24 683
Wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake schoolbegeleiding (regeling schoolbegeleiding)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake schoolbegeleiding (regeling schoolbegeleiding).

De memorie van toelichting (en bijlagen), die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

12 april 1996

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is wettelijke regels te stellen betreffende de verantwoordelijkheid van gemeentebesturen voor schoolbegeleiding en voor de instandhouding van schoolbegeleidingsdiensten; dat het tevens wenselijk is daartoe tijdelijk een wettelijke basis te bieden voor een specifieke uitkering voor de subsidiëring van schoolbegeleidingsactiviteiten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WBO

De Wet op het basisonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 11, derde lid, wordt «een instelling uit de onderwijsverzorging» vervangen door: een schoolbegeleidingsdienst als bedoeld in artikel 113.

B

In artikel 48, eerste lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in de Wet op de onderwijsverzorging (Stb. 1986, 635)» vervangen door: het verrichten van werkzaamheden op het terrein van de schoolbegeleiding als bedoeld in artikel 113.

C

In artikel 51a worden de woorden «en de onderwijsverzorging ten behoeve daarvan» vervangen door: en de schoolbegeleiding ten behoeve daarvan.

D

In artikel 111a, eerste lid, wordt de zinsnede «in een regio die op grond van artikel 24, eerste lid, van de Wet op de onderwijsverzorging (Stb. 1986, 635) ten behoeve van een schoolbegeleidingsdienst is vastgesteld,» vervangen door: in een bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regio.

E

Artikel 113 komt te luiden:

Artikel 113. Schoolbegeleiding

1. Het gemeentebestuur draagt al of niet in samenwerking met een of meer andere gemeentebesturen zorg voor de instandhouding van een schoolbegeleidingsdienst.

2. De schoolbegeleidingsdienst gaat uit van een gemeente of een andere rechtspersoon die krachtens de doelstelling en gezien de activiteiten niet het maken van winst beoogt.

3. De schoolbegeleidingsdienst heeft tot taak het ten behoeve van elke school en uitgaande van de in elk van de scholen aanwezige behoeften op verzoek van het bevoegd gezag van die scholen verrichten van begeleidingsactiviteiten, ontwikkelingsactiviteiten, advisering, informatieverstrekking en evaluatie, alsmede van activiteiten die dienen tot bevordering van een optimale schoolloopbaan van leerlingen.

4. De schoolbegeleidingsdienst beschikt in ieder geval over deskundigen op de volgende terreinen: onderwijskunde, pedagogiek, orthopedagogiek, psychologie en organisatiekunde.

5. De gemeenteraad stelt jaarlijks vast:

a. de omvang van de voor schoolbegeleiding bestemde middelen,

b. welk deel van de voor schoolbegeleiding bestemde middelen wordt besteed aan door de schoolbegeleidingsdienst te verrichten activiteiten die aansluiten bij doelstellingen van lokaal onderwijsbeleid, en

c. de criteria waaraan de scholen moeten voldoen om voor door de schoolbegeleidingsdienst te verrichten activiteiten als bedoeld in onderdeel b in aanmerking te komen,

met dien verstande dat de vaststelling van de onderdelen b en c niet geschiedt dan na op overeenstemming gericht overleg met de bevoegde gezagsorganen van alle scholen.

6. Tijdens het in het vijfde lid bedoelde overleg kan de gemeenteraad de Onderwijsraad verzoeken een advies uit te brengen over de vaststelling van het bepaalde in het vijfde lid, onderdelen b en c, in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting. Het verzoek wordt gedaan indien een bevoegd gezag hierom heeft gevraagd dan wel uit eigener beweging. Het verzoek bevat een omschrijving van de onderwerpen waarover advies wordt verwacht. Het advies wordt binnen vier weken uitgebracht aan de gemeenteraad. Het advies wordt bekend gemaakt tezamen met het besluit, bedoeld in het vijfde lid. Artikel 4:20 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

7. De rechtspersoon, bedoeld in het tweede lid, en het personeel van de schoolbegeleidingsdienst zijn gehouden aan de inspectie alle gevraagde inlichtingen te geven omtrent de verrichting van de in het derde en vijfde lid, onder b, bedoelde activiteiten ten behoeve van de scholen.

F

In de inhoudsopgave wordt de aanduiding van artikel 113 vervangen door:

Artikel 113. Schoolbegeleiding.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE ISOVSO

De Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 19, vierde lid, wordt «een instelling uit de onderwijsverzorging» vervangen door: een schoolbegeleidingsdienst als bedoeld in artikel 108a.

B

In artikel 32a worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt «op voorstel van de regionaal werkzame schoolbegeleidingsdiensten als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de onderwijsverzorging» vervangen door: op voorstel van de schoolbegeleidingsdiensten, bedoeld in artikel 108a.

