24 675
Uitvoering van het op 1 maart 1991 te Montreal tot stand gekomen Verdrag inzake het merken van kneedspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 30 mei 1996

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen.

Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I. ALGEMEEN

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van wet met betrekking tot de uitvoering van het op 1 maart 1991 te Montreal tot stand gekomen «Semtexverdrag».

De wijze waarop de regering het verdrag tot uitvoering wil brengen, roept bij hen wel een vraag op: er wordt gekozen voor een afzonderlijke wettelijke regeling. Dat is nodig omdat – volgens de regering in de memorie van toelichting – explosieven die bestemd zijn om te worden gebruikt door de krijgsmacht en de politie, niet onder de Wet explosieven voor civiel gebruik vallen en evenmin onder de Wet wapens en munitie. De leden van de PvdA-fractie vragen of in de toekomst niet vaker regelingen getroffen moeten worden met betrekking tot explosieven die door krijgsmacht en politie gebruikt zullen worden. Zal hier steeds een afzonderlijke regeling voor getroffen moeten worden? Wordt het beleid hierdoor niet erg ad hoc?

De leden van de CDA-fractie nemen met instemming kennis van dit wetsvoorstel dat een nieuwe bijdrage beoogt te leveren aan het zoveel mogelijk voorkomen van terroristische aanslagen, in het bijzonder gericht op de vernietiging van luchtvaartuigen. Bij deze leden leven nog een aantal vragen over dit wetsvoorstel.

Kan de regering meedelen, zo vragen de leden van de CDA-fractie, in hoeverre de Antillen en Aruba bezig zijn met het opstellen van uitvoeringswetgeving? Op welke termijn is uitvoering te verwachten?

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling en waardering kennis genomen van het wetsvoorstel inzake het merken van kneedspringstoffen. Enige onderdelen verdienen een nadere toelichting.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven de keuze van de regering om de uitvoering van het semtex-verdrag in een afzonderlijke wettelijke regeling neer te leggen.

De leden van de RPF-fractie stemmen in met dit wetsvoorstel dat strekt tot de uitvoering van het «semtex»verdrag.

Het verdrag heeft betrekking op kneedspringstoffen, terwijl in het begeleidende wetsvoorstel wordt gesproken over springstoffen zonder meer. Heeft het wetsvoorstel daarmee een breder bereik?

II. ARTIKELEN

Artikel 1

In dit artikel is de begripsbepaling opgenomen «binnenkomen en uitgaan». De leden van de D66-fractie vinden de in de tekst opgenomen definitie helder.

Deze leden hebben echter een vraag over de praktische ervaringen met het «binnen het grondgebied van Nederland komen, respectievelijk het verlaten van het grondgebied van Nederland» van kneedspringstoffen. Kan de regering weergeven hoe de in- en uitgaande vervoersstromen van semtex verlopen? Aan welke hoeveelheden en welke frequentie moeten zij denken bij het binnenkomen en uitgaan van semtex en voor welke doeleinden gebeurt dit?

Artikel 3

De artikelen 2 en 3 vormen de kern van het wetsvoorstel. Artikel 2 bevat de verbodsbepaling, waartegen artikel 3 enige uitzonderingen afzet. Ter toelichting willen de leden van de VVD-fractie vernemen wat wordt verstaan onder: «beperkte hoeveelheden springstoffen», waarvan in de aanhef van artikel 3 melding wordt gemaakt. Een zeer kleine hoeveelheid semtex kan naar alle waarschijnlijkheid reeds verwoestende gevolgen hebben.

Met betrekking tot artikel 3 verzoeken de leden van de VVD-fractie informatie over de vraag wie in aanmerking kan komen voor het doen naar onderzoek naar, ontwikkeling van of het laten doen van proeven met springstoffen. Wat wordt verstaan onder forensische wetenschappelijke doeleinden? Kan daaronder ook het «doorlaten» van springstoffen voor opsporingsdoeleinden worden begrepen?

In de memorie van toelichting op artikel 3 verwijst de regering naar de verdragsverplichting om de nodige maatregelen te treffen om strikt en doeltreffend toezicht te houden op het gebruik en de overdracht van springstoffen. De leden van de VVD-fractie verzoeken de regering in dit verband uiteen te zetten hoe het toezicht in de praktijk is geregeld.

