Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 24668 nr. 98 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 24668 nr. 98 |
Vastgesteld 24 november 2005
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 hebben op 6 oktober 2005 overleg gevoerd met minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:
– de brief van de minister van LNV van 10 juni 2005 met aanbieding rapport van CIDC-Lelystad inzake BSE in Nederland (24 668, nr. 96);
– de brief van de minister van LNV van 6 september 2005 over vrijstelling schapenrassen TSE-fokkerij (29 683, nr. 5);
– de brief van de minister van LNV van 12 september 2005 met TSE-roadmap (24 668, nr. 97);
– fiche Mededeling over de TSE-roadmap (22 112, nr. 393, fichenr. 6) (LNV-05-647).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Ormel (CDA) wijst erop dat er sinds de eerste BSE-diagnose in maart 1997 in Nederland nog 76 andere gevallen van BSE zijn ontdekt. Er zijn maatregelen getroffen om gevaar voor de volksgezondheid te voorkomen en deze maatregelen lijken succes te hebben. Het aantal nieuwe gevallen neemt af. Wel is eerder dit jaar de diagnose BSE vastgesteld bij een rund dat geboren is in januari 2000, hoewel de kans hierop volgens het CIDC-rapport zeer gering was. Gelukkig heeft de minister direct een onderzoek gestart naar de mogelijke herkomst van de infectie. Kan hij daar al iets over zeggen? Is ook ditmaal diermeel de oorzaak?
Het rapport stelt dat er geen andere aanwijzingen zijn gevonden voor een andere oorzaak dan diermeel voor het ontstaan van BSE in Nederland. Tegelijkertijd staat er nadrukkelijk in dat BSE spontaan kan ontstaan en dat het destructieproces effectief moet zijn. Vervolgens staat er dat scrapie bij schapen bestreden dient te worden en dat de veevoederketen transparant, borgbaar en onder GMP-voorwaarden dient te blijven. Dat ondersteunt de CDA-fractie van harte. De bescherming van de volksgezondheid staat centraal. De huidige beleidsmaatregelen zijn tot stand gekomen op basis van het voorzorgprincipe. De heer Ormel vindt dat beleidsaanpassingen, gezien het sterk verminderde risico, snel kunnen worden doorgevoerd en dat in Europa gesproken dient te worden over herziening van de BSE-preventiemaatregelen. De kosten voor de individuele veehouders en de overheid staan niet meer in verhouding tot het verwaarloosbare risico van besmetting. Is er een tijdpad voor de versoepeling van deze maatregelen?
Het voedercohort en het geboortecohort worden bij de diagnose BSE opgespoord en die dieren worden gedood en gedestrueerd. Nog nooit is bij deze dieren BSE gediagnosticeerd. Bovendien wordt ieder dier onderzocht. Helaas staat nu nog in de OIE-voorwaarden dat dit moet. Kan de minister in overweging nemen om het ruimen van gezonde dieren na de diagnose BSE bij een stalgenoot zo spoedig mogelijk te staken? Daarvoor dient wel overleg plaats te vinden met de stakeholders en met de derde landen waar export naar toe gaat, zodat er geen risico wordt gelopen als deze maatregelen worden versoepeld. Die dieren moeten in leven kunnen blijven, maar het mag niet koste gaan van de export.
Sinds april 1999 is het verboden diermeel te verwerken in voer voor herkauwers. Het tegengaan van kruiscontaminatie van rundveevoer blijft een uiterst belangrijke zaak. Het verbod op gebruik van diermeel bij niet-herkauwers kan volgens de CDA-fractie versoepeld worden. Varkens en kippen hebben geen BSE. Het is weliswaar een EU-verbod, maar de heer Ormel dringt er bij de minister op aan in de EU te pleiten voor een versoepeling van het gebruik van diermeel in voer voor niet-herkauwers. Het gaat om hoogwaardige dierlijke eiwitten en alleen al uit duurzaamheidsoverwegingen is het zonde dat kippenmeel naar de destructor moet en dat soja-eiwitten geïmporteerd moeten worden voor het varkensvoer. Het is wel van belang dat duidelijk is waar diermeel van afkomstig is. Waarom is er nog geen snelle test ontwikkeld om te zien van welke diersoort het diermeel afkomstig is? Innovatie is gewenst. Wil de minister daarop aandringen? In ieder geval moet kannibalisme, alleen al uit ethische overwegingen, voorkomen worden. Is het waar dat gemengde bedrijven vanaf 1 januari 2006 toestemming moeten vragen aan de VWA om diermeel bevattend voer aan niet-herkauwers te voeren? Klopt het dat de VWA deze toestemming niet kan verlenen omdat de eisen nog niet op papier staan? Hoe gaat dat in andere landen? Is de minister bereid dit per 1 januari 2006 te introduceren als het mag van Europa? Het mag in ieder geval niet tot extra administratieve lasten voor de boeren leiden.