2. In het tweede lid wordt «een regio als bedoeld in artikel 24 van de Wet op de onderwijsverzorging» vervangen door: een bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regio.

C

In artikel 56, eerste lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in de Wet op de onderwijsverzorging (Stb. 1986, 635)» vervangen door: het verrichten van werkzaamheden op het terrein van de schoolbegeleiding als bedoeld in artikel 108a.

D

In artikel 59a worden de woorden «en de onderwijsverzorging ten behoeve daarvan» vervangen door: en de schoolbegeleiding ten behoeve daarvan.

E

In artikel 107a, eerste lid, wordt de zinsnede «in een regio die op grond van artikel 24, eerste lid, van de Wet op de onderwijsverzorging (Stb. 1986, 635) ten behoeve van een schoolbegeleidingsdienst is vastgesteld,» vervangen door: in een bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regio.

F

Na artikel 108 wordt een nieuw artikel 108a ingevoegd, luidende:

Artikel 108a. Schoolbegeleiding

1. Het gemeentebestuur draagt al of niet in samenwerking met een of meer andere gemeentebesturen zorg voor de instandhouding van een schoolbegeleidingsdienst.

2. De schoolbegeleidingsdienst gaat uit van een gemeente of een andere rechtspersoon die krachtens de doelstelling en gezien de activiteiten niet het maken van winst beoogt.

3. De schoolbegeleidingsdienst heeft tot taak het ten behoeve van elke school en uitgaande van de in elk van de scholen aanwezige behoeften op verzoek van het bevoegd gezag van die scholen verrichten van begeleidingsactiviteiten, ontwikkelingsactiviteiten, advisering, informatieverstrekking en evaluatie, alsmede van activiteiten die dienen tot bevordering van een optimale schoolloopbaan van leerlingen.

4. De schoolbegeleidingsdienst beschikt in ieder geval over deskundigen op de volgende terreinen: onderwijskunde, pedagogiek, orthopedagogiek, psychologie en organisatiekunde.

5. De gemeenteraad stelt jaarlijks vast:

a. de omvang van de voor schoolbegeleiding bestemde middelen,

b. welk deel van de voor schoolbegeleiding bestemde middelen wordt besteed aan door de schoolbegeleidingsdienst te verrichten activiteiten die aansluiten bij doelstellingen van lokaal onderwijsbeleid, en

c. de criteria waaraan de scholen moeten voldoen om voor door de schoolbegeleidingsdienst te verrichten activiteiten als bedoeld in onderdeel b in aanmerking te komen,

met dien verstande dat de vaststelling van de onderdelen b en c niet geschiedt dan na op overeenstemming gericht overleg met de bevoegde gezagsorganen van alle scholen.

6. Tijdens het in het vijfde lid bedoelde overleg kan de gemeenteraad de Onderwijsraad verzoeken een advies uit te brengen over de vaststelling van het bepaalde in het vijfde lid, onderdelen b en c, in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting. Het verzoek wordt gedaan indien een bevoegd gezag hierom heeft gevraagd dan wel uit eigener beweging. Het verzoek bevat een omschrijving van de onderwerpen waarover advies wordt verwacht. Het advies wordt binnen vier weken uitgebracht aan de gemeenteraad. Het advies wordt bekend gemaakt tezamen met het besluit, bedoeld in het vijfde lid. Artikel 4:20 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

7. De rechtspersoon, bedoeld in het tweede lid, en het personeel van de schoolbegeleidingsdienst zijn gehouden aan de inspectie alle gevraagde inlichtingen te geven omtrent de verrichting van de in het derde en vijfde lid, onder b, bedoelde activiteiten ten behoeve van de scholen.

G

In de inhoudsopgave wordt na de aanduiding van artikel 108 toegevoegd:

Artikel 108a. Schoolbegeleiding.

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WVO

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 53b, eerste lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in de Wet op de onderwijsverzorging (Stb. 1986, 635)» vervangen door: het verrichten van werkzaamheden op het terrein van de schoolbegeleiding als bedoeld in de artikelen 113 van de Wet op het basisonderwijs en 108a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs.

B

In artikel 75d worden de woorden «en de onderwijsverzorging ten behoeve daarvan» vervangen door: en de schoolbegeleiding als bedoeld in de artikelen 113 van de Wet op het basisonderwijs en 108a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs ten behoeve daarvan.

C

In artikel 102b, eerste lid, wordt de zinsnede «in een regio die op grond van artikel 24, eerste lid, van de Wet op de onderwijsverzorging (Stb. 1986, 635) ten behoeve van een schoolbegeleidingsdienst is vastgesteld,» vervangen door: in een bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regio.

ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE WET PRIVATISERING ABP

De Wet privatisering ABP wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 2, eerste lid, onderdeel c, wordt vervangen door een nieuw onderdeel c1, luidende:

c1. in dienst is van en werkzaam bij een privaatrechtelijk lichaam dat ingevolge artikel 113 van de Wet op het basisonderwijs en artikel 108a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs het verlenen van schoolbegeleiding tot taak heeft, en die bezoldigd of beloond wordt rechtstreeks ten laste van dat lichaam;

ARTIKEL V. OVERIGE BEPALINGEN

TITEL A. REGELING SPECIFIEKE UITKERING SCHOOLBEGELEIDING

Artikel A1. Begripsbepalingen

Tenzij anders is bepaald, wordt in de titels A en B verstaan onder:

a. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

b. schoolbegeleidingsdienst: de rechtspersoon, bedoeld in de artikelen 113, tweede lid, van de Wet op het basisonderwijs en 108a, tweede lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs.

Artikel A2. Specifieke uitkering

1. Uit 's Rijks kas wordt onder de bij deze wet, de Wet op het basisonderwijs en de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs gestelde voorwaarden met ingang van 1 januari 1998 jaarlijks een specifieke uitkering verstrekt aan de gemeenten ter tegemoetkoming in de kosten voor schoolbegeleiding als bedoeld in de artikelen 113 van de Wet op het basisonderwijs en 108a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs.

2. De hoogte van de specifieke uitkering wordt bepaald op de grondslag van het totale aantal leerlingen dat op 1 oktober 1996 op de scholen, bedoeld in de Wet op het basisonderwijs, en op de scholen en instellingen, bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, staat ingeschreven in elke gemeente en een bedrag per leerling. Indien het aantal leerlingen in een gemeente na 1 oktober 1996 verandert als gevolg van een wijziging van de grenzen van de desbetreffende gemeente kan Onze Minister met het oog op de berekening in de vorige volzin het aantal leerlingen in overeenstemming brengen met het aantal leerlingen bij de aanvang van het kalenderjaar na dat waarin die grenzen zijn gewijzigd.

3. Bij ministeriële regeling wordt jaarlijks voor 1 oktober het bedrag per leerling vastgesteld voor het komende kalenderjaar.

Artikel A3. Controle en terugvordering

1. Binnen tien maanden na afloop van het kalenderjaar waarover de specifieke uitkering is toegekend, legt het gemeentebestuur een verklaring van een accountant, als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, over aan Onze Minister, waaruit blijkt in hoeverre de toegekende uitkering is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet.

2. Indien de in het eerste lid bedoelde gegevens voldoende blijken uit de vastgestelde rekening van de gemeente, kan worden volstaan met de toezending aan Onze Minister van de rekening, voorzien van een verklaring als bedoeld in het eerste lid.

3. Voor zover niet uit de verklaring, bedoeld in het eerste lid, of uit de rekening, bedoeld in het tweede lid, blijkt dat de uitkering is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet, vordert Onze Minister het betreffende bedrag terug.

Artikel A4. Leerlingaantal schoolbegeleidingsdienst

1. Tot 1 januari 2002 begeleidt een schoolbegeleidingsdienst een zodanig aantal scholen als bedoeld in artikel A2, tweede lid, dat die scholen tezamen door ten minste 20 000 leerlingen worden bezocht.

2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover het betreft op 31 december 1996 bestaande schoolbegeleidingsdiensten, bedoeld in Hoofdstuk II, Titel II, van de Wet op de onderwijsverzorging zoals die luidde op die datum, waarvan de scholen op die datum werden bezocht door een kleiner aantal leerlingen.

Artikel A5. Expiratie

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2002.

TITEL B. OVERGANGSRECHT

Artikel B1. Gevolgen voor bestaande instellingen

1. Tot 1 januari 1998 blijven op de schoolbegeleidingsdiensten bedoeld in Hoofdstuk II, Titel II, van de Wet op de onderwijsverzorging, zoals die luidde op 31 december 1996, van kracht alle op 31 december 1996 geldende bij of krachtens die wet gegeven voorschriften.

2. In afwijking van het eerste lid blijven de artikelen 4, 6, 20 tot en met 22, Hoofdstuk II, Titel II, paragraaf 2, artikel 53, derde lid, Hoofdstuk VI, en de artikelen 103 en 118 van de Wet op de onderwijsverzorging, voor zover deze artikelen, deze paragraaf en dit Hoofdstuk betrekking hebben op schoolbegeleidingsdiensten, tot 1 augustus 1997 van kracht.

3. Bij ministeriële regeling kunnen, voor zover dat van belang is in verband met de regeling ten aanzien van de schoolbegeleiding waarin wordt voorzien met ingang van 1 januari 1998, regels worden gegeven omtrent de uitvoering van het eerste lid, zo nodig in afwijking van het bepaalde bij of krachtens deze wet, de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs of de Wet op de onderwijsverzorging, zoals die luidde op 31 december 1996.

