nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging
van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de mogelijkheid
van tijdelijke afwijking.
De memorie van toelichting (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt,
bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage, 28 maart 1996 Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ten aanzien
van in dienst genomen langdurig werklozen tijdelijk af te kunnen wijken van
artikel 8 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, ter bevordering
van hun arbeidsdeelname;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt als volgt gewijzigd.
A
Na artikel 8 wordt een nieuw artikel toegevoegd, dat luidt:
Artikel 8a
1. In afwijking van artikel 8, eerste en derde lid, bedraagt het minimumloon
70% van de in artikel 8, eerste lid, genoemde bedragen voor de werknemer die
de leeftijd van 21 jaar doch niet die van 65 jaar heeft bereikt, indien:
a. de werkgever ter zake van de dienstbetrekking met de werknemer beschikt
over een verklaring als bedoeld in Hoofdstuk IV van de Wet vermindering afdracht
loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;
b. de dienstbetrekking is aangegaan voor bepaalde tijd van tenminste een
jaar of ten hoogste vier jaar dan wel voor onbepaalde tijd, en
c. met de werknemer afspraken zijn gemaakt over noodzakelijke scholing
of begeleiding door de werkgever.
2. De afwijking bedoeld in het eerste lid kan slechts worden toegepast
gedurende de eerste helft van de dienstbetrekking en ten hoogste gedurende
twee jaar.
3. De afwijking en de afspraken, bedoeld in het eerste lid, worden schriftelijk
overeengekomen.
B
Aan artikel 12 wordt een nieuw lid toegevoegd, dat luidt:
4. Voor zover het loon niet naar tijdruimte is vastgesteld maar afhankelijk
is van de uitkomsten van de verrichte arbeid, wordt voor de toepassing van
het bij of krachtens deze wet bepaalde als arbeidsduur aangemerkt: de tijd,
die redelijkerwijs met de uitvoering van de verrichte arbeid is gemoeid.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,