Voor ieder rund ouder dan 30 maanden wordt na de slacht een stukje verlengd merg afgenomen en onderzocht en van risicodieren vanaf 24 maanden. Deze enorme logistieke operatie wordt in Nederland door de sector zelf zorgvuldig uitgevoerd. Is het nog nodig? Hoe gaat het in de rest van de Europese Unie? Door deze test kunnen alleen die dieren ontdekt worden die in het laatste stadium van de incubatieperiode zijn. Dat betekent dat dieren die wat eerder in de incubatieperiode zijn in de voedselketen komen. Dat is niet erg omdat bij ieder rund het SRM-materiaal wordt verwijderd. Kan de minister aangeven wat nu nog de voordelen zijn van het individuele BSE-onderzoek van ieder rund ouder dan 30 maanden? De heer Ormel denkt dat het mogelijk moet zijn om de leeftijd voor de test bij gezonde runderen te verhogen tot 36 maanden en voor het verwijderen van SRM tot 21 maanden. Wil de minister daarvoor pleiten in Brussel?
Mevrouw Vos (GroenLinks) constateert dat er in de afgelopen jaren veel meer kennis is gekomen over BSE en de oorzaken daarvan. Dat zou ertoe kunnen leiden dat bij een volgende BSE-uitbraak minder dieren geruimd hoeven te worden. Voor welke maatregelen zal de minister zich gaan inzetten in Europees verband? CIDC Lelystad heeft vastgesteld dat er geen aanwijzing is dat BSE door iets anders dan diermeel is veroorzaakt. De genomen beheersmaatregelen laten ook zien dat het aantal BSE-gevallen zal afnemen en dat eventueel optredende gevallen opgespoord kunnen worden. Dat zou kunnen betekenen dat er in de toekomst minder dieren preventief hoeven te worden geruimd. Wat gaat de minister op dat punt voorstellen in Europees verband? Worden bij een volgende uitbraak alleen nog de dieren geruimd die volgens de Europese TSE-verordening verplicht geruimd moeten worden? Wordt bij een eventuele volgende uitbraak het aantal preventief te ruimen dieren teruggebracht? Worden de dieren uit hetzelfde geboortecohort of voedercohort niet al op voorhand geruimd? Gaat de minister zich daar in Europees verband voor inzetten?
In de nieuwe TSE-roadmap is een aantal mogelijke versoepelingen van het BSE-beleid opgenomen, maar daar heeft de fractie van GroenLinks problemen mee. Het gaat vooral om de dierlijke eiwitten in de diervoeders. Op dit moment is het nog niet mogelijk om dierlijke eiwitten van herkauwers, pluimvee en varkens van elkaar te onderscheiden, maar vooruitlopend op geschikte tests zou de nultolerantie voor deze eiwitten versoepeld kunnen worden. Dat vindt mevrouw Vos bijzonder onverstandig. Is de minister het daarmee eens? Bovendien vraagt zij zich af of de veevoedersector nu zo op orde is dat ongewenste menging van verschillende soorten veevoer niet meer plaatsvindt. Volgens de criminaliteitsbeeldanalyse zou er nog steeds een structureel probleem zijn in de diervoedersector. Wat is de stand van zaken op dit moment? Hoe zit het met de aanpak van ongewenst gedrag in de veevoersector? Haar fractie had de minister eerder gevraagd of hij bereid was om de lijst van stoffen die gebruikt mogen worden voor veevoer aan te scherpen en hij had al toegezegd dat hij zich daar in Europees verband voor zou inzetten. Kan hij de Kamer laten weten wat die inzet tot nu toe heeft opgeleverd? Hoe is de stand van zaken?
