24 687
Wijziging van onder meer de Wet op de onderwijsverzorging in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 22 mei 1996

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I wordt «1 januari 1997» vervangen door: 1 augustus 1997, met dien verstande dat artikel 8, derde lid, eerste streepje, hoofdstuk III, titel 1 en artikel 47, vierde lid, vervallen met ingang van 1 januari 1997.

B

In artikel II wordt «blijft tot en met 31 december 1996 van overeenkomstige toepassing.» vervangen door: blijft tot en met 1 augustus 1997 van overeenkomstige toepassing, waarbij met ingang van 1 januari 1997 de rechtspersoon die het Centrum voor Innovatie van Opleidingen in stand houdt in alle uit die wet voortvloeiende rechten en verplichtingen ten aanzien van die instellingen treedt.

C

Onder vernummering van artikel III tot artikel IV wordt een nieuw artikel III ingevoegd, luidende:

ARTIKEL III

1. Op bezwaar en beroep met betrekking tot de toepassing van de op 31 december 1996 geldende bij of krachtens de Wet op de onderwijsverzorging gegeven voorschriften die betrekking hebben op de instelling, bedoeld in hoofdstuk III, titel I, van die wet, aangevangen voor 1 januari 1997, of aangevangen na die datum doch binnen de termijn, danwel aangevangen na die datum en na afloop van de termijn voor zover daarbij artikel 6:11 Algemene wet bestuursrecht van toepassing is verklaard, blijven de op 31 december 1996 geldende voorschriften van toepassing.

2. Met betrekking tot de op 31 december 1996 door het Rijk nog niet vastgestelde of uitgekeerde bedragen blijven van toepassing de op 31 december 1996 geldende bij of krachtens de Wet op de onderwijsverzorging gegeven voorschriften die betrekking hebben op de instelling, bedoeld in hoofdstuk III, titel I, van die wet.

Toelichting

Algemeen

De in de nota van wijziging opgenomen wijziging vloeit voort uit de vaststelling in de nota naar aanleiding van het verslag d.d. 7 mei 1996 van de Tweede Kamer, dat er aanleiding bestaat het wetsvoorstel zo aan te passen dat de werkingsduur van de Wet op de onderwijsverzorging wordt verruimd tot 1 augustus 1997. Met deze verruiming van de werkingsduur staat voor ogen voldoende ruimte te scheppen voor een zorgvuldige behandeling in de Staten-Generaal van de nieuwe wetgeving in verband met de schoolbegeleiding en de subsidiëring van landelijke onderwijsondersteunende activiteiten.

Als gevolg van de verruiming van de werkingsduur tot 1 augustus 1997 zal ten aanzien van het Instituut voor Onderzoek van het Onderwijs (SVO) een aparte voorziening moeten worden getroffen. Dit omdat het SVO, zoals in de memorie van toelichting op het wetsvoorstel reeds aangegeven, met ingang van 1 januari 1997 feitelijk ophoudt te bestaan. Deze voorziening houdt in dat in artikel 132, eerste lid, van de Wet op de onderwijsverzorging wordt opgenomen dat de bepalingen in die wet, die zien op het SVO, met ingang van 1 januari 1997 komen te vervallen. Deze bepalingen zijn artikel 8, derde lid, eerste streepje, de artikelen 34 tot en met 37 (hoofdstuk III, titel 1 'Instituut voor Onderzoek van het Onderwijs') en artikel 47, vierde lid.

De verruiming van de werkingsduur van de Wet op de onderwijsverzorging werkt ook door in de regeling die is getroffen ten aanzien van de landelijke ondersteuningsinstellingen, bedoeld in de Kaderwet volwasseneneducatie 1991, in achtereenvolgens artikel 12.3.13 van de Wet educatie beroepsonderwijs en artikel II van het onderhavige wetsvoorstel. De in artikel 12.3.13 bedoelde regeling dient te worden verlengd tot 1 augustus 1997.

In verband met de verruiming van de werkingsduur van de Wet op de onderwijsverzorging dienen tevens de wetsvoorstellen over de schoolbegeleiding en de subsidiëring van landelijke onderwijsondersteunende activiteiten te worden aangepast. Met deze technische wijzigingen zal worden gewacht tot het moment dat de Tweede Kamer het verslag heeft vastgesteld bij de behandeling van deze wetsvoorstellen.

De ondertekening van deze toelichting geschiedt mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikelsgewijs

B

In dit onderdeel wordt – naast de verruiming van de werkingsduur van de Wet op de onderwijsverzorging – tevens geregeld dat het Centrum voor Innovatie van Opleidingen (CINOP) met ingang van 1 januari als rechtsopvolger optreedt van de landelijke ondersteuningsinstellingen, bedoeld in de Kaderwet volwasseneneducatie 1991. Deze bepaling is nodig omdat die landelijke ondersteuningsinstellingen, het Landelijk studie- en ontwikkelingscentrum voor volwasseneneducatie en het Centrum Innovatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, met ingang van 1 januari tezamen opgaan in het CINOP.

C

Dit onderdeel is noodzakelijk in het licht van de regeling in onderdeel A. Nu in onderdeel A wordt bepaald dat de werkingsduur van de Wet op de onderwijsverzorging wat betreft het SVO wordt verlengd tot 1 januari 1997, maar voor het overige tot 1 augustus 1997, dienen in verband hiermee in het onderhavige wetsvoorstel overgangsbepalingen te worden opgenomen omtrent bezwaar en beroep alsmede omtrent afhandeling van aanspraken. Deze overgangsbepalingen hebben de status van een vangnetbepaling.

De betekenis van het tweede lid van artikel III is dat op basis van de oorspronkelijke regeling ten behoeve van de afrekening nog beschikkingen genomen kunnen worden, voor zover dat nog niet is gebeurd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

Naar boven