A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN
TOELICHTING, ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD
Wetsvoorstel
De considerans luidde: Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het
gewenst is de positie en taken van de in de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening
genoemde adviesorganen te heroverwegen in het licht van het rapport Raad op
Maat, alsmede in het licht van een specifieke ontwikkeling binnen de Europese
Unie op het terrein van de regelgeving terzake van geneesmiddelen;.
Memorie van toelichting
1. In de eerste alinea van Hoofdstuk Algemeen is de titel van Richtlijn
92/26/EEG volledig uitgeschreven; daarna wordt in de gehele memorie uitsluitend
verwezen naar «de richtlijn»; het betreft achtereenvolgens de
volgende oorspronkelijke teksten:
a. in de eerste alinea luidde de vierde volzin: Anderzijds vloeit dit
wetsvoorstel voort uit artikel 2, eerste lid, van Richtlijn 92/26/EEG van
de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de aanwijzing van de nationale
autoriteit die is belast met de indeling van geneesmiddelen voor menselijk
gebruik (PbEG L 113);
b. de eerste volzin onder het hoofdje Positie College ter beoordeling
van geneesmiddelen luidde: Het onderhavige wetsvoorstel hangt ten nauwste
samen met artikel 2, eerste lid, van de richtlijn 92/26/EEG van de Raad van
de Europese Gemeenschappen, betreffende de aanwijzing van de nationale autoriteit
die is belast met de indeling van geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PbEG
L 113).;
c. het slot van de eerste volzin van het hoofdstuk Artikel I luidde: en
anderzijds uit artikel 2, eerste lid, van richtlijn 92/26/EEG;
d. de slotzin van de alinea betrekking hebbend op de tweede volzin luidde:
Wel is de formulering ervan aangepast aan artikel 3, vierde lid, van eerdergenoemde
richtlijn 92/26/EEG, en tevens aan de aan het CBG gegeven bevoegdheid tot
vaststelling van de afleverstatus.;
e. de tweede volzin van de alinea beginnend met «In de derde volzin»
luidde: In de vierde volzin tenslotte is bepaald dat het CBG naar de stand
per 1 april van elk jaar een overzicht verstrekt aan de Minister van alle
als U.R. geclassificeerde geneesmiddelen, mede met het oog op de uit richtlijn
92/26/EEG voortvloeiende verplichting aan de lidstaten om de EU-Commissie
en de andere lid-staten op de hoogte te stellen van de als U.R. aangemerkte
geneesmiddelen.
2. In de alinea van het hoofdstuk Artikel I die begint met «In Onderdeel
C» luidde de vierde volzin: Voorts wordt het huidige Besluit U.A.-geneesmiddelen,
waarmee de in de praktijk belangrijkste taak van dat adviesorgaan –
het adviseren over de uitvoering van dat besluit – met ingang van 1996
ingetrokken.
3. De laatste alinea van het hoofdstuk Artikel I die begint met «In
Onderdeel E» luidde: In onderdeel E wordt de zin geschrapt, waarin het
CBG de mogelijkheid heeft om de Minister voorstellen te doen omtrent zaken
die verband houden met het voorkomen van schade voor de gezondheid bij gebruik
van geneesmiddelen. Het betreft in casu de mogelijkheid van een ongevraagd
advies, hetgeen niet meer strookt met de ideeën omtrent de functie van
adviesorganen.