De heer Van den Brink (LPF) constateert dat de problemen met BSE vooral zijn ontstaan doordat andere EU-landen zich niet hebben gehouden aan de voorwaarden. Nederland hield zich aan de regels van de destructiewet, maar andere landen lapten die regels aan hun laars. Vervolgens is besmet diermeel geïmporteerd. Op het moment dat diermeel uit het diervoer werd gelaten, bleken de problemen op te houden. Het stoort hem dat CIDC-Lelystad het een epidemie noemt. Een epidemie neemt grotere vormen aan en bovendien denk je bij een epidemie aan een besmettelijke ziekte. BSE is echter geen besmettelijke ziekte en bovendien heeft dit nergens de vorm van een epidemie aangenomen.
Volksgezondheid staat voor de heer Van den Brink voorop. Versoepelingen mogen alleen in EU-verband geregeld worden. Hoe zit het met de tien nieuwe EU-landen? Hij gaat ervan uit dat BSE daar veel minder voorkomt, omdat daar veel minder mengvoer is gebruikt in het verleden. Ook daar wordt nu echter in toenemende mate gebruik gemaakt van mengvoer. Hoe wordt dat gecontroleerd?
Zolang het gebruik van diermeel in het veevoer wordt verboden, kan er goed gecontroleerd worden. Een opheffing van dat verbod kan alleen in EU-verband geschieden. Het moet controleerbaar blijven, anders moet de minister er niet aan beginnen. De veevoederbranche moet eerst het bewijs leveren het weer aan te kunnen. Diermeel mag pas in het veevoer terechtkomen als de sector op orde is, als het met onderzoek controleerbaar is en als er in Europees verband overeenstemming is bereikt.
Ook de scrapiebestrijding is van groot belang. Een van de manieren is het fokken van schapen met een genetische weerstand tegen scrapie. In andere landen van Europa mogen er meer kruisingen plaatsvinden dan in Nederland. De heer Van den Brink vindt echter dat het controleerbaar moet zijn. Hij wijst op het risico van BSE en kippenpest. Volksgezondheid staat voorop. Iedere stap te snel wordt Nederland nooit vergeven.
Mevrouw Van Velzen (SP) is blij met het streven van de minister om bij toekomstige BSE-uitbraken minder te ruimen als het geen risico’s voor de volksgezondheid oplevert. De maatregelen in de tijd van de eerste uitbraken waren fors en nodig, maar door de huidige kennis is het mogelijk om veel gerichter te ruimen als het nodig is. Het bijmengen van diermeel in het voedsel van de verschillende diersoorten is een andere discussie. Het gebruik van diermeel heeft weliswaar een duurzaamheidsaspect, maar dan moet de diervoedersector wel te vertrouwen zijn. Mevrouw Van Velzen heeft dat vertrouwen nog niet. De risico’s van vermenging zijn te groot en dat heeft weer volksgezondheidsrisico’s tot gevolg. Het voorstel om een uitzondering te maken voor niet-herkauwers vindt mevrouw Van Velzen sympathiek, maar zij ziet niet in hoe dat kan zonder risico’s te nemen.
Het CIDC constateert dat BSE steeds minder voorkomt in Nederland en dat het beleid kan worden aangepast. Het probleem is alleen dat het in de rest van Europa anders is. Volgens de OIE-statistieken had Spanje vorig jaar nog 137 BSE-gevallen en dit jaar 73. In Frankrijk waren het er vorig jaar 54. Er wordt echter een beperkt aantal landen opgesomd. Hoe zit het met andere EU-landen? Wordt er goed gemonitord in landen met een grote runderstapel buiten de EU? Is het verstandig om het beleid te versoepelen als er in andere landen nog zoveel positieve gevallen zijn? Versoepelingen mogen alleen in Europees verband plaatsvinden. De diervoedersector is overigens niet eens meer Europees te noemen, maar internationaal. Kan de minister de OIE-getallen aanvullen? Wat zijn de actuele afspraken met landen als Argentinië en Brazilië? Welke controlemaatregelen worden daar uitgevoerd? Levert het vlees uit die landen geen risico op? Hoe zit het wat dat betreft met de terugkeer van de T-bonesteaks in de winkel? Wat is er bekend over de risico’s?
De heer Waalkens (PvdA) vindt de voorzichtige aanpak van de minister op dit dossier meer dan terecht. Het voorzorgbeleid mag niet zonder meer overgaan in een beleid van risicoanalyse. Dat kan alleen maar als de sector te vertrouwen is. Dat vertrouwen is echter keer op keer beschaamd. Hij vindt dat de minister zeer behoedzaam moet opereren, gebaseerd op deugdelijke risicoanalyses. Er moet niet alleen een inschatting gemaakt worden van de risico’s die er zijn, maar ook van de veevoederstromen in de wereld.
