Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24684 nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24684 nr. 4 |
Vastgesteld 31 mei 1996
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1, belast met het voorbereidend onderzoek, brengt van haar bevindingen als volgt verslag uit. Onder het voorbehoud dat de regering de daarin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling genoegzaam voorbereid.
De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Gezondheidswet in verband met de continuering van de Gezondheidsraad. Met de Raad van State zijn zij van mening dat de Gezondheidsraad, naast wetenschappelijk instituut, ook als adviescollege kan worden beschouwd. Zij vragen waarom, in het geval van een adviserend rapport van de Gezondheidsraad, toch over «rapport» moet worden gesproken, terwijl de status van dat «rapport» gelijk is aan die van «advies» zoals bedoeld in de Kaderwet en de Wet openbaarheid van bestuur. Waarom zou de Gezondheidsraad niet zowel «rapporten» als «adviezen» de wereld in mogen sturen? De leden van de fractie van de PvdA wensen in dit licht te vernemen of deze rapporten en adviezen (adviserende rapporten) al dan niet ongevraagd mogen worden uitgebracht door de Gezondheidsraad en zo ja, of dat dan alleen aan de minister kan of tevens aan de Kamer. Het laatste zou de sterke voorkeur van deze leden hebben, daar zij het noodzakelijk vinden op de hoogte te zijn van ontwikkelingen in de gezondheidszorg en volksgezondheid die door de Gezondheidsraad belangrijk worden geacht.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel, dat de hernieuwde instelling van de Gezondheidsraad als specialistisch-wetenschappelijk adviescollege beoogt te verwezenlijken. Zij kunnen met de hoofdlijnen er van, onder bepaalde voorwaarden instemmen. De CDA-fractieleden missen door de gefragmenteerde behandeling van wetsvoorstellen «in het kader van de Raad op Maat-discussie» een helder inzicht in de positie van de nieuw in te stellen Gezondheidsraad ten opzichte van andere organen binnen de volksgezondheid, vooral waar het de adviestaak aangaat. Kan de minister meer duidelijkheid verschaffen, gelet op de positionering van de Raad voor de Volksgezondheid en de zorggerelateerde dienstverlening (RVZD), de Ziekenfondsraad en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid? Kan de minister in dit kader ook bevestigen, dat de Gezondheidsraad niet het geschikte forum is om te adviseren over vraagstukken met sterke ethische, maatschappelijke en politieke implicaties? Ook hechten deze leden er aan, dat de minister nog specifieker ingaat op punt 1 van het advies van de Raad van State over de Gezondheidsraad als adviescollege, vooral waar het betreft het aanmerken van de Gezondheidsraad als vast college van advies in de zin van artikel 79 van de Grondwet.
De CDA-fractieleden kunnen er mee instemmen, dat rapporten, die geen adviezen bevatten, per 1 januari 1997 toch gelijkgesteld zullen worden aan adviezen. Kan de minister de redenering in de memorie van toelichting, om rapporten van de Gezondheidsraad gelijk te stellen aan adviezen, minder gekunsteld en meer overtuigend onderbouwen? Is het eventueel de bedoeling om ook van andere organen in de gezondheidszorg de rapporten te zijner tijd als adviezen aan te merken? Zo ja, bij welke organen? Waarom spreekt de minister op bladzijde 2 van de toelichting echter over «nu veelal geen sprake is van beleidsadviezen»? Is het uitbrengen van die beleidsadviezen nu juist geen RVZD-taak? Is het, in navolging van de Raad van State, toch niet verstandig om de openbaarheid van rapporten van de Gezondheidsraad met een afzonderlijke bepaling (bij voorbeeld analoog aan artikel 7 van de ontwerp-Wet op de RIVM) meer specifiek te regelen dan tot nu toe is gebeurd?
Uiteraard zal de Kamer te zijner tijd ook graag tijdig en rechtstreeks worden ingelicht over de overeengekomen taakverdeling tussen de voorzitter en de vice-voorzitters, dan wel wijzigingen hierin. De CDA-fractieleden kunnen zich er mede verenigen, dat de secretaris voor zijn werkzaamheden voor de nieuwe Gezondheidsraad uitsluitend verantwoording schuldig is aan de voorzitter van die raad. Is die bepaling ook van toepassing op de jaarlijkse vaststelling van het werkprogramma van de Gezondheidsraad?
Zal de nieuwe Gezondheidsraad ten slotte beschikken over een Reglement van Orde en zullen oude reglementen, zoals die van de huidige Nationale Raad van de Volksgezondheid, ook per 1 januari 1997 worden ingetrokken?
