24 677
Wijziging van de Wet van 12 december 1991 tot wijziging van het fiscale regime voor onderhoudsvoorzieningen en spaarvormen alsmede van het fiscale regime voor verzekeraars en directiepensioenlichamen

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Wet van 12 december 1991 tot wijziging van het fiscale regime voor onderhoudsvoorzieningen en spaarvormen alsmede van het fiscale regime voor verzekeraars en directiepensioenlichamen.

De memorie van toelichting (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage,

4 april 1996

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Wet van 12 december 1991 tot wijziging van het fiscale regime voor onderhoudsvoorzieningen en spaarvormen alsmede van het fiscale regime voor verzekeraars en directiepensioenlichamen (Stb. 697) een voorschrift op te nemen ter zake van de waardering van pensioenverplichtingen op de openingsbalans van directiepensioenlichamen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de Wet van 12 december 1991 tot wijziging van het fiscale regime voor onderhoudsvoorzieningen en spaarvormen alsmede van het fiscale regime voor verzekeraars en directiepensioenlichamen (Stb. 697) wordt na artikel VII ingevoegd:

ARTIKEL VIIA

1. Indien een lichaam ingevolge artikel 5, onderdeel b, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 met ingang van 1 januari 1992 belastingplichtig is geworden voor de vennootschapsbelasting worden de verplichtingen die voortvloeien uit pensioenregelingen en de andere soortgelijke verplichtingen op de openingsbalans te boek gesteld voor de waarde in het economische verkeer.

2. Indien de aanslag in de vennootschapsbelasting over 1992 reeds is vastgesteld, wordt het verschil tussen de waarde in het economische verkeer van de in het eerste lid bedoelde verplichtingen bij de aanvang van het eerste jaar van de belastingplicht van het lichaam en de waarde waarvoor deze verplichtingen op de openingsbalans te boek zijn gesteld, toegevoegd aan de winst van het oudste nog openstaande jaar. Tevens worden deze verplichtingen bij de aanvang van het oudste nog openstaande jaar te boek gesteld voor de waarde in het economische verkeer. Ingeval deze waarde afwijkt van de waarde op de balans aan het einde van het voorafgaande jaar wordt het verschil in aanmerking genomen bij het bepalen van de winst van het oudste nog openstaande jaar.

3. Indien van het lichaam de vennootschapsbelasting na 31 december 1991 wordt geheven met toepassing van artikel 15 of 15a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing op de fiscale eenheid waartoe het lichaam behoort.

4. Indien van het lichaam de vennootschapsbelasting na 31 december 1991 is geheven met toepassing van artikel 15 of 15a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en bij de aanvang van het oudste nog openstaande jaar die fiscale eenheid is verbroken met betrekking tot dat lichaam of met betrekking tot een lichaam waaraan binnen die fiscale eenheid verplichtingen als bedoeld in het eerste lid zijn overgedragen, is het tweede lid van overeenkomstige toepassing op het lichaam tot het vermogen waarvan de verplichtingen voor de verbreking het laatst hebben behoord.

5. Indien het lichaam na 31 december 1991 op de voet van artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is omgezet in een andere rechtsvorm of het vermogen van het lichaam als gevolg van een fusie op de voet van artikel 309 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek onder algemene titel is overgegaan op een andere rechtspersoon, zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing op de andere rechtsvorm onderscheidenlijk de andere rechtspersoon.

6. Hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vindt, voor wat betreft het in rekening brengen van heffingsrente, geen toepassing over het ingevolge dit artikel te betalen bedrag aan belasting.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

Naar boven