Het standpunt van de PvdA-fractie op het punt van het verwerken van diermeel in het veevoer is: nee, tenzij, want het risico is nog te groot. De heer Waalkens is ook tegen gedwongen kannibalisme. De vraag is hoe het nu zit met de alternatieve aanwendingen. Hoe zit het met het gebruik van biomassa voor andere aanwendingen? Hoe zit het met de verwerking van risicomaterialen? Versoepelingen mogen alleen in Europees verband geschieden en niet op korte termijn. Volgens de OIE-statistieken zijn er in Frankrijk en Spanje nog steeds BSE-gevallen. Daar maakt de heer Waalkens zich zorgen over. Hoe kan het dat er dan nu al wordt gesproken over versoepelingen? Dat geeft hem weinig vertrouwen in de maatregelen die genomen zijn. Er is een stringent beleid met betrekking tot noodslachtingen. Hoe staat het daarmee? Is ook op dat punt sprake van versoepelingen?
De heer Waalkens verwelkomt de mogelijkheid om op basis van risicoanalyses te besluiten het ruimingsbeleid minder stringent door te voeren. Het is te gek voor woorden dat hele veestapels worden geruimd als voorzorgmaatregel. Hij vindt wel dat de risicoanalyses deugdelijk moeten zijn.
Het standpunt van de heer Waalkens bij het scrapiebeleid is doorgaan met de ingezette lijn, totdat zich andere mogelijkheden voordoen. Geldt de financiële steun van de overheid voor het scrapiebeleid ook voor 2006? Komt de overheid ook met bijstand voor het verlagen van de kosten van de tests?
De heer Oplaat (VVD) onderkent dat de BSE-kwestie vraagt om een voorzichtige benadering. Centraal staat de volksgezondheid. Gelukkig neemt het aantal BSE-gevallen af in Nederland. De voorzichtige conclusie is dan ook dat er een herijking van een aantal maatregelen kan plaatsvinden. In juli kwam de Europese Commissie met een roadmap, waarin voor de lange en de korte termijn aanpassingen zijn aangekondigd. Kan de minister aangeven met welke aanpassingen hij akkoord gaat? Een van de versoepelingen betreft het ruimen van dieren. Het lijkt de heer Oplaat alleszins redelijk om alleen het besmette dier te ruimen en het cohort te testen bij de slacht.
Over de interpretatie van de TSE-richtlijn, ook in relatie met scrapie, vindt volop discussie plaats. De meningen daarover verschillen. De VVD-fractie pleit voor het stopzetten van het huidige systeem en voor het uitvoeren van het Europese systeem. Dat betekent dat ook andere kruisingen worden toegestaan. Als de minister komt met het voorstel om het huidige systeem stop te zetten, dan vindt hij de VVD-fractie aan zijn zijde.
De centrale vraag is of het mogelijk is om de veevoersector te vertrouwen. De heer Oplaat denkt dat de veevoerbedrijven dit heel goed aankunnen. Moderne veevoerbedrijven maken het voer in verschillende filialen. Het moet mogelijk zijn om het diervoer op niet-kannibalistische wijze te verwerken. Eventuele versoepelingen mogen echter alleen op Europees niveau plaatsvinden.
Er wordt al langer gesproken over tests op levende dieren, bijvoorbeeld door bloedmonsters. Is dat al (bijna) mogelijk of moet er meer geld beschikbaar gesteld worden voor onderzoek? Kan de minister een voorzetje geven?
Een belangrijk punt is de stand van zaken bij het specifieke risicomateriaal. Hoe staat de minister tegenover de aanpassing van de leeftijd waarop het specifieke risicomateriaal dient te worden verwijderd? Bij dieren geboren na 2004 hoeft SRM bijvoorbeeld niet te worden verwijderd. Bij dieren geboren voor 2004 en ouder dan 30 maanden is verwijdering natuurlijk wel noodzakelijk.
De minister benadrukt de noodzaak van een samenhangend beleid. De mens is helaas onderhevig aan het verschijnsel van perspectivistische vertekening. Naarmate iets verder in het verleden is geschied, is de perceptie van het risico kleiner. Dat speelt ook in de BSE-kwestie. Hij is bereid de roadmap te volgen die de Europese Commissie heeft uitgestippeld, maar dan wel met de grootst mogelijke voorzichtigheid. Als hij vindt dat het niet verantwoord is om de EU-lijn te volgen, dan zal hij de Kamer daarvan op de hoogte stellen. Hij is uiterst voorzichtig, kritisch en terughoudend, maar hij vindt dat de EU-landen met elkaar een weg moeten vinden, gebaseerd op de adviezen van de EFSA (European Food Safety Authority).