Het is de leden van de VVD-fractie duidelijk geworden dat de Gezondheidsraad, in tegenstelling tot eerdere voornemens, niet buiten de Kaderwet adviescolleges kon worden gehouden. Deze leden vragen dan ook of, indien de regering in een eerdere fase van voorbereiding van de adviesstructuur voor de volksgezondheid de Gezondheidsraad binnen het kader van de discussie rond de Kaderwet had geplaatst, zij tot een andere positionering of vormgeving van de Gezondheidsraad was gekomen. Deze vraag wordt met meer nadruk gesteld, aangezien het deze leden is opgevallen dat de regering na het overleg van 11 oktober 1995 niet met een voortgangsnotitie is gekomen over de positionering (van de taken) van de Gezondheidsraad. Is de opmerking van deze leden juist dat het positioneren van de taken van de Gezondheidsraad nog voorwerp van overleg zou zijn? Zo ja, is dit overleg nog gevoerd en met wie?
Kan de regering alsnog de positionering van de taken van de Gezondheidsraad geven, met name waar het de relatie betreft met de verschillende ministeries en de Raad voor de Volksgezondheid en zorggerelateerde dienstverlening en andere (wetenschappelijke) (advies)- organen zoals bij voorbeeld de Raad voor Gezondheidsonderzoek en het RIVM? Dit zowel ten aanzien van de organisatie en verhoudingen onderling als de problematiek waarover het adviseert c.q. rapporteert.
Deze leden vragen of met het van toepassing zijn van de Kaderwet adviescolleges op de Gezondheidsraad niet het beeld kan ontstaan dat de Gezondheidsraad tevens een adviescollege in feitelijke zin wordt zoals de RVZ. Deze vraag is te meer van belang omdat de staatsecretaris van Binnenlandse Zaken bij de behandeling van het wetsvoorstel Kaderwet adviescolleges in de Tweede kamer op 2 april 1996 zei: «Het is waar dat wij oorspronkelijk van plan waren om de Gezondheidsraad om te vormen tot een wetenschappelijk instituut met een wettelijke basis». De leden van de VVD-fractie begrijpen uit het advies van de Raad van State dat dit «omvormen» bij hem geen genade vond. Is de indruk van deze leden juist dat het mislukte «omvormen» slechts een formele aanpassing betreft maar dat de taken van de Gezondheidsraad en het inhoud geven aan deze taken dezelfde blijven als oorspronkelijk in de bedoeling van de regering lag? Kunnen de Gezondheidsraad en de RVZ ook gevraagd worden gezamenlijk advies uit te brengen? De leden van de VVD-fractie wijzen dan bij voorbeeld op medisch-ethische kwesties. De leden van de VVD-fractie verwijzen naar een interview in Graadmeter van 1 april 1996 met Prof.dr. Sixma, de nieuwe voorzitter van de Gezondheidsraad, waarin deze meldt dat de Gezondheidsraad niet zelf de ethische toetsing van de Centrale Ethische Commissie moet doen. Graag vernemen deze leden de mening van de regering in deze.
Zij vragen of de Gezondheidsraad bij voorbeeld ook adviezen uit kan brengen over sociaal-economische gezondheidsverschillen? Heeft de Gezondheidsraad dezelfde mogelijkheden als de adviesorganen om op grond van de Kaderwet adviescolleges gezamenlijk advies uit te brengen, zo vragen deze leden. Wordt het werkprogramma van de Gezondheids- raad ook aan de Rijksbegroting toegevoegd?
De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennis genomen van de wijziging van de Gezondheidswet die noodzakelijk is vanwege de Kaderwet adviescolleges. Deze leden delen de mening van het kabinet dat de Gezondheidsraad in relevante opzichten niet vergelijkbaar is met andere «gewone» adviescolleges. De Gezondheidsraad is immers geen maatschappelijk adviesorgaan, maar een wetenschappelijk adviesorgaan. Daarom is ook afgeweken op een aantal punten van de Kaderwet adviescolleges. In hoeverre acht de regering de Gezondheids- raad vergelijkbaar met de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), die ook onder artikel 79 van de Grondwet valt? Op welke punten verschillen deze organen van elkaar?
De leden van de D66-fractie stellen vast dat in de Kaderwet is vastgelegd dat de minister de leden van het adviescollege aanzoekt en hen benoemt. Is er een inhoudelijk argument te geven om af te wijken van de huidige procedure: de Raad benoemt zijn eigen leden en de minister bekrachtigt? Ligt het in de rede dat in de praktijk de minister weliswaar formeel de leden aanzoekt, maar materieel dit overlaat aan de Gezondheidsraad? Hoe verhoudt het aanzoeken van leden voor de Gezondheidsraad zich tot het aangenomen amendement nr. 17 bij de Kaderwet adviescolleges, welke inhoudt dat vacatures verplicht bekend dienen te worden gemaakt bij voorbeeld in de Staatscourant. Door wie en op welke wijze wordt er dan geselecteerd?
