Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 24668 nr. 96 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 24668 nr. 96 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juni 2005
Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (05-LNV-B-62) zend ik u, mede namens het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), hierbij1 het rapport van het Centraal Instituut voor Dierziekte Controle te Lelystad van onderzoek naar de risicofactoren die bijgedragen hebben aan de BSE-gevallen in Nederland.
Het onderzoek naar de risicofactoren heeft in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) plaatsgevonden en duurde van maart 2002 tot eind 2004. Het doel was om meer inzicht te verkrijgen in de wijze waarop Nederlandse runderen met BSE zijn geïnfecteerd en de risicofactoren die hebben geleid tot het optreden van BSE.
In het onderzoek zijn er geen aanwijzingen gevonden voor een andere oorzaak dan diermeel voor het ontstaan van de BSE-gevallen in Nederland.
De resultaten zijn in lijn met eerdere bevindingen van de Algemene Inspectiedienst (rapport BSE-second opinion van 28 oktober 2002).
BSE in Nederland is veroorzaakt door versleping van diermeel tijdens de productie van mengvoer en doordat er diermeel in omloop was waarin BSE-infectiviteit aanwezig was.
De infectiviteit kon aanwezig zijn doordat diermeel in Nederland voor 1997 werd geproduceerd dat niet voldoende was gesteriliseerd en waarin eiwitten van (sub)klinisch geïnfecteerde dieren aanwezig waren. Daarnaast werd diermeel geïmporteerd uit landen waar de BSE-incidentie hoger was dan in Nederland en waar de destructie minder op orde was dan in Nederland.
Het verbod op het gebruik van diermeel en dierlijke eiwitten in diervoeders voor landbouwhuisdieren is van 1990 tot en met 2000 geleidelijk steeds meer uitgebreid. Samengevat komt het verbod er op neer dat vanaf 1994 geen diermeel meer gebruikt mocht worden in voer voor herkauwers.
Vanaf 1996 is er een verbod op import van diermeel uit het Verenigd Koninkrijk en sinds december 2000 is het in de EU verboden om diermeel en overige dierlijke eiwitten te gebruiken in diervoeders voor alle landbouwhuisdieren.
Legale handel in diermeel en legale productie van diervoeders die diermeel bevatten heeft op grote schaal plaatsgevonden.
Illegale handel in diermeel kan niet uitgesloten worden, maar deze is niet noodzakelijk om het optreden van BSE in Nederland te verklaren.
Het onderzoek heeft resultaten opgeleverd, die van belang zijn voor het inzicht in de ontstaanswijze van de Nederlandse gevallen van BSE.
De belangrijkste conclusies van het onderzoek zijn:
1. In het onderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden voor een andere oorzaak van BSE in Nederland dan diermeel.
2. Alle BSE-positieve koeien hebben mengvoer kunnen eten waarin diermeel aanwezig was.
3. Er is een absoluut en relatief (in relatie tot hun marktaandeel) verschil in het aantal BSE-gevallen per mengvoederfabrikant.
4. Het relatieve verschil in het aantal BSE-gevallen tussen mengvoederfabrikanten is te herleiden tot:
a. het wel of niet gescheiden hebben van productielijnen tot het moment dat dit verplicht werd,
b. herkomst van het diermeel.
5. Uit bestudering van alle gegevens blijkt dat voor de verklaring van de BSE-gevallen in Nederland illegale import van diermeel niet noodzakelijk is geweest. De import van diermeel uit landen met een hogere BSE-incidentie en de toenmalige interne recycling van infectiviteit in de Nederlandse keten van verwerking van dierlijke bijproducten zijn theoretisch voldoende om het relatief lage aantal BSE-gevallen in Nederland te verklaren. Het onderzoek biedt anderzijds geen basis om illegale importen volledig uit te sluiten.
6. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor een verhoogd risico van melkvervangers voor het optreden van BSE.
7. Er werden geen aanwijzingen gevonden dat mineralenverhoudingen in het rantsoen door verschil in grondsoort of door toevoeging van mineralen aan het rantsoen koeien gevoeliger of minder gevoelig voor BSE hebben gemaakt, dat verschil in genetische gevoeligheid een rol heeft gespeeld, dat maternale overdracht rond de geboorte zou kunnen optreden of dat bestrijding van vliegen met pour-on-middelen of oorflappen een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van BSE.
Voorgenomen beleidsmaatregelen
Naar verwachting zal de komende jaren het aantal gevallen van BSE in Nederland verder afnemen.
De afname wordt gemeten aan de hand van de actieve surveillance, waarbij sinds 2001 in Nederland jaarlijks ruim 500.000 runderen worden getest.
De resultaten van de actieve surveillance geven inzicht in het effect van alle genomen beleidsmaatregelen en vormen hiermee de basis voor een herijking van de beleidsmaatregelen. Daar waar de huidige beleidsmaatregelen tot stand zijn gekomen op basis van het voorzorgprincipe, kunnen beleidsaanpassingen gebaseerd worden op een nationale en Europese risicoanalyse. Ook uit oogpunt van kosteneffectiviteit van de vigerende maatregelen behoeft het beleid overweging.
Voor de toekomstige beheersing van BSE doet het rapport een aantal interessante aanbevelingen om op een meer efficiënte wijze het gevaar van BSE te beheersen.
De aanbevelingen gaan in op de wijze van monitoring, het gebruik van diermeel, het preventief ruimen van risicodieren en het omgaan met de situatie als bij een rund, dat na medio 1999 is geboren, BSE wordt vastgesteld.
De voorgestelde maatregelen voor versoepeling van het beleid kunnen niet anders dan in hun onderlinge samenhang worden bezien. Voor mogelijke beleidsaanpassingen zijn Europese ontwikkelingen maatgevend. Ik ben dan ook voornemens om de resultaten van dit rapport te gebruiken om de discussie over de toekomst van het BSE-beleid in de Europese Unie, met u en in Europees verband, als ook op mondiaal niveau in de Office International des Epizoöties (OIE) te voeren.
Inmiddels heeft ook het Europees Parlement aan de Europese Commissie een strategisch document ten aanzien van de toekomst van het BSE-beleid gevraagd.
Ik verwacht dat ik u in de loop van dit jaar meer details kan geven over concrete aanpassingen van de beleidsmaatregelen. Bij de beoordeling van eventuele veranderingen in het BSE-beleid, waaronder een mogelijke afbouw van de omvang van het maatregelenpakket, staat voor mij de bescherming van de volksgezondheid centraal en zal de voedselveiligheid op een onverminderd hoog niveau moeten blijven staan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24668-96.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.