Artikel 5

Is dit artikel, zo komt het de leden van de CDA-fractie voor, niet restrictiever geformuleerd dan de bepalingen in het verdrag waarop dit artikel is gebaseerd? In artikel 5 gaat het volgens de memorie van toelichting (zie bladzijde 3/4) om «de politie» en «de krijgsmacht», terwijl het verdrag (artikel IV) spreekt over «autoriteiten die militaire taken of politietaken vervullen».

De leden van de VVD-fractie zijn enigszins verwonderd over de zeer ruime overgangstermijn van 15 jaar voor voorraden springstoffen, die geen onderdeel vormen van de officiële militaire instrumenten. Waarom is de overgangstermijn op 15 jaar bepaald?

Artikel 6

«Het Koninkrijk zal zich niet binden aan het verdrag zonder voorafgaand overleg met de overige NAVO-staten», zo stelt de regering bij de toelichting op artikel 6.

Kan de regering uiteenzetten, zo vragen de leden van de CDA-fractie, wat dit in concreto heeft betekend dan wel betekent voor het Koninkrijk? Welke afwegingen moesten daarbij worden gemaakt? Hoe verhoudt zich een en ander tot die NAVO-lidstaten die inmiddels partij zijn geworden bij dit verdrag dan wel op korte termijn partij zullen worden?

De leden van de VVD-fractie verzoeken een nadere uitleg van de tweede alinea van de memorie van toelichting op artikel 6. Zij begrijpen dat het Koninkrijk niet zonder voorafgaand overleg met de overige NAVO-lidstaten tot het verdrag zal toetreden. Zij vragen in eerste instantie aan de regering welke NAVO-landen zich bereid hebben verklaard tot het verdrag toe te treden. Ten tweede wensen zij te vernemen welke status de regering aan het voorliggende wetsvoorstel toekent, indien naar hun oordeel te weinig NAVO-lidstaten tot het verdrag toetreden. Hoeveel lidstaten acht de regering in dit verband noodzakelijk?

Zoals de leden van de D66-fractie al hebben opgemerkt in het verslag over het wetsvoorstel tot Goedkeuring van het verdrag, wekt het argument van de regering om zich niet te binden zonder voorafgaand overleg met de overige NAVO-staten enige bevreemding. Deze leden vragen de regering nader inzicht in de mogelijke ongewenste consequenties voor de bondgenootschappelijke samenwerking. Voorts blijft de vraag waarom enkele NAVO-staten zich niets gelegen hebben laten liggen aan dit argument en zich reeds gebonden hebben aan het verdrag.

Artikel 7

De regering stelt dat het gebruik van kneedspringstoffen voor civiele doeleinden in Nederland niet of nauwelijks voorkomt, aldus de leden van de D66-fractie. Kan de regering meedelen in welke gevallen erkenning voor het gebruik van semtex voor civiele doeleinden wordt gegeven?

Ten slotte hebben de leden van de D66-fractie een vraag over de verdeling van toezichthoudende taken. Verwacht de regering dat de uitvoering van dit wetsvoorstel extra lasten en capaciteitsvraag in het kader van toezicht met zich zal meebrengen? Hoe verhouden de mogelijke lasten ten gevolge van de controle op «het merken» zich tot een mogelijke lastenverlichting ten gevolge van een eenvoudigere opsporing van semtex?

De voorzitter van de commissie,

V. A. M. van der Burg

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling: Leden: V. A. M. van der Burg (CDA), voorzitter, Schutte (GPV), Korthals (VVD), Janmaat (CD), De Hoop Scheffer (CDA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, M. M. van der Burg (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Aiking-van Wageningen (Groep Nijpels), Rabbae (GroenLinks), J. M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van der Stoel (VVD), Dittrich (D66), Verhagen (CDA), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Rouvoet (RPF), B. M. de Vries (VVD), O. P. G. Vos (VVD) en Van Vliet (D66).

Plv. leden: Koekkoek (CDA), Van den Berg (SGP), Van Blerck-Woerdman (VVD), Marijnissen (SP), Biesheuvel (CDA), Bremmer (CDA), Doelman-Pel (CDA), Van Traa (PvdA), Van Heemst (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Rehwinkel (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Boogaard (Groep Nijpels), Sipkes (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Middel (PvdA), Passtoors (VVD), Van Boxtel (D66), Van der Heijden (CDA), Apostolou (PvdA), vacature D66, Leerkes (U55+), Van den Doel (VVD), Weisglas (VVD) en De Koning (D66).

Naar boven