Bovendien vragen de leden van de D66-fractie de regering of zij het gewenst acht om op voorhand het aantal leden van de commissies aan een maximum te verbinden. Het valt immers niet uit te sluiten dat er in de toekomst een zodanige ontwikkeling is van een wetenschapsgebied wat een zodanig multidisciplinair karakter heeft, dat meer commissieleden noodzakelijk zijn om een advies tot stand te brengen. Dit geldt mutatis mutandis voor de maximering van raadsleden. Kan de regering de ratio van die maximering geven?
De leden van de fractie van D66 constateren dat de Gezondheidswet niets regelt over de vaststelling van het werkprogamma. Dit impliceert dat de Kaderwet dan geldt en dat de minister dus het werkprogramma vaststelt. Dit wijkt af van hetgeen tot nu toe gebruikelijk is, aangezien in de huidige situatie de voorzitter van de Gezondheidsraad het werkpro- gramma vaststelt, uiteraard rekening houdend met de wensen van het ministerie. Zou het kabinet kunnen mededelen waarom hiervan is afgeweken? Kan zij tevens berichten op welke wijze inhoud zal worden gegeven aan deze nieuwe taak? In hoeverre kan de Gezondheidsraad nog ongevraagde adviezen uitgeven? Biedt artikel 17 van de Kaderwet daarvoor voldoende mogelijkheden? Op welke wijze wordt met het vaststellen van het werkprogramma rekening gehouden met de signaleringstaak – overigens een niet onbelangrijke, omvangrijke taak – van de Gezondheidsraad opdat zij die naar behoren kan blijven vervullen. Hoe zal de prioriteitstelling van werkzaamheden plaatsvinden indien het parlement een verzoek indient bij de Gezondheidsraad?
De leden van de fractie van D66 merken op dat volgens de Kaderwet adviescolleges mede-ondertekening door de minister van Binnenlandse Zaken is vereist. Hieraan is niet voldaan. Wordt dit alsnog geregeld?
De leden van de fractie van de RPF hebben met veel belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Een wetsvoorstel dat, zo begrijpen zij, niet gericht is op de instelling van een nieuwe raad, maar op een voortzetting van de huidige raad, zij het met een andere taakstelling. De Gezondheidsraad zou een specialistisch-wetenschappelijk adviescollege van de regering moeten worden. Deze leden vragen wat in dit verband onder een «adviescollege» moeten worden verstaan, omdat zij de indruk krijgen dat de Gezondsheidsraad eerder een voorlichtings- dan een adviesfunctie zal krijgen.
De leden van de fractie van de RPF vragen in hoeverre de huidige leden van de Gezondheidsraad in de sollicitatieprocedure zijn betrokken. Hoe zal deze procedure verlopen? Zij kunnen zich voorstellen dat bij de samenstelling van de raad niet alleen op grond van deskundigheid zal worden gekozen, maar – gelet op de diversiteit van de problematiek die in de raad aan de orde komt – ook wordt gekeken naar de maatschappelijke pluriformiteit.
De leden van de fractie van de RPF hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel van de Raad van State om de Gezondheidsraad zowel de regering als de Staten-Generaal te laten voorlichten over wetenschappelijke onderwerpen. Hoewel de rapporten van de (huidige) Gezondheidsraad ook ter kennisneming van de Tweede Kamer worden gebracht, kunnen deze leden zich voorstellen dat een vaste of een tijdelijke kamercommissie zich tot de Gezondheidsraad richt met het verzoek om een rapport over een onderwerp betreffende de gezondheidszorg uit te brengen. Wordt deze mogelijkheid uitgesloten? Zo ja, waarom? Tevens vragen deze leden om een overzicht van de aandachtsgebieden die de Gezondheidsraad regardeert.
Ten aanzien van de samenstelling van de commissie vragen zij waarom, overeenkomstig artikel 24, de commissie uit hoogstens vijftien leden mag bestaan.
Artikel I (artikel 21, tweede lid)
De leden van de CDA-fractie merken op dat dit lid het aantal leden van de raad maximeert op 160. Is er, gezien het grote aantal commissies en gelet op de recente verbreding van het werkterrein, waarbij tevens te denken valt aan de advisering met betrekking tot aanvragen voor vergunningen tot het verrichten van bevolkingsonderzoek (VWS), de incorporering van de Werkgroep van Deskundigen (SozaW) en de wetenschappelijke adviestaak van de voormalige Voedingsraad, niet veeleer behoefte aan een uitbreiding van dit aantal?