De minister zegt toe dat hij de vraag naar de BSE-incidentie wereldwijd schriftelijk zal beantwoorden. In Duitsland en Frankrijk neemt het aantal BSE-gevallen nog niet af. Dat hangt samen met het tijdstip waarop de maatregelen zijn ingegaan. Nederland is daar eerder mee begonnen. De verwachting is dan ook dat het aantal BSE-gevallen in andere landen zal afnemen. Het blijft echter een buitengewoon gevaarlijk fenomeen. In Nederland is inmiddels ook het eerste menselijke slachtoffer van Creutzfeld-Jakob gevallen. De import van zowel veevoer als van vlees is echter onderhevig aan EU-regels, waar het ook vandaan komt. De controle is dus scherp.
De minister is het met de Kamer eens dat het van belang is zo min mogelijk dieren te ruimen. Hij zal de ruimte die de verordening biedt op dat gebied verkennen. In dat verband is het ook van belang om te kijken welke eisen de landen stellen waar Nederland naar exporteert. Het is zaak om die landen te informeren over de manier waarop Nederland daarmee omgaat en na te gaan of zij kunnen instemmen met de Nederlandse maatregelen.
Kannibalisme is om veterinaire en om ethische redenen ongewenst. Er zijn helaas nog geen goede tests voor dierlijke eiwitten. Het testen gebeurt nu nog microscopisch. Dat kan helaas nog niet op een andere manier. Er wordt aan gewerkt, maar men is nog niet zover. Het is dan ook zaak heel voorzichtig te zijn met de nultolerantie. Ook op dit gebied volgt de minister de Europese lijn.
In de diervoedersector zijn er gescheiden productielijnen voor herkauwers en niet-herkauwers en de controle op diermeel is heel streng. Desondanks sluit dit het risico niet uit. Daarom wil de minister geen versoepelingen op dit punt. Dat heeft niet zozeer te maken met vertrouwen, maar meer met het feit dat er overal fouten gemaakt kunnen worden. Het hoeft geen opzet te zijn. Het kan gemakkelijk misgaan, want het gaat vaak om gecompliceerde grondstoffenstromen. De minister volgt het Europese traject met de grootst mogelijke voorzichtigheid. Het toevoegen van vismeel aan diervoeder is ook ongewenst, want vismeel is het resultaat van onduurzame visserij.
De heersende opvatting over de scrapiebestrijding is om dit jaar door te gaan op de oude weg en volgend jaar weer verder zien. De minister wil verdere onderzoeken afwachten. Hij ziet nu geen reden af te wijken van de huidige lijn. De financiering van overheidswege loopt af, maar er is geld genoeg beschikbaar omdat de sector het zelf overneemt. Er zijn voldoende rammen beschikbaar voor de tests. Het testen van schapen wordt overigens voor de helft gefinancierd uit het Diergezondheidsfonds en dat blijft zo.
Op een bedrijf in Lopik is BSE vastgesteld bij een koe die na 1999 is geboren. In april 1999 is het verbod op het gebruik van diermeel ingegaan. Alle risicodieren zijn geruimd en er is onderzoek gedaan naar het veevoer. Aan dat geval is extra aandacht besteed door AID, VWA en CIDC-Lelystad. Het doel van het onderzoek was vast te stellen of bepaalde routes van infectie buiten versleping niet zijn onderkend. Dan is het wellicht nodig om de regels verder aan te scherpen. De minister heeft begin september de uitslag ontvangen: er is geen eenduidige bron vastgesteld. Volgens het onderzoek is diermeel toch de meest waarschijnlijke bron. De productiesystemen zijn dus wellicht niet helemaal schoon geweest. Dat is nog een reden om uiterst voorzichtig te zijn.
Vanaf 1 januari 2006 hebben boeren toestemming nodig om diervoer dat dierlijke eiwitten bevat te voeren. De VWA en de AID zoeken op dit moment uit wat de beste manier is om invulling te geven aan die verplichting. Het streven is erop gericht dat de veehouders zo min mogelijk extra belast worden. In andere lidstaten, bijvoorbeeld in Duitsland, wordt al uitvoering gegeven aan die verplichting in de Europese regelgeving.
