Ontvangen 12 maart 1997

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel II, onderdeel B, wordt in artikel 279 na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:

1a. De in het eerste lid bedoelde machtiging wordt schriftelijk verleend indien het betreft een aanbod tot het verrichten van onbetaalde arbeid als bedoeld in artikel 22c van het Wetboek van Strafrecht dan wel het afstand doen van een rechtsmiddel als bedoeld in het derde boek van het Wetboek van Strafvordering.

Toelichting

Dit amendement beoogt in de wet vast te leggen dat voor het aanbieden van en instemmen met het verrichten van onbetaalde arbeid en het afstand doen van een bepaald rechtsmiddel door de raadsman een uitdrukkelijke schriftelijke machtiging is vereist waaruit de instemming van de verdachte met het aanbod blijkt. Deze extra waarborg is nodig om zeker te stellen, dat de verdachte er uitdrukkelijk mee heeft ingestemd dat de raadsman ook ten aanzien van deze beide vergaande processuele bevoegdheden gemachtigd is namens hem op te treden ter terechtzitting.

Hoofdregel blijft, dat de advocaat in beginsel alle processuele bevoegdheden van de verdachte kan uitoefenen wanneer hij stelt namens de verdachte op te treden maar dat voor het doen van een aanbod voor het verrichten van onbetaald werk en het afstand doen van een bepaald rechtsmiddel een uitdrukkelijke schriftelijke machtiging van de verdachte is vereist.

Schutte

Naar boven