Onder verwijzing naar het gestelde in artikel 10 van de Kaderwet adviescolleges rijst nog de vraag waarom in het voorliggende wetsvoorstel inzake de benoeming van leden van de Gezondheidsraad wordt afgeweken van de thans geldende procedure, waarbij deze leden, met het oog op een waarborging van de noodzakelijke onafhankelijkheid, worden benoemd op voordracht van de voorzitter van de Gezondheidsraad. De leden van de CDA-fractie missen tot nu toe een verantwoorde onderbouwing van die procedurele wijziging.
Kan het gegeven, dat iets vanzelfsprekend wordt geacht, voldoende reden zijn om een (daartoe strekkende) bepaling in een wetsvoorstel achterwege te laten, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Deze leden vragen of leden van de Gezondheidsraad tevens lid kunnen zijn van een ander adviesorgaan op het gebied van de volksgezondheid?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom, anders dan geregeld in de Kaderwet, de vice-voorzitters ook bij koninklijk besluit kunnen worden benoemd. Zij vragen dit tegen de achtergrond dat, hoewel de Gezondheidsraad volgens de memorie van toelichting nooit voltallig bijeen is, de Gezondheidsraad in formele zin wel één geheel vormt en zich in die zin ook niet onderscheidt van andere adviesorganen. Wordt deze regeling van benoeming van vice-voorzitters ook bij enig ander adviesorgaan op deze wijze geregeld?
De leden van de VVD-fractie vragen of minister en parlement, bij een verzoek om een rapport, aan de Gezondheidsraad kunnen vragen om ofwel een rapport met het louter presenteren van de feiten en inzichten, dan wel tevens om een weging van de feiten en inzichten? Of is het aan de Gezondheidsraad om zelfstandig te bepalen of zij een wetenschappelijk oordeel toevoegt aan de gepresenteerde feiten en inzichten? De leden van de VVD-fractie vragen of het in de bedoeling ligt dat de Gezondheidsraad ook verschillende beleidsopties kan aandragen met de mogelijke consequenties van deze opties.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de ratio is om in artikel 24, tweede lid, het aantal leden van commissies te beperken tot ten hoogste 14.
Geldt voor de ingestelde commissies, aangezien deze op grond van artikel 26 van het voorliggend wetsvoorstel de bevoegdheid hebben zelfstandig advies uit te brengen, ook artikel 12, derde lid van de Kaderwet terzake de evenredige vertegenwoordiging, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Zij vragen voorts of er in het verleden ook onderwerpen in een groter verband van de Gezondheidsraad dan alleen binnen één commissie zijn behandeld. Zo ja, welke type onderwerpen komen doorgaans in een meer plenair verband aan de orde?
Vermeld wordt dat de voorzitter van de Gezondheidsraad de inhoud van een rapport van de commissies niet kan wijzigen, maar zo nodig daar in de aanbiedingsbrief wel iets over kan zeggen. Hoe moeten de leden van de VVD-fractie deze bevoegdheid van «iets zeggen» opvatten? Is dit een toetsende rol van de voorzitter? Zo ja, hoever gaat deze toetsende rol? Kan dit bij voorbeeld ook een toegevoegd wetenschappelijk oordeel zijn terwijl het rapport louter een presentatie van feiten en inzichten is?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de secretaris uitsluitend verantwoording schuldig is aan de voorzitter. Deze leden stellen deze vraag tegen de achtergrond dat, hoewel de Gezondheidsraad volgens de memorie van toelichting nooit voltallig bijeen zal zijn, de Gezondheids- raad in formele zin wel één geheel vormt.
De leden van de VVD-fractie veronderstellen ten slotte dat de regering de verwijzingen in voorliggend wetsvoorstel naar de Kaderwet adviescolleges met een nota van wijziging zal aanpassen aan de nieuwe artikelnummering van de Kaderwet adviescolleges.
Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Schutte (GPV), Van Nieuwenhoven (PvdA), voorzitter, Van der Heijden (CDA), ondervoorzitter, Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), M.M.H. Kamp (VVD), Doelman-Pel (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Versnel-Schmitz (D66), Middel (PvdA), Leerkes (U55+), Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels), Fermina (D66), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Marijnissen (SP), Essers (VVD), Oudkerk (PvdA), Cherribi (VVD), Sterk (PvdA), Van Boxtel (D66), Van Vliet (D66) en Van Blerck-Woerdman (VVD).
Plv. leden: Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van der Vlies (SGP), Lilipaly (PvdA), Esselink (CDA), Rijpstra (VVD), Voûte-Droste (VVD), Smits (CDA), Dijksman (PvdA), Houda (PvdA), Beinema (CDA), Van den Bos (D66), Vreeman (PvdA), Rouvoet (RPF), Boogaard (groep-Nijpels), Van Waning (D66), Sipkes (GroenLinks), De Jong (CDA), vacature (CD), Passtoors (VVD), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), J.M. de Vries (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Bremmer (CDA), Bakker (D66) en Cornielje (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24684-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.