nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
wijziging van onder meer de Wet op de onderwijsverzorging in verband met de
verlenging van de werkingsduur van die wet.
De memorie van toelichting (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt,
bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
16 april 1996
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de werkingsduur
van de Wet op de onderwijsverzorging te verlengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op de onderwijsverzorging wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 132, eerste lid, komt te luiden:
1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1987 en vervalt
met ingang van 1 januari 1997.
ARTIKEL II
De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 12.3.13 wordt «blijft tot en met 31 juli 1996 van overeenkomstige
toepassing» vervangen door: blijft tot en met 31 december 1996 van overeenkomstige
toepassing.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 augustus 1996.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,