Artikel B2. Overgang personeel

1. Na het verstrijken van de in artikel B1, eerste lid, bedoelde periode, verklaart een in dat lid bedoelde schoolbegeleidingsdienst, zolang door deze en de daarvoor in aanmerking komende personeelsorganisaties nog niet anders is overeengekomen, ten aanzien van zijn personeel van overeenkomstige toepassing:

a. de regelingen die gelden voor het personeel dat werkzaam is in de sector Onderwijs en Wetenschappen, bedoeld in artikel 1, onderdeel q, onder 3°, van de Wet privatisering ABP, betreffende de volgende aangelegenheden:

1°. salarisschalen en uitgangspunten waaraan een door die schoolbegeleidingsdienst in te richten functiewaarderingssysteem moet voldoen met inachtneming van de op 31 december 1997 bij een schoolbegeleidingsdienst bestaande beloningsverhoudingen en functiestructuur,

2°. algemene arbeidsduur, en

3°. rechten en plichten van het personeel en van die schoolbegeleidingsdienst bij ziekte, bevalling, zwangerschap, arbeidsongeschiktheid en ontslag, dan wel met betrekking tot bedrijfsgezondheidskundige begeleiding, voor zover deze de bij wet voorgeschreven rechten en verplichtingen te boven gaan, en

b. voor het overige de regelingen die voor zijn personeel golden krachtens het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, zoals dat luidde op 31 december 1996.

2. Tot het tijdstip waarop de in het eerste lid bedoelde overeenkomst ingaat, zijn voorts op desbetreffende schoolbegeleidingsdienst de artikelen 114b van de Wet op het basisonderwijs en 110b van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs van overeenkomstige toepassing.

3. Het eerste lid geldt voor een schoolbegeleidingsdienst die niet uitgaat van een of meer gemeenten als een verplichting verbonden aan de subsidieverlening door de desbetreffende gemeente of gemeenten.

Artikel B3. Landelijke diensten naar richting

1. Het gemeentebestuur stelt scholen die op 31 december 1997 met een landelijke dienst naar richting een schoolbegeleidingsovereenkomst hadden als bedoeld in de Wet op de onderwijsverzorging zoals die luidde op die datum, in staat schoolbegeleiding door die dienst te blijven ontvangen.

2. Het gemeentebestuur verstrekt daartoe aan de landelijke diensten naar richting, bedoeld in het eerste lid, ten minste een evenredig deel van de middelen, bedoeld in artikel 113 van de Wet op het basisonderwijs en artikel 108a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, voor zover het betreft de middelen, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel a, verminderd met de middelen, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, van die artikelen.

Artikel B4. Afhandeling beroepen

Op beroepen van schoolbegeleidingsdiensten als bedoeld in Hoofdstuk II, Titel II, van de Wet op de onderwijsverzorging, ingesteld voor 1 januari 1998 of ingesteld na die datum doch binnen de beroepstermijn, blijven de op 31 december 1997 geldende voorschriften van toepassing.

Artikel B5. Bijdrage ontslaguitkeringskosten door gemeenten

Voor wat betreft de bijdrage door een gemeente in de ontslaguitkeringskosten, bedoeld in artikel E10 van het Uitvoeringsbesluit W.O.V. zoals dat luidde op 31 december 1997, blijft dat artikel van kracht gedurende de periode waarover ontslaguitkeringskosten worden uitgekeerd.

Artikel B6. Afhandeling aanspraken

1. Met betrekking tot de op 31 december 1997 door het Rijk nog niet vastgestelde of uitgekeerde bedragen, blijven van toepassing de bij of krachtens de Wet op de onderwijsverzorging gegeven voorschriften die betrekking hebben op de schoolbegeleidingsdiensten, bedoeld in Hoofdstuk II, Titel II, van die wet.

2. Met betrekking tot de op 31 december 2001 door het Rijk nog niet vastgestelde of uitgekeerde bedragen, blijven van toepassing de bij of krachtens Artikel V, Titel A, van deze wet gegeven voorschriften.

Artikel B7. Expiratie

De artikelen B1 en B2 vervallen met ingang van 1 januari 2002.

ARTIKEL VI. EVALUATIE

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zendt voor 1 januari 2001 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van artikel V, titel A, van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL VII. INWERKINGTREDING

1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.

2. In afwijking van het eerste lid treden artikel 113, tweede tot en met vierde lid, vijfde lid, onderdelen b en c, en zesde lid, in artikel I, onderdeel E, en artikel 108a, tweede tot en met vierde lid, vijfde lid, onderdelen b en c, en zesde lid, in artikel II, onderdeel F, in werking met ingang van 1 augustus 1997.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Naar boven