De minister vindt in tegenstelling tot de heer Van den Brink dat je in dit verband wel kunt spreken van een epidemie.
Mevrouw Vos (GroenLinks) verwijst naar de plannen om de nultolerantie voor dierlijke eiwitten in diervoeder los te laten, vooruitlopend op geschikte tests waarmee de verschillende eiwitten van elkaar onderscheiden kunnen worden. Kan de minister verder ingaan op de versoepelingen op Europees niveau? Vindt de minister niet dat het te vroeg is voor versoepelingen?
De heer Van den Brink (LPF) vraagt de minister zich terughoudend op te stellen, maar dat mag niet verlammend werken.
De heer Waalkens (PvdA) krijgt graag wat meer informatie over de financiering van het scrapietraject. Hem bereiken berichten dat de overheid zich terugtrekt als financier van het testgedeelte. Kan de minister ook nog ingaan op de aanwending van alternatieven? Hoe gaat het met het verbranden van materiaal? Aan de ene kant is er sprake van een kostprijsverhoging voor de primaire sector, maar aan de andere kant zijn er ook opbrengsten. Waar vallen die revenuen?
De heer Oplaat (VVD) denkt anders dan de rest van de Kamer over het scrapiebestrijdingsbeleid. Wat hem betreft mag de minister daarmee stoppen.
De minister wijst erop dat hij de VVD-fractie niet alleen laat wat betreft het scrapiebestrijdingsbeleid. Hij is bereid volgend jaar voor het dekseizoen te kijken naar de situatie. Hij is bereid zijn mening te herzien als de feiten daar aanleiding toe geven, maar op dit moment is hij nog niet zo ver. Bovendien is het dekseizoen nu toch al voorbij.
De verdeling van de financiering is nog steeds fiftyfifty. De geluiden die de heer Waalkens heeft vernomen, corresponderen niet met de gegevens van de minister. Hij is bereid daar verder onderzoek naar te doen als de Kamer met specifiekere gegevens komt.
De minister stelt zich terughoudend, maar niet krampachtig op in het BSE-dossier. In de TSE-roadmap gaat het om het opheffen van de nultolerantie van de verwerkte dierlijke eiwitten. Onderzoekers zijn van mening dat een kleine hoeveelheid dierlijke eiwitten op basis van een risico-inschatting mogelijk moet zijn. Gezien de productiewijze van diervoer is de kans klein dat diervoeders voor niet-herkauwers verontreinigd worden met verwerkte dierlijke eiwitten van landdieren. Verontreiniging van voer voor herkauwers met verwerkte dierlijke eiwitten zou niet mogelijk moeten zijn, gezien de huidige productieomstandigheden. De minister stelt zich terughoudend op, zelfs voor een kleine hoeveelheid dierlijke eiwitten. Hij volgt het EFSA-advies, maar hij beoordeelt alles eerst zelf voor de Nederlandse situatie. Hij is nu nog niet toe aan het bijmengen van diermeel aan het diervoer.
De minister zegt toe dat hij de Kamer een brief stuurt over de BSE-situatie in andere landen.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GroenLinks), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Eerdmans (LPF), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA), Lenards (VVD).
Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Vendrik (GroenLinks), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van As (LPF), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA), Örgü (VVD).
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Kalsbeek (PvdA), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), voorzitter, Smits (PvdA), Örgü (VVD), Verbeet (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), ondervoorzitter, Vergeer (SP), Vietsch (CDA), Joldersma (CDA), Varela (LPF), Van Heteren (PvdA), Smilde (CDA), Nawijn (LPF), Van Dijken (PvdA), Timmer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Azough (GroenLinks), Koşer Kaya (D66), Van der Sande (VVD).
Plv. leden: Rouvoet (ChristenUnie), Verdaas (PvdA), Ferrier (CDA), Çörüz (CDA), Blom (PvdA), Halsema (GroenLinks), Gerkens (SP), Veenendaal (VVD), Hamer (PvdA), Weekers (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Ormel (CDA), Koomen (CDA), Van As (LPF), Waalkens (PvdA), Mosterd (CDA), Bussemaker (PvdA), Heemskerk (PvdA), Oplaat (VVD), Hermans (LPF), Hirsi Ali (VVD), Eski (CDA), Van Gent (GroenLinks), Bakker (D66), Nijs (